Integraal Horecabeleid

Geldend van 02-11-2007 t/m heden

Intitulé

Integraal Horecabeleid

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sint-Michielsgestel, ieder voorzover het zijn bevoegdheden betreft;

overwegende dat het in het kader van de openbare orde en veiligheid gewenst is om een beleidslijn vast te stellen voor de horeca, waaraan verschillende verzoeken/aanvragen die te maken hebben met de exploitatie van horeca-instellingen kunnen worden getoetst;

gelet op de Drank- en horecawet en overige relevante wetgeving;

b esluit:

tot het vaststellen van de beleidslijn Integraal Horecabeleid, zoals hierna is opgenomen

Hoofdstuk 1. Inleiding

Gemeente en horecabedrijven hebben te maken met een veelheid aan complexe regelgeving en beleidsmaatregelen. Een totaal overzicht van de geldende regelgeving was tot op heden in de gemeente Sint-Michielsgestel nog niet beschikbaar, waardoor het beleid met betrekking tot horeca voor de horecaondernemers maar ook voor de gemeente soms weinig toegankelijk en niet helder was. Met deze nota, waarin het beleid op systematische wijze is gebundeld, en waarin samenhang is aangebracht tussen de veelheid aan regelgeving en beleidsmaatregelen, wordt beoogd die duidelijkheid te bieden.

Tevens is in deze nota een handhavingsprotocol ontwikkeld, waarin de mogelijke maatregelen en sancties die kunnen worden opgelegd bij overtreding van de voor de horecabranche geldende voorschriften worden beschreven.

1.1 Doelstelling van het horecabeleid

De belangrijkste doelstellingen van het horecabeleid zijn:

  • 1.

    samenhang aanbrengen tussen de veelheid aan regelgeving en beleidsmaatregelen teneinde duidelijkheid te bieden;

  • 2.

    alcoholpreventie;

  • 3.

    bescherming van het woon- een leefklimaat en handhaving van de openbare orde en veiligheid;

  • 4.

    adequate toepassing van het handhavingsbeleid.

1.2 Integraal horecabeleid

Door het voeren van een geïntegreerd horecabeleid wil de gemeente bevorderen dat er voor de horecaondernemers duidelijkheid is over het regulerende optreden van de gemeente ten aanzien van de horeca en dat het optreden consistent is. Dat vereist van de gemeente een beleidsmatige aanpak die vooral uitgaat van preventie: voorkomen is beter dan genezen.

Bij de ontwikkeling en de uitvoering van beleid is het daarnaast van belang dat een integrale aanpak daarvoor uitgangspunt moet zijn. De door de gemeente te nemen maatregelen op verschillende horecarelevante beleidsterreinen dienen op elkaar afgestemd te zijn. Dat geldt niet alleen voor de beleidsontwikkeling maar in niet mindere mate ook voor de uitvoering van de handhavingsactiviteiten.

Hoofdstuk 2. Juridisch kader Horecabeleid, landelijke en gemeentelijke regelgeving

Voor horecabedrijven geldt een uitgebreid en complex wettelijk regime. Wettelijke voorschriften zijn gesteld in het kader van de openbare orde en veiligheid, de ruimtelijke ordening, het milieu en sociaalhygiënische en sociaaleconomische omstandigheden. De uitvoering van de verschillende regelingen is neergelegd bij verschillende instanties, waardoor het aan de onderlinge afstemming wel eens schort.

In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het juridisch kader ter regulering van de horecasector. In de eerste plaats wordt ingegaan op de landelijke wet- en regelgeving. Daarna volgt een uiteenzetting van de belangrijkste lokale regels.

2.1 Landelijke regelgeving

2.1.1 Drank- en Horecawet

De Drank- en horecawet schept randvoorwaarden voor een verantwoorde distributie van alcohol in de samenleving en bevat regels voor zowel verstrekkers van alcohol als voor overheden. De Drank- en Horecawet bepaalt dat het schenken van alcoholhoudende drank in de horeca en de verkoop van sterke drank in slijterijen vergunningplichtig is. Voor de verkoop van zwakalcoholica voor gebruik elders dan ter plaatse, zoals in winkels, is geen vergunning vereist.

De Drank- en Horecawet regelt de verstrekking van alcoholhoudende drank vanuit een sociaalhygiënische en sociaaleconomische optiek. In de wet zijn met name kwalitatieve eisen ten aanzien van de ondernemer en leidinggevenden opgenomen. De wet biedt op dit punt geen enkele beleidsvrijheid. Indien de ondernemer en de leidinggevende voldoen aan de in de wet gestelde eisen die betrekking hebben op vakbekwaamheid, betrouwbaarheid en de inrichting van het pand, dan moet de drank- en horecavergunning worden afgegeven. Met andere woorden: de vergunning is een gebonden beschikking.

In 2000 is de Drank- en Horecawet gewijzigd. De nieuwe en/of gewijzigde bepalingen hebben met name betrekking op alcoholmatiging en preventie van misbruik. Verstrekkers van alcoholhoudende dranken zijn bijvoorbeeld verplicht om aan de hand van een leeftijdsdocument vast te stellen of de vereiste leeftijd van 16 (voor zwakalcoholhoudende dranken) en 18 (voor sterke drank) is bereikt. De verstrekker is ook verplicht in zijn bedrijf melding te maken van deze leeftijdsgrenzen.

Verder is de verkoop van alcohol in niet-levensmiddelenzaken en tankshops verboden en heeft de gemeente de mogelijkheid om de verkoop van alcohol in bijvoorbeeld supermarkten en snackbars tijdelijk (in een bepaald gebied) te verbieden, bijvoorbeeld rondom risicovolle voetbalwedstrijden.

Sportkantines en andere niet-commerciële inrichtingen zijn op grond van de (nieuwe) Drank- en Horecawet verplicht om met huisregels te werken waarin onder andere moet worden opgenomen op welke tijden alcohol verstrekt wordt.

In de Drank- en Horecawet is in artikel 35 tevens een ontheffingsmogelijkheid voor het vergunningvereiste opgenomen. Dit artikel geeft aan dat de burgemeester op aanvraag ontheffing kan verlenen voor de verstrekking van zwak-alcoholhoudende drank. Het gaat daarbij om bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard (bijvoorbeeld een festival, culturele manifestaties, enzovoorts) voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen, mits de verstrekking geschiedt onder onmiddellijke leiding van een persoon die voldoet aan de eisen zoals deze in artikel 8 (lid 2 en 4) van de Drank- en Horecawet zijn opgenomen (ouder dan 21 jaar, geen slecht levensgedrag, enzovoorts).

Paracommercie

Onder het begrip ‘paracommercialisme’ wordt hier verstaan een vorm van oneerlijke concurrentie door al dan niet op enigerlei wijze direct dan wel indirect, gesubsidieerde instellingen die buiten hun hoofddoelstelling om, horecadiensten aanbieden aan het publiek. Deze definitiebepaling wordt gehanteerd door het Bedrijfschap Horeca en Catering en wordt ruim aanvaard.

Uit de definitiebepaling volgt dat in de meeste gevallen sprake zal zijn van een op enigerlei wijze gesubsidieerde instelling, in die zin dat er sprake is van een subsidieverstrekking, direct dan wel indirect, door bijvoorbeeld de gemeente of door het rijk, die (mede) de prijsstelling van de horecadiensten die worden aangeboden, kan beïnvloeden.

Er is een aantal elementen die de prijsstelling van de aangeboden horecadiensten van paracommerciële instellingen (kunnen) beïnvloeden waardoor oneerlijke concurrentie kan ontstaan, te weten:

  • -

    de directe dan wel indirecte subsidieverstrekking;

  • -

    de versoepelde eis van het bezit van een diploma Sociale hygiëne die voor paracommerciële instellingen is beperkt tot 2 leidinggevenden;

  • -

    het regelmatig en vaak structureel werken met/gebruik maken van vrijwilligers;

  • -

    het niet inschrijfplichtig zijn bij het Bedrijfschap Horeca en Catering;

  • -

    het van toepassing zijn van fiscaal gunstiger voorwaarden;

  • -

    het verkrijgen/huren van accommodaties tegen niet martkconforme (vaak symbolische) voorwaarden en prijzen.

