Regionaal beleidsplan Jeugdhulp 2020-2023 Noord Oost Brabant

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Intitulé

Regionaal beleidsplan Jeugdhulp 2020-2023 Noord Oost Brabant

Inhoud

Inleiding; waarom dit beleidsplan?

Samenwerking in Noordoost Brabant

Jeugdhulp in Noordoost Brabant: Trends

Missie

Ambitie

Het jeugdstelsel

Actie 1: Preventie, eigen kracht, en eerder de juiste hulp op maat

Actie 2: Normaliseren

Actie 3: Toegang tot hulp en ondersteuning

Actie 4: Integrale hulp en ondersteuning

Actie 5: Inkoop gespecialiseerde jeugdhulp en transformatie zorglandschap

Actie 6: Kinderen beschermen bij onveilige situaties

Actie 7: Positie van jeugdigen en ouders/cliëntervaringen

Actie 8: Meer ruimte bieden aan professionals door vermindering van regeldruk

Bijlage 1 Gewenst profiel lokale teams

Bijlage 2 Afkortingen en begrippen

Bijlage 3 Toelichting Jeugdstelsel

Bijlage 4 Overige instellingen en overleggen in de jeugd- en veiligheidsketen

Inleiding; waarom dit beleidsplan?

Gemeenten zijn op basis van de Jeugdwet verantwoordelijk voor de uitvoering van de hele jeugdhulp voor jeugdigen en/of hun ouders en opvoeders wanneer zij ondersteuning nodig hebben bij opvoeden en opgroeien. De Jeugdwet streeft naar een andere inrichting van het jeugdstelsel. Het doel is onder andere dat jeugdigen en ouders meer gebruik maken van hun eigen kracht en hun sociale netwerk. Het is belangrijk dat zij de regie blijven houden over hun leven. En dat ze samen met hun eigen omgeving en professionals naar oplossingen zoeken als er behoefte is aan hulp en/of ondersteuning.

Volgens de Jeugdwet zijn gemeenten verplicht om periodiek een beleidsplan vast te stellen. Het beleidsplan is bedoeld om richting te geven aan regionale samenwerking. Het plan gaat in op preventie, toegang, gespecialiseerde jeugdhulp, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering.

In 2014 is in regio Noordoost Brabant door alle gemeenten besloten om samen te werken op het gebied van inkoop gespecialiseerde jeugdhulp. Deze gemeenten hebben toen een beleidsplan Jeugdhulp vastgesteld. Dit beleidsplan, dat betrekking had op de periode 2015-2018, bestond uit een regionaal en lokaal deel. In 2018 is dit beleidsplan geëvalueerd en verlengd voor de duur van één jaar. De belangrijkste conclusie was dat de transitie geslaagd is, maar de transformatie nog niet. De komende jaren ligt daarom de focus op transformatie. De doelen en de acties die daarbij horen zijn opgenomen in dit Regionaal beleidsplan jeugdhulp 2020-2023.

Het Regionaal beleidsplan Jeugdhulp 2020-2023 leggen we ter vaststelling voor aan de gemeenteraden. Na vaststelling stellen we een uitvoeringsprogramma op. Hierin werken we de verschillende acties verder uit met daarbij een planning voor vier jaar. Waar sprake is van financiële consequenties vindt aparte besluitvorming plaats.

Samenwerking in Noordoost Brabant

Sinds de invoering van de Jeugdwet werken de gemeenten in de regio Noordoost Brabant samen in de inkoop van gespecialiseerde jeugdhulp.

afbeelding binnen de regeling

De samenwerking is geformaliseerd in de Centrum Regeling Jeugdhulp Noordoost Brabant 2020. De samenwerkingsstructuur kenmerkt zich als ‘zo licht als mogelijk en zo zwaar als nodig’. Dat past binnen het regionaal gedragen principe: lokaal wat kan en regionaal waar het moet of waar het effectief en efficiënt is. De Regionale Inkooporganisatie (RIOZ) is gemandateerd om de gespecialiseerde jeugdhulp namens de gemeenten uit de regio in te kopen. Ook zorgt zij voor het contractbeheer en de monitoring van het jeugdstelstel.

Binnen de regio Noordoost Brabant kennen we een Regionaal Bestuurlijk Overleg Jeugd (RBO). Dit overleg bestaat uit de portefeuillehouders Jeugd van de 161 gemeenten en een onafhankelijke voorzitter. Ook kennen we een RBO Smal, bestaande uit één portefeuillehouder Jeugd per subregio en de voorzitter van het RBO.

Het Regionale regieteam, dat uit één ambtelijke vertegenwoordiger per subregio bestaat, heeft onder andere de taak om het RBO te adviseren over de beleidskaders voor jeugdbeleid en inkoop. De adviezen zijn gebaseerd op input van de 16 gemeenten, het Regionaal Beleidsteam, RIOZ en landelijke ontwikkelingen.

Het Regionale beleidsteam heeft de taak om de verstrekte beleidsopdrachten te vertalen naar uitvoerings- en projectplannen en deze uit te voeren. Het Regionale beleidsteam bestaat uit ambtelijke beleidsmedewerkers van de gemeenten.

1 Dit is de situatie op 1-1-2020.

De gemeente Haaren wordt per 2021 heringedeeld. Mogelijk andere herindelingen binnen de regio hebben invloed op dit aantal en het eerder gepresenteerde kaartje.

Jeugdhulp in Noordoost Brabant: Trends

De afgelopen jaren is het lastig gebleken om goede cijfers te krijgen die ook vergelijkbaar zijn. Op dit moment voert het PON een analyse zorggebruik uit. Eind 2019 worden de eerste resultaten verwacht. Op basis van cijfers van de afgelopen jaren kunnen we wel de volgende trends en ontwikkelingen constateren:

  • Het aantal jeugdigen woonachtig in de regio Noordoost Brabant daalt licht.

  • Een toename van aantal trajecten gespecialiseerde jeugdhulp in regio Noordoost Brabant. Er zijn meer jeugdhulptrajecten gestart (2018 3% meer t.o.v. 2017). Op basis van de huidige data kunnen we niet vaststellen of er ook sprake is van een toename van het aantal jeugdigen dat gespecialiseerde jeugdhulp ontvangt. In de doelgroep 18-23 jarigen is sprake van een stijging.

Regio Noordoost Brabant

2017

2018

Aantal jeugdigen 0-17 jaar

120.782

119.622

Aantal trajecten gespecialiseerde jeugdhulp zonder verblijf

14.261

14.734

Aantal trajecten gespecialiseerde jeugdhulp met verblijf licht

257

331

Aantal trajecten gespecialiseerde jeugdhulp met verblijf zwaar

603

546

Aantal trajecten pleegzorg

553

595

Totaal aantal trajecten

15.674

16.206

Missie

Ieder kind in de regio Noordoost Brabant krijgt de kans om gezond en veilig op te groeien met als uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid hiervoor allereerst bij de ouders ligt.

