Beleidsregels Tegemoetkoming kosten kinderopvang 2016

Geldend van 18-02-2016 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2016

Intitulé

Beleidsregels Tegemoetkoming kosten kinderopvang 2016

Het college van burgemeester en wethouders;

gelet op artikel 1.13 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp);

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende:

Beleidsregels Tegemoetkoming kosten kinderopvang 2016

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders

  • b.

    kinderopvang: de opvang van kinderen, woonachtig in de gemeente tussen 0 en 12 jaar als bedoeld in de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

  • c.

    Wkkp: Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

  • d.

    wet: de Participatiewet, Ioaw, Ioaz of Algemene nabestaandenwet

  • e.

    SMI (sociaal medische indicatie): noodzakelijke indicatie om in aanmerking te kunnen komen voor een tegemoetkoming in kosten voor noodzakelijke kinderopvang: - als gevolg van lichamelijke, verstandelijke en/of psychische beperkingen van de ouder of; - om een dreigende ernstige ontwikkelingsachterstand van het kind op te heffen of te verminderen.

Voor zover niet anders is bepaald worden overige begrippen in deze beleidsregels gebruikt in dezelfde betekenis als in de Wkkp of de wet.

Hoofdstuk 2. Tegemoetkoming kosten kinderopvang doelgroepouders en SMI

Artikel 2. Doelgroep

Het college verstrekt een tegemoetkoming:

  • 1.

    Voor de noodzakelijke kosten van kinderopvang als aanvulling op de kinderopvangtoeslag, die door de Belastingdienst wordt verstrekt aan de in de gemeente woonachtige ouder als bedoeld in artikel 1.6 eerste lid van de Wkkp, onderdeel c, e en j.

  • 2.

    Voor de noodzakelijke kosten van kinderopvang op grond van SMI.

Artikel 3. Aanvullende voorwaarden aanvraag SMI

  • 1. Bij een aanvraag voor SMI wordt het besluit van het college gebaseerd op een indicatie-advies van een onafhankelijke adviseur die beschikt over adequate deskundigheid.

  • 2. De indicatie als bedoeld in het eerste lid heeft een geldigheidsduur van maximaal een jaar en geeft aan hoeveel uren kinderopvang noodzakelijk zijn.

  • 3. De voorziening voor kinderopvang moet gevestigd zijn in de gemeente, tenzij het om sociaal-medische redenen meer in de rede ligt gebruik te maken van een voorziening buiten de gemeente.

Artikel 4. Aanvraag

  • 1. De aanvraag geschiedt bij het college op een daarvoor beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 2. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat ten minste:

    • a.

      naam, adres en burgerservicenummer van de ouder;

    • b.

      indien van toepassing: naam en burgerservicenummer van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;

    • c.

      naam, geboortedatum en burgerservicenummer van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;

    • d.

      een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;

    • e.

      overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

  • 3. Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

  • 4. Het college weigert de tegemoetkoming indien er sprake is van een voorliggende voorziening.

Artikel 5. Hoogte en duur van de tegemoetkoming kosten kinderopvang

  • 1. De tegemoetkoming bedraagt:

    • -

      de kosten van kinderopvang, die nodig zijn om het re- integratietraject of de opleiding te kunnen volgen voor de aanvrager als bedoeld in als bedoeld in artikel 1.6 eerste lid van de Wkkp, onderdeel c, e en j; op de kosten wordt de kinderopvangtoeslag die door de Belastingdienst wordt verstrekt in mindering gebracht; of

    • -

      de kosten van kinderopvang voor het aantal uren kinderopvang wat noodzakelijk wordt geacht op grond van SMI.

  • 2. Voor de hoogte van de tegemoetkoming wordt aangesloten bij de maximale uurprijs voor kinderopvang zoals deze is opgenomen in het Besluit kinderopvangtoeslag en wordt gehanteerd door de Belastingdienst.

  • 3. De tegemoetkoming wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.

  • 4. De tegemoetkoming wordt verleend voor de duur van het re-integratietraject, opleiding of indicatieduur SMI.

  • 5. De ouder verstrekt binnen vier weken na afloop van de in het vorige lid bedoelde periode of uiterlijk na een kalenderjaar de definitieve beschikking kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst en de jaaropgave van de kinderopvangorganisatie of gastouderbureau. Aan de hand hiervan wordt de tegemoetkoming definitief vastgesteld.

