Regeling vervallen per 30-07-2010

Verordening rekenkamercommissie Sint-Michielsgestel

Geldend van 24-11-2005 t/m 29-07-2010

Intitulé

Verordening rekenkamercommissie Sint-Michielsgestel

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Gemeentewet;

  • b.

    commissie: rekenkamercommissie;

  • c.

    voorzitter: voorzitter van de rekenkamercommissie;

  • d.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    rekenkamercommissie: de rekenkamercommissie van de gemeente Sint-Michielsgestel;

  • f.

    betrokkene(n): degene of instelling genoemd in artikel 10 lid -7 die (mede) onderwerp van onderzoek is, of is geweest;

  • g.

    belanghebbende(n): degene die een (direct betrokken) belang heeft bij de uitkomst van het onderzoek. Dit kan zijn een bestuursorgaan, organisatieonderdeel, ambtelijk medewerker of instelling genoemd in artikel 10 lid -7;

  • h.

    doelmatigheid: de mate waarin de nagestreefde beleidsdoelen tegen zo gering mogelijke kosten worden bereikt;

  • i.

    doeltreffendheid: hierbij gaat het er om of het resultaat van het beleid beantwoordt aan wat er met het beleid werd beoogd en de gestelde beleidsdoelen worden verwezenlijkt;

  • j.

    rechtmatigheid: hierbij gaat het om het voldoen aan de wettelijke kaders en regelgeving. Het gaat dan vooral om wet- en regelgeving die direct van belang is voor de rechtmatigheid van de totstandkoming van de gemeentelijke baten en lasten.

Artikel 2 Rekenkamercommissie

  • 1. Er is een commissie die door de raad wordt ingesteld en wordt aangeduid als de rekenkamercommissie.

  • 2. De rekenkamercommissie bestaat uit vijf leden, vier raadsleden en een externe voorzitter.

Artikel 3 Benoeming voorzitter en leden

  • 1. De raad benoemt vier leden van de rekenkamercommissie uit zijn midden en één extern lid voor de functie van lid en voorzitter van de rekenkamercommissie.

  • 2. De leden raadsleden van de rekenkamercommissie worden voor een periode gelijk aan de zittingsduur van de raad benoemd. Het externe lid, de voorzitter, wordt voor een periode van twee jaar benoemd en is na deze periode door de raad herbenoembaar.

  • 3. De raad benoemt de voorzitter op voordracht of aanbeveling van de werkgroeprekenkamercommissie, samengesteld uit een aantal leden van de commissie Abz,waarbij minimaal twee externe kandidaten voor de functie van voorzitter voor de rekenkamercommissie worden voorgedragen of aanbevolen. De voordracht of aanbeveling gaat vergezeld van een schriftelijke verklaring van elke kandidaat bevattende: a. de mededeling dat de kandidaat een benoeming als voorzitter zal aanvaarden en: b. een overzicht van de openbare betrekkingen die de kandidaat bekleedt. In geval van herbenoeming door de raad van de externe voorzitter op grond van artikel 3 lid -2 is artikel 3 lid -3 niet van toepassing.

  • 4. De voorzitter draagt zorg voor het tijdig en periodiek bijeenroepen van de commissie, het leiden van de vergaderingen, het bewaken van de uitgangspunten en werkwijze en het bevorderen van een zorgvuldige besluitvorming. De voorzitter voert hiertoe regelmatig overleg met de secretaris van de rekenkamercommissie, overige leden van de rekenkamercommissie, eventuele ambtelijke ondersteuning en eventueel extern ingehuurde onderzoekers of adviseurs. De voorzitter heeft stemrecht in de besluitvorming van de rekenkamercommissie.

  • 5. In geval van ontstentenis van de voorzitter of indien zich situaties voordoen als genoemd bij artikel 5 lid -3, -4, -5 of artikel 5a of 5b van deze verordening, benoemt de raad uit zijn midden een tijdelijke voorzitter voor de rekenkamercommissie onder gelijktijdige toepassing van de onder artikel 3 lid -3 omschreven procedure tot werven en selecteren van een plaatsvervangende externe voorzitter voor de rekenkamercommissie. In geval van kortdurende afwezigheid van de voorzitter wordt hij vervangen of waargenomen door een door de rekenkamercommissie uit haar midden aan te wijzen lid. Waarneming van het voorzitterschap heeft voor het betreffende lid van de rekenkamercommissie of raadslid geen invloed op het uitoefenen van zijn stemrecht in besluitvorming van de rekenkamercommissie.

  • 6. Voorafgaande aan de benoeming van de externe voorzitter en de overige leden van de rekenkamercommissie pleegt de raad overleg met de rekenkamercommissie.

Artikel 4 Afleggen eed (verklaring en belofte)

Ten aanzien van de externe voorzitter, niet-raadslid zijnde, is artikel 81g Gemeentewet vanovereenkomstige toepassing.

Artikel 5 Ontslag en non-activiteit

  • 1. De raad ontslaat de leden en plaatsvervangende leden of stelt hen op non-activiteit.

  • 2. Het lidmaatschap van een raadslid eindigt:

    • a.

      op eigen verzoek;

    • b.

      indien het lid aftreedt als lid van de raad;

    • c.

      indien de raad van oordeel is dat het lid niet langer geschikt is de functie van de rekenkamercommissie te vervullen;

  • 3. Het lidmaatschap van de externe voorzitter eindigt:

    • a.

      op eigen verzoek;

    • b.

      bij de aanvaarding van een functie die onverenigbaar is met voorzitter-/lidmaatschap van de rekenkamercommissie;

    • c.

      wanneer de voorzitter bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    • d.

      indien de voorzitter bij onherroepelijk geworden rechtelijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld;

    • e.

      indien de voorzitter naar het oordeel van de raad ernstig nadeel toebrengt aan het in de voorzitter gestelde vertrouwen;

    • f.

      indien de rekenkamercommissie op basis van het gestelde in deze verordening ophoudt te bestaan door een raadsbesluit tot intrekking van deze verordening wegens deelname aan een regionale rekenkamer of ander regionaal samenwerkingsverband, openbaar lichaam of rechtspersoon voor het uitoefenen van de rekenkamerfunctie.

      • 4.

        De voorzitter van de rekenkamercommissie kan eveneens door de raad worden ontslagen: a. bij door ziekte of gebreken blijvend ongeschikt zijn om de functie te vervullen; b. bij handelen in strijdt met het gestelde in artikel 5a en 5b van deze verordening.

