Regeling vervallen per 01-01-2010

Verordening straatnaamgeving en huisnummering 1998

Geldend van 01-01-1998 t/m 31-12-2009

Intitulé

Verordening straatnaamgeving en huisnummering 1998

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen.

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.openbare ruimte:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, pleinen, plaatsen, plantsoenen en alle wateren die, al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn, alsmede alle bouw- en kunstwerken die daarvan onderdeel uitmaken;

b.bouwwerk:

b. elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander

materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond en bedoeld om ter plaatse te functioneren;

c.gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  • d.

    complex:

    een afgebakend samengesteld geheel van onroerende zaken;

  • e.

    afgebakend terrein:

    een terrein, waarop zich geen bouwwerken bevinden en dat afzonderlijk wordt gebruikt;

  • f.

    ligplaats:

een deel van het openbare water dat door burgemeester en wethouders is aangewezen voor het permanent afmeren van een woonschip of een woonark;

g.standplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, van andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

h.nummer:

een nummer bestaande uit een of meer Arabische cijfers, al dan niet met toevoeging van een letter of een cijfercombinatie;

  • j.

    object:

    een bouwwerk, gebouw, complex, afgebakend terrein, ligplaats of standplaats;

  • k.

    rechthebbende:

ieder, die krachtens eigendom of een beperkt zakelijk recht zodanig de beschikking heeft over een onroerende zaak, dat hij naar burgerlijk recht bevoegd is met betrekking tot die zaak te handelen als in de verordening is voorgeschreven, zomede de beheerder;

l.uitvoeringsvoorschriften:

l. nadere bepalingen van technische en administratieve aard.

Hoofdstuk 2 Het benoemen van de openbare ruimte en het nummeren van objecten.

Artikel 2

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de gemeente, al dan niet op basis van bouwblokken, in wijken en buurten verdelen en duiden deze aan met nummers, zo nodig aangevuld met letters of namen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de openbare ruimte benoemen.

Artikel 3

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan een object of aan een te onderscheiden deel daarvan een nummer toekennen.

  • 2. Aan een object dat een nummer heeft gekregen, moet het nummer op een doeltreffende wijze zijn aangebracht.

Artikel 4

  • 1. De door burgemeester en wethouders aan delen van de openbare ruimte toegekende namen en aan objecten toegekende nummers worden zichtbaar en in voldoende aantallen ter plaatse aangebracht.

  • 2. Het is een ieder, die daartoe niet bevoegd is, verboden aan delen van de openbare ruimte namen of aan objecten nummers toe te kennen door deze op zichtbare wijze aan te brengen.

  • 3. Het is een ieder, die daartoe niet bevoegd is, verboden aan zijn onroerende zaak nummers toe te kennen door deze op zichtbare wijze aan te brengen.

Hoofdstuk 3 Aanbrengen van naam- en nummerborden.

Artikel 5

  • 1. Indien burgemeester en wethouders het nodig oordelen dat borden met een wijk- of buurtaanduiding, straatnaamborden, huisnummer(verzamel)borden en verwijsborden aan een object, een muur, paal, schutting of andere soort terreinafscheiding worden aangebracht, is de rechthebbende verplicht toe te laten dat deze borden vanwege of op verzoek en overeenkomstig de aanwijzingen van burgemeester en wethouders worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

  • 2. De rechthebbende draagt ervoor zorg dat borden, bedoeld in het eerste lid, vanaf de openbare weg duidelijk zichtbaar en leesbaar blijven.

Artikel 6

  • 1. Tenzij burgemeester en wethouders anders besluiten, is de rechthebbende van een object verplicht het nummer, zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, aan te brengen op een wijze zoals in artikel 7, eerste lid, is bepaald.

  • 2. De rechthebbende is verplicht het in het eerste lid genoemde nummer binnen zes weken na kennisgeving van het besluit van burgemeester en wethouders aan te brengen.

