Regeling vervallen per 09-06-2017

Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Sint-Michielsgestel

Geldend van 15-11-2016 t/m 08-06-2017

Intitulé

Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Sint-Michielsgestel

Inleiding

Ieder kind heeft recht op passend onderwijs. De gemeenten in de regio de Meierij hebben de ambitie uitgesproken dat iedere leerling een passende plek in het onderwijs wordt geboden, vanuit de visie dat thuisnabijheid en de aanwezigheid van de benodigde expertise belangrijke uitgangspunten zijn. Kortom: we willen de expertise naar het kind brengen in plaats van het kind naar de expertise. Zelfredzaamheid wordt gestimuleerd, zowel van de jongere als van ouders/verzorgers. Met passend onderwijs streven we ernaar de mogelijkheden van het kind te benutten. Gemeenten in de Meierij willen daarom ook met het leerlingenvervoer een omzwaai maken naar het kijken wat kinderen wel zelf kunnen in plaats van wat ze niet kunnen.

Artikel 4, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs (WPO), artikel 4, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) en artikel 4, eerste lid van de Wet op de expertisecentra (WEC), verplichten de gemeenteraad een regeling vast te stellen voor het leerlingenvervoer. De verordening geeft uitvoering aan de taakstelling van de gemeentebesturen inzake de bekostiging van het vervoer van leerlingen van en naar scholen voor basisonderwijs, speciale scholen voor basisonderwijs, of (voortgezet) speciaal onderwijs.

Primair zijn er twee criteria die antwoord geven op de vraag of een aanvraag om leerlingenvervoer moet worden toegekend:

  • -

    gaat het om de dichtstbijzijnde toegankelijke school?

    • *

      van de onderwijssoort waarop het kind is aangewezen (i.c. waarvoor een toelatingsverklaring is afgegeven door het samenwerkingsverband);

    • *

      van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting.

  • -

    is de afstand van woning naar school minimaal 6 kilometer?

Worden deze vragen beide bevestigend beantwoord, dan bestaat er recht op leerlingenvervoer en wordt aan de hand van de vervoersmogelijkheden van de leerling bekeken welke bekostiging moet worden toegekend. De vormen van de bekostiging worden later in deze notitie nog verder uitgewerkt en toegelicht.

Aanleiding

De verordening leerlingenvervoer is voor het laatst gewijzigd in 2015.

Naast hetgeen in de verordening geregeld wordt, blijkt in de praktijk dat er zich omstandigheden kunnen voordoen die niet of niet duidelijk in de verordening geregeld zijn. Het verdient daarom aanbeveling om beleidsregels op te stellen die aansluiten bij de visie van de gemeente Sint-Michielsgestel.

Visie

Bij het opstellen van deze beleidsregels voor het leerlingenvervoer wordt uitgegaan van de mogelijkheden van het kind, niet van zijn/haar beperkingen. Verder gaan wij ervan uit dat ouders een verantwoordelijkheid voor hun kind hebben en dat zij de eerstverantwoordelijken zijn voor het schoolbezoek van hun kinderen. Uitgaande van die verantwoordelijkheid vinden wij het noodzakelijk dat ouders een belangrijke stem krijgen bij de bepaling wat de beste manier van reizen is voor hun kind.

Leerlingenvervoer is een financiële regeling, waarbij het vervoer wordt bekostigd. Dat kan een vergoeding voor openbaar vervoer zijn of een vergoeding voor het gebruik van een eigen vervoersmiddel (fiets, bromfiets, auto). De gemeente wil zoveel mogelijk naar een individuele bekostiging van het leerlingenvervoer.

Uit het oogpunt van klantvriendelijkheid hoeven ouders de bekostiging niet te verantwoorden, mits aangetoond is dat er geen sprake is geweest van structureel of langdurig schoolverzuim.

Algemene lijn in onderstaande voorstellen is dat de regelgeving wordt toegepast maar dat tegelijkertijd zoveel mogelijk maatwerk wordt geboden en dat de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van de leerling wordt gestimuleerd.

1. Soorten bekostiging

De verordening kent meerdere soorten bekostiging:

  • -

    Openbaar vervoer met of zonder begeleiding;

  • -

    Fietsvergoeding met of zonder begeleiding;

  • -

    Aangepast vervoer;

  • -

    Eigen vervoer.