      • 5.

        De non-activiteit eindigt van rechtswege zodra de grond voor de maatregel is vervallen.

Artikel 5a Onverenigbare relatie voorzitter tot de gemeente

Ten aanzien van de externe voorzitter is tevens artikel 15 lid 1 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing (verboden handelingen), ‘lid van de raad’ dient te worden gelezen als ‘voorzitter van de rekenkamercommissie’. In het kader van onafhankelijkheid is voor de externe voorzitter ontheffing van het gestelde in dit artikel 5a niet mogelijk.

Artikel 5b Onverenigbare functie voorzitter tot de gemeente

Ten aanzien van de externe voorzitter is tevens artikel 13 lid 1 Gemeentewet van overeenkomstige

toepassing (onverenigbaarheden / incompatibiliteiten) met uitzondering van artikel 13 lid 1 onder -m

Gemeentewet. Tevens is voor de externe voorzitter artikel 13 lid 3 onder a, b, en –c van

overeenkomstige toepassing. In beide artikelen dient ‘lid van de raad’ te worden gelezen als ‘voorzitter

van de rekenkamercommissie’. Artikel 13 lid 2 is niet van toepassing voor de externe voorzitter. In het

kader van het waarborgen van onafhankelijkheid is ontheffing van het gestelde in dit artikel 5b niet

mogelijk voor de externe voorzitter.

Artikel 6 Vergoeding voor werkzaamheden van de voorzitter van de rekenkamercommissie

  • 1. De voorzitter van de rekenkamercommissie ontvangt een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de rekenkamercommissie.

  • 2. De vergoeding genoemd in het eerste lid komt ten laste van het budget van de rekenkamercommissie.

  • 3. Ten aanzien van de vergoedingen evenals de onkostenvergoedingen is de verordening ex artikel 96 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing, in de gemeente Sint-Michielsgestel vastgesteld in de ‘Verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden vastgesteld 2 januari 1996: - Voor de externe voorzitter van de rekenkamercommissie is artikel 3 lid 2 van de ‘Verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden’ van overeenkomstige toepassing. Deze vergoeding is inclusief voorbereidingstijd.

  • 4. Voor de externe voorzitter zijn geen andere rechtspositionele regelingen dan genoemd in artikel 6 lid -3 van toepassing.

  • 5. Het gestelde in artikel 6 lid -1 tot en met -4 is niet van toepassing op eventueel door de rekenkamercommissie ingehuurde externe adviseurs of onderzoekers. Voor kosten van uitvoering onderzoek door externe personen als adviseurs en/of onderzoeksbureaus is artikel 10 lid -11 en artikel 12 van toepassing en wordt vooraf contractueel overeengekomen.

Artikel 7 Ambtelijk secretaris.

De griffier of zijn waarnemer vervult de functie van ambtelijk secretaris van de rekenkamercommissie:

  • 1.

    De secretaris staat de rekenkamercommissie bij de uitvoering van haar taken terzijde.

  • 2.

    De secretaris legt rechtstreeks verantwoording af aan de rekenkamercommissie over de wijze waarop de ondersteunende taken worden verricht.

  • 3.

    De secretaris draagt zorg voor de agendaplanning, de verslaglegging en de vorming van dossiers en is bij vergaderingen van de rekenkamercommissie aanwezig.

  • 4.

    De secretaris heeft geen onderzoekstaken en geen stemrecht in de rekenkamercommissie.

Artikel 8 Reglement van orde

De commissie stelt een reglement van orde voor haar vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

Zij zendt het reglement na vaststelling onverwijld ter kennisneming naar de raad.

Artikel 9 Onderwerpselectie en opdrachtverlening

  • 1. De commissie bepaalt de onderwerpen die zij onderzoekt, formuleert de probleemstelling en stelt de onderzoeksopzet vast.

  • 2. De in het vorige lid bedoelde onderzoeksopzet wordt door de commissie ter kennisneming aan de raad verstuurd.

  • 3. De commissie legt uiterlijk 1 december van elk jaar een onderzoeksplan voor het komende jaar ter kennisname aan de raad voor. In het startjaar 2005 zal medio april een onderzoeksplan voor dat jaar aan de raad worden voorgelegd.

  • 4. Het in het derde lid bedoelde onderzoeksplan wordt naar onderwerp aangegeven: a. de afbakening van het onderzoeksterrein; b. de formulering van de onderzoeksopdracht; c. eventuele randvoorwaarden; d. de planning.

  • 5. De raad kan de commissie een gemotiveerd verzoek doen tot het instellen van een onderzoek. De rekenkamer bericht de raad binnen twee maanden in hoeverre aan dat verzoek wordt voldaan waarbij als uitgangspunt geldt dat verzoeken van de raad tot instellen van een onderzoek niet meer dan de helft van het jaarplan van de commissie mogen uitmaken in relatie tot beschikbare onderzoekscapaciteit- en middelen. Indien de commissie niet aan het verzoek van de raad voldoet, zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.

  • 6. De commissie kan in de loop van enig jaar onderwerpen aan het onderzoeksplan toevoegen indien de actualiteit daartoe aanleiding geeft. De raad wordt hiervan in kennis gesteld.

Artikel 10 Taak en werkwijze

  • 1. Overeenkomstig artikel 182 lid -1 van de wet onderzoekt de commissie doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur. Een (deel)onderzoek van de jaarrekening naar rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur behoort tot de mogelijkheden maar bevat geen controle van de jaarrekening als bedoeld in artikel 213 lid -2 Gemeentewet (controle jaarrekening door openbaar accountant).

  • 2. De commissie is belast met en verantwoordelijk voor de uitvoering, begeleiding en sturing van het onderzoek volgens de door haar vastgestelde onderzoeksopzet.

  • 3. De commissie legt haar bevindingen en haar oordeel vast in rapporten, met dien verstande dat hierin niet worden opgenomen gegevens en bevindingen die naar hun aard vertrouwelijk zijn.

  • 4. De commissie beoordeelt of het wenselijk is de raad tussentijds te informeren.