  • 6. Teveel betaalde tegemoetkoming kosten kinderopvang wordt teruggevorderd.

Artikel 6. Ingangsdatum van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het college in ontvangst is genomen.

  • 2. Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

Artikel 7. Betaling

  • 1. De tegemoetkoming wordt rechtstreeks betaald aan de ouder op voorwaarde dat deze een bewijs van betaling van kosten van kinderopvang kan overleggen.

  • 2. Het college kan op verzoek van de ouder een andere betaalwijze dan in lid 1 genoemd toestaan.

Artikel 8. Inlichtingenplicht

De ouder of de partner doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van belang zijn.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 9. Afwijking

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van het bepaalde in deze regeling.

  • 2. In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet of onduidelijk is besluit het college en treffen zij zo nodig voorzieningen.

Artikel 10. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels Tegemoetkoming kosten kinderopvang 2016.

  • 2. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2016.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 26 januari 2016.
Het college van burgemeester en wethouders,
De secretaris,
De burgemeester,

Toelichting

Op grond van de bestaande gemeentelijke verordening Wet Kinderopvang vastgesteld in 2004 hebben ouders in een aantal situaties recht op een tegemoetkoming kosten kinderopvang.

De uitvoering is opgedragen aan de Intergemeentelijke Sociale Dienst Optimisd, waardoor het werkproces voor de vier aangesloten gemeenten Bernheze, Schijndel, Sint-Michielsgestel en Veghel eenduidig is.

Per 1 januari 2013 is de Wet Kinderopvang en Kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp) gewijzigd.

Kinderopvangtoeslag is grotendeels overgeheveld naar de Belastingdienst.

De verordeningsplicht is per 1 januari 2013 komen te vervallen, waardoor de bestaande gemeentelijke verordeningen Wet Kinderopvang kunnen worden ingetrokken.

De wijzigingen betreffen:

  • -

    kinderopvangtoeslag wordt grotendeels betaald door de Belastingdienst, ook voor bijzondere doelgroepen;

  • -

    hoogte en duur van de vergoeding wordt beperkt;

  • -

    aanvragen is niet meer mogelijk met terugwerkende kracht.

Gemeenten ontvangen via het gemeentefonds middelen voor kinderopvang en SMI. Sinds 2010 is deze Rijksbijdrage structureel (niet - geoormerkt).

Gemeenten kunnen d.m.v. beleidsregels zelf beleid blijven vaststellen m.b.t. voor kinderopvang op sociaal - medische gronden (SMI) en voor de gemeentelijke doelgroep uitkeringsgerechtigden met een voorziening gericht op arbeid, tienermoeders en studenten (KOA - kopje).

Het KOA - kopje is een aanvulling op de toeslag die ouders ontvangen via aanvulling op de kinderopvangtoeslag; deze dekt immers niet de volledige kosten.

Het college kan de beleidsregels vaststellen, met inachtneming van artikel 4:81 tot en met 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht.

Tot op heden zijn geen nieuwe beleidsregels vastgelegd, en heeft Optimisd uitvoering gegeven aan bestaande regelgeving met inachtneming van de mogelijkheden die de Belastingdienst biedt.

Om duidelijkheid te geven aan de burgers en aan de uitvoerders verdient het aanbeveling om het gevoerde beleid daadwerkelijk vast te leggen in beleidsregels voor 2016.

De strekking van het KOA kopje

In de Wet Kinderopvang werd tot 1 januari 2013 aan gemeenten de verplichting opgelegd om een aanvulling op de kinderopvangtoeslag te betalen. Dit betrof bijstandsgerechtigden met een re-integratietraject, werkenden met een aanvullende bijstandsuitkering en studenten. De hoogte van de toeslag werd in het Besluit Kinderopvang voorgeschreven.

Onder de gewijzigde Wkkp is het verstrekken van een KOA kopje toegestaan aan bijstandsgerechtigden met een re-integratietraject, tienerouders jonger dan 18 jaar die een opleiding volgen en uitkering Participatiewet krijgen of kunnen krijgen en aan studenten.

In deze beleidsregels wordt het verstrekken van het KOA kopje geregeld voor deze doelgroepen.

Voor de bijstandsgerechtigden is dit een stimulans om zich goed in te zetten bij het traject.