Het gemeentelijk beleid voegt daar het persoonsgebonden vervoersbudget aan toe.

Uitgangspunt is bekostiging van openbaar vervoer. Vindt het college dat het kind in staat is om naar school te fietsen, dan wordt een fietsvergoeding bekostigd, eventueel met bekostiging van een begeleider.

Openbaar vervoer

In de modelverordening wordt gesteld dat een enkele reis met openbaar vervoer maximaal anderhalf uur mag duren. Wordt die tijd overschreden en kan dat met aangepast vervoer tot minstens 50% worden teruggebracht, dan is openbaar vervoer niet passend in de zin van de verordening en moet aangepast vervoer toegekend worden.

Steekproeven tonen aan dat de meeste so- en vso-scholen voor leerlingen uit onze gemeente met openbaar vervoer binnen anderhalf uur bereikt kunnen worden. Uitzondering zijn inwoners van Gemonde wegens het beperkte openbaar vervoer en, in verband met de afstand, leerlingen die naar de Berkenschutse in Heeze gaan.

De gemeente wil het gebruik van openbaar vervoer actief stimuleren. Niet voor iedere leerling is het meteen mogelijk om met de bus naar school te gaan. Er moet draagvlak gezocht worden onder de ouders zodat zij gestimuleerd worden om hun verantwoordelijkheid te nemen en hun kind begeleiden tot het moment dat het zelfstandig naar school kan reizen. In het leerlingenvervoer wordt er over het algemeen vanuit gegaan dat een kind van 9 jaar zelfstandig met het openbaar vervoer naar school kan reizen, maar gezien de kwetsbare groep lijkt dat vrij jong. Een leeftijd van 12 jaar is meer geschikt. Op deze leeftijd zit een leerling in de hoogste klas van het basisonderwijs.

Op grond van de verordening wordt geen bekostiging meer verstrekt aan leerlingen van het voortgezet (speciaal) onderwijs die zelfstandig of met begeleiding met openbaar vervoer kunnen reizen. Het is dus van belang dat leerlingen worden voorbereid op het reizen met openbaar vervoer. De verordening kent daarvoor een trainingsfaciliteit (zie ook punt 11).

Onderzocht wordt of de BWI Partis een project kan starten waarbij vrijwilligers tegen een vergoeding kunnen optreden als begeleiding van leerlingen naar het speciaal onderwijs.

Fietsvergoeding

Waar mogelijk, willen wij de mogelijkheden van het kind benutten en het reizen per fiets stimuleren. Dit houdt in dat op aanvraag fietsvergoedingen zullen worden verstrekt aan kinderen die daarvoor in aanmerking komen.

Als stimulans kan de vergoeding worden opgebouwd uit de volgende componenten:

  • -

    Vrijstelling eigen bijdrage ex art. 14;

  • -

    Bijdrage in de aankoopkosten van een fiets à € 400,00 (mits minimaal 1 jaar fietsend naar school);

  • -

    Fietsvergoeding € 0,09 per km (€ 256,-- per jaar);

  • -

    Aanvullende bekostiging van het openbaar vervoer voor de periode herfstvakantie – carnaval (€ 200,--).

De totale vergoeding voor een leerling uit Sint-Michielsgestel die gaat fietsen naar groep 8 van de sbo-school Hertog van Brabant zou dan neerkomen op € 400,-- + € 256,-- + € 200,-- = € 856,--. Het jaar daarna krijgt het kind nog alleen een fietsvergoeding van € 256,-- + de vergoeding voor het openbaar vervoer in de wintermaanden. Ter vergelijking: de vervoerskosten per leerling bedragen nu € 3.333,-- per jaar -/- de eigen bijdrage van € 467,24.

Aangepast vervoer

Aangepast (taxi-)vervoer wordt, als sluitstuk van de bekostiging, alleen op basis van indicatie toegekend.

Bij een aanvraag om aangepast vervoer wordt in overleg met de ouders, het Samenwerkingsverband de Meierij en het Basisteam Jeugd, bekeken of volstaan kan worden met een andere voorziening, zoals openbaar vervoer, een fietsvergoeding of een persoonsgebonden vervoersbudget. Hierbij wordt in eerste instantie gekeken naar de mogelijkheden van het kind. Gezinsomstandigheden zoals het hebben van werk of de verzorging van andere kinderen worden zoveel mogelijk buiten beschouwing gelaten.