De gemeenten in deze regio zorgen ervoor dat alle jeugdigen en ouders de juiste hulp en ondersteuning krijgen bij opvoeden en opgroeien. We gaan uit van normaliseren en demedicaliseren.

We streven ernaar kwalitatief goede ondersteuning en gespecialiseerde jeugdhulp te bieden: zo licht of zwaar en kort of lang als nodig is, waarbij de veiligheid van de jeugdige gewaarborgd wordt.

Visie

  • Iedere jeugdige moet de kans krijgen om gezond en veilig op te groeien en talenten te ontwikkelen op weg naar een zelfstandig leven.

  • Ouders zijn als eersten verantwoordelijk voor het gezond en veilig opgroeien van hun kinderen en voor de ontwikkeling van talenten van hun kinderen op weg naar een zelfstandig leven.

  • Jeugdigen en zijn/haar opvoeders houden zelf regie over hun leven.

  • Jeugdigen groeien zoveel mogelijk thuis op of in de eigen woonomgeving.

  • Bij een ondersteuningsvraag wordt in samenwerking met een professional de eigen kracht van jeugdigen, ouders en hun sociale netwerk in beeld gebracht en zoveel als mogelijk benut bij het verlenen van ondersteuning en mogelijke hulpverlening.

  • Daar waar jeugdigen, ouders en netwerk met de inzet van hun eigen krachten of de inzet van algemene voorzieningen, samenwerking met (passend) onderwijzen lichte opvoedondersteuning voldoende kunnen bereiken, wordt geen gespecialiseerde jeugdhulp ingezet.

  • Voor jeugdigen en ouders die dit nodig hebben is passende hulp en ondersteuning beschikbaar. Deze hulp en ondersteuning vindt zo veel mogelijk in de eigen woonomgeving van de jeugdige plaats en is zo licht of zwaar of zo kort of lang als nodig is.

Ambitie

De komende jaren leggen we de focus op transformatie. Meer inzetten op de eigen kracht van jeugdigen en gezinnen, normaliseren, preventie en eerder de juiste hulp en ondersteuning bieden. De hulp en ondersteuning aan jeugdigen en gezinnen, die nodig is om het gewone leven te ondersteunen en te herstellen. Ook willen wij investeren in voorliggende en algemene voorzieningen en goede aansluiting, afstemming en samenwerking met het onderwijs. Hierdoor signaleren we problemen tijdig en kan het gezin deze zelf oplossen, eventueel met ondersteuning. Indien nodig kan een professional die ondersteuning bieden. We willen een integrale inzet van de hulp en ondersteuning; over de diverse gemeentelijke domeinen heen, in gezamenlijkheid met de toegang en gespecialiseerde jeugdhulp.

We moeten extra inspanningen verrichten om deze ambitie te realiseren. Dit betekent ook een andere manier van denken en werken van professionals. De jeugdigen en hun opvoeders zoeken samen met professionals naar wat zij zelf kunnen en welke ondersteuning het netwerk kan bieden. Dit staat wat ons betreft centraal. In dit beleidsplan worden een aantal beoogde resultaten beschreven. In het nog op te stellen uitvoeringsplan gaan we deze waar nodig nog verder concretiseren, aangeven hoe we deze gaan meten en mogelijke financiële consequenties in beeld brengen.

Algemene doelen

  • Bieden van informatie, advies, hulp en ondersteuning aan jeugdigen en opvoeders die vragen hebben over opvoeden en opgroeien.

  • Versterken van de (gemeentelijke) toegang en deze verbinden met partners uit de jeugdketen zoals consultatiebureau, voorschoolse voorzieningen, en scholen.

  • Voorzien in een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod van preventie, lichte opvoedondersteuning, gespecialiseerde jeugdhulp en gecertificeerde instellingen.

  • Kinderen beschermen bij onveilige situaties.

Transformatie doelen

  • Preventie en uitgaan van eigen verantwoordelijkheid en eigen mogelijkheden van jeugdigen en hun ouders, met inzet van het sociale netwerk.

  • Demedicaliseren en normaliseren.

  • Sneller de juiste hulp op maat bieden om gespecialiseerde hulp te verminderen.

  • Integrale hulp aan gezinnen volgens het uitgangspunt “één gezin, één plan, één regisseur”.

  • Meer ruimte voor professionals door vermindering van regeldruk

  • Ouders en jeugdigen betrekken bij de kwaliteit van jeugdhulp.

Het jeugdstelsel

Om de doelen te realiseren hebben de gemeenten in de regio Noordoost Brabant vanaf 2015 een nieuw jeugdstelsel opgezet. Dit jeugdstelsel is opgebouwd uit een aantal pijlers te weten:

Lokaal

  • Sociale omgeving en algemene basisvoorzieningen. Vrij toegankelijk. Bereik 100% van jeugdigen/opvoeders.

  • Lichte opvoedondersteuning. Vrij toegankelijk.

  • Toegang tot hulp en ondersteuning. Vrij toegankelijk.

Regionaal

  • Gespecialiseerde jeugdhulp inclusief Gecertificeerde Instellingen (GI’s), Veilig Thuis (VT) en Landelijke Transitie Arrangementen (LTA). Regionale inkoop via Regionale inkooporganisatie RIOZ en LTA via VNG. Niet vrij toegankelijk behoudens meldingen bij Veilig Thuis.

Het jeugdstelsel geven we schematisch weer. In de bijlage geven we een uitgebreide toelichting.

afbeelding binnen de regeling

Actielijn 1: Preventie, eigen kracht, en eerder de juiste hulp op maat

Goede preventie draagt bij aan een gezonde, veilige en kansrijke opvoed- en opgroeiomgeving van jeugdigen. Het ontstaan of het verergeren van problemen kan dan soms voorkomen worden. Bovendien bevordert dit het normale leven en de positieve ontwikkeling van jeugdigen. En zetten we ouders en jeugdigen meer in hun eigen kracht.

Wanneer we spreken over preventie, dan bedoelen we de activiteiten en voorzieningen die er voor zorgen dat een hulpvraag voorkomen wordt. Bij vroegsignalering gaat het om vroegtijdig (h)erkennen van zorgsignalen, zodat tijdig hulp geboden kan worden en erger voorkomen wordt. Voorschoolse voorzieningen en onderwijs zijn hierbij belangrijke partners. Ander gedrag op school is vaak een belangrijk zorgsignaal dat extra aandacht vraagt.

Waar zetten we op in?

  • A

    Er zijn voldoende passende en kwalitatief goede voorzieningen voor preventie en lichte opvoedondersteuning (lokale invulling).

  • B

    Bij vragen en knelpunten in de opvoeding gaan we vaker uit van gebruikelijke hulp die ouders en opvoeders en hun sociaal netwerk zelf kunnen bieden.