Artikel 4 van de Drank- en Horecawet bepaalt dat alle rechtspersonen, niet zijnde naamloze vennootschappen of besloten vennootschappen, in beginsel paracommerciële instellingen zijn indien deze instellingen zich richten op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. Uit deze bepaling kan worden afgeleid dat verenigingen en stichtingen die zich richten op de genoemde activiteiten in beginsel aangemerkt worden als paracommerciële instellingen. Als gevolg van het bepaalde in dit artikel dient het college van Burgemeester en Wethouders bij de verlening van horecavergunningen aan de genoemde niet-commerciële instellingen te waken voor mogelijke oneerlijke concurrentie.

In de beleidsnotitie Paracommercialisme Drank- en Horecawet, welke is vastgesteld op 24 november 2000 door het college van burgemeester en wethouders, is aangegeven welke voorwaarden en beperkingen zijn opgelegd aan de paracommerciële instellingen.

De voorwaarden en beperkingen zijn alleen daar opgelegd waar de wet dat vereist en heeft betrekking op de volgende onderwerpen:

  • -

    in de inrichting te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen;

  • -

    het openlijk aanprijzen van de mogelijkheid tot het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard;

  • -

    de tijden gedurende welke in de betrokken inrichting alcoholhoudende drank wordt verstrekt.

In de projectgroep is de thans geldende nota besproken en volledig doorgenomen. Besloten is dat met deze nota tot op heden kan worden volstaan.

2.1.2 Wet milieubeheer / Besluit Horeca-, Sport- en Recreatieinrichtingen

Voor horecabedrijven geldt de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer beoogt gevaar, schade en hinder vanuit een inrichting te voorkomen en milieubelasting zoveel mogelijk te beperken. Dit is met name relevant voor geluidsoverlast, afvalstoffen, afvalwater, lucht (stankoverlast), energieverbruik, leefbaarheid en duurzaamheid.

Vrijwel alle horecabedrijven in de gemeente vallen onder het Besluit Horeca-, Sport en Recreatieinrichtingen. Het besluit bevat een groot aantal standaard voorschriften. Deze zijn algemeen geldend en werken rechtstreeks op de inrichting.

Geluid

Bij reguliere horeca-activiteiten zoals vastgelegd in de Wet milieubeheer en het Besluit Horeca-, Sport en Recreatieinrichtingen wordt onderscheid gemaakt tussen de dag-, avond- en nachtperiode. ’s Avonds en ’s nachts mag er nauwelijks muziekgeluid hoorbaar zijn op straat of in aangrenzende woningen.

Een afzonderlijk uitgevoerd akoestisch onderzoek naar de geluidsisolatiewaarde van het gebouw waarin de horecaonderneming is gevestigd, levert inzicht op over de mate waarin aan de geluidsnormen van het Besluit Horeca-, Sport en Recreatieinrichtingen kan worden voldaan. Een akoestisch onderzoek kan worden opgelegd bij nieuwe bedrijven of bij wijziging van bedrijfsvoering.

Het Besluit Horeca-, Sport en Recreatieinrichtingen biedt de mogelijkheid nadere eisen op te leggen. Dit zijn specifieke inrichtingsgeboden voorschriften (maatwerk). Op grond van de resultaten van akoestisch onderzoek kunnen deze nadere eisen worden opgelegd om te bereiken dat aan de normen van het Besluit Horeca-, Sport en Recreatieinrichtingen wordt voldaan. De eisen kunnen bestaan uit:

  • -

    gedragsvoorschriften zoals het gesloten houden van ramen en deuren;

  • -

    verplicht installeren van een geluidsbegrenzer en het afstellen daarvan op een toegestaan geluidniveau, op basis van geluidmetingen;

  • -

    een verbod op levende muziek.

Bij toezicht en handhaving is het uitgangspunt handhaven met ‘gezond verstand’. Door de gemeente wordt gecontroleerd en gehandhaafd naar aanleiding van klachten. Daarnaast wordt er door de gemeente periodiek integraal gecontroleerd en gehandhaafd. Door de politie wordt actief gecontroleerd op de naleving van de eindtijden.

Bij klachten wordt getoetst of de klacht gegrond is. Afhankelijk van de klacht kan er eerst waarschuwend worden opgetreden. Indien de klacht wijst op een meer structureel probleem wordt er een procedure doorlopen, aan de hand van het horecastappenplan. Daarbij kan akoestisch onderzoek nodig zijn om de geluidsisolatiewaarde van het pand te bepalen.

Meer informatie over handhaving in Sint-Michielsgestel en het bijbehorende horecastappenplan is terug te vinden in hoofdstuk 5 handhaven van beleid.

2.1.3 Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet

In dit besluit zijn eisen opgenomen die, op grond van artikel 10 van de Drank- en Horecawet, in het belang van de sociale hygiëne aan horecabedrijven worden gesteld. Het betreft in dezen onder andere de onderverdeling van de inrichting in lokaliteiten, minimale maten, aanwezigheid van toiletvoorzieningen enzovoorts. Naast de eisen zoals deze in dit besluit voor horecagelegenheden gelden, is ook het Bouwbesluit en de gemeentelijke Bouwverordening van belang. Hierin zijn algemene bouwtechnische- en veiligheidseisen met betrekking tot bouwwerken opgenomen.

2.1.4 Wet op de kansspelen

Voor de aanwezigheid van een speelautomaat in een horecagelegenheid is een vergunning vereist. Onderscheid moet worden gemaakt tussen behendigheidsautomaten en kansspelautomaten. Een behendigheidsautomaat is een speelautomaat waarbij het spelresultaat uitsluitend kan leiden tot een verlenging van de spelduur of gratis spelen, waarbij het spelproces door de speler kan worden beïnvloed. Alle andere speelautomaten zijn kansspelautomaten.

Het aantal en soort speelautomaten dat in een inrichting geplaatst mag worden, is afhankelijk van het soort inrichting. Hierbij moet een onderscheid gemaakt worden tussen laagdrempelige inrichtingen (cafetaria’s / snackbars) en hoogdrempelige inrichtingen (cafés / restaurants).

Op 1 juni 2000 is een wijziging van de Wet op de kansspelen, en het daarbij behorende Speelautomatenbesluit 2000, in werking getreden. Op grond van deze regelgeving geldt dat de burgemeester voor hoogdrempelige inrichtingen nog voor maximaal twee kansspelautomaten een vergunning kan / mag afgeven.

Voor laagdrempelige inrichtingen mogen geen vergunningen voor kansspelautomaten worden afgegeven, maar mogen uitsluitend maximaal twee behendigheidsautomaten worden opgesteld.

2.1.5 Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus

In de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus zijn de waarborgen opgenomen voor de betrouwbaarheid van het personeel van beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. De beveiligingsorganisaties zijn verplicht om de werkzaamheden af te stemmen met de politie en te zorgen voor een duidelijke presentatie van de activiteiten aan opdrachtgevers en burgers.

Ook de horecaportier valt onder deze wetgeving. Het naleven van de genoemde wet moet de veiligheid bevorderen van ondernemers, medewerkers en gasten. De Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus stelt de volgende eisen aan horecaportiers:

  • -

    hun antecedenten dienen (na screening door politie) in orde te zijn;

  • -

    zij dienen in het bezit te zijn van een legitimatiebewijs dat is uitgereikt door de korpschef van de politieregio Brabant-Noord;

  • -

    zij dienen in het bezit te zijn van een op naam gesteld vereist diploma;

  • -

    hun werkgever (de beveiligingsorganisatie of het horecabedrijf) dient in het bezit te zijn van een vergunning van het Ministerie van Justitie.

2.1.6 Wet BIBOB

Op 1 juni 2003 is de Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen Openbaar Bestuur (Wet BIBOB) in werking getreden. Deze nieuwe wet maakt het bestuursorganen mogelijk vergunningen, subsidies en opdrachten (aanbestedingen) te weigeren of in te trekken als er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning, subsidie of overheidsopdracht wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten of het witwassen van geld (artikel 3). Aldus biedt de Wet BIBOB bestuursorganen een belangrijk instrument om een bijdrage te kunnen leveren aan de preventie en bestrijding van (georganiseerde) criminaliteit en beschermt het de gemeente tegen het risico dat het (ongewild) criminele activiteiten faciliteert.

Met ingang van 1 februari 2005 is in de gemeente Sint-Michielsgestel de Wet BIBOB van toepassing op alle nieuwe vergunningaanvragen op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet voor het uitoefenen van een horecabedrijf en alle vergunningaanvragen voor de exploitatie voor de horeca op grond van artikel 2.3.1.2 van de Algemeen Plaatselijke Verordening 1996. Het invullen van het formulier is verplicht, tenzij de gemeente van oordeel is dat het niet noodzakelijk is. Dit is enkel en alleen ter beoordeling van het bevoegd gezag.