Wordt er geen overeenstemming bereikt tussen partijen dan kan een onafhankelijke indicatie worden gesteld door MO-zaak.

Persoonsgebonden vervoersbudget

Alle ouders die aanspraak kunnen maken op bekostiging van openbaar vervoer met begeleiding of aangepast vervoer kunnen op verzoek in aanmerking komen voor een persoonlijk vervoersbudget waarvan de hoogte wordt vastgesteld op basis van het Reisbesluit (€ 0,37 km)

Ouders hebben zelf de keuzevrijheid inzake de besteding van het pgb. Ze hoeven daarover geen verantwoording af te leggen. Daardoor krijgen ze de mogelijkheid om het vervoer zelf te organiseren door bijvoorbeeld inzetten van derden, carpoolen, inkoop taxivervoer. We controleren via de leerplichtadministratie of er sprake is van ongeoorloofd verzuim.

2. Structurele handicap

De zorgplicht van de gemeente voor leerlingen in het regulier voortgezet onderwijs heeft alleen betrekking op leerlingen met een structurele handicap. De verordening geeft geen antwoord op de vraag wat een structurele handicap is, maar het is algemeen gebruikelijk om hiervoor een termijn van drie maanden aan te houden. Dat houdt in dat er sprake is van een structurele handicap wanneer deze langer duurt dan drie maanden.

De gemeente volgt deze algemene lijn. Dat houdt in dat er geen vervoersvoorziening wordt toegekend bij een tijdelijke handicap of medische redenen zoals een gebroken been. Hierin hebben ouders zelf een verantwoordelijkheid.

In geval van tijdelijke handicaps, bijvoorbeeld een revalidatietraject of herstel van een gebroken arm of been, wordt de vergoeding verstrekt voor de duur van het herstel en/of revalidatie, met dien verstande dat de kosten van het vervoer gedurende de eerste drie maanden voor rekening van de ouders zijn. Als de noodzaak voor het vervoer verdwijnt, heeft de leerling geen recht meer op bekostiging.

3. Berekening afstand

Voor de berekening van een persoonsgebonden budget ingevolge het Reisbesluit is het nodig de afstand tussen woning en school op een eenduidige en objectieve wijze te berekenen. Hiervoor worden geen wettelijke richtlijnen gegeven. De Verordening Leerlingenvervoer stelt slechts dat er gerekend wordt volgens de kortste voldoende begaanbare en veilige route.

Als beleidslijn maken wij gebruik van de ANWB-routeplanner waarbij als maatstaf de kortste route van woning naar school v.v. wordt genomen.

Loopafstand

Als tijdens de afhandeling van een aanvraag de vraag aan de orde komt wat van een leerling verwacht mag worden als het gaat om de afstand die een leerling lopend moet kunnen afleggen (bijvoorbeeld van de bushalte naar school), dan geldt als uitgangspunt voor leerlingen van 4 t/m 12 jaar 500 meter en voor leerlingen van het voortgezet (speciaal) onderwijs 1.000 meter.

Belangrijk is wel dat de route voor de betreffende leerling veilig is, niet alleen verkeersveilig, maar ook sociaal veilig (is het gezien de omgevingssituatie verantwoord om een leerling daarlangs te laten gaan, bijv. eenzame bosweg of tunnel).

Indien de afstand van de woning naar school niet voldoet aan het afstandscriterium, dan dienen de ouders, ook als de route onveilig is, zelf voor begeleiding zorg te dragen indien de af te leggen route onveilig is (Raad van State 12 juni 1995, nr. R03.93.5575).

4. Berekening reistijd

Bij de bepaling van de reistijd van het openbaar vervoer wordt uitgegaan van de dienstregeling zoals die wordt vermeld op www.9292OV. Indien de leerling met gebruikmaking van het openbaar vervoer meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht, wordt bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer verstrekt.

Overigens is het niet zo dat de ouders, indien zij op basis van het criterium reistijd aanspraak op bekostiging van aangepast vervoer maken, van het college kunnen eisen dat de totale reistijd ook daadwerkelijk tot 50% of minder wordt teruggebracht (in het geval dat het college het vervoer zelf organiseert).