  • C

    Meer ouders en jeugdigen doen een beroep op lokale algemene voorzieningen en lichte opvoedondersteuning en minder op gespecialiseerde jeugdhulp.

  • D

    Meer ouders benutten eigen kracht al dan niet met het eigen netwerk.

  • E

    Als hulp of ondersteuning nodig is, moet die zo vroeg mogelijk worden ingezet.

  • F

    Voorschoolse voorzieningen, onderwijs en overige algemene voorzieningen werken samen met lokale toegangsteams en specialistische jeugdhulpaanbieders.

  • G

    Er zijn minder kinderen die niet naar school gaan.

  • H

    Er zijn concrete afspraken gemaakt met het onderwijs over het inzetten van lichte opvoedondersteuning en gespecialiseerde jeugdhulp op scholen.

  • I

    Er is een ondersteuningsaanbod gericht op voorkoming van ernstige schade bij kinderen vanwege scheiding ouders.

Wat gaan we hiervoor doen?

Concreet maken wat lokaal aanbod is op het gebied van preventie en lichteopvoedondersteuning (lokale invulling).

Preventie is een lastig te duiden begrip. Binnen de keten bestaan verschillende ideeën over wat preventief aanbod en wat aanbod lichte opvoedondersteuning is. Ook is vaak onduidelijk welke partijen een aandeel hebben in dit aanbod. Het is belangrijk dat gemeenten concreet maken wat we met elkaar verstaan onder preventie en lichte opvoedondersteuning. Enerzijds om behaalde resultaten beter meetbaar te maken en anderzijds om de scheiding met gespecialiseerde jeugdhulp helder te krijgen.

Minimaal behouden van of investeren in uitbreiding van het lokale aanbod op het gebiedvan preventie en lichte opvoedondersteuning (lokale invulling).

Ouders en jeugdigen maken gebruik van algemene basisvoorzieningen en lokaal aanbod op het gebied van opvoeden en opgroeien. Deze voorzieningen zijn toegankelijk voor iedereen, met of zonder beperkingen, met of zonder problemen. Voorbeelden van algemene voorzieningen zijn: onderwijs, peuteropvang en voor- en vroegschoolse educatie, jeugdgezondheidszorg (inclusief consultatiebureau), het welzijnswerk, maatschappelijk werk, Centrum Jeugd en Gezin en jongerenwerk. Men kan er ook terecht voor lichte opvoedondersteuning (individueel of collectief).

In onze samenwerkingsregio kiezen we ervoor dat gemeenten zelf verantwoordelijk zijn voor het aanbod aan algemene voorzieningen, preventie en lichte opvoedondersteuning. We vinden het belangrijk dat er voldoende en goede passende hulp en ondersteuning beschikbaar is die snel ingezet kan worden, zowel voor individuele als collectieve ondersteuning.

We onderzoeken of we data kunnen verzamelen en analyseren om te weten waar de inzet van welke preventieactiviteiten het beste werkt. Daar komt bij dat we ook inzicht willen in de voorspellende factoren van (zware) problematiek. Zodat er véél eerder gericht preventie en lichte opvoedondersteuning ingezet kan worden.

Investeren in netwerkversterking en eigen kracht (lokale invulling).

Ouders zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen. Het uitgangspunt is dat ouders zelf de gebruikelijk zorg op zich nemen. Wanneer ouders en kinderen vragen hebben over, of problemen hebben met opgroeien/opvoeden, richten zij zich eerst tot de mensen in hun eigen sociale leefomgeving (familieleden, vrienden, buren, kennissen). Veel “problemen” gaan over de gebruikelijke opvoed- en opgroei- uitdagingen en lossen zich in het algemeen vanzelf op.

Gezamenlijk preventieve programma’s ontwikkelen of implementeren met betrekking totproblematiek die veelvuldig voorkomt in alle gemeenten.

Zoals eerder beschreven is het aanbod van algemene voorzieningen en lichte opvoedondersteuning een lokale verantwoordelijkheid. Maar we willen regionaal onderzoeken of we regionale preventieve programma’s kunnen ontwikkelen met betrekking tot problematiek die veelvuldig voorkomt in alle gemeenten. We onderzoeken of we data kunnen verzamelen en analyseren om te weten waar de inzet van welke preventieactiviteiten het beste werkt.

Maatwerk de nieuwe manier van werken.

Uitgaan van eigen kracht vraagt een cultuuromslag en een lange adem van zowel inwoners als professionals. Professionals moeten leren om niet meteen in de “help” stand te schieten en niet in elke situatie gespecialiseerde jeugdhulp inzetten. We willen maatwerk met oog voor algemene voorzieningen en lichte opvoedondersteuning. Dat vereist van professionals specifieke vaardigheden en een omslag in denken en doen. Dit is een ontwikkelproces. Het heeft tijd nodig voordat deze benadering is geaccepteerd en volledig in praktijk is gebracht. Gerichte sturing kan dit proces mogelijk versnellen.

Hulpaanvragen kritischer beoordelen gaat verder dan een groter beroep doen op de eigen kracht. Dit hangt nauw samen met de transformatie opdracht (eigen kracht aanspreken, een verschuiving van zware naar lichte zorg, ambulante in plaats van residentiële zorg).

In bijlage 1 (gewenst profiel lokale teams) spreken we in deze van: een eenduidig afwegingskader hanteren waarin betrokkenheid, rendement en legitimiteit een rol spelen. Hiermee bedoelen we dat voor alle professionals en zeker ook de verwijzers bij de lokale teams, het van belang is om betrokkenheid te tonen bij de jeugdige en diens gezin. Goed te luisteren naar de kern van de hulpvraag en vervolgens de afweging te maken in hoeverre de hulpvraag alleen opgelost kan worden met inzet van (gespecialiseerde) hulpverlening (legitimiteit). Welke onderdelen van de hulpvraag mogelijk voorliggend opgelost kunnen en moeten worden. En wat het te verwachten rendement van de gespecialiseerde hulpverlening zal zijn. Waarbij dit rendement afgezet dient te worden tegen het te behalen doel.

Concrete afspraken maken met onderwijs over het inzetten van lichteopvoedondersteuning en gespecialiseerde jeugdhulp op scholen.

We willen dat alle jeugdigen goed onderwijs krijgen. Goed onderwijs is cruciaal voor de ontwikkeling van jeugdigen. Ook voor jeugdigen die zorg of ondersteuning nodig hebben is het van belang dat ze onderwijs kunnen volgen op een manier die past bij hun situatie. Thuiszitten moeten we voorkomen. Dat is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van scholen, samenwerkingsverbanden, gemeenten en hulpaanbieders.

Om dit te realiseren is samenwerking aan de hand van bindende afspraken nodig. We vinden het belangrijk dat de jeugdprofessional op school te vinden is.