Voor meer informatie over de Wet BIBOB wordt verwezen naar het Stappenplan Wet bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur (BIBOB) dat door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld op 1 februari 2005.

2.1.7 Opiumwet

Uitgangspunt van de wet is dat het gebruik van drugs op zichzelf niet strafbaar is. Wel is verboden en daarom strafbaar gesteld het binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen, het verwerken, verstrekken en verkopen, het aanwezig hebben en het vervaardigen van drugs.

In 1999 is aan de wet artikel 13b toegevoegd, dat de burgemeester de bevoegdheid geeft bestuursdwang toe te passen indien voor het publiek toegankelijke lokalen een middel als bedoeld in art. 2 of 3 wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt.

2.1.8 Wet op Ruimtelijke Ordening

De Wet op de Ruimtelijke Ordening dient om de bestemming van het gebruik van de grond van overheidswege te regelen. Het doel van de ruimtelijke ordening is het scheppen van voorwaarden voor de ontwikkeling van een bepaald gebied ten dienste van de bewoners en andere gebruikers van de grond, gelet op economische, sociale, culturele en andere maatschappelijke belangen. Ook de belangen van ondernemers van horecabedrijven maken daar deel van uit.

Ingevolge artikel 10 WRO dienen bestemmingsplannen te worden vastgesteld voor het gebied van de gemeente dat niet tot de bebouwde kom behoort. Ook voor het gebied dat daartoe wel behoort, kan een bestemmingsplan worden vastgesteld.

In een bestemmingsplan wordt globaal of nauwkeurig aangegeven waar horeca is toegelaten. In de voorschriften bij het plan wordt in algemene of meer precieze termen omschreven welke soorten horeca zich in het gebied kunnen vestigen.

2.1.9 Woningwet

De Woningwet ziet, naast de volkshuisvesting, toe op het bouwen, de inrichting en het gebruik van gebouwen. De Woningwet bepaalt in welk geval een bouwvergunning nodig is (artikel 40 en 43) en wanneer deze moet worden geweigerd (artikel 44).

Zo kan ook bij de bouw of verbouw van een horecabedrijf een bouwvergunning noodzakelijk zijn. Maar ook worden in het krachtens de Woningwet vastgestelde Bouwbesluit eisen gesteld aan (horeca)gebouwen met een bijeenkomstfunctie of een logiesfunctie.

In het Bouwbesluit worden een groot aantal technische eisen gesteld waaraan gebouwen, waaronder horeca-inrichtingen, uit het oogpunt van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid en energiezuinigheid

moeten voldoen. De bouwvoorschriften zijn gerangschikt per soort voorschrift, naar gebruiksfunctie en er is onderscheid gemaakt tussen nieuwbouw en bestaande bouw.

2.2 Lokale regelgeving

2.2.1 Algemeen Plaatselijke Verordening

Een Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) regelt het ordelijk verloop van het maatschappelijk verkeer voor zover dat in de openbare ruimte en in openbare inrichtingen plaatsvindt of een weerslag heeft op de openbare ruimte.

Exploitatie horecabedrijf

In hoofdstuk 2 van de Algemeen Plaatselijke Verordening (Openbare orde) is in afdeling 3 het toezicht op openbare inrichtingen geregeld. In paragraaf 1 is het toezicht op horecabedrijven gereguleerd.

In artikel 2.3.1.2 is bepaald dat het verboden is om een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester. De burgemeester weigert de vergunning als de vestiging van het horecabedrijf in strijd is met het geldende bestemmingsplan. De burgemeester kan de vergunning weigeren wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van het te vestigen horecabedrijf en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf.

Sluitingstijden

De van toepassing zijnde sluitingstijden voor horecabedrijven liggen vast in artikel 2.3.1.4, lid 1 van de Algemeen Plaatselijke Verordening.

Horecabedrijven mogen van dinsdag tot en met vrijdag geopend zijn tot 01.00 uur, van zaterdag tot en met maandag mogen zij tot 02.00 uur geopend zijn. Met zondag en maandag worden gelijkgesteld de volgende feestdagen:

  • -

    Nieuwjaarsdag en de dag daarna;

  • -

    Tweede Paasdag en de dag daarna;

  • -

    Hemelvaartsdag en de dag daarna;

  • -

    Tweede Pinksterdag en de dag daarna;

  • -

    Tweede Kerstdag en de dag daarna;

  • -

    de dag waarop de verjaardag van de koning(in) wordt gevierd en de dag daarna;

  • -

    de dinsdag en de woensdag na de zondag waarop carnaval wordt gevierd;

  • -

    en dinsdag en de woensdag na de zondag waarop kermis wordt gevierd.

Voor zover een sluitingstijd is geregeld in een of meer voorschriften van een milieuvergunning en/of een exploitatievergunning, geldt uiteraard die sluitingstijd.

Het sluitingsuur betreft de gedeelten van het horecabedrijf, waarin de eigenlijke horeca-activiteiten worden uitgeoefend en die meestal hun weerslag hebben op de openbare orde en rust. De bedoelde gedeelten van het horecabedrijf staan vermeld in de drank- en horecavergunning.

Het sluitingsuur ziet niet zozeer toe op activiteiten binnen het bedrijf, maar op de invloed die daarvan uit gaat op de omgeving, waarbij getracht wordt overlast voor de woon- en leefomgeving te voorkomen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan overlast van komende en gaande bezoekers en het aan- en afrijden van auto’s.

Uitloopuur

Op basis van artikel 2.3.1.5 van de Algemeen Plaatselijke Verordening is het mogelijk ontheffing aan te vragen van het sluitingsuur, het zogenaamde uitloopuur, om tijdens weekend- en feestdagen het horecabedrijf tot 03.00 uur geopend te houden voor publiek.

Aan deze ontheffing zijn de volgende voorschriften verbonden:

Vanaf 02.00 uur:

  • -

    mag er geen alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse meer worden verstrekt;

  • -

    mag er geen muziek meer ten gehore worden gebracht c.q. geluidsoverlast voor de woonomgeving worden veroorzaakt en moet de binnen- en buitenverlichting op volle sterkte zijn opgestoken;

  • -

    mogen geen horecabezoekers meer in het horecabedrijf worden toegelaten;

  • -

    moeten aanwezige horecabezoekers geleidelijk aan en rustig, onder toezicht van toezichthouders/portiers, het horecabedrijf verlaten;

  • -

    moeten horecabezoekers het horecabedrijf en de directe omgeving daarvan binnen een afstand van 50 meter zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk 03.00 uur op een rustige wijze hebben verlaten.

De ontheffing kan, op basis van een rapport van de politie dat een of meer voorschriften niet zijn of worden nageleefd, onmiddellijk worden ingetrokken.

Collectieve en incidentele festiviteiten

In hoofdstuk 4 van de Algemeen Plaatselijke Verordening (Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente) zijn in afdeling 1 regels vastgelegd met betrekking tot geluid- en lichthinder.

In artikel 4.1.2 is de aanwijzing van collectieve festiviteiten bepaald. Onder een collectieve festiviteit wordt verstaan een festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden.

Het artikel bepaalt dat de voorschriften 1.1.1, 1.1.5, 1.1.7, 1.1.8 en 1.5.1 van de bijlage onder B van het Besluit Horeca-, Sport- en Recreatieinrichtingen niet gelden voor door de burgemeester per kalenderjaar aan te wijzen dagen of dagedelen.

De collectieve dagen of dagedelen zijn:

  • -

    Nieuwjaarsdag en de dag daarna;

  • -

    Tweede Paasdag en de dag daarna;

  • -

    Hemelvaartsdag en de dag daarna;

  • -

    Tweede Pinksterdag en de dag daarna;

  • -

    Tweede Kerstdag en de dag daarna;

  • -

    de dag waarop de verjaardag van de koning(in) wordt gevierd en de dag daarna;

  • -

    ee dinsdag en de woensdag na de zondag waarop carnaval wordt gevierd;

  • -

    en de dinsdag en de woensdag na de zondag waarop kermis wordt gevierd.