  • 5. De commissie is bevoegd alle documenten die berusten bij het gemeentebestuur te onderzoeken voor zover zij dat ter invulling van haar taken nodig acht en is bevoegd bij alle leden van het gemeentebestuur en bij alle ambtenaren van de gemeente Sint-Michielsgestel de mondelinge en schriftelijke inlichtingen in te winnen die zij nodig acht voor de uitvoering van onderzoeken. De leden van het gemeentebestuur en de ambtenaren van de gemeente Sint-Michielsgestel zijn verplicht de gevraagde inlichtingen binnen de door de commissie gestelde termijn te verstrekken. Het college draagt er zorg voor dat de desbetreffende ambtenaren hun medewerking verlenen.

  • 6. Indien de zorg voor een administratie aan een derde is uitbesteed, is het vijfde lid van overeenkomstige toepassing op de administratie van de betrokken derde dan wel van degene die de administratie in opdracht van die derde voert.

  • 7. De commissie is bevoegd ten aanzien van: - openbare lichamen en gemeenschappelijke organen ingesteld krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen waaraan de gemeente deelneemt, over de jaren dat de gemeente deelneemt in de regeling;- naamloze en besloten vennootschappen met een beperkte aansprakelijkheid waarvan de gemeente meer dan 50% van het geplaatste aandelenkapitaal houdt, over de jaren dat de gemeente meer dan 50% van het geplaatste aandelenkapitaal houdt; - andere privaatrechtelijke rechtspersonen waaraan de gemeente of een derde voor rekening en risico van de gemeente rechtstreeks of middellijk een subsidie, lening of garantie heeft verstrekt ten bedrage van ten minste vijftig procent van de baten van deze instelling, over de jaren waarop deze subsidie, lening of garantie betrekking heeft; bij de betrokken instelling nadere inlichtingen in te winnen over de jaarrekeningen, daarop betrekking hebbende rapporten van hen die deze jaarrekeningen hebben gecontroleerd en overige documenten met betrekking tot die instelling die bij het gemeentebestuur berusten. Indien de genoemde documenten daartoe aanleiding geven, kan de rekenkamercommissie een onderzoek instellen bij de betrokken instelling.

  • 8. De commissie vergadert zoveel als zij nodig acht, ter bespreking van procedurele en inhoudelijke aspecten van het onderzoek.

  • 9. De commissie vergadert in beslotenheid, haar rapporten zijn openbaar. Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur kan de commissie rapporten die aan de raad worden voorgelegd of gedeelten daarvan als geheim aanmerken.

  • 10. De commissie kan openbare informatieve vergaderingen beleggen.

  • 11. Voor de uitvoering van het onderzoek kan de commissie, met inachtneming van het beschikbare budget, externe personen of bureaus inschakelen voor de uitvoering van het onderzoek. Ook kan de commissie de gemeentesecretaris verzoeken ambtelijk medewerkers aan te wijzen ter ondersteuning bij de uitvoering van een onderzoek tenzij ambtelijke ondersteuning bij de uitvoering van een onderzoek onverenigbaar is met de aard van het onderzoek. Hierbij is paragraaf 1 van de verordening ‘Regeling voor ambtelijke bijstand en de fractievergoeding’ vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 2003 van overeenkomstige toepassing.

  • 12. Bij de uitvoering van haar onderzoek draagt de commissie zorg voor de toepassing van het beginsel van hoor en wederhoor ten aanzien van degenen en of de organisatieonderdelen die onderwerp van onderzoek zijn.

  • 13. De commissie stelt de betrokkenen en belanghebbenden in de gelegenheid om binnen een door haar te stellen termijn, die tenminste twee weken bedraagt, hun zienswijze op het conceptonderzoeksrapport aan de commissie kenbaar te maken. Betrokkenen zijn degenen wier taakuitvoering (mede) voorwerp van onderzoek is of is geweest. De commissie bepaalt verder wie verder als betrokkenen worden aangemerkt.

  • 14. Na vaststelling door de commissie worden het definitieve onderzoeksrapport en de nota met conclusies en aanbevelingen en de zienswijze van betrokkenen op het rapport zo spoedig mogelijk, onder toezending van een afschrift aan het college en betrokkenen, aan de raad aangeboden.

  • 15. De raad kan de voorzitter of een of meerdere leden van de rekenkamercommissie in de gelegenheid stellen om in de vergadering van de raad haar onderzoeksbevindingen als bedoeld in artikel 185 Gemeentewet toe te lichten.

  • 16. Op grond van artikel 185 lid -3 Gemeentewet stelt de rekenkamercommissie jaarlijks voor 1 april een verslag op van haar werkzaamheden over het voorgaande jaar en zendt een afschrift van dit verslag aan de raad en het college. Naast het verslag van werkzaamheden worden opgedane ervaringen door de rekenkamercommissie over het voorgaande jaar ter evaluatie aangeboden aan de raad.

Artikel 11 Geheimhouding

  • 1. Indien de rekenkamercommissie het voor de uitvoering van het onderzoek noodzakelijk acht, kan met toepassing van artikel 25 lid -1 en lid -2 Gemeentewet geheimhouding worden opgelegd omtrent een door de rekenkamercommissie aan de raad of aan de leden van de raad overlegd stuk. Het stuk wordt dan niet verder verspreid buiten de voorzitter en de leden van de rekenkamer-commissie en voor de leden van de raad vertrouwelijk ter inzage gelegd bij het ambtelijk secretariaat van de rekenkamercommissie. Een afschift van het stuk wordt tevens onder oplegging van geheimhouding overlegd aan de burgemeester in zijn hoedanigheid van voorzitter van de raad en het college. Tenzij door de rekenkamercommissie anders aangegeven, eindigt de geheimhoudingsplicht bij aanbieding van het definitieve onderzoeksrapport aan de raad.

  • 2. Indien de rekenkamercommissie het voor de uitvoering van het onderzoek noodzakelijk acht een geheimhoudingsplicht op te leggen is op grond van artikel 2:5 lid-2 Algemene wet bestuursrecht de geheimhoudingsplicht eveneens van toepassing op betrokkenen van buiten de gemeentelijke organisatie, op instellingen genoemd in artikel 10 lid -7 en daarvoor werkzame personen, de voorzitter en de door de rekenkamercommissie ingeschakelde externe adviseurs of onderzoeks-bureaus. De commissie bepaalt verder wie als betrokkenen worden aangemerkt.

Artikel 12 Budget

  • 1. De rekenkamercommissie is bevoegd binnen een aan haar bij de begroting beschikbaar gesteld jaarlijks geïndexeerd budget uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar taken.