Lichte opvoedondersteuning en gespecialiseerde jeugdhulp moet waar nodig ook op school kunnen worden ingezet. School is niet alleen een vindplaats maar ook een werkplaats. We willen vanaf 2021 middelen ter beschikking stellen om collectief aanbod mogelijk te maken. Gezamenlijke ondersteuning van een kind door scholen, Samenwerkingsverbanden Passend onderwijs, voorliggende voorzieningen en jeugdhulp is erop gericht dat kinderen onderwijs blijven volgen. Wanneer jeugdigen niet naar school gaan vanwege het ontbreken van de juiste afstemming tussen onderwijs en jeugdhulp moet er wellicht een doorzettingsmacht komen. We willen hier afspraken over maken.

Actielijn 2: Normaliseren

Elk kind heeft recht op een liefdevolle en stabiele omgeving om in op te groeien. We willen dat steeds meer kinderen gewoon thuis kunnen opgroeien. Dit betekent onder andere ervoor zorgen dat er in de gezinnen voldoende positieve omstandigheden zijn die maken dat het nog verantwoord is dat kinderen thuis blijven wonen. Als we zorgen voor een voldoende steunstructuur kunnen kinderen, ook als de omstandigheden niet optimaal zijn, toch beter thuis blijven wonen.

Kunnen kinderen niet meer thuis wonen, willen we dat kinderen in kleinschalige of gezinsgerichte voorzieningen worden opgevangen of in pleeggezinnen, zo dicht mogelijk bij het eigen netwerk.

We realiseren ons dat er ook een groep jeugdigen bestaat, die vanwege specifieke problematiek juist niet gebaat is bij een dergelijke voorziening/opvang dichtbij huis. Ook voor deze jeugdigen zorgen we voor passende woonvoorzieningen. Het normaliseren van opvoedingsproblemen blijft een aandachtspunt. Veel problemen lossen zich vanzelf op, terwijl ze nu geproblematiseerd worden.

Belangrijk is dat dit op diverse manieren wordt uitgedragen. Zowel verwijzers als aanbieders moeten soms “nee” zeggen als ze vinden dat er (op dat moment) onvoldoende noodzaak is tot inzet van gespecialiseerde jeugdhulp. Op deze manier kunnen we de jeugdigen die het echt nodig hebben de juiste en benodigde hulp blijven bieden.

Waar zetten we op in?

  • A

    Jeugdigen en ouders die gespecialiseerde jeugdhulp nodig hebben, krijgen dit tijdig, zo kort of lang als nodig is en zo dicht mogelijk in de eigen leefomgeving aangeboden.

  • B

    Jeugdigen die niet meer thuis kunnen wonen, kunnen opgroeien in een omgeving die zoveel mogelijk lijkt op een gezin.

  • C

    Er is voldoende passende hulp en ondersteuning beschikbaar voor jeugdigen die dit nodig hebben.

Wat gaan we hiervoor doen?

Afspraken maken met jeugdhulpaanbieders zodat jeugdigen en ouders die gespecialiseerde jeugdhulp nodig hebben dit tijdig, zo kort of lang als nodig, en zo dichtmogelijk in de eigen leefomgeving kunnen krijgen.

Dit werken we verder uit in actie 5: inkoop gespecialiseerde jeugdhulp en transformatie zorglandschap.

Richtlijnen opstellen voor het bieden van gebruikelijke hulp.

Algemene voorzieningen geven informatie en adviezen bijvoorbeeld over de gebruikelijke opgroei-, ontwikkeling- en opvoedaanpak (gebruikelijke hulp). In de nog vast te stellen verordening Jeugdhulp nemen we de richtlijnen van gebruikelijke hulp op.

Een evenwichtiger zorglandschap realiseren waarin er meer (intensieve) jeugdhulpzonder verblijf en gezinsgericht verblijf en pleegzorg beschikbaar is en minder jeugdhulpmet verblijf.

In de Regionale inkoopstrategie 2020-2024 hebben we aangegeven dat jeugdigen in de regio kunnen vertrouwen op de best passende hulp, zo dichtbij en doelmatig mogelijk.

Concreet betekent dit:

  • Goede ondersteuning voor jeugdige, gezin en systeem.

  • Integrale ondersteuning die aansluit bij integrale vraag (één gezin/ één plan).

  • Ondersteuning zo licht mogelijk en aansluitend bij de leefwereld van jeugdigen.

  • Ondersteuning zoveel mogelijk in de eigen woonomgeving.

  • Goede aansluiting op gebied van onderwijs en jeugdhulpverlening en binnen de verschillende onderdelen van het sociaal domein.

  • Toekomstbestendige jeugdhulpverlening met aandacht voor de overgang naar volwassenheid.

  • Een evenwichtiger zorglandschap waarin er meer (intensieve) jeugdhulp zonder verblijf en pleegzorg beschikbaar is en minder jeugdhulp met verblijf.

We bouwen jeugdhulp met verblijf af en investeren in alternatieven zoals ambulante jeugdhulp en jeugdhulp binnen een gezinssituatie (pleegzorg en gezinsgericht).

We bouwen jeugdhulp buiten de regio af en binnen de regio op (zie figuur “Het zorglandschap Regio Noord Oost Brabant”).

afbeelding binnen de regeling

Actielijn 3: Toegang tot hulp en ondersteuning

Sinds 2015 is iedere gemeente verplicht om gemeentelijke toegang tot hulp en ondersteuning te regelen. Met toegang bedoelen we de manier waarop jeugdigen en hun opvoeders hun weg vinden naar een vorm van hulp en ondersteuning. Zowel bij het scherp krijgen van de vraag als bij de inzet van hulp is het van belang dat de verbinding wordt gelegd tussen de specialistische jeugdhulp en de jeugdige, het gezin, de omgeving van het gezin zoals school, buurt en huisarts etc..

Huisartsen, kinder-, jeugdartsen en medisch specialisten kunnen doorverwijzen naar gespecialiseerde jeugdhulp.

In veel gevallen is het wenselijk een breder zicht te hebben op de totale situatie van de jeugdigen en zijn/haar gezin. Daarom is samenwerking tussen de huisartsen en de lokale toegangsteams belangrijk.

Ook de Gecertificeerde instellingen mogen op grond van de Jeugdwet doorverwijzen naar gespecialiseerde jeugdhulp.

Waar zetten we op in?

  • A

    In elke gemeente is een duidelijke en herkenbare toegang waar jeugdigen en ouders bij vragen en knelpunten op het gebied van opvoeden en opgroeien terecht kunnen. Deze teams beschikken over voldoende capaciteit en expertise.

  • B

    Lokale toegangsteams werken samen met alle partners uit de jeugdketen en aanpalende domeinen zoals onderwijs.