In artikel 4.1.3 is de kennisgeving van incidentele festiviteiten vastgelegd. Onder een incidentele festiviteit wordt verstaan een festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen. Het artikel bepaalt dat het een inrichting is toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de voorschriften 1.1.1, 1.1.5, 1.1.7, 1.1.8 en 1.5. van de bijlage onder B van het Besluit Horeca-, Sport- en Recreatieinrichtingen, welke betrekking hebben op geluid en verlichting, niet van toepassing zijn. Dit mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor aanvang van de festiviteit de burgemeester daarvan in kennis heeft gesteld.

De kennisgeving incidentele festiviteit beperkt zich tot een ontheffing op de voorschriften met betrekking tot het geluid en verlichting. Wanneer de mogelijkheid bestaat dat de sluitingstijd daarbij ook overschreden zal worden dient hiervoor ook een ontheffing aangevraagd te worden op basis van artikel 2.3.1.5 APV (zie ‘uitloopuur’).

Bij de aanvraag van beide ontheffingen dient schriftelijk aangegeven te worden waarom redelijkerwijs niet aan de reguliere voorwaarden kan worden voldaan.

Sluitingstijden voor horecabedrijven horende bij of op of in een sportaccommodatie

Ook de van toepassing zijnde sluitingstijden voor deze horecabedrijven liggen vast in artikel 2.3.1.4, lid 3 van de Algemeen Plaatselijke Verordening.

Voor horecabedrijven horende bij of op of in een sportaccommodatie is het verboden om deze zonder ontheffing van de burgemeester voor bezoekers geopende te hebben of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven gedurende de tijd gelegen tussen een uur na het gebruik, doch niet later dan 24.00 uur, en een uur voor het gebruik overeenkomstig de bestemming van de sportaccommodatie.

Voor de geprivatiseerde horecabedrijven gelden andere sluitingstijden. Deze sluitingstijden zijn zoals genoemd in artikel 2.3.1.4, lid 1 van de Algemeen Plaatselijke Verordening.

2.2.2 Bouwverordening en de Brandbeveiligingsverordening

Het juridische kader van brandveiligheid wordt gevormd door de Woningwet, het Bouwbesluit, Bouwverordening 2006 en de Brandbeveiligingsverordening. Hieronder volgt een korte toelichting op deze wetten, verordeningen en beleidsregels.

Op grond van artikel 2 Woningwet zijn in het Bouwbesluit voorschriften gegeven betreffende het (brandveilig) bouwen van onder meer gebouwen en over de staat van bestaande gebouwen. De brandweer adviseert over de vereiste brandtechnische voorzieningen van een nieuw te bouwen of te verbouwen gebouw en controleert deze tijdens de bouw.

Gemeenten zijn verplicht ingevolge artikel 8 van de Woningwet een bouwverordening vast te stellen. Een bouwverordening regelt een groot aantal onderwerpen omtrent het bouwen en in gebruik hebben van gebouwen. Een van die onderwerpen is het brandveilig gebruik van gebouwen. Het niet voldoen aan de eisen uit de bouwverordening betekent dat aanvragen om een bouwvergunning moeten worden geweigerd.

Daarnaast regelt de Brandbeveiligingsverordening het brandveilige gebruik van inrichtingen. Dit heeft geen betrekking op bouwwerken genoemd onder de Woningwet of Bouwverordening 2006. Meestal gaat het dus om tijdelijke bouwwerken, bijvoorbeeld bij evenementen.

Beide verordeningen geven algemene gebruikseisen, terwijl in geval van gebruiksvergunningplichtige gebouwen/inrichtingen specifieke voorwaarden kunnen worden gesteld.

Een gebruiksvergunning is nodig voor een viertal soorten gebouwen, te weten:

  • -

    gebouwen waarin meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn, anders dan in één- of meergezinshuis;

  • -

    gebouwen waarin aan meer dan tien (sommige gemeenten 5) personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft;

  • -

    gebouwen waarin meer dan tien kinderen jonger dan twaalf jaar, of aan meer dan tien lichamelijk en/of geestelijk gehandicapten dagverblijf zal worden verschaft.

2.2.3 Evenementenbeleid

Voor festiviteiten in een horecabedrijf, sportkantine of sociaal cultureel centrum is meestal geen evenementenvergunning vereist: de gebruiksvergunning van de betrokken inrichting en de voorwaarden uit het Besluit horeca-, sport- en recreatieinrichtingen zijn voldoende.

Gelet op recente jurisprudentie (ABRS 11-01-2006, LJN-nr. AU9388) moet wel een evenementenvergunning worden aangevraagd voor een feest, dat als zodanig is aan te merken als een evenement, gelet op de grootschaligheid, de muziekstijl, het soort publiek dat er komt en de sluitingstijd welke niet tot de normale bedrijfsvoering van de inrichting behoort. Wanneer festiviteiten een groot uitstralingseffect hebben, zoals een live optreden van een zeer bekende groep of artiest of een soort hardcore/houseparty, kan de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid en/of gezondheid in het

geding komen. Ook wanneer een festiviteit geheel of gedeeltelijk buiten de inrichting plaatsvindt, moet wel een evenementenvergunning worden aangevraagd.

2.2.4 Terrassenbeleid

De gemeente verstrekt terrasvergunningen waaraan voorwaarden zijn verbonden. Deze voorwaarden kunnen per verleende vergunning verschillen. Door het vaststellen van een terrassenbeleid ontstaat er duidelijkheid voor elke ondernemer en de gemeente. Voorts kan de gemeente op basis van het beleid en de verleende vergunningen handhavend optreden. Het terrassenbeleid is op dit moment in ontwikkeling. Naar verwachting zal dit in augustus afgerond worden.

2.2.5 Convenant Veilig Uitgaan

Op 2 december 2004 hebben de Afdeling Sint-Michielsgestel van Koninklijk Horeca Nederland, het team Schijndel van het district Aa en Dommel van de Politie Brabant-Noord en de gemeente Sint-Michielsgestel een horecaconvenant gesloten.

Deze overeenkomst, tot stand gekomen tijdens het periodieke reguliere overleg tussen partijen, is met ingang van 1 februari 2005 in werking getreden.

Met de overeenkomst wordt beoogd samen een eerste aanzet te geven om op basis van maatregelen en intenties een veilig en gezellig uitgaansleven te kunnen behouden en te bevorderen.

Zo zijn er afspraken gemaakt over het houden van toezicht, het ontzeggen van de toegang tot een horecabedrijf, het hanteren van huisregels in een horecabedrijf, het bestrijden van vandalisme, het gebruik van onbreekbaar glaswerk bij evenementen, het voortzetten en handhaven van het huidige beleid ten aanzien van het voorkomen van paracommercieel handelen en het hanteren van een handleiding bij het beleidsmatig handhaven van (vergunnings)voorschriften die met de horeca te maken hebben: het horecastappenplan.

Horecastappenplan

In het horecaconvenant wordt in punt 16 verwezen naar het horecastappenplan. Dit stappenplan bevat beleidsmatige uitgangspunten voor het bestuursrechtelijk en strafrechtelijk handhaven van allerlei voorschriften die op horecabedrijven van toepassing zijn.

In hoofdstuk 5 waarin het thema ‘handhaving van beleid’ behandeld wordt zal een uitgebreidere toelichting gegeven worden op het horecastappenplan.

2.3 Administratieve lastenverlichting

Deregulering staat hoog op de politieke agenda. Regels zijn nodig om de samenleving te ordenen, de kwetsbare groepen te beschermen en de schaarse ruimte goed te verdelen. De omvang en complexiteit van regels, waarvan er steeds meer komen terwijl er nauwelijks lijken te verdwijnen, hebben evenwel de slagvaardigheid en efficiëntie van de overheid aangetast. Dit heeft effect op de samenleving. Het bedrijfsleven, instellingen en burgers hebben in toenemende mate last van de grote hoeveelheid regels en de daaruit voortvloeiende financiële lasten. Zij zien door de bomen het bos niet meer. Dit heeft effect op de leefbaarheid en het ondernemersklimaat. De VNG verwoordt het als volgt in haar rapport “VNG snoeiplan deregulering, minder lastige regels: verminderen, vereenvoudigen en moderniseren van het bestaande woud aan regels is de nieuwe trend”: teveel regels bureaucratiseert met als gevolg een onnodig hoge belasting van het ambtelijke apparaat en ontevredenheid onder burgers en bedrijfsleven.