  • 2. Ten laste van het in het voorgaande lid bedoelde budget worden de kosten gebracht van:

  • a. de vergoedingen aan de externe voorzitter;

  • b. de ambtelijk secretaris;

  • c. interne onderzoeksmedewerkers;

  • d. externe deskundigen die eventueel door de rekenkamercommissie zijn ingeschakeld;

  • e. eventuele overige uitgaven die de commissie nodig acht voor de uitoefening van haar taak.

  • 3. De rekenkamercommissie is voor de besteding van het budget uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de raad.

    Artikel 13 Ondertekening stukken

    De van de rekenkamercommissie uitgaande stukken worden ondertekend door de voorzitter en de

    secretaris.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening rekenkamercommissie Sint-Michielsgestel.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel in zijn openbare vergadering van 30 september 2004.
De raad voornoemd.

Bijlage Relevante Wetsartikelen

Gemeentewet

Artikel 13

1. Een lid van de raad is niet tevens: a. minister; b. staatssecretaris; c. lid van de Raad van State; d. lid van de Algemene Rekenkamer; e. Nationale ombudsman; f. substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid , van de Wet Nationale

ombudsman; g. commissaris van de Koning; h. gedeputeerde; i. secretaris van de provincie; j. griffier van de provincie; k. burgemeester; l. wethouder; m. lid van de rekenkamer; n. lid van een deelraad; o. lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente; p. ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan

ondergeschikt.

2.In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder l., kan een lid van de raad tevens wethouder zijn van de gemeente waar hij lid van de raad is gedurende het tijdvak dat: a. aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van de

raad en eindigt op het tijdstip waarop de wethouders ingevolge artikel 42, eerste

lid, aftreden of b. aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op het

tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de raad onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van de raad met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot wethouder aanvaardt. Artikel X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.

3.In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder p, kan een lid van de raad tevens zijn: a. ambtenaar van de burgerlijke stand; b. vrijwilliger of andere persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet

3. bij wijze van beroep hulpdiensten verricht; c. ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs.

Artikel 15

1.Een lid van de raad mag niet: a. als advocaat, procureur of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de gemeente of het gemeentebestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur; b. als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur; c. als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met de gemeente aangaan van: 1e. overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d; 2e. overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan de gemeente; d. rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende: 1e. het aannemen van werk ten behoeve van de gemeente; 2e. het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente; 3e. het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan de gemeente; 4e. het verhuren van roerende zaken aan de gemeente; 5e. het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van de gemeente; 6e. het van de gemeente onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen; 7e. het onderhands huren of pachten van de gemeente.

1.GEMEENTEWET HOOFDSTUK IVA. DE REKENKAMER

1.§ 1. De gemeentelijke rekenkamer

1.Artikel 81a

  • 1.

    De raad kan een rekenkamer instellen.

  • 2.

    Indien de raad een rekenkamer instelt, zijn de navolgende artikelen van dit hoofdstuk alsmede hoofdstuk XIa van toepassing. 3. Indien de raad geen rekenkamer instelt, is hoofdstuk IVb van toepassing.

1.Artikel 81b

1. De raad stelt het aantal leden van de rekenkamer vast.

1.Artikel 81c

  • 1.

    De raad benoemt de leden van de rekenkamer voor de duur van zes jaar.

  • 2.

    Indien de rekenkamer uit twee of meer leden bestaat, benoemt de raad uit de leden de voorzitter.

  • 3.

    De raad kan plaatsvervangende leden benoemen. Indien de rekenkamer uit één lid bestaat, benoemt de raad in ieder geval een plaatsvervangend lid. Deze paragraaf is op plaatsvervangende leden van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    De raad kan een lid herbenoemen.

  • 5.

    Voorafgaand aan de benoemingen, bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid, pleegt de raad overleg met de rekenkamer.

  • 6.

    Een lid van de rekenkamer wordt door de raad ontslagen: a. op eigen verzoek; b. bij de aanvaarding van een functie die onverenigbaar is met het lidmaatschap; c. indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft; d. indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld; e. indien hij naar het oordeel van de raad ernstig nadeel toebrengt aan het in hem gestelde vertrouwen.

  • 7.

    Een lid van de rekenkamer kan door de raad worden ontslagen: a. indien hij door ziekte of gebreken blijvend ongeschikt is zijn functie te vervullen; b. indien hij handelt in strijd met artikel 81h.

1.Artikel 81d

  • 1.

    De raad stelt een lid van de rekenkamer op non-activiteit indien: a. hij zich in voorlopige hechtenis bevindt; b. hij bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft; c. hij onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld ingevolge een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak.

  • 2.

    De raad kan een lid van de rekenkamer op non-activiteit stellen, indien tegen hem een gerechtelijk onderzoek ter zake van een misdrijf wordt ingesteld of indien er een ander ernstig vermoeden is van het bestaan van feiten en omstandigheden die tot ontslag, anders dan op gronden vermeld in artikel 81c, zesde lid, onder a, en zevende lid, onder a, zouden kunnen leiden.

  • 3.

    De raad beëindigt de non-activiteit zodra de grond voor de maatregel is vervallen, met dien verstande dat in een geval als bedoeld in het tweede lid de non-activiteit in ieder geval eindigt na zes maanden. In dat geval kan de raad de maatregel telkens voor ten hoogste drie maanden verlengen.

1.Artikel 81e

1. Artikel 12 is van overeenkomstige toepassing op de leden van de rekenkamer.

1.Artikel 81f

1.Een lid van de rekenkamer is niet tevens: a. minister; b. staatssecretaris; c. lid van de Raad van State; d. lid van de Algemene Rekenkamer; e. Nationale ombudsman; f. substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale

1. ombudsman; g. commissaris van de Koningin van de provincie waarin de gemeente waar hij lid van de

1. rekenkamer is, is gelegen; h. gedeputeerde van de provincie waarin de gemeente waar hij lid van de rekenkamer is, is gelegen; i. secretaris van de provincie waarin de gemeente waar hij lid van de rekenkamer is, is gelegen; j. griffier van de provincie waarin de gemeente waar hij lid van de rekenkamer is, is gelegen; k. lid van de raad; l. burgemeester van de betrokken gemeente; m. wethouder van de betrokken gemeente; n. lid van een deelraad van de betrokken gemeente; o. lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente van de betrokken gemeente; p. lid van een commissie van de betrokken gemeente; q. ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt; r. ambtenaar, door of vanwege het Rijk of de provincie aangesteld, tot wiens taak behoort het

1. verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op de gemeente; s. functionaris die krachtens de wet of een algemene maatregel van bestuur het gemeentebestuur van advies dient.