Om te bepalen of het tijdcriterium van 1,5 uur wordt overschreden, is van belang dat via individuele meting de conclusie wordt getrokken, dat de totale reisduur van die leerling met het openbaar vervoer meer dan anderhalf uur bedraagt en dat deze met het aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht. Is hiervan sprake dan kunnen ouders aanspraak maken op bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer.

Wordt de leerling begeleid, dan mag de begeleiding de begeleider maximaal 4 uur per dag kosten.

Bij de reistijd wordt vijf minuten wachttijd bij de bushalte per rit opgeteld. Voor de berekening van de reistijd per taxi wordt tweemaal één minuut bijgeteld.

5. Wachtlijsten

Een van de uitgangspunten van het leerlingenvervoer is dat het vervoer bekostigd wordt naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school van de onderwijssoort die de leerling nodig heeft. Is die school niet toegankelijk vanwege een wachtlijst, dan komt de school in aanmerking die daarna het meest nabij is, tot de wachtlijst op de dichterbij gelegen school voor de leerling is opgeheven. De vergoeding wordt dan gebaseerd op deze school.

Als de leerling wegens een wachtlijst moet uitwijken naar een andere school is het niet reëel om te verwachten dat hij halverwege het schooljaar moet overstappen naar de dichtstbijzijnde school. Vanwege de continuïteit wordt dan het vervoer bekostigd tot het einde van het schooljaar, mits de leerling op de wachtlijst voor de dichtstbijzijnde school blijft staan. Bij het nieuwe schooljaar wordt de vergoeding echter wel gebaseerd op de dichtstbijzijnde toegankelijke school.

6. Vervoer bij crisissituaties

Het komt voor dat leerlingen uit andere gemeenten in het kader van jeugdzorg tijdelijk worden opgevangen bij pleegouders in onze gemeente. Het omgekeerde komt ook voor, namelijk dat leerlingen uit onze gemeente tijdelijk elders verblijven.

Bij crisissituaties blijft de leerling in het algemeen zijn oude school bezoeken, omdat de crisisopvang tijdelijk is. De gemeente hoeft het vervoer naar die school formeel niet te bekostigen, omdat het niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school is. Veel gemeenten gaan toch over tot bekostiging omwille van het welzijn van de leerling: de veiligheid van de vertrouwde schoolomgeving is vaak de enige stabiele factor die er nog over is. Om die reden worden aanvragen om vervoer in crisissituaties met voorrang behandeld.

7. Hoogbegaafdheid

Reguliere basisscholen kunnen zowel leerlingen die minder als meer begaafd zijn extra begeleiding bieden. In het schoolprofiel of schoolplan geven scholen aan welke ondersteuning en begeleiding zij bieden.

In het voortgezet onderwijs zijn scholen zelf verantwoordelijk voor onderwijs op maat aan hoogbegaafde leerlingen. Scholen ontvangen hier geld voor. In het schoolplan staat wat de school doet voor hoogbegaafde leerlingen.

Hoogbegaafdheid is dus niet per definitie een aanleiding om bekostiging leerlingenvervoer toe te kennen.

Deze lijn is onlangs door de Rechtbank van Rotterdam bevestigd in een casus over dit onderwerp (AWB 10/4482 VEROR-T2 en AWB 11/768 VEROR-T2). Ook heeft de Minister van Onderwijs onlangs bevestigd, dat iedere basisschool een aanbod heeft voor hoogbegaafde leerlingen.

De gemeente Sint-Michielsgestel verstrekt geen bekostiging voor vervoer naar scholen voor hoogbegaafden, tenzij in een uitzonderlijke situatie blijkt dat het aanbod op dichterbij gelegen scholen onvoldoende is en tot onoverkomelijke problemen leidt.

8. Wisselende schooltijden

Het kan voorkomen dat leerlingen te maken krijgen met wisselende schooltijden. Bijvoorbeeld in de opstartfase, om aan de nieuwe school te wennen, maar ook in het voortgezet onderwijs, vanwege wisselende lesroosters.