Deregulering moet niet beperkt worden opgevat. Het gaat niet alleen om het schrappen of vereenvoudiging van regelgeving, maar ook om vermindering of vereenvoudiging van de voorschriften verbonden aan vergunningen. Ook het beperken van de administratieve overlast zowel voor burgers, bedrijven als voor het ambtelijk apparaat dient daaronder te worden verstaan.

Klachten betreffen namelijk zeker niet alleen de hoeveelheid regels maar vooral ook doorlooptijden, regelgeving die elkaar tegenspreekt of overbodig is, onduidelijkheid over de regelgeving en wat van de burger verwacht wordt, het steeds weer moeten aanvullen van gegevens, onbegrijpelijke formulieren, van het kastje naar de muur worden gestuurd enzovoorts.

Deregulering vergt bestuurlijke en politieke moed. Er is namelijk een principiële keuze voor nodig. Een keuze die inhoudt dat er meer aan de samenleving moet worden overgelaten, dat de overheid simpelweg niet meer alles kan en wil regelen. Dat de markt ook regulerend werkt. Een keuze die inhoudt dat van de burgers ook meer tolerantie wordt verlangd, omdat niet meer tegen elke overlast wordt opgetreden. Een keuze die ook inhoudt dat wat elders geregeld is, niet nogmaals geregeld moet worden door de gemeenten zodat de gemeente ook een vinger in de pap kan houden: dat daar waar het burgerlijk- of strafrecht uitkomst biedt, die weg wordt gevolgd en niet van de gemeente kan worden verlangd dat de gemeente altijd maar voor de oplossing zorgt. Kortom een keuze die inhoudt dat de gemeente op bepaalde terreinen terugtreedt.

Hoofdstuk 3. Horeca in Sint-Michielsgestel

3.1 Inleiding

Dit deel van de nota beschrijft het huidige aanbod van horecabedrijven in de gemeente en de ontwikkeling die het de laatste tien jaar heeft doorgemaakt. Daarnaast wordt ingegaan op de huidige bestemmingsplannen, waaronder het Centrumplan Sint-Michielsgestel.

3.2 Ruimtelijk beleid ten aanzien van horecabedrijven

3.2.1 Aanbod en ontwikkeling

De afgelopen tien jaar heeft de horeca in de gemeente Sint-Michielsgestel zich volgens de informatie van het Bedrijfschap Horeca (inschrijvingsregister) als volgt ontwikkeld.

3.2.2 Bestemmingsplannen

Alle bestemmingsplannen, inclusief toelichting, kunnen worden ingezien en opgevraagd aan het loket van de afdeling Vergunningen en Handhaving in het gemeentehuis tijdens de reguliere openingstijden: maandag tot en met vrijdag van 8.30 uur tot 12.30 uur.

Wanneer gekeken wordt naar de huidige bestemmingsplannen is in de onderstaande bestemmingsplannen horeca mogelijk.

3.2.2.1 Den Dungen

Den Dungen (vastgesteld 30 september 2004)

De belangrijkste functie in de kern Den Dungen is de woonfunctie. Voor het karakter van de kern is het van belang dat deze functie behouden blijft en waar mogelijk versterkt. Uitzonderingen hierop vormen de oude “linten” waar verschillende vormen van functiemenging (winkels, horeca, bedrijven, dienstverlening, etc.) voorkomen. Gekozen is voor een verdere versterking van functiemenging aan het doorgaande lint Hoogstraat – Maaskantje – Heilig Hartplein – Litserstraat; vooral rondom de kerk.

3.2.2.2 Berlicum

Berlicum Noord (vastgesteld 26 april 2001)

Er bevindt zich binnen het plangebied een café met cafetaria en zaalverhuur gelegen aan de Braakven 79, op de hoek met de Oude Pastorieweg. Het bestaande horecabedrijf valt binnen het 'Besluit Horecabedrijven Milieubeheer'. In dat kader heeft ook een toetsing plaatsgevonden. Daaruit is voortgekomen dat er geen hinder wordt ondervonden.   Het huidige beleid van de gemeente is er op gericht de bestaande horecavestigingen te handhaven. Er wordt een consolidatiebeleid nagestreefd. Binnen het plangebied worden geen nieuwe horecabedrijven toegestaan. Ook de ontwikkeling van harde horeca (disco etc.) wordt niet toegestaan.  

Centrum Berlicum (vastgesteld 24 april 1997)

De horecafuncties passen in feite prima in het gemengde karakter van de Hoogstraat en Kerkwijk.   Er wordt daarom in dit bestemmingsplan gestreefd naar handhaving van het bestaande aantal functies in de genoemde gebieden. Van belang is daarbij dat de uitstraling van deze functies naar de omgeving beperkt is.   Voor de ondersteuning van de verblijfskwaliteit van het centrumgebied is het van belang dat horecavestigingen onderdeel blijven uitmaken van dit gebied. Bestaande horecavestigingen binnen het plangebied zullen dan ook alle positief bestemd worden. Uitbreiding van het aantal horecavestigingen binnen het plangebied wordt echter niet nagestreefd. Binnen het plangebied wordt zogenaamde harde horeca (discotheken e.d.) niet toegestaan.Binnen het centrumgebied is horeca gewenst ter ondersteuning van de verblijfskwaliteit in dit gebied. Het maximale aantal horecavestigingen aan het Mercuriusplein is twee.

3.2.2.3 Gemonde

Integrale herziening Kom Gemonde (vastgesteld 26 april 2001)

Gezien de maat en schaal van het dorp is in Gemonde een redelijk aantal horecavestigingen aanwezig. Nieuwe horeca-voorzieningen, die een verbreding van het aanbod betekenen, worden echter niet uitgesloten. Een algemeen gehanteerde indeling van horeca-bedrijvigheid is als volgt:

  • 1.

    horeca-detailhandel met accent op de consumptiefunctie, geen of hooguit klein terras (lunchroom, tearoom, croissanterie, eetcafé, cafetaria, shoarma);

  • 2.

    recreatieve horeca met accent op ontmoetings- en verblijfsfunctie, meestal met flinke terrassen in de zomer (café-restaurant, eventueel met hotelaccommodatie restaurant, grand-café);

  • 3.

    Restauratieve horeca met accent op consumptiefunctie, zonder terrasfunctie (restaurant, bistro, buitenlandse eethuizen);

  • 4.

    horeca met accent op exploiteren van zaalaccommodatie;

  • 5.

    uitgaanshoreca met accent op ontmoeting en vertier (café, bar, nachtclub, disco, dancing).

Vestiging van de onder 1, 2 en 3 genoemde horeca is mogelijk. Wat betreft de genoemde horeca onder 4 en 5 geldt dat er in Gemonde reeds voldoende accommodatie aanwezig is, respectievelijk niet gewenst is vanwege het risico van overlast in het dorp.

3.2.3.4 Sint-Michielsgestel

Bestemmingsplan buitengebied Sint-Michielsgestel (vastgesteld 31 mei 2001)

Bij agrarische bedrijven en burgerwoningen is de mogelijkheid opgenomen voor verkoop van dranken, etenswaren, versnaperingen en het bieden van zitgelegenheid (terras). De voorziening dient van een dusdanige omvang en eenvoud te zijn dat geen vergunning inzake de Drank- en Horecawet nodig is. Het maximale oppervlak dat voor deze nevenactiviteit gebruikt mag worden is beperkt (100 m²). Verder moet deze activiteit voldoen aan de algemene voorwaarden, die gelden voor alle nevenactiviteiten op het agrarisch bedrijf.     De vestiging van een geheel nieuwe dagrecreatieve voorziening op een nieuwe locatie is niet mogelijk.

Theereheide 1998 (vastgesteld 29 april 1999)

De wijk Theereheide ligt op relatief korte afstand van het centrum van Sint-Michielsgestel waar de voorzieningen van de kern geconcentreerd zijn. Hierdoor bestaat er binnen de wijk een beperkt draagvlak voor dienstverlenende voorzieningen. Het assortiment van de aanwezige horeca- en detailhandelsvoorzieningen is gebruikelijk voor dat in een woonwijk.     Door de sterke spreiding en de beperkte omvang versterken de verschillende voorzieningen elkaar onvoldoende. Concentratie en uitbreiding van de voorzieningen is niet aan de orde in de woonwijk. Hiervoor is het op korte afstand gelegen centrum een betere locatie. Wel zou de locatie direct bij de aansluiting met het centrum, dicht bij de brug over de Dommel, met dienstverlenende voorzieningen functioneel ontwikkeld kunnen worden als 'poort' voor het centrum.