2.In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder q, kan een lid van de rekenkamer tevens zijn: a. ambtenaar van de burgerlijke stand; b. vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep

1. hulpdiensten verricht; c. ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs.

1.Artikel 81g

1. Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de rekenkamer in de vergadering van de raad, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af: ”Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de rekenkamer benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de rekenkamer naar eer en geweten zal vervullen. Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!” (“Dat verklaar en beloof ik!”)

1.Artikel 81h

1. Artikel 15, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de leden van de rekenkamer.

1.Artikel 81i

  • 1.

    De rekenkamer stelt een reglement van orde voor haar werkzaamheden vast en, indien zij uit twee of meer personen bestaat, tevens voor haar vergaderingen.

  • 2.

    De rekenkamer zendt het reglement ter kennisneming aan de raad en maakt het bekend op de in artikel 139, tweede lid, bedoelde wijze.

1.Artikel 81j

  • 1.

    De raad stelt, na overleg met de rekenkamer, de rekenkamer de nodige middelen ter beschikking voor een goede uitoefening van haar werkzaamheden. 2. Op voordracht van de voorzitter of het enige lid van de rekenkamer benoemt het college zoveel ambtenaren van de rekenkamer als nodig zijn voor een goede uitoefening van haar werkzaamheden.

  • 3.

    De ambtenaren die werkzaamheden verrichten voor de rekenkamer, verrichten niet tevens werkzaamheden voor een ander orgaan van de gemeente.

  • 4.

    De ambtenaren die werkzaamheden verrichten voor de rekenkamer, zijn ter zake van die werkzaamheden uitsluitend verantwoording schuldig aan de rekenkamer.

1.Artikel 81k

1. De leden van de rekenkamer ontvangen een bij verordening van de raad vastgestelde vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten.

1.§ 2. De gemeenschappelijke rekenkamer

1.Artikel 81l

1. In afwijking van artikel 81a kan de raad met de raad of de raden van een of meer andere gemeenten met toepassing van de artikelen 1 en 8, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen of met provinciale staten van één of meer provincies, al dan niet met de raad of de raden van een of meer andere gemeenten tezamen, met toepassing van artikel 51 en 52, eerste lid, juncto artikel 8, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, een gemeenschappelijke rekenkamer instellen. De artikelen 10, tweede en derde lid, 10a, 11, 15, 16, 17, 20, derde lid, 21, 22, 23 en 30 van die wet zijn niet van toepassing.

1.Artikel 81m

  • 1.

    De artikelen 81b tot en met 81f, 81h, 81i en 81j, eerste, derde en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de gemeenschappelijke rekenkamer, met dien verstande dat in de artikelen 81b tot en met 81d, 81i, tweede lid, en 81j, eerste lid, voor “de raad” telkens wordt gelezen “de raden van de deelnemende gemeenten gezamenlijk” of, indien de rekenkamer mede is ingesteld door provincies, “provinciale staten en de raden van de deelnemende provincies en gemeenten gezamenlijk”.

  • 2.

    Artikel 81g is op de gemeenschappelijke rekenkamer van toepassing, met dien verstande dat voor “de raad” wordt gelezen “de raad van de gemeente die daartoe in de regeling waarbij de gemeenschappelijke rekenkamer is ingesteld, is aangewezen” of, indien de rekenkamer mede is ingesteld door provincies, “provinciale staten van de provincie of de raad van de gemeente die daartoe in de regeling waarbij de gemeenschappelijke regeling is ingesteld zijn of is aangewezen”.

1.Artikel 81n

1. Indien de raad of de raden van een of meer gemeenten met provinciale staten van een of meer provincies een gemeenschappelijke rekenkamer instellen, is, onverminderd artikel 81m, eerste lid, juncto artikel 81f, een lid van de rekenkamer niet tevens: a. lid van provinciale staten van een deelnemende provincie; b. ambtenaar, door of vanwege het provinciebestuur van een deelnemende provincie aangesteld of daaraan ondergeschikt; c. ambtenaar, door of vanwege het Rijk aangesteld, tot wiens taak het behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op de provincie; d. functionaris, krachtens de wet of algemene maatregel van bestuur geroepen om het provinciebestuur van advies te dienen.

1.Artikel 81o

1. In de regeling waarbij de gemeenschappelijke rekenkamer wordt ingesteld, worden ten minste regels gesteld over: a. de benoeming, op voordracht van de voorzitter of het enige lid van de rekenkamer, van de ambtenaren die nodig zijn voor een goede uitoefening van de werkzaamheden van de rekenkamer; b. de vergoeding die de leden van de rekenkamer voor hun werkzaamheden ontvangen en de tegemoetkoming in de kosten.

1.GEMEENTEWET HOOFDSTUK IVB. DE REKENKAMERFUNCTIE

1.Artikel 81o

  • 1.

    Als geen rekenkamer is ingesteld als bedoeld in hoofdstuk IVa, stelt de raad bij verordening regels vast voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie. 2.De artikelen 182 en 185 zijn voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Op personen die de rekenkamerfunctie uitoefenen, is artikel 81f, behoudens het eerste lid, onder j en o, van overeenkomstige toepassing.

1.GEMEENTEWET HOOFDSTUK VI. GELDELIJKE VOORZIENINGEN TEN BEHOEVE VAN DE LEDEN VAN DE RAAD EN DE COMMISSIES

1.Artikel 96

1.De leden van een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde commissie, van een deelraad en van het dagelijks bestuur van een deelgemeente ontvangen, voor zover zij geen lid zijn van de raad of het college, een bij verordening van de raad vastgestelde vergoeding:

1.voor het bijwonen van vergaderingen van een commissie, deelraad of dagelijks bestuur, en

1.van reis- en verblijfkosten in verband met reizen binnen de gemeente.

1.In bijzondere gevallen kan de raad bij verordening bepalen dat de leden van het dagelijks bestuur van een bestuurscommissie of een andere commissie als bedoeld in artikel 84 een vaste vergoeding voor hun werkzaamheden ontvangen.

1.De raad kan bij verordening bepalen dat de leden van een deelraad een vaste vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten ontvangen.