De verordening leerlingenvervoer bepaalt in de algemene bepalingen dat aangepast vervoer slechts wordt georganiseerd op schooltijden die genoemd zijn in de schoolgids, tenzij de structurele handicap van de leerling deze tijden onmogelijk maakt. Dat betekent dat aangepast vervoer op wisselende en afwijkende tijden niet wordt verzorgd.

Het aangepast vervoer wordt afgestemd op het begin en einde van de schooldag zoals genoemd in de schoolgids. Hiermee sluit de uitvoering aan op de regelgeving. Een uitzondering wordt gemaakt voor leerlingen die vanwege hun structurele handicap aangewezen zijn op aangepaste tijden.

9. Vervoer naar meerdere adressen

Regelmatig wordt het verzoek gedaan om leerlingen in het aangepaste vervoer naar meerdere adressen te vervoeren:

  • -

    Buitenschoolse opvang;

  • -

    Boddaertcentra;

  • -

    Twee woonadressen i.v.m. co-ouderschap;

  • -

    Stagevervoer.

De verordening leerlingenvervoer gaat uit van één woonadres en één schooladres en kent geen wettelijke regeling voor vervoer naar stagebedrijven, opvang- en afwijkende woonadressen.

Uitzondering daarop is vervoer naar een Boddaertcentrum: dat hoort wel onder leerlingenvervoer, met dien verstande dat ouders geacht worden het kind zelf op te halen en naar huis te brengen.

Het begrip ‘woning’ is in de verordening omschreven als ‘de plaats waar de leerling is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie’. Bij co-ouderschap voldoet deze omschrijving niet. In die gevallen waarin ouders beide in de gemeente wonen kan worden volstaan met een schriftelijke verklaring van de ouders dat de leerling structureel op bepaalde dagen van de week afwisselend bij een van de ouders woont. Wonen ouders beide in een andere gemeente, dan moeten zij ieder in hun eigen woongemeente een verzoek indienen om leerlingenvervoer.

Stagevervoer

Op verzoek van ouders en scholen bekostigt de gemeente het vervoer naar stageadressen als de stage een onderdeel is van het lesprogramma. Gewoonlijk lopen leerlingen een of meerdere dagen per week stage, de rest van de week gaan ze naar school.

De gemeente doet een dringend beroep op de scholen om de stageplaatsen zo dicht mogelijk bij de school of bij het huisadres van de leerling te zoeken. Verder verwacht de gemeente dat de school bij de keuze voor een stageadres de bereikbaarheid met openbaar vervoer betrekt.

Aangezien de stage een voorbereiding is op deelname aan het maatschappelijk verkeer verwachten wij dat alles in het werk gesteld wordt om de maximaal mogelijke zelfstandigheid in het reizen naar het stageadres te bereiken. Dat kan betekenen dat voor het schoolbezoek aangepast vervoer toegekend wordt terwijl voor het stagevervoer een fietsvergoeding of openbaar vervoer wordt bekostigd.

Naar analogie van "dichtstbijzijnde toegankelijke school" hanteert de gemeente het begrip "dichtstbijzijnde toegankelijke stage". De plaats waar de leerling stage loopt kan voor de gemeente grote financiële gevolgen hebben. De gemeente gaat er van uit dat scholen dit aspect mee laten wegen in de plaatsing van leerlingen en dat zij stageplekken zoveel mogelijk zoeken in de buurt van het woonadres van de leerling.

Om het plannen van stageritten beter mogelijk te maken, vindt aangepast vervoer naar en van een stageadres op schooldagen zoveel mogelijk plaats op vaste uren in de ochtend (tussen 07.30 en 09.00 uur) en de middag (tussen 16.00 en 17.30 uur) of aansluitend aan de schooltijden zoals die in de schoolgids zijn opgenomen, met een marge van plus of min 30 minuten.

Aangepast vervoer naar stageadressen vindt niet plaats tijdens het weekend en gedurende schoolvakanties.

Structurele opvang

De gemeente wil toestaan dat leerlingen na school naar een ander adres als het thuisadres worden gebracht. Hier zijn randvoorwaarden aan verbonden:

  • -

    Het opvangadres ligt op de route;

  • -

    De opvang is structureel, d.w.z. op dezelfde dagen van de week en op hetzelfde adres;

  • -

    De kosten die aan het vervoer verbonden kunnen zijn komen voor rekening van de ouders;

  • -

    Het aanvullende vervoer mag geen negatieve consequenties hebben voor de andere leerlingen in de taxi.