  • 3. Indien een object nog niet is voltooid, is de rechthebbende verplicht het in het eerste lid genoemde nummer binnen een week na de voltooiing van het object aan te brengen.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen de in het tweede en derde lid genoemde termijn verlengen.

Hoofdstuk 4 Uitvoeringsvoorschriften.

Artikel 7

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen voorschriften vast voor:

    • a.

      het systematisch te werk gaan bij het benoemen van de openbare ruimte en het nummeren van objecten;

    • b.

      het kiezen van namen voor delen van de openbare ruimte;

    • c.

      het technisch uitvoeren en aanbrengen van naam- en nummerborden.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen voorschriften vast met het oog op het interbestuurlijk en maatschappelijk belang van een systematische registratie van door hen toegekende namen en nummers.

Hoofdstuk 5 Straf-, overgangs- en slotbepalingen.

Artikel 8

  • 1. Overtreding van artikel 4, tweede en derde lid, of het niet voldoen aan het bepaalde in de artikelen 5 en 6, eerste, tweede en derde lid, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2. De opsporing van de in het eerste lid strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 9

Bij het inwerkingtreden van deze verordening vervallen alle eerder vastgestelde gemeentelijke regels en voorschriften voor het benoemen van delen van de openbare ruimte en het nummeren van objecten.

Artikel 10

  • 1. Namen en nummers, die op grond van de in artikel 9 genoemde regels en voorschriften aan delen van de openbare ruimte en aan objecten zijn toegekend, blijven na het inwerkingtreden van deze verordening bestaan.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het eerste lid besluiten dat de op grond van de in het eerste lid genoemde regels en voorschriften aangebrachte namen en nummers binnen een door hen te bepalen termijn moeten worden vervangen door namen en nummers die voldoen aan de bij of krachtens deze verordening vastgestelde voorschriften.

  • 3. Bij het wijzigen van een naam of nummer, bedoeld in het eerste en tweede lid, mogen zowel de oude en de nieuwe naam als het oude en het nieuwe nummer gedurende een jaar worden gebruikt op de wijze bepaald in de uitvoeringsvoorschriften, bedoeld in artikel 7, eerste lid.

Artikel 11

Deze verordening treedt in werking op een door burgemeester en wethouders te bepalen dag.

Artikel 12

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening straatnaamgeving en huisnummering 1998".

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Sint-Michielsgestel in zijn openbare vergadering van 18 december 1997.

Nota-toelichting

Inleiding.

In de beleidsbegroting voor 1997 (op bladzijde 90) hebben wij als beleidsvoornemen vermeld: het vaststellen van een regeling ten behoeve van de straatnaamgeving en huisnummering, waarbij ook aandacht besteed wordt aan delegatie van bevoegdheden en advisering.

Door middel van het aanbieden van dit voorstel voeren wij dat voornemen uit.

Als gevolg van de herindelingswetgeving vervalt op 1 januari 1998 de thans nog geldende Straatnamenverordening van de gemeente Berlicum, vastgesteld op 2 mei 1949 door de raad van de gemeente Berlicum.

De voormalige gemeenten Den Dungen en Sint-Michielsgestel hadden géén straatnaamverordeningen.

De besluitvorming over straatnaamgeving in deze voormalige gemeenten vond haar grondslag in artikel 174 van de (oude) gemeentewet.

De besluitvorming over huisnummering in de voormalige gemeenten vond haar grondslag in artikel 41 van het Besluit bevolkingsboekhouding.

In 1994 zijn beide wettelijke grondslagen vervallen als gevolg van het inwerkingtreden van de (nieuwe) Gemeentewet en de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA).

Uw bevoegdheid tot regeling van straatnaamgeving en huisnummering is nu vastgelegd in de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet.

Ontwerp-verordening.