3.3. Gewenste beleidsontwikkelingen

3.3.1 Centrumplan Sint-Michielsgestel

In het Centrum Sint-Michielsgestel moet de horeca een winkelondersteunende functie hebben. Dit is van belang omdat dit een toegevoegde waarde biedt voor de beleving van het winkelgebied. De verblijfstijd van de consument in het winkelgebied wordt langer en het centrum wordt, naast een plek waar het goed boodschappen doen is, ook een plek met een sociale functie.

Gelijktijdig mag niet worden vergeten dat de woonfunctie in het centrum in de toekomst versterkt zal worden. Aandacht is gewenst voor de combinatie van wonen en horeca waarbij met de randvoorwaarden van beide rekening moet worden gehouden. Het wonen in een centrumgebied is echter niet hetzelfde als wonen in een woonbuurt: bij het wonen in een centrumgebied hoort een grotere levendigheid. Dat wil niet zeggen dat alles altijd maar mogelijk moet zijn, maar een café dat ook 's avonds geopend is, hoort thuis in het centrum. Zware horeca, waaronder bijvoorbeeld disco's

worden verstaan, wordt in het centrum niet gewenst geacht. De Staat van Horeca-activiteiten die onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid horeca die overlast veroorzaakt niet toe te staan binnen de bestemmingen in het centrumgebied.

Bij horeca die past in het nieuwe dorpshart kan worden gedacht aan bijvoorbeeld een lunchroom. Het kan hier "echte" horeca betreffen, maar er kan ook sprake zijn van een winkel met horeca als nevenfunctie, bijvoorbeeld bij een bakker. Deze voorzieningen hebben als eigenschap dat hun openingstijden ongeveer gelijk zijn aan die van de winkels.

Ook een grand caféachtige zaak (met ruimere openingstijden) past binnen dit beeld. Belangrijk uitgangspunt is dat de horeca ook overdag open is en een toevoeging vormt voor het centrum.

De volgende soorten horeca worden wel toelaatbaar geacht in het centrum van Sint-Michielsgestel:

  • -

    qua exploitatie aan detailhandelsfunctie verwante horeca die in de praktijk nauwelijks van de eigenlijke detailhandel kunnen worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetaria's;

  • -

    snackbars en dergelijke; vooral in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen;

  • -

    overige lichte horeca: restaurants;

  • -

    middelzware horeca is in beperkte mate gewenst in het centrumgebied. Dit is horeca die meer overlast geeft, maar wel duidelijk in een centrumgebied een plaats heeft, zoals cafés en bars.

De wand met historische bebouwing aan de noordzijde van het Petrus Dondersplein laat zich waarschijnlijk niet zo eenvoudig over de volle lengte "verwinkelen". Dit heeft vooral te maken met de inpandige situatie. In deze setting kan echter wel prima een restaurant of café worden gevestigd. Een dergelijke horecavestiging heeft echter wel andere openingstijden dan de daghoreca. In de visie op het centrum wordt het Petrus Dondersplein aangeduid als "marktplein". Restaurants en cafés horen van oudsher aan een marktplein thuis.

3.3.2 Horeca buiten het centrum van Sint-Michielsgestel

Op meerdere plaatsen buiten het centrum bevindt zich horeca. Voor een belangrijk deel betreft het "harde" horeca (cafés) die mogelijk overlast veroorzaken. Concentratie van te veel horeca in het centrum verstoort de woonfunctie. Er wordt daarom geen concentratie van horeca in het centrum nagestreefd.

Snackbars hebben nadrukkelijk een functie voor de wijk waar ze zijn gelegen. Hoewel een snackbar in het centrum prima past, heeft het geen toegevoegde waarde alle fastfood-aanbieders in het centrum te concentreren. Indien bij bestaande ondernemers de wens bestaat om naar het centrum te verplaatsen, zal van geval tot geval moeten worden bezien in hoeverre de horecafunctie past in het centrum.

Het concentratiebeleid richt zich voornamelijk op de detailhandel en heeft voor de verspreid aanwezige horeca dus beperkte gevolgen. Voor op te stellen bestemmingsplannen is er vanuit dit beleid dan ook geen reden om op voorhand bepaalde bestemmingen te wijzigen of uit te sluiten.

Hoofdstuk 4. Alcoholbeleid

4.1 Inleiding

Alcoholbeleid is een specifiek en complex beleidsterrein. Alcohol is de meest populaire drug en daarmee ook een van de schadelijkste voor onze samenleving. Alcohol is vrijwel overal aanwezig en de vormen waarin het op de markt wordt aangeboden zijn talrijk. Alcoholgebruik kent vele gezichten. De positieve kenmerken die verbonden zijn aan alcoholgebruik staan daarbij in contrast met de negatieve effecten, zowel lichamelijk als psychisch.

4.2 Cijfers en trends in gebruik

4.2.1 Eén op de tien Nederlanders is probleemdrinker

Over de gehele bevolking van 16 tot 69 jaar wordt ruim 10% tot de categorie probleemdrinker gerekend (Van Dijck e.a. 2005). Een probleemdrinker is door de onderzoekers in dit geval gedefinieerd als iemand die én boven een bepaalde drempelwaarde drinkt én problemen ondervindt door drankgebruik.

Probleemdrinken komt bij mannen meer voor (16,8%) dan bij vrouwen (4,2%). Van de jongeren tussen de 16 en 24 jaar wordt 22% gerekend tot de probleemdrinkers (Van Dijck e.a. 2005).

Sint-Michielsgestel

Uit de kernboodschap voor lokaal beleid 2006van de GGD Hart voor Brabant ‘Gezondheid telt! In Sint-Michielsgestel’ blijkt dat één op de vijf volwassenen (19 tot en met 64 jaar) overmatig alcohol drinkt.

4.2.2 Duizenden doden en gewonden door alcohol per jaar

Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport schatte in 2000 het totale aantal jaarlijkse alcoholdoden op 3.000 à 4.000 (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2000). Deze schatting is gebaseerd op jaarlijks ruim 700 sterfgevallen met een alcoholziekte als primaire doodsoorzaak, ruim 800 sterfgevallen met een alcoholziekte als secundaire doodsoorzaak en epidemiologisch onderzoek waaruit blijkt dat 4-6% van de sterfte als gevolg van kanker samenhangt met chronisch excessief alcoholgebruik (1485 tot 2230 gevallen per jaar). Daar is bij geteld de schatting van het aantal doden door rijden onder invloed (ongeveer 225), ongevallen in de privé-sfeer (80 tot 100) en alcoholgerelateerde agressie (enkele tientallen).

4.2.3 Belangrijke trends

Hoewel de alcoholconsumptie in Nederland vrij constant is, is er in Nederland geen sprake van een ‘lage’ consumptie. Er zijn welk degelijk een aantal zorgelijke trends zichtbaar, in het bijzonder onder jongeren. In zowel de laatste, als de voorlaatste nota ‘Volksgezondheid Toekomst Verkenning’ van het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) wordt het toenemende en hoge alcoholgebruik bij jongeren als zeer ongunstige trend geclassificeerd (De Hollander e.a. 2006; Jansen e.a. 2002). Alarmerend is een aantal specifieke ontwikkelingen:

  • -

    steeds meer Nederlanders gaan alcohol drinken, vooral jonge meiden;

  • -

    moderne, zoete, alcoholhoudende drankjes zijn populair geworden onder jongeren;

  • -

    jongeren drinken veel en vaak;

  • -

    alcoholvergiftigingen en dronkenschap nemen toe onder jongeren;

  • -

    alcoholgerelateerde opnames in ziekenhuizen en klinieken nemen toe;

  • -

    alcoholgerelateerde sterfte neemt toe.

4.3 Doelstellingen en instrumenten voor alcoholbeleid

4.3.1 Doelstellingen

Het is zinvol om drie doelgroepen te onderscheiden wanneer gesproken wordt over de mogelijkheden van alcoholbeleid, te weten:

  • -

    de algemene bevolking;

  • -

    groepen met een hoog risico, bijvoorbeeld zwangere vrouwen, jongeren;

  • -

    zware drinkers en probleemdrinkers: personen die al een (beginnend) alcoholprobleem hebben of een zodanig consumptieniveau dat het de gezondheid schaadt, bijvoorbeeld 7 à 8 consumpties per dag gebruiken.