Co-ouderschap

Beide ouders dienen een aanvraag in te dienen in hun eigen gemeente. Beide aanvragen worden getoetst aan de verordening leerlingenvervoer (dichtstbijzijnde toegankelijke school, afstandscriterium) en worden alleen gehonoreerd als er sprake is van regelmaat en structuur in het verblijf op beide adressen.

Boddaertcentrum

Vervoer van school naar het Boddaertcentrum wordt door de gemeente verzorgd; vervoer van Boddaertcentrum naar huis is voor rekening van de ouders.

10. Ongewenst gedrag

Soms komt het voor dat leerlingen ongewenst gedrag vertonen in het aangepast vervoer. Dat kan tot gevolg hebben dat er gevaar bestaat voor de leerling zelf, zijn medepassagiers en/of de chauffeur.

Als blijkt dat een leerling niet zelfstandig met aangepast vervoer kan reizen is in principe de ouder verantwoordelijk voor de begeleiding in het vervoer. Hiervoor dient de gemeente een zitplaats aan te bieden. Ouders worden schriftelijk in kennis gesteld van het ongewenste gedrag van hun kind waarbij hen de gelegenheid geboden wordt om hun kind te (laten) begeleiden. De gemeente stelt hiervoor een zitplaats beschikbaar maar vergoedt verder geen bijkomende kosten. Verbetert het gedrag niet, dan kan de gemeente besluiten het aangepast vervoer beëindigen. Over de noodzaak van begeleiding of de inzet van individueel vervoer kan de gemeente zich laten adviseren door een medisch adviseur.

De zorgplicht van het college strekt uitsluitend tot het beschikbaar stellen van een zitplaats in de taxi en heeft alleen betrekking op het vervoer van de leerling zelf. Dat houdt in dat het college niet verplicht kan worden gesteld de terugreis van de begeleider te bekostigen.

11. Begeleiding door/vanwege ouders: tijd, omstandigheden gezin

Uitgangspunt in het beleid is de verantwoordelijkheid van de ouders voor het schoolbezoek van hun kind. Dat houdt in dat ouders in voorkomende gevallen hun kind moeten begeleiden.

  • -

    In het aangepast vervoer: bij ongewenst gedrag of om medische redenen. De gemeente stelt een zitplaats beschikbaar voor de begeleider maar vergoedt verder geen bijkomende kosten.

  • -

    In het openbaar vervoer of op de fiets: de gemeente betaalt de vervoerskosten voor een begeleider.

  • -

    Als trainingsfaciliteit in het voortgezet onderwijs: leerlingen van het voortgezet onderwijs krijgen geen bekostiging meer als zij zelfstandig kunnen reizen. De gemeente biedt, in het kader van een trainingsfaciliteit, de ouders de gelegenheid om op kosten van de gemeente gedurende maximaal drie maanden het kind te begeleiden. De kosten van de begeleider worden vergoed, niet die van de leerling zelf.

Het hebben van werk van beide ouders of de verzorging van andere kinderen zijn geen redenen om niet te begeleiden. De Raad van State heeft hierover recent een uitspraak gedaan (201502121/1/A2 d.d. 04-11-2015).

Slechts in die gevallen waarin sprake is van een ernstige benadeling van het gezin kan van ouders niet gevraagd worden om de begeleiding op zich te nemen. Daarvan kan sprake zijn in één van de volgende situaties:

  • -

    Andere kinderen van onder de 10 jaar thuis zonder identiek schoolbezoek met slechts één ouder op de vervoersmomenten van de leerling;

  • -

    Alleenstaande ouder met scholings- of arbeidsverplichtingen op de vervoersmomenten van de leerling;

  • -

    De enige verzorger heeft een structurele lichamelijke of zintuiglijke handicap;

  • -

    Het reizen per openbaar vervoer kost de begeleider méér dan 3 uur reistijd per dag.

De gemeente is niet verantwoordelijk voor specialistische medische begeleiding in het leerlingenvervoer. Ook kan de vervoerder, behoudens de gangbare EHBO-hulpverlening, niet verplicht worden gesteld medische handelingen te verrichten tijdens het vervoer.