1.De raad kan bij verordening bepalen dat de leden van het dagelijks bestuur van een deelgemeente een bezoldiging genieten.

1.Ten aanzien van de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, onder a, en de bezoldiging in het vierde lid, worden bij of krachtens algemene maatregel van ebstuur nadere regels gesteld. Ten aanzien van de overige vergoedingen bedoeld in dit artikel kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld.

1.GEMEENTEWET HOOFDSTUK XIA. DE BEVOEGDHEID VAN DE REKENKAMER

1.Artikel 182

  • 1.

    De rekenkamer onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur. Een door de rekenkamer ingesteld onderzoek naar de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur bevat geen controle van de jaarrekening als bedoeld in artikel 213, tweede lid.

  • 2.

    Op verzoek van de raad kan de rekenkamer een onderzoek instellen.

1.Artikel 183

  • 1.

    De rekenkamer is bevoegd alle documenten die berusten bij het gemeentebestuur te onderzoeken voor zover zij dat ter vervulling van haar taak nodig acht.

  • 2.

    Het gemeentebestuur verstrekt desgevraagd alle inlichtingen die de rekenkamer ter vervulling van haar taak nodig acht.

  • 3.

    Indien de zorg voor een administratie aan een derde is uitbesteed, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de administratie van de betrokken derde dan wel van degene die

    de administratie in opdracht van die derde voert.

1.Artikel 184

  • 1.

    De rekenkamer heeft de in de volgende leden vermelde bevoegdheden ten aanzien van de volgende instellingen en over de volgende periode: a. openbare lichamen en gemeenschappelijke organen ingesteld krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen, waaraan de gemeente deelneemt, over de jaren dat de gemeente deelneemt in de regeling; b. naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarvan de gemeente meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt, over de jaren dat de gemeente meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt; c. andere privaatrechtelijke rechtspersonen waaraan de gemeente of een derde voor rekening en risico van de gemeente rechtstreeks of middellijk een subsidie, lening of garantie heeft verstrekt ten bedrage van ten minste vijftig procent van de baten van deze instelling, over de jaren waarop deze subsidie, lening of garantie betrekking heeft.

  • 2.

    De rekenkamer is bevoegd bij de betrokken instelling nadere inlichtingen in te winnen over de jaarrekeningen, daarop betrekking hebbende rapporten van hen die deze jaarrekeningen hebben gecontroleerd en overige documenten met betrekking tot die instelling die bij het gemeentebestuur berusten. Indien een of meer documenten ontbreken, kan de rekenkamer van de betrokken instelling de overlegging daarvan vorderen.

  • 3.

    De rekenkamer kan, indien de documenten, bedoeld in het tweede lid, daartoe aanleiding geven, bij de betrokken instelling dan wel bij de derde die de administratie in opdracht van de instelling voert, een onderzoek instellen. De rekenkamer stelt de raad en het college van haar voornemen een dergelijk onderzoek in te stellen in kennis.

1.Artikel 185

  • 1.

    De rekenkamer legt haar bevindingen en haar oordeel vast in rapporten, met dien verstande dat hierin niet worden opgenomen gegevens en bevindingen die naar hun aard vertrouwelijk zijn.

  • 2.

    De rekenkamer deelt aan de raad, het college en, indien van toepassing, aan de betrokken instelling, de opmerkingen en bedenkingen mee die zij naar aanleiding van haar bevindingen van belang acht. Aan de raad of het college kan zij ter zake voorstellen doen.

  • 3.

    De rekenkamer stelt elk jaar voor 1 april een verslag op van haar werkzaamheden over het voorgaande jaar.

  • 4.

    De rekenkamer zendt een afschrift van haar rapporten en haar verslag aan de raad en het college. Indien zij met toepassing van artikel 184 een onderzoek heeft ingesteld, zendt de rekenkamer tevens een afschrift van het rapport aan de betrokken instelling.

  • 5.

    De rapporten en de verslagen van de rekenkamer zijn openbaar.

1.GEMEENTEWET HOOFDSTUK XIV. DE ADMINISTRATIE EN DE CONTROLE

1.Artikel 212

  • 1.

    De raad stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede de regels voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening dient te waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

  • 2.

    De verordening bevat in ieder geval: a. regels voor waardering en afschrijving van activa; b. grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en van tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b, alsmede, voor zover deze wordt geheven, voor de heffing bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer; c. regels inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie, alsmede inzake de administratieve organisatie van de financieringsfunctie, daaronder begrepen taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening.

1.Artikel 213

  • 1.

    De raad stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van

    het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst.

  • 2.

    De raad wijst een of meer accountants aan als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de in artikel 197 bedoelde jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen.

  • 3.

    De accountantsverklaring geeft op grond van de uitgevoerde controle aan of: a. de jaarrekening een getrouw beeld geeft van zowel de baten en lasten als de grootte en samenstelling van het vermogen; b. de baten en lasten, alsmede de balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen en c. de jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels, bedoeld in artikel 186.

  • 4.

    Het verslag van bevindingen bevat in ieder geval bevindingen over: a. de vraag of de inrichting van het financiële beheer en van de financiële organisatie een

    getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken en b. onrechtmatigheden in de jaarrekening.

  • 5.

    De accountant zendt de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen aan de raad en een afschrift daarvan aan het college.

  • 6.

    Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de reikwijdte van en de verslaglegging omtrent de accountantscontrole, bedoeld in het tweede lid.

  • 7.

    Accountants als bedoeld in het tweede lid kunnen in gemeentelijke dienst worden aangesteld en worden in dat geval door de raad benoemd, geschorst en ontslagen.

1.Artikel 213a

  • 1.

    Het college verricht periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het

    door hem gevoerde bestuur. De raad stelt bij verordening regels hierover.

  • 2.

    Het college brengt schriftelijk verslag uit aan de raad van de resultaten van de onderzoeken.

  • 3.

    Het college stelt de rekenkamer of, indien geen rekenkamer is ingesteld, personen die de rekenkamerfunctie uitoefenen, tijdig op de hoogte van de onderzoeken die hij doet instellen en zendt haar, onderscheidenlijk hen, een afschrift van een verslag als bedoeld in het tweede lid.

1.Wet openbaarheid van bestuur (Wob)

1.Artikel 10

  • 1.

    Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit: a. de eenheid van de Kroon in gevaar zou kunnen brengen; b. de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden; c. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld. d. persoonsgegevens betreft als bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk 2 van de Wet bescherming persoonsgegevens, tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maakt.

  • 2.

    Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen: a. de betrekkingen van Nederland met andere staten en met internationale organisaties; b. de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen; c. de opsporing en vervolging van strafbare feiten; d. inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen; e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer; f. het belang, dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie; g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.

  • 3.

    Het tweede lid, aanhef en onder b, is van toepassing op het verstrekken van milieu-informatie voor zover deze handelingen betreft met een vertrouwelijk karakter.

  • 4.

    Het tweede lid, aanhef en onder g, is niet van toepassing op het verstrekken van milieu-informatie. Het verstrekken van deze informatie ingevolge deze wet kan achterwege blijven voor zover het gegevens betreft waarvan openbaarmaking aantasting van het milieu waarschijnlijker zou maken.

De raad van de gemeente Sint-Michielsgestel;

gezien het voorstel van het presidium van ;

gehoord het advies van de adviescommissie Algemeen Bestuurlijke Zaken ;

gelet op artikel 81o van de Gemeentewet;

besluit:

  • a.

    Voor uitoefening van de rekenkamerfunctie, als bedoeld in artikel 81o van de Gemeentewet, tot het vaststellen van de Verordening rekenkamercommissie Sint-Michielsgestel;

  • b.

    De werkgroep Rekenkamercommissie, bestaande uit enkele leden van uw commissie ABZ, de voorbereidingen te laten treffen tot het opzetten van de rekenkamercommissie door: - het inventariseren en selecteren van raadsleden uit uw midden als kandidaten voor de functie van lid van de rekenkamercommissie als bedoeld onder a. en: - het werven van externe kandidaten voor de functie van externe voorzitter van de rekenkamercommissie als bedoeld onder a. en: - het opstellen van een schriftelijk advies tot voordracht en benoeming van kandidaten;

  • c.

    In de raadsvergadering van 23 december 2004 op advies van de werkgroep Rekenkamer- commissie de voorgedragen kandidaat-leden en externe voorzitter door afzonderlijke besluitvorming te benoemen tot leden en voorzitter van de rekenkamercommissie gemeente Sint-Michielsgestel als bedoeld onder a. en:

  • d.

    Vaststelling van de 13e wijziging van de begroting 2004.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel in zijn openbare vergadering van 30 september 2004.

Nota-toelichting

Artikelsgewijze toelichting verordening rekenkamercommissie

Artikel 1

Dit artikel bevat enkele definities om te voorkomen dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven. Artikel 81o Gemeentewet, handelende over de rekenkamerfunctie, bepaalt dat artikel 182 en artikel 185 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing zijn.

In artikel 182 van de Gemeentewet worden de onderzoekstaken van de rekenkamerfunctie genoemd. In deze verordening is ervoor gekozen om de begrippen in artikel 1 op te nemen. Hiermee willen wij bereiken dat eensluidende definities worden gebruikt. Wel wordt in deze toelichting uiteengezet wat onder deze termen wordt verstaan:

Doelmatigheid: De mate waarin de nagestreefde beleidsdoelen tegen zo gering mogelijke kosten worden bereikt.

Doeltreffendheid: Hierbij gaat het er om of het resultaat van het beleid beantwoordt aan wat er met het beleid werd beoogd en de gestelde beleidsdoelen worden verwezenlijkt.

Rechtmatigheid: Hierbij gaat het om het voldoen aan de wettelijke kaders en regelgeving. Het gaat dan vooral om wet- en regelgeving die direct van belang is voor de rechtmatigheid van de totstandkoming van de gemeentelijke baten en lasten.

Artikel 185 Gemeentewet bevat bepalingen omtrent de wijze waarop de rekenkamercommissie rapport uitbrengt over haar bevindingen.

Artikel 2

Wanneer gemeenten geen rekenkamer instellen, stellen zij op grond van artikel 81o van de wet regels vast, in een verordening, voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie. In de verordening is gekozen voor een rekenkamercommissie met raadsleden en een voorzitter. Commissieleden niet-raadsleden kunnen geen lid zijn van de rekenkamercommissie. De voorzitter wordt uit de externe kandidaat-leden gekozen. De raad bepaalt zelf hoeveel leden de rekenkamer zal hebben. Vooralsnog wordt gestart met een rekenkamercommissie bestaande uit vijf leden, vier raadsleden en een externe voorzitter / lid.

Artikel 3

Anders dan bij de rekenkamer kunnen naast externen ook raadsleden en leden van andere commissies deel uitmaken van de rekenkamercommissie. Ten opzichte van de in de Gemeentewet opgenomen voorschriften voor een rekenkamer ten aanzien van samenstelling, benoeming en ontslag van leden is de gemeente bij een rekenkamercommissie vrij om hieraan zelf een invulling te geven. In het tweede lid is een termijn van twee respectievelijk vier jaar genoemd. De raad kan uiteraard zelf bepalen of hij de leden van de rekenkamercommissie korter of langer dan twee jaren (voorzitter) respectievelijk korter of langer dan 4 jaar (raadsleden) benoemd.

Artikel 4

De verplichting deze eed of verklaring en belofte af te leggen vloeit voor de rekenkamer rechtstreeks voort uit artikel 81g van de Gemeentewet. Deze bepaling wordt van overeenkomstige toepassing verklaard op het externe lid, de voorzitter, van de rekenkamercommissie.

Artikel 5, 5a en 5b

Dit artikel handelt over het ontslag van de leden en over de mogelijkheid (of soms verplichting) hen op non-activiteit te stellen in bepaalde situaties om ervoor te zorgen dat de onafhankelijke positie van de rekenkamercommissie gewaarborgd blijft en mogelijke belangenverstrengeling wordt voorkomen.

Artikel 6

In dit artikel is de vergoeding die de externe voorzitter voor zijn werkzaamheden ontvangt vastgelegd.

Artikel 7

De rekenkamercommissie wordt bijgestaan door een secretaris. Deze wordt door de raad bij deze verordening aangewezen. De griffier of waarnemend griffier zal de functie van secretaris uitoefenen, mede vanuit het oogpunt van onafhankelijkheid ten opzichte van het ambtelijke apparaat en bestuursorganen van de gemeente. De rekenkamercommissie dient zelfstandig te functioneren en in het tweede lid is voorzien in een rechtstreekse verantwoordingsrelatie van de secretaris ten opzichte van de rekenkamercommissie.