Omdat zij op dat moment nog niet direct uitzicht hebben op een baan moeten zij investeren in zichzelf door het re-integratietraject te volgen. De kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst dekt ook voor bijstandsgerechtigden niet de volledige kosten van kinderopvang. Zij zouden zonder aanvullende toeslag onder bijstandsniveau komen. Dat wordt ongewenst geacht. Om die reden wordt een aanvullende tegemoetkoming verstrekt in de kosten van kinderopvang.

Voor tienerouders vinden wij het eveneens gewenst om hen zo goed mogelijk in staat te stellen om hun opleiding te volgen. Daardoor wordt hun kans op een goede toekomst op de arbeidsmarkt immers zo groot mogelijk. Om die reden willen wij de financiële belemmering zo veel mogelijk wegnemen en hen eveneens in aanmerking laten komen voor het KOA kopje.

De compensatie voor studenten is bedoeld om te voorkomen dat een ouder vroegtijdig zijn studie moet afbreken als gevolg van deze kosten en hierdoor mogelijk (opnieuw) uitkeringsafhankelijk wordt.

De vergoeding van kinderopvang bij sociaal medisch indicaties

De doelgroep SMI bestaat uit gezinnen waar sprake is van sociaal-medische problematiek

en waar kinderopvang noodzakelijk is ter ondersteuning van het vinden van een oplossing van deze problematiek. Daarbij kan het gaan om sociaal-medische problemen bij ouders en de kinderen of een combinatie van beide. Bij sociaal-medische problemen moet worden gedacht aan lichamelijke, verstandelijke en psychische beperkingen die kinderopvang noodzakelijk maken. Ook in situaties waar de ontwikkeling van kinderen wordt bedreigd en waar geen andere voorzieningen kunnen worden ingezet is een vergoeding mogelijk.

Hiervoor is een indicatie-advies noodzakelijk van een onafhankelijk adviseur die beschikt over adequate deskundigheid en op basis van een behandelplan.

Aan de toekenning worden geen andere voorwaarden verbonden dan die in het behandelplan zijn opgenomen.

De uitvoering van deze beleidsregels is ondergebracht bij de Intergemeentelijke Sociale Dienst Optimisd, op grond van de bestaande Gemeenschappelijke regeling, waardoor het werkproces voor de vier aangesloten gemeenten Bernheze, Schijndel, Sint-Michielsgestel en Veghel eenduidig is.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

De begrippen die in de beleidsregels worden gebruikt hebben een gelijkluidende betekenis als de omschrijving in de Wet kinderopvang en Participatiewet, de Ioaw, Ioaz of Algemene nabestaandenwet.

Hoofdstuk 2. Tegemoetkoming kinderopvang aan doelgroepouders en SMI

Artikel 2. Doelgroep

In dit artikel is aangegeven welke doelgroep voor een KOA - kopje in aanmerking komt. In de Wkpp worden drie groepen genoemd: bijstandsgerechtigden met een re-integratietraject, tienermoeders die een opleiding volgen en studenten.

Artikel 1.6 eerste lid onderdeel c betreft de bijstandsgerechtigden (en Ioaw en Ioaz) of uitkeringsgerechtigden Algemene nabestaandenwet die een re-integratietraject volgen.

Artikel 1.6 eerste lid onderdeel e betreft de tienerouders jonger dan 18 jaar die een opleiding volgen en algemene bijstand ontvangen of kunnen ontvangen.

Artikel 1.6 eerste lid onderdeel j betreft degenen die zijn ingeschreven bij een school of instelling als bedoeld in paragraaf 2.2. of 2.4. van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten dan wel als bedoeld in de artikelen 2.8 tot en met 2.11 van de Wet studiefinanciering 2000.

Naast deze groepen kan een tegemoetkoming worden verstrekt voor kinderopvang op sociaal medische indicatie (SMI).

Het college kan besluiten kinderopvang op sociaal medische gronden te verstrekken, als deze kinderopvang noodzakelijk is:

  • -

    als gevolg van lichamelijke, verstandelijke en/of psychische beperkingen van de ouder, of

  • -

    om een dreigende ernstige ontwikkelingsachterstand van het kind op te heffen of te verminderen.