  • C

    Huisartsen werken nauw samen met de lokale toegangsteams en krijgen in gezamenlijkheid meer grip op de verwijzingen naar gespecialiseerde jeugdhulp.

  • D

    In elke gemeente is een POH GGZ jeugd werkzaam of er is iemand met GGZ-deskundigheid in het lokale toegangsteam.

  • E

    Op 31 december 2023 zijn er minder verwijzingen naar gespecialiseerde jeugdhulp.

  • F

    Op 31 december 2023 is het aandeel in deze verwijzingen vanuit de lokale toegangsteams toegenomen.

Wat gaan we hiervoor doen?

Op sterkte houden of brengen van lokale toegangsteams (lokale invulling).

Alle gemeenten in onze regio hebben toegangsteams ingericht. Deze teams zijn ondergebracht bij gemeenten -al dan niet met detachering van medewerkers- of er zijn afspraken gemaakt met externe organisaties.

De toegangsteams hebben diverse namen (Basisteams Jeugd en Gezin BJG, Centrum Jeugd en Gezin CJG of Wijkteam). De toegangsteams geven advies, bieden lichte opvoedondersteuning of verwijzen door naar lokale voorzieningen of naar gespecialiseerde jeugdhulp. Er zijn diverse lijnen uitgezet om samenwerking met ketenpartners zoals scholen, huisartsen, maatschappelijk werk en GGD tot stand te brengen. Partijen kennen elkaar en weten elkaar steeds beter te vinden. Zichtbaarheid en herkenbaarheid nemen toe.

Op dit moment loopt een landelijk onderzoek naar varianten van lokale teams. Uit de opbrengsten van het onderzoek wordt een aantal basisfunctionaliteiten afgeleid die door gemeenten in de regio in de lokale basisinfrastructuur moeten worden geregeld en geborgd. Het is aan de gemeenten zelf om verder vorm te geven aan de toegang en om afspraken te maken over het toegangsproces. In bijlage 1 hebben we een eerste voorzet gedaan.

Sturen op samenwerking van lokale teams met alle partners uit de jeugdketen(lokale invulling).

Lichte opvoedondersteuning en gespecialiseerde jeugdhulp moet waar nodig ook op school kunnen worden ingezet. School is niet alleen een vindplaats maar ook een werkplaats. We willen vanaf 2021 middelen ter beschikking stellen om collectief aanbod mogelijk te maken. Gezamenlijke ondersteuning van een kind door scholen, Samenwerkingsverbanden Passend onderwijs, voorliggende voorzieningen en jeugdhulp is erop gericht dat kinderen onderwijs blijven volgen. Wanneer jeugdigen niet naar school gaan vanwege het ontbreken van de juiste afstemming tussen onderwijs en jeugdhulp moet er wellicht een doorzettingsmacht komen. We willen hier afspraken over maken.

Organiseren dat er in elke gemeente een POH GGZ jeugd bij huisartsenpraktijk werkzaamis of iemand met GGZ-deskundigheid in de lokale teams.

De afgelopen jaren is er in steeds meer gemeenten een Praktijkondersteuner GGZ Jeugd (POH-GGZ Jeugd) ingezet. Deze biedt laagdrempelige GGZ-hulp in de huisartsenpraktijk of zorgt voor een doorverwijzing naar gespecialiseerde jeugdhulp. De eerste ervaringen zijn goed en leiden tot een betere samenwerking tussen lokale teams en huisartsen. Het is nog niet bekend of dit ook leidt tot minder GGZ-verwijzingen.

Wij vinden het wenselijk dat in elke gemeente een POH-GGZ jeugd werkzaam is, die ook bekend is met lokale infrastructuur of binnen de lokale teams iemand met GGZ-deskundigheid. De financiering van de functie is afhankelijk van diverse factoren.

Huisartsen zijn inhoudelijk verantwoordelijk voor een POH-GGZ, maar gemeenten zijn weer verantwoordelijk voor jeugd-GGZ. We willen onderzoeken hoe we POH GGZ Jeugd structureel kunnen borgen.

Regelmatig met huisartsen overleggen over de samenwerking met de lokaletoegangsteams.

Naast de beroepsgroepen die zich specifiek bezighouden met jeugdigen en ouders, speelt ook de huisarts een belangrijke rol in de zorg voor jeugd. Niet in de laatste plaats omdat somatische ziekten hun weerslag kunnen hebben op de situatie van het individu en het gezin als geheel. Naast somatische zorg, triage en doorverwijzing heeft de huisarts een rol bij de inzet van vroegsignalering, lichte hulp en het voorkomen van onnodig zware hulpverlening. Huisartsen hebben de verantwoordelijkheid om vanuit hun medische professie te beoordelen en door te verwijzen.

De samenwerking tussen lokale toegangsteams en huisartsen is in de loop van de jaren steeds beter geworden. Belangrijk is dat huisartsen en lokale toegangsteams elkaar weten te vinden en het als een vanzelfsprekendheid gaan zien dat samenwerking een meerwaarde heeft. Structureel overleg tussen gemeenten, huisartsen en lokale toegangsteam kan hieraan bijdragen.

Actielijn 4: Integrale hulp en ondersteuning

We leggen meer focus op het principe één gezin, één plan, één regisseur. Hulp en ondersteuning moeten passend en samenhangend zijn. Hiervan is sprake wanneer de deskundigheid vanuit verschillende specialismen en sectoren beter benut wordt en in samenhang geboden.

Waar zetten we op in?

  • A

    Toegangsteams, GI’s, Veilig Thuis en gespecialiseerde jeugdhulpaanbieders werken steeds meer samen en ontwikkelen samen meer deskundigheid.

  • B

    Er komt een betere samenwerking tot stand rondom gezinnen met meervoudige problemen over de grenzen van het sociaal domein heen.

  • C

    Kwetsbare jeugdigen worden beter begeleid naar zelfstandigheid. Voor elke jeugdige die jeugdhulp nodig heeft, wordt vanaf 16,5 jaar een toekomstplan opgesteld.

  • D

    Het regionaal signaleringsysteem Zorg voor Jeugd wordt actief gebruikt om ketensamenwerking van partijen rondom een jeugdige te versterken.

  • E

    Er komt een goede samenwerking binnen het sociaal domein en over de grenzen van het sociaal domein gericht op gezinnen in scheiding.

Wat gaan we hiervoor doen?

Doorontwikkeling en sturing op één gezin, één plan en één regisseur (domeinoverstijgend).

Als sprake is van meer dan een enkelvoudige opvoed/opgroei vraag dan willen wij:

  • dat een brede vraagverheldering plaatsvindt;

  • dat een integraal gezinsplan wordt opgesteld met toekomstperspectief;

  • dat er inzet is vanuit de aanpalende terreinen om jeugdigen en ouders de ondersteuning te bieden die nodig is.

Om de verbinding en de focus te verbeteren is intensieve samenwerking vanuit verschillende sectoren nodig.