Deze driedeling biedt namelijk de mogelijkheid om instrumenten te kiezen die bij de betreffende doelgroep passen. Wel past hier een kanttekening bij deze driedeling, want in feite hoort er een vierde doelgroep aan te worden toegevoegd, namelijk ernstig verslaafden. Echter wanneer gekozen wordt

voor alcoholpreventiebeleid, wordt deze doelgroep vrijwel altijd weggelaten omdat het accent hierin op de zorg ligt.

4.3.2 Instrumenten

Er zijn tal van instrumenten beschikbaar. Sommige zijn algemeen inzetbaar, zoals accijnsbeleid, andere zijn vooral effectief in relatie tot een specifieke doelgroep, zoals secundaire preventie (vroegtijdige onderkenning) van probleemdrinkers of zware drinkers. Globaal gezien kunnen er zes instrumenten onderscheiden worden, sommige met een geringe overlap.

  • 1.

    Financiële beschikbaarheid beperken: prijs- en accijnsbeleid.

  • 2.

    Fysieke beschikbaarheid beperken: leeftijdsbeperking / regulering van verkoop en distributie.

  • 3.

    Voorlichting en educatie.

  • 4.

    Reclamebeperking.

  • 5.

    Verkeersveiligheidsbeleid.

  • 6.

    Secundaire preventie: vroegtijdige onderkenning.

In het volgende overzicht is de effectiviteit en het rendement van de diverse instrumenten voor alcoholbeleid weergegeven:

Instrument

Effectief?

Rendabel?

Financiële beschikbaarheid beperken

Ja, mits accijnsverhoging voldoende doorwerkt in de prijs.

Ja, goedkoop; levert geld op.

Fysieke beschikbaarheid beperken

Ja, met name beperking of juist verruiming openingsuren en het aantal verkoopplaatsen.

Ja, goedkoop.

Voorlichting en educatie

Beperkt, zeker zonder andere begeleidende maatregelen; vooral geschikt voor agendasetting, niet voor gedragsverandering.

Nee, zeer kostbaar bij groot bereik.

Reclamebeperking

Vermoedelijk wel, zeker voor zover reclame op jongeren gericht is.

Ja, verbod goedkoop, beperking minder.

Verkeersveiligheidsbeleid

Ja, mits beleid wordt aangescherpt.

Ja, beperkte tot lage kosten.

Secundaire preventie

Voorlopig beperkt, zonder omvangrijke investeringen in training en begeleiding.

Nog onzeker: beperkte tot hoge kosten.

(Babor, 2003)

4.4 Lokaal alcoholbeleid

Hoewel alcoholproblemen het meest zichtbaar zijn op lokaal niveau hebben slechts weinig gemeenten een geïntegreerd alcoholbeleid (Mulder, 2004). Politiek gezien wegen er ook verschillende belangen mee, enerzijds de economische belangen en anderzijds maatschappelijke- en gezondheidsbelangen. Toch heeft lokaal alcoholbeleid de voorkeur boven landelijk alcoholbeleid, problemen kunnen lokaal eenvoudiger inzichtelijk worden gemaakt en er kan slagvaardiger opgetreden worden in het nemen van concrete maatregelen op lokaal niveau.

Alcoholbeleid raakt vele beleidsterreinen, onder andere het terrein van volksgezondheid en welzijn, maar bijvoorbeeld ook die van openbare orde en veiligheid. In bijvoorbeeld het jeugd- en gezondheidsbeleid wordt in hoofdstuk 9 ‘veiligheid’ stil gestaan bij het alcohol- en drugsgebruik onder jongeren in de gemeente Sint-Michielsgestel.

Samenwerking en integraliteit op de verschillende beleidsterreinen is dan ook van groot belang bij de ontwikkeling van lokaal alcoholbeleid.

Preventief lokaal alcoholbeleid kan worden onderverdeeld in de 3 hoofdgebieden educatie & draagvlak, regelgeving & naleving en handhaving.

Educatie & draagvlak

Informatie staat centraal in deze eerste pijler van preventie. Informatie over de risico’s van alcoholgebruik maar ook informatie over de noodzaak van het gevoerde of het te voeren beleid. Educatie wordt strategisch ingezet in het belang van aandacht voor de problematiek.

Regelgeving en naleving

Toonaangevende preventieprojecten richten zich steeds meer op de beïnvloeding van de omgeving van jongeren. Ouders worden daarbij als een steeds belangrijkere intermediaire doelgroep beschouwd. Daarnaast liggen er mogelijkheden op het gebied van de feitelijke beschikbaarheid (in de winkel, in de horeca, in de sportkantine en in de thuissituatie) van alcoholhoudende dranken.

Handhaving

Een derde element uit het preventiebeleid heeft betrekking op de handhaving van de bestaande alcoholwetgeving voor de verstrekkers van alcoholhoudende drank en de consument. Een belangrijke taak is hierbij weggelegd voor de handhavende instanties als politie en de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA). Zij zijn de officiële controleurs van de Nederlandse alcoholwetgeving. Een goed functionerend handhavingsbeleid is een wezenlijk onderdeel van preventief alcoholbeleid.

Schematisch is de opbouw van preventief alcoholbeleid als volgt weer te geven:

Samenwerking

Alcohol kan op verschillende plaatsen genuttigd worden, velen denken hierbij meteen aan de horeca.

Maar daarnaast zijn er nog andere plaatsen waar alcohol verkrijgbaar/te nuttigen is:

  • -

    de thuissituatie;

  • -

    de sportkantine;

  • -

    de supermarkt/slijterij;

  • -

    de schuur-/keetfeesten.

Om te kunnen komen tot een goed lokaal alcoholbeleid is niet alleen samenwerking en integraliteit binnen de verschillende beleidsterreinen van de gemeente van belang. Maar vooral ook professionals uit het werkveld kunnen hierin een grote bijdrage leveren. De horeca is er hier natuurlijk één van, maar er kan ook gedacht worden aan: GGD, Stichting Alcohol Preventie (STAP), Novadic-Kentron, Voedsel en Warenautoriteit, maar bijvoorbeeld ook scholen.

Literatuur

Dijck, D. van en Knibbe, R (2005). De prevalentie van Probleemdrinken in Nederland: Een algemeen bevolkingsonderzoek. Maastricht: Universiteit Maastricht

Hollander, A.E.M., Hoeymans, N., Melse, J.M. e.a. (2006). Zorg voor gezondheid. Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2006. Bilthoven: RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.

Jansen, J., Schuit, A.J. en Lucht, F. van der (2002). Tijd voor gezond gedrag. Bevordering van gezond gedrag bij specifieke groepen. Bilthoven: RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2000). Alcoholnota. Nota over de intensivering van het beleid tegen alcoholmisbruik (2001-2003).

Babor, T., Caetano, R., Casswel, S. e.a. (2003). Alcohol: No Ordinary Commodity – Reasearch and public policy. Oxford: Oxford University Press.

Mulder, J. (2004). Lokaal Alcoholbeleid. Onderzoek naar het alcoholbeleid in de 100 grootste Nederlandse gemeenten. Utrecht: STAP (Stichting Alcoholpreventie)

Hoofdstuk 5. Handhaven van het beleid

5.1 Inleiding

Handhaving van het beleid is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de horecaondernemer zelf. Hij dient zorg te dragen voor de naleving van de aan de diverse vergunningen verbonden voorwaarden, de orde in zijn bedrijf en de orde in de directe omgeving daarvan. Doet hij dat niet, dan zullen de Burgemeester en/of het college van Burgemeester en Wethouders over kunnen gaan tot het nemen van bestuursrechtelijke maatregelen. Welke maatregelen dat zijn, wordt in het navolgende beschreven.

5.2 Bestuursrechtelijke maatregelen

De juridische handhavingsmiddelen kunnen worden verdeeld in bestuursrechtelijke en strafrechtelijke middelen. In deze paragraaf wordt kort ingegaan op de bestuursrechtelijke maatregelen.

Bestuursdwang

De Gemeentewet kent aan het gemeentebestuur een algemene bevoegdheid toe tot het uitoefenen van bestuursdwang. De regels over de toepassing van bestuursdwang zijn opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Bestuursdwang betekent dat door of vanwege een bestuursorgaan feitelijk wordt opgetreden tegen een situatie die in strijd is met enig wettelijk voorschrift. Met ‘feitelijk’ optreden wordt verstaan het doen wegnemen, opruimen, beletten, in de vorige toestand herstellen of het treffen van maatregelen om verder nadelige gevolgen van de overtreding te voorkomen. Met bestuursdwang wordt dus beoogd een bestaande (onwettige) situatie in overeenstemming te brengen met de bestuursrechtelijke voorschriften. De kosten van de toepassing van bestuursdwang kunnen worden verhaald op de overtreder.