12. Opstapplaatsen aangepast vervoer

In 2013 heeft het college besloten centrale opstapplaatsen in te stellen voor leerlingen die met de taxi worden vervoerd. Hierbij is geregeld dat de afstand van de woning tot de dichtstbijzijnde opstapplaats maximaal een kilometer is. Het gaat om de bushaltes van het openbaar vervoer. Alleen als het vanwege de handicap van het kind of omstandigheden in het gezin niet mogelijk is om van een opstapplaats gebruik te maken, wordt het kind thuis opgehaald.

Het college heeft de volgende locaties aangewezen als opstapplaats:

  • -

    Berlicum/Middelrode: Hasseltsedijk, Raadhuisplein, Hoogstraat, Mercuriusplein, Sassenheimseweg, Westakkers, Milrooijseweg, Brugstraat, Haffertsestraat;

  • -

    Den Dungen: Den Dungense Brug o/w, Hooidonk n/z, Litserstraat o/w, Bosscheweg, Heilig Hartplein, Pelikaanstraat, Molen, Hoogstraat;

  • -

    Sint-Michielsgestel: Hoogstraat Kruispunt, Ruwenberg, Nieuwstraat, Theerestraat, Petrus Dondersplein, De Beemden, Schijndelseweg, Kamperfoeliestraat, Papaverstraat;

  • -

    Gemonde: Kruisstraat, Dorpsstraat, Gemondseweg.

13. Nieuwe doelgroepen

  • -

    Voor kinderen die in een Asielzoekerscentrum (AZC) verblijven en naar school gaan, bestaat de Richtlijn schoolvervoer asielzoekers. Deze richtlijn houdt in dat het AZC het vervoer betaalt van het AZC naar de school. Dit betaalt het AZC uit de middelen die het via het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) ontvangt.

  • -

    Leerlingen die niet in een asielzoekerscentrum verblijven, bijvoorbeeld in het kader van noodopvang, vallen onder de gemeentelijke verordening leerlingenvervoer.

  • -

    Het recht op onderwijs, ook voor illegaal in ons land verblijvende leerlingen, is gebaseerd op het principe dat jongeren waar ook ter wereld moeten worden toegerust om aan het maatschappelijke leven deel te nemen. Nederland is hiertoe ook internationale verdragsrechtelijke verplichtingen aangegaan. In de Koppelingswet is vastgelegd dat illegale kinderen die voor hun 18e jaar een onderwijstraject zijn gestart het recht hebben om dit af te maken. Hier vloeit uit voort dat illegale leerlingen in principe ook recht hebben op leerlingenvervoer. Scholen en gemeenten hoeven leerplichtige leerlingen niet te vragen naar de verblijfsstatus. Kinderen van statushouders (vergunninghouders) worden normaliter ingeschreven op een basisschool in de woonomgeving. Als zij een taalachterstand hebben krijgen zij een aantal dagdelen per week extra taalondersteuning op basisscholen in Vught en 's-Hertogenbosch. Formeel komen zij niet in aanmerking voor bekostiging leerlingenvervoer, omdat de reguliere basisschool ook de dichtstbijzijnde is. Voor het integratieproces is het echter wel belangrijk om extra taalonderwijs te bieden. Dit brengt extra vervoerskosten met zich mee, ook omdat het om afwijkende schooltijden gaat. In eerste instantie wordt gekeken of vervoer kan worden verzorgd door de eigen ouders of een vrijwilliger. Pas als die mogelijkheden niet aanwezig zijn wordt overgegaan tot aangepast vervoer.

  • -

    Ook andere kinderen – niet zijnde vluchtelingen/statushouders – zijn aangewezen op de Taalklas, bijvoorbeeld kinderen met ouders afkomstig uit Oost-Europese landen. Vanwege het grote belang van het beheersen van de Nederlandse taal voor deelname aan het onderwijs en de arbeidsmarkt, brengen wij deze onder de werkingssfeer van de verordening Leerlingenvervoer, mede in het licht van Passend Onderwijs.

  • -

    Voor deze andere doelgroepen die zijn aangewezen op de Taalklas wordt bij het aanvragen van bekostiging zoveel mogelijk uitgegaan van de eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid van de ouders. Daarbij zal worden gezocht naar maatwerkoplossingen, zoals een vervoersbudget of inzet van een vrijwilliger.