Vraagverheldering

De professional heeft een gesprek(ken) om de integrale ondersteunings- of hulpvraag in beeld te krijgen en een aanpak te formuleren volgens de werkwijze van één gezin, één plan, één regisseur.

Professionals en het gezin maken een gezamenlijke probleemanalyse en stellen samen doelen en aanpak vast. De hulp en ondersteuning richt zich op meerdere leefgebieden - school, thuis, vrije tijd - en is gebaseerd op effectieve interventies en richtlijnen.

Integraal gezinsplan (ondersteuningsplan)

In dit plan is helder beschreven welke partij (of persoon) op welk moment in het hulptraject de regierol op zich neemt. De regie ligt, als dat mogelijk is, bij de ouders of opvoeders of iemand uit het eigen sociaal netwerk. Indien dit niet mogelijk is ligt de rol bij een betrokken professional. Dit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van ouders en de professionals. Er is ook een vanzelfsprekende samenwerking tussen (gecontracteerde) jeugdhulpaanbieders en onderwijs. Tenzij er geen enkele samenhang is tussen behandeling van kind (en gezin) en de ontwikkeling en het functioneren van de leerling binnen de school.

Het is belangrijk dat verschillende jeugdhulpaanbieders en andere organisaties rondom het kind en het gezin samenwerken om hulp te bieden. Zo ontstaat passende hulp en er wordt vanuit één plan gewerkt aan een toekomstbestendige oplossing.

Inzet vanuit de aanpalende terreinen

Als de kern van de problemen in een ander domein ligt (bijvoorbeeld schulden), zal aan die kernproblematiek gewerkt worden en beperkt de inzet zich niet tot jeugdhulp. Een andere voorbeeld is de overgang Jeugdwet naar participatiewet. Dit sluit niet altijd goed op elkaar aan en soms zijn jeugdigen noodgedwongen om het onderwijs te verlaten.

Om dit te voorkomen willen we jeugdhulp verbinden aan domeinen als WMO, Veiligheid, Participatie, armoede/schuldhulp-verlening en onderwijs. Belangrijk hierin is dat de vraag van de jeugdige centraal staat.

Erop sturen dat jeugdhulpaanbieders samen met partners van de toegang een toekomstplan opstellen voor jeugdigen die 18 jaar worden.

De overgang naar volwassenheid (18-/18+) kan voor kwetsbare en minder zelfredzame jeugdigen bijzonder lastig zijn, zeker als zij een ondersteunend vangnet missen. De grijze gebieden tussen wetten maakt bovendien dat zij niet altijd de zorg, hulp of ondersteuning krijgen die nodig is.

Door te zorgen voor beleidsmatige integraliteit, door domeinoverstijgend te werken en met een warme overdracht met passende zorg en ondersteuning kunnen deze jeugdigen beter geholpen worden. Een jeugdige zou niet moeten merken dat sprake is van overgang naar een ander domein, wet of regelgeving.

Het vraagt een tijdige voorbereiding op zelfstandigheid: via toekomstplan, mentoren of coaches, ondersteuning vanuit eigen netwerk of familie, met de inzet van instanties bij het vinden van passende en betaalbare huisvesting en met ondersteuning bij de overgang van school naar werk, of uitstroom na verblijf bij een jeugdhulpaanbieder.

Belangrijk is dat betrokken partijen samenwerken en afspraken maken in het belang van de jeugdige.

Wij willen dat kwetsbare jeugdigen al ruim voor hun 18e voorbereid worden op zelfstandigheid. Voor iedere jeugdige die jeugdhulp krijgt, moet er vanaf 16,5 jaar samen met de jeugdige een toekomstplan opgesteld worden. Dit is een verantwoordelijkheid van lokale teams en zorgaanbieders. Dit gaan we borgen in concrete afspraken.

Bekijken of prestatie afspraken met woningcorporaties gemaakt kunnen worden over betaalbare woonruimte voor jeugdigen na verblijf in een instelling.

In het toekomstplan moet ook aandacht zijn voor wonen. Gezien de huidige woningmarkt is het voor jeugdigen moeilijk om aan woonruimte te komen. En wanneer het gaat om kwetsbare jongeren is woonruimte een van belangrijkste zaken. Lokaal bekijken we hoe het gesteld is met de woonruimte voor jongeren. En daar waar nodig heeft de gemeente overleg met de woningcorporatie om tot prestatieafspraken te komen.

Intensiveren contacten met zorgverzekeraars en zorgkantoren.

De verantwoordelijkheden voor complexe zorg zijn in Nederland verspreid over verschillende zorgdomeinen: Jeugdwet (gemeente), Wmo (gemeente), ZVW (zorgverzekeringswet uitvoering door zorgverzekeraars) en WLZ (Zorgkantoor). De komende jaren gaan we de contacten met zorgverzekeraars en zorgkantoren intensiveren. Op deze manier willen we afspraken rondom complexe zorg vanuit diverse wetgeving goed op elkaar afstemmen.

Zorg voor Jeugd.

De Verwijsindex Risicojongeren (VIR) is een landelijk hulpmiddel om onderlinge afstemming tussen professionals te versterken. Gemeenten zijn wettelijk verplicht tot aansluiting op de VIR. De gemeenten in de regio Noordoost Brabant realiseren dit via een regionale verwijsindex: het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd (ZVJ).

In de zomer van 2015 is de VIR landelijk geëvalueerd. Destijds werd geconcludeerd dat het gebruik van het systeem achterbleef. Dit geldt ook voor het gebruik van ZVJ in de regio Noordoost Brabant. Het signaleringssysteem heeft een meerwaarde in het versterken van ketensamenwerking rondom een jeugdige, mits er consequent geregistreerd wordt.

In het nog op te stellen uitvoeringsprogramma werken we verder uit hoe we het gebruik van het systeem Zorg voor Jeugd kunnen stimuleren.

Continueren Overleggen Passende Hulp.

In 2017 zijn we gestart met het Overleg Passende Hulp (OPH). Dit overleg is een middel dat ingezet wordt om complexe hulp te regelen voor jeugdigen en ouders die dat het meest nodig hebben en waarvoor geen reguliere oplossing is. Het effect dient te zijn:

  • Een oplossing bieden voor complexe casuïstiek over de domeinen (LVB, psychiatrie en jeugd- en opvoedhulp) heen.

  • Jeugdigen in onze regio de best mogelijke passende hulp bieden, die efficiënt en doelmatig georganiseerd is.

  • Zoveel mogelijk in de regio, niet gesloten en in of nabij de thuissituatie.

  • Meer integraliteit tussen aanbieders en hun producten en aanbod.

Ook het inzetten van LTA-aanbod dient vooraf besproken te worden in het Overleg Passende Hulp. Voor het OPH is de regio verdeeld in 3 subregio’s.

Samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs moeten aansluiten indien het onderwijs een belangrijk onderdeel is van de juiste en passend ondersteuning.

Actielijn 5: Inkoop gespecialiseerde jeugdhulp en transformatie zorglandschap

In onze regio is afgesproken dat gespecialiseerde jeugdhulp (met uitzondering van crisishulp gedurende de eerste 4 weken) alleen kan worden ingezet als er een verleningsbeschikking wordt afgegeven door het gemeentelijk toegangsteam, na een verwijzing van de huisarts of medisch specialist of na een bepaling jeugdhulp vanuit de Gecertificeerde Instelling. De meeste gespecialiseerde jeugdhulp wordt ingezet als zorg in natura (ZIN), geregeld via regionale inkoop. Inzet van gespecialiseerde jeugdhulp met een persoonsgebonden budget (PGB) kan ook.

De Regionale Inkoop Organisatie (RIOZ) gebruikt het inkoopinstrument ten eerste om ‘producten’ in te kopen bij jeugdhulpaanbieders. Ten tweede kunnen zij met het inkoopinstrument invloed uitoefenen op de wijze waarop de jeugdhulp aanbieders die ‘producten’ leveren. Het inkoopinstrument is dus belangrijk om te voldoen aan de verplichtingen uit de Jeugdwet, maar kan ook een belangrijke bijdrage leveren aan het behalen van de doelen en ambities zoals verwoord in dit plan.

We willen dat de hulp die wordt ingezet daadwerkelijk dichtbij, zo kort en licht als mogelijk geboden wordt en op het moment dat het nodig is ook snel wordt opgeschaald.

Waar zetten we op in?

  • A

    Er is voldoende passende hulp voor jeugdigen die dat nodig hebben.

  • B

    Jeugdigen en ouders die gespecialiseerde jeugdhulp nodig hebben, krijgen dit tijdig, zo kort of lang als nodig is, en zo dicht mogelijk in de eigen leefomgeving aangeboden.

  • C

    Een evenwichtiger zorglandschap realiseren waarin er meer (intensieve) jeugdhulp zonder verblijf en gezinsgericht verblijf en pleegzorg beschikbaar is, en minder jeugdhulp met verblijf.

  • D

    Minder ouders en jeugdigen doen een beroep op gespecialiseerde jeugdhulp.

  • E

    Minder ouders en jeugdigen doen een beroep op zware gespecialiseerde jeugdhulp. Op 31 december 2023 is het aantal jeugdigen met residentiele hulp midden en zwaar gedaald ten opzichte van 1 januari 2021.

  • F

    Op 31 december 2023 is het aantal jeugdigen dat gebruik maakt van zware ambulante jeugdhulp gelijk gebleven ten opzichte van 1 januari 2021. Dit komt omdat we in het kader van de transformatie zwaar residentiële jeugdhulp afbouwen. Hierdoor ontstaat een grotere vraag naar zware ambulante jeugdhulp.

  • G

    Op 31 december 2023 is een verschuiving te zien van het aantal jeugdigen dat gebruik maakt van lichte hulp ten opzichte van jeugdigen die gebruik maken van zware hulp.

  • H

    Er is meer gespecialiseerde jeugdhulp uit het LTA beschikbaar binnen onze regio. Op 31 december 2023 is het LTA budget ten opzichte van 1 januari 2021 afgenomen door opbouw van vergelijkbare regionale alternatieven.

  • I

    Op 31 december 2023 is het aantal verlengde jeugdhulp niet toegenomen ten opzichte van 1 januari 2021.

  • J

    Minder plaatsingen in gesloten jeugdzorg. Op 31 december 2023 is het aantal gesloten plaatsingen verminderd.

Wat gaan we hiervoor doen?

De Regionale Inkooporganisatie (RIOZ) gaat gespecialiseerde jeugdhulp inkopen op basis van een vast te stellen inkoopopdracht.

In lijn met de inkoopstrategie stellen de gemeenten in de regio jaarlijks de inkoopopdracht vast. Op basis van deze opdracht kan de RIOZ de benodigde producten inkopen bij de verschillende jeugdhulpaanbieders. Bij de inkoop van de producten stellen we de vraag van jeugdigen en hun ouders centraal en willen we maatwerk mogelijk maken. De producten worden gezien als bouwstenen die, afhankelijk van de vraag/problematiek van jeugdigen, kunnen worden gecombineerd tot een maatwerktraject. Dit maatwerktraject komt tot stand via een overleg in de driehoek: jeugdige/ouder, toegang en aanbieder(s). De toegang bepaalt uiteindelijk welke producten de jeugdige ontvangt. Hier willen we binnen de regio op een zo eenduidige mogelijk manier mee omgaan. Om die reden wordt er een werkinstructie ontwikkeld over de wijze waarop de lokale toegang een product kan toekennen.

Wij vinden het belangrijk dat de hulp die wij als regio inkopen tijdig beschikbaar is en dat er geen onacceptabele wachttijden zijn. Wij willen zowel inwoners als professionals inzicht geven in welke hulp is ingekocht en wat de actuele wachttijden zijn. In het nog op te stellen uitvoeringsprogramma werken we verder uit op welke manier we hier invulling aan geven.

Transformatieopgave.

De afgelopen jaren hebben we geïnvesteerd in het formuleren van de transformatieopgaven. Dit hebben we samen gedaan met de jeugdhulpaanbieders. Hiervoor is een regionaal projectplan opgesteld: Urgente transformatie opgaven: opbouw, ombouw en afbouw.

Samenwerkingsverbanden van aanbieders hebben plannen ontwikkeld die enerzijds de jeugdhulp verbeteren terwijl ze tegelijkertijd een bijdrage leveren aan de betaalbaarheid van het jeugdhulpstelsel. Ook zorgt het voor een betere samenwerking tussen aanbieders onderling en tussen aanbieders en gemeenten. De transformatie zal er op termijn toeleiden dat er minder zware gespecialiseerde hulp nodig is.

Deel Landelijke Transitie Arrangementen borgen in de regio.

Zeer specialistische hulp en hulp die weinig voorkomt worden landelijk ingekocht door de VNG in het kader van het Landelijke Transitie Arrangementen (LTA). Dit om te borgen dat deze zorg beschikbaar is en blijft. Het gefragmenteerd inkopen van deze specialistische jeugdhulp is niet wenselijk gezien de beperkte omvang die we als regio afnemen.

Het aantal verwijzingen LTA is de afgelopen periode toegenomen evenals de kosten. Het streven is om de inzet LTA terug te dringen en waar mogelijk passend alternatief aanbod te borgen binnen de regio. Zodat we de hulp aan jeugdigen uit onze regio dichterbij bieden.

Het civiel trajectberaad inschakelen in alle situaties die te maken hebben met plaatsingin en uitstroom uit de gesloten jeugdzorg.