Artikel 8

Artikel 81i van de Gemeentewet wordt van overeenkomstige toepassing verklaard op de rekenkamercommissie. In het reglement van orde kunnen of worden zaken als de vergoeding, volgorde van aftreden bij een meerhoofdige rekenkamercommissie, verhouding secretaris-voorzitter, de procedure die wordt gevolgd bij onderzoeken, hoe wordt omgegaan met verzoeken van derden om onderzoek te verrichten enzovoorts geregeld. Indien de raad zelf invloed wil uitoefenen op deze zaken, dient de raad dit in de verordening op de rekenkamercommissie op te nemen.

Artikel 9

De rekenkamercommissie dient onafhankelijk te zijn en om deze onafhankelijkheid te bevorderen is het van belang dat zij zelfstandig de onderzoeksonderwerpen kan kiezen. De rekenkamercommissie kan op verzoek van de raad een onderzoek instellen maar is niet verplicht het verzoek van de raad in te willigen. Dit verzoek van de raad wordt in artikel 182, tweede lid van de wet expliciet genoemd. Doordat deze mogelijkheid uitdrukkelijk in de wet is genoemd, wordt er een bepaald gewicht toegekend aan het verzoek van de raad. Indien de rekenkamercommissie niet voldoet aan een goed gemotiveerd verzoek van de raad zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren. Uit praktische overwegingen zullen verzoeken van de raad tot het uitvoeren van bepaalde onderzoeken niet meer dan 50% van het onderzoeksjaarplan van de rekenkamercommissie mogen bedragen gemeten in capaciteit en/of onderzoeksmiddelen. Dit als waarborg voor onafhankelijk opereren van de rekenkamercommissie zodat zij als commissie in staat is haar eigen koers te varen.

Artikel 10

Artikel 10 lid -1 geeft de onderzoekstaken van de rekenkamer aan. Aangezien dit eveneens in artikel 182 lid -1 van de Gemeentewet is opgenomen is het niet strikt noodzakelijk dit alsnog in de verordening op te nemen. Wel wordt hiermee bereikt dat een meer volledig beeld wordt gegeven in relatie tot de andere artikelen over de bevoegdheden en werkwijze van de rekenkamercommissie.

Om te waarborgen dat de rekenkamercommissie bij de uitvoering van haar onderzoek over voldoende en relevante gegevens kan beschikken is voorzien in de bevoegdheid om inlichtingen in te winnen van alle leden van het gemeentebestuur en van alle ambtenaren van de gemeente Sint-Michielsgestel.

Daarnaast is in lid -6 en -7 een mogelijkheid opgenomen om informatie van derden te verkrijgen en ook daar onderzoek te verrichten. Denk hierbij aan gemeentelijke takken van dienst op afstand van de gemeente of vennootschappen waarin de gemeente financieel een meerderheidsbelang heeft. De rapporten van de rekenkamercommissie zijn in beginsel openbaar maar op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wob kunnen rapporten of gedeelten daarvan als geheim worden aangemerkt.

Uit oogpunt van zorgvuldigheid is het van groot belang dat de onderzochte partij de kans krijgt om te reageren op het (nog niet gepubliceerde) ontwerp- of concept onderzoeksrapport. Er vindt dan wederhoor plaats waarbij de feitelijke bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien aan de betreffende ambtenaren worden voorgelegd met de vraag eventuele onjuistheden uit te halen en te corrigeren. Indien van toepassing wordt de verantwoordelijke wethouder of het college de gelegenheid geboden om te reageren op de conceptaanbevelingen die de rekenkamer verbindt aan de (gecorrigeerde) bevindingen. Tot slot brengt de rekenkamer een definitief rapport naar buiten met bevindingen, conclusies, en aanbevelingen aangeboden aan de raad en het college.

Op grond van artikel 185 lid -3 dient de rekenkamercommissie jaarlijks een verslag uit te brengen van de uitgevoerde werkzaamheden in het voorgaande jaar. Naar aanleiding van de behandeling van het concept voorstel en –verordening in de adviescommissie Abz is daaraan toegevoegd dat opgedane ervaringen van de rekenkamercommissie in verslagvorm ter evaluatie worden aangeboden aan de raad.

Artikel 11 Geheimhouding

Geheimhouding is een aspect dat in de functie van de rekenkamercommissie extra aandacht dient te verkrijgen. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat het uitvoeren van een gedegen onderzoek door mogelijk vroegtijdig naar buiten komen van informatie het onderzoek gefrustreerd kan raken.

Denk hierbij aan uitlekken van negatieve berichtgeving richting de pers.

Dit artikel geeft de rekenkamercommissie de mogelijkheid geheimhouding op te leggen indien zij dit noodzakelijk vindt aan zowel aangeboden als haar eigen stukken. Iedereen, ook eventueel de externe adviseur of onderzoeksbureau die geheime stukken onder zich krijgt is verplicht dit geheim te houden op grond van de gemeentewet en voor betrokkenen buiten de gemeentelijke organisatie volgens artikel 2:5 lid -2 Algemene wet bestuursrecht:

Artikel 2:5 Awb

  • 1.

    Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

  • 2.

    Het eerste lid is mede van toepassing op instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkzame personen die door een bestuursorgaan worden betrokken bij de uitvoering van zijn zaak, en op instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkzame personen die bij of krachtens de wet toegekende taak uitoefenen.

Artikel 12

De rekenkamercommissie is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak. Ten laste van het budget worden de in het tweede lid genoemde kosten gebracht. Met interne onderzoeksmedewerkers wordt bedoeld de kosten voor inzet van ambtenaren bij uitvoering van het onderzoek.

Artikel 13

Hiermee wordt beoogd aan te geven dat o.a. het uitvoeren van onderzoeken door externe adviseurs of onderzoeksbureaus en daaruit volgende rapportage met daarin opgenomen de bevindingen, conclusies en aanbevelingen geheel onder verantwoordelijkheid van de rekenkamercommissie plaatsvindt.

Artikel 14

In principe kan de verordening de dag na besluitvorming in werking treden. Met als beoogde startdatum van de rekenkamercommissie van 1 januari 2005 wordt voorgesteld de verordening eveneens per 1 januari 2005 in werking te laten treden.

Artikel 15

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.