Artikel 3. Aanvullende voorwaarden aanvraag SMI

De indicatie voor SMI wordt afgegeven na overleg en advies door een onafhankelijk adviseur met voldoende adequate deskundigheid. Bijvoorbeeld van/via het Basisteam Jeugd/Centrum voor Jeugd en Gezin, een gecertificeerde instelling als bedoeld in de Jeugdwet, het Sociaal Wijkteam, via een medische specialist (niet eigen huisarts), of bijvoorbeeld door het Consultatiebureau, GGZ, GGD, De William Schrikker Groep (WSG) voor gespecialiseerde jeugdhulp, of Stichting Nidos voogdij- en gezinsvoogdij-instelling specifiek voor alleenstaande, minderjarige vluchtelingen en asielzoekers.

Bedoeling is wel dat kinderopvang op grond van SMI een tijdelijk karakter heeft en gedurende de indicatieperiode wordt gezocht naar een permanente oplossing voor de problemen.

De kinderopvang wordt als een tijdelijke oplossing gezien om rust te brengen in de gezinssituatie waar de ouder niet verantwoord zelf de zorg voor het kind op zich kan nemen. Tegelijkertijd moet er een behandelplan worden opgesteld, waardoor de ouder er naar toe werkt dat zij/hij de zorg voor het kind weer zelf kan dragen of dat de problemen van het kind behandeld worden, zodat de ouder weer in staat is de zorg op zich te nemen.

Artikel 4. Aanvraag

Lid 1 tot en met 3 spreekt voor zich.

In lid 4 wordt aangegeven dat geen tegemoetkoming kan worden verstrekt, indien er sprake is van een voorliggende voorziening. Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend een voorziening op grond van:

  • a.

    De Wet kinderopvang (Wkkp)

  • b.

    De Wet langdurige zorg (Wlz)

  • c.

    De Wet Maatschappelijke ondersteuning

  • d.

    Een medisch kinderdagverblijf

  • e.

    Een peuterspeelzaal, indien het aantal door de indicatiesteller geadviseerde uren overeenkomt met de peuterspeelzaaluren

  • f.

    Informele kinderopvang (opvang door buurt, familie, mantelzorg)

De Wkpp wordt ook aangegeven als voorliggende voorziening. Er kunnen situaties zijn waarin er sprake is van sociaal medische indicatie, maar waarbij de ouder om andere redenen behoort tot de doelgroep van de Wkpp. Bijv. omdat hij werkt, of student is. Voor de uren waarop hij/zij een beroep kan doen op de voorziening vanuit de Belastingdienst is dan geen tegemoetkoming mogelijk. Heeft de ouder naast deze uren nog behoefte aan kinderopvang SMI dan kan - aanvullend op de uren waarvoor de Belastingdienst kinderopvangtoeslag verstrekt - wel een tegemoetkoming worden verstrekt.

Ook de Wlz kan soms als voorliggende voorziening worden beschouwd. Bijv. in het geval er gespecialiseerde gezinszorg wordt geleverd of het kind een indicatie heeft voor een medisch kinderdagverblijf. De WMO wordt genoemd als voorliggende voorziening. Op dit moment zijn er nog geen collectieve voorzieningen in de WMO voor kinderopvang . Mogelijk verandert dat in de toekomst. Een dergelijke voorziening kan dan eveneens als voorliggende voorziening worden beschouwd.

Bij het bepalen van de omvang van de noodzakelijke kinderopvang moet ook gekeken worden of deze in voldoende mate kan worden geboden door bezoek aan de peuterspeelzaal. Als dit het geval is dan wordt geen tegemoetkoming verstrekt. Is naast het bezoek aan de peuterspeelzaal nog extra kinderopvang nodig, dan kan dit wel via deze regeling worden vergoed.

Artikel 5. Hoogte en duur

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 6. Ingangsdatum van de tegemoetkoming

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 7. Betaling

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 8. Inlichtingenplicht

In dit artikel wordt de inlichtingenplicht beschreven. Dit zijn de gebruikelijke verplichtingen. In het geval dat de klant zich hier niet aan houdt, trekt het college het besluit in of wijzigt het. Eventueel te veel betaalde tegemoetkoming wordt teruggevorderd.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 9. Afwijking

Alleen in heel specifieke individuele gevallen kan worden afgeweken van het bepaalde in deze regels.

Artikel 10. Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.