Dwangsom

Een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen is eveneens bevoegd tot het opleggen van een last onder dwangsom. Dit betekent dat de overtreder wordt aangeschreven om de overtreding te beëindigen of voortzetting of herhaling daarvan te voorkomen. Dit op straffe van het verbeuren van één of meerdere bedragen. De bestuursdwang- en de dwangsombevoegdheid kunnen niet gelijktijdig worden toegepast. Er kan dus geen last onder dwangsom worden opgelegd zolang voor dezelfde overtreding een beslissing tot toepassing van bestuursdwang van kracht is. Deze laatste beslissing zou dan eerst moeten worden ingetrokken. Beide handhavingsmiddelen kunnen dus wel achtereenvolgens worden toegepast.

Toegang tot een ruimte verbieden

Op grond van artikel 36 Drank- en Horecawet kunnen burgemeester en wethouders de personen toegang ontzeggen tot een ruimte waarin strijd met de wet alcoholhoudende dranken worden verstrekt. In de praktijk wordt er weinig gebruik gemaakt van dit artikel. In de gemeente Sint-Michielsgestel zijn geen voorbeelden bekend van de toepassing van dit artikel.

Sluiting van een inrichting

In bepaalde omstandigheden kunnen horeca-inrichtingen worden gesloten, bijvoorbeeld wanneer een inrichting niet beschikt over de benodigde vergunning(en). De sluiting kan plaatsvinden voor bepaalde tijd (3 maanden of een jaar) of voor onbepaalde tijd. De sluiting van een horeca-inrichting kan zijn gebaseerd op:

  • ·

    Artikel 174, lid 2 Gemeentewet (ordemaatregel in het kader van veiligheid en gezondheid);

  • ·

    Artikel 2.3.1.5, lid 1 Algemeen Plaatselijke Verordening (in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid);

  • ·

    Artikel 13b Opiumwet (wegens handel in drugs);

  • ·

    Artikel 125 Gemeentewet (bestuursdwang).

Intrekken van een vergunning

Wanneer de vergunninghouder een overtreding begaat, is als sanctie mogelijk dat de vergunning geheel of gedeeltelijk wordt ingetrokken. Het intrekken van de vergunning kan gebaseerd zijn op de Drank- en Horecawet (artikel 31), de Bouwverordening (artikel 6.1.6), de Brandbeveiligingsverordening (artikel 2.1.3) of op grond van de APV. Het intrekken van de vergunning

moet worden gezien als een ‘ultimum remedium’ en dient dus als het sluitstuk op een handhavingstraject te worden toegepast.

5.3 Horecastappenplan

Het horecastappenplan bevat beleidsmatige uitgangspunten voor het bestuursrechtelijk en strafrechtelijk handhaven van allerlei voorschriften die op horecabedrijven van toepassing zijn ten behoeve van een gezond evenwicht tussen de zakelijke belangen van de horeca en de belangen van de gemeenschap. Politie en gemeente streven beide naar dat gezonde evenwicht.

5.3.1 De werking

Om het horecastappenplan te gebruiken is het van belang eerst de vraag te beantwoorden: ‘Wat is het probleem?’. Vervolgens kan het horecastappenplan geraadpleegd worden om te bezien welke uitgangspunten gesteld zijn, waarna de te volgen procedures in het stappenschema gevolgd worden.

Er zijn stappenschema’s gemaakt voor de verschillende onderwerpen, zoals:

  • -

    alcohol op de openbare weg;

  • -

    sluitingstijden;

  • -

    geweld, drugs, wapens en heling;

  • -

    terrassen;

  • -

    geluidhinder.

Uitgangspunten

Wanneer gekeken wordt naar bijvoorbeeld ‘sluitingstijden’ zijn de onderstaande uitgangspunten vastgelegd in het horecastappenplan.

Het beleid ten aanzien van sluitingstijden van horeca-inrichtingen is vastgelegd in de Algemeen Plaatselijke Verordening. Overtredingen worden niet getolereerd. Tegen overtredingen wordt verbaliserend opgetreden en recidive wordt bestuursrechtelijk aangepakt.

Indien een exploitant binnen de termijn van 1 jaar, drie maal bekeurd wordt voor het overtreden van de sluitingstijd, volgt bijvoorbeeld het opleggen van een dwangsom of tijdelijke sluiting van de inrichting (sanctiebeschikking).

De politie treedt repressief op tegen overtreding van de sluitingstijd en geeft van het optreden kennis aan de gemeente. Strafrechtelijk optreden gevolgd door bestuursrechtelijk optreden ten aanzien van de naleving van sluitingstijden verdient de voorkeur.

De hier bedoelde termijn van 1 jaar is een strak regime ten aanzien van sluitingstijden. Immers de exploitant dient gedurende 1 jaar te voldoen aan de bepalingen. Een kortere termijn vraagt om een structurele controle van inrichtingen. Het ontbreken van een structurele controle binnen een termijn van 6 maanden of korter, biedt ruimere ‘ontsnappingsmogelijkheden’ dan een termijn van 1 jaar. Anders gezegd: de kans om binnen 3 of 6 maanden drie maal achtereen bekeurd te worden voor overtreding van de sluitingstijd is kleiner dan de kans om binnen 1 jaar drie maal bekeurd te worden. De periode van ‘dreiging’ is in het laatste geval langer.

Stappenschema

Het stappenschema voor ‘sluitingstijden’ ziet er dan als volgt uit:

Wanneer gekeken wordt naar het stappenplan en de mate waarin het in Sint-Michielsgestel gebruikt is, kan geconcludeerd worden dat er in een enkel geval gebruik is gemaakt van het stappenplan. Het steeds bij de stap van een waarschuwing gebleven en is daadwerkelijk handhavend optreden door de gemeente niet nodig geweest.

Ondertekening

Sint-Michielsgestel, 12 juni 2007.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
de voorzitter,
de secretaris,
Sint-Michielsgestel, 12 juni 2007.
Burgemeester mr. J.C.M. Pommer

Nota-toelichting

Voorwoord

Voor u ligt het Integraal Horecabeleidsplan van de gemeente Sint-Michielsgestel. Met veel plezier en toewijding is er aan de totstandkoming van deze nota gewerkt. Een van de uitgangspunten van het beleid was namelijk dat deze op een interactieve en integrale wijze tot stand zou komen. Dit is gerealiseerd door middel van een projectgroep die wisselend van samenstelling was, afhankelijk van het te bespreken onderwerp.

In de projectgroep hebben vertegenwoordigers van de horeca, vertegenwoordigers van de politie en vertegenwoordigers van verschillende afdelingen van de gemeente deelgenomen. Ik wil eenieder middels deze weg hartelijk danken voor hun bijdrage en toewijding.

Leeswijzer

De nota is opgebouwd uit 5 verschillende hoofdstukken. Hoofdstuk 1 betreft een korte inleiding in de nota, de belangrijkste doelstellingen van de nota worden hierin beschreven. In hoofdstuk 2 wordt vervolgens het juridische kader met betrekking tot horeca beschreven, zowel landelijk als lokaal. Tevens is er aandacht besteed aan de mogelijkheden tot administratieve lastenverlichting.

Hoofdstuk 3 geeft vervolgens een beeld van het aanbod en de ontwikkeling van horeca in Sint-Michielsgestel. In hoofdstuk 4 worden dan de algemene cijfers met betrekking tot alcoholnuttiging beschreven, waarna ingegaan wordt op de mogelijkheden tot de ontwikkeling van een lokaal preventief alcoholbeleid.

Als laatste is in hoofdstuk 5 de handhaving van het beleid beschreven. De bestuursrechtelijke maatregelen worden omschreven en er wordt een toelichting gegeven op het horecastappenplan.

Over één jaar zal de onderliggende nota geëvalueerd worden. De stand van zaken met betrekking tot de actiepunten zal dan besproken worden en waar nodig zal de nota bijgesteld worden. Deze evaluatie zal plaatsvinden in samenwerking met het bestuur van Koninklijk Horeca Nederland – afdeling Sint-Michielsgestel en de politie.