Met het oog op het kunnen voeren van een eenduidig beleid en dus ook het bieden van rechtszekerheid vinden wij het wenselijk dat voor de gemeente Sint-Michielsgestel een verordening op de straatnaamgeving en huisnummering

wordt vastgesteld.

Een ontwerp-verordening bieden wij uw raad dan ook ter vaststelling aan.

Deze is in grote lijnen gelijkluidend aan de model-verordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), toegezonden bij brief van 18 november 1994.

Voor de algemene en artikelsgewijze toelichting daarop verwijzen wij kortheidshalve naar de bijlagen van de genoemde VNG-brief.

De (veelal redactionele) wijzigingen ten opzichte van de VNG-modelverordening zijn vermeld op een bijlage.

Delegatie bevoegdheden.

Op basis van de vast te stellen verordening krijgen wij van uw raad de bevoegdheid tot het geven van namen aan straten en wegen.

Een dergelijke praktijk werkt efficiënt en effectief.

Het is niet onze bedoeling de bevoegdheid tot straatnaamgeving te mandateren aan de ambtelijke organisatie.

De bevoegdheid tot het nummeren van objecten (de huisnummering) is al gemandateerd (aan het hoofd van de afdeling bevolking).

Die bestaande praktijk voldoet en willen wij dan ook handhaven.

Advisering.

Het is mogelijk bij het uitvoeren van de bevoegdheid tot straatnaamgeving en dan vooral voor het bedenken van namen, een adviescommissie, bij voorkeur samengesteld uit onafhankelijke leden, te betrekken.

Vooralsnog zien wij daarvoor om de volgende redenen geen aanleiding.

Een dergelijke adviescommissie vormt een extra schakel in een procedure, die zo efficiënt en effectief mogelijk moet kunnen worden gevolgd.

Ten behoeve van het beoordelen van de diverse aspecten die vooral bij de straatnaamgeving een belangrijke rol spelen, is in eigen huis voldoende, ambtelijke (creatieve) deskundigheid aanwezig.

Deze deskundigheid is gebaseerd op zowel theoretische kennis als praktische ervaring.

Bovendien is een uitgebreide documentatie (beleidsinformatie) voorhanden

en zijn er al richtlijnen voor het kiezen van straatnamen.

Deze richtlijnen willen wij in een eigen beleidskader (uitvoeringsregels) vastleggen.

De praktijk in de voormalige gemeenten heeft ook aangetoond dat zo nodig met een andere wijze van 'advies vragen' kan worden volstaan.

Wij geven dan ook de voorkeur aan het voortzetten van die praktische gang van zaken.

In voorkomende gevallen kan namelijk advies worden gevraagd aan daarvoor in aanmerking komende rechtspersonen, die dan geheel vrijwillig en zonder vergoeding van kosten het gevraagde advies mogen uitbrengen.

Wij noemen het bekende voorbeeld dat, indien voor het geven van namen aan straten in een nieuwe wijk in beginsel gekozen wordt voor namen, te ontlenen aan historische zaken, advies kan worden gevraagd aan de plaatselijke verenigingen op het gebied van de heemkunde of historie of aan het Streekarchivariaat Langs Aa en Dommel.

Uitvoeringsvoorschriften

Op grond van artikel 7 van de verordening hebben wij de plicht uitvoeringsvoorschriften vast te stellen.

Daartoe behoren ook voorschriften over de keuze van een systematiek voor de straatnaamgeving en huisnummering en het kiezen van namen voor straten op basis van richtlijnen.

Daarbij gaan wij uit van landelijk geldende of geadviseerde normen en richtlijnen, onder andere van het Nederlands Normalisatie-instituut.

Voorts houden wij uiteraard rekening met de eisen die worden gesteld aan het registreren van straatnamen en huisnummers in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) en - voor zover al mogelijk - met de eisen die worden gesteld aan de toekomstige (geautomatiseerde) vastgoedregistratie.

De uitvoeringsvoorschriften en -praktijk worden daarop afgestemd.