Voor de komende jaren streven wij ernaar om minder plaatsingen te hebben in de gesloten jeugdzorg. Dit doen we o.a. door het beter inrichten van de toegang naar de gesloten jeugdzorg en het inbrengen van de benodigde expertise in die toegang. Hiervoor is een Civiel Traject Beraad (CTB) ingericht. Het Civiel Trajectberaad kijkt mee of een gesloten plaatsing wenselijk is of voorkomen kan worden. De casus wordt met ouders en als het even kan ook met de jeugdige zelf besproken. Voor het slagen van een gesloten opname / behandeling is een duidelijk toekomstperspectief voor jeugdigen (en ouders) nodig.

Doelstellingen van het CTB zijn:

  • Het verminderen van de instroom in de gesloten jeugdzorg.

  • Het verkorten van de duur van de opnames.

  • Het “kantelen” van de manier waarop jeugdigen worden geplaatst.

Met het laatste punt bedoelen we dat de mogelijkheden van jeugdigen en ouders, hoe ernstig de problematiek ook is, centraal staan.

Dat de jeugdige en de ouders zélf een belangrijke stem krijgen in de te realiseren aanpak. Dus ook mede-verantwoordelijk worden voor die aanpak. Jeugdigen krijgen de regie over hun eigen leven (terug). Als er dan gekozen wordt voor een tijdelijke opname in de gesloten jeugdzorg is er ook veel meer kans dat de behandeling aanslaat en snel resultaat heeft.

In 2018 is de doelstelling van de verminderde instroom helaas niet gehaald. Ook zijn lang niet al die instromers via het CTB gegaan. De gemiddelde duur van de opnames is wél korter geworden.

De komende jaren werken we aan de verdere ontwikkeling van het CTB en aan het vergroten van de bekendheid en het draagvlak voor het CTB bij de verwijzers.

Onze inspanningen zijn uiteraard ook gericht op het realiseren van alternatieven voor de gesloten jeugdzorg. Plaatsing in de gesloten jeugdzorg moet een uiterst middel moet zijn. Dat niet ingezet moet worden omdat er geen ander passend aanbod voorhanden is.

Nieuwe inkoopafspraken maken m.b.t. Jeugdzorg Plus.

Bij de inkoop en de beleidsontwikkeling van de gesloten jeugdzorg werken we vanaf 2015 samen met de regio’s in het “Landsdeel Zuid” (provincies Noord-Brabant, Zeeland en Limburg), waarbij de gemeente ’s-Hertogenbosch een centrale rol vervult. Vanaf 2020 gaat het landsdeel Zuid verder in een andere samenstelling. Onze regio gaat hierin samenwerken met de regio’s Hart van Brabant, Brabant Zuidoost en de regio’s uit de provincie Limburg. Met hen wordt gezamenlijk een traject ingezet richting nieuwe afspraken met aanbieders van Jeugdzorg Plus. Gemeente Roermond gaat een coördinerende rol vervullen.

In het landsdeel Zuid is in de afgelopen jaren een beweging in gang gezet die in de gehele keten tot meer bewustwording heeft geleid over de positie en (on)mogelijkheden van gesloten jeugdzorg. Hierdoor is het contact tussen gesloten jeugdzorg en het voorveld versterkt.

2017

2018

Aantal unieke cliënten (herplaatsingen binnen dat jaar tellen maar één keer mee)

61

84

Aantal jeugdhulpdagen in gesloten jeugdhulp / jeugdzorg plus

9.2151

10.317

Opvallende zaken van de afgelopen jaren:

  • Het aantal meldingen door gemeenten voor een vrijwillig gesloten plaatsing, overstijgt het aantal aanmeldingen door de Gecertificeerde instellingen. Voor een vrijwillig gesloten plaatsing in een vrijwillig kader moeten ouders toestemming geven.

  • Er is sprake van een behoorlijke recidive.

  • Het Jeugdzorg Plus gebruik in onze regio is toegenomen.

Voor de komende jaren willen we ons vanuit de regio Noordoost richten op de volgende inhoudelijke aandachtspunten:

  • Betere aansluiting en samenwerking van psychiatrische zorg en aanpak zware gedragsproblematiek (GGZ / Jeugdzorg Plus).

  • Zo veel mogelijk toewerken naar een integraal plan van aanpak c.q. hulpverleningsplan met kernpartners uit de keten en cliënten in kwestie, naar voorbeeld van het Civiel Trajectberaad.

  • Jeugdzorg Plus aanbieders en lokale/ regionale aanpak integreren met regionale behoeften en doelstellingen en de mate van beleidsvrijheid die hier vanuit de regio’s bij past.

  • Een samenhangend programma opstellen voor hulp in de eigen omgeving, zoals een intensief programma in de leefomgeving tijdens plaatsing en na terugkeer om terugval te voorkomen.

Deze aandachtspunten moeten een plek krijgen in de inkoopafspraken voor 2020.

Bezien of de huidige samenwerkingsafspraken tussen spoedeisende zorg en de diverse crisisdiensten bijgesteld moeten worden.

Jeugdzorgregio Noordoost Brabant heeft de bereikbaarheid buiten kantoortijden belegd bij Spoedeisende Zorg (SEZ) die bij Jeugdbescherming Brabant is ondergebracht. Indien er een crisissituatie is buiten kantoortijden rukt het SEZ of GGZ (psychiatrische problematiek) uit.

Binnen kantoortijden worden crisissen over jeugdigen gemeld bij de lokale toegangsteams. Buiten kantooruren bij SEZ. Regionale afspraak is dat in het geval van crisis gedurende 4 weken hulp ingezet mag worden zonder dat daar een verleningsbeschikking voor nodig is. We gaan na of de huidige samenwerkingsafspraken nog volstaan. Mocht blijken dat verbetering nodig is dan maken we hier afspraken over.

Actielijn 6: Kinderen beschermen bij onveilige situaties

Kinderen hebben er recht op om te kunnen opgroeien in een veilige omgeving. Wanneer er zich situaties en omstandigheden voordoen die leiden tot onveiligheid heeft de overheid de taak om die veiligheid te herstellen en te waarborgen. Gemeenten hebben daarin, binnen het kader van de Jeugdwet en de jeugdbeschermingsartikelen in het Burgerlijk Wetboek, eigen taken en verantwoordelijkheden.

Waar zetten we op in?

  • A

    Jeugdigen kunnen opgroeien in een voldoende veilige omgeving. Wanneer er zich situaties en omstandigheden voordoen die leiden tot onveiligheid wordt de veiligheid bewaakt, hersteld en gewaarborgd.

  • B

    Minder maatregelen OTS en voogdij.

  • C

    Jeugdbescherming, jeugdreclassering en Veilig Thuis werken samen met lokale teams en stemmen onderling hun werkzaamheden af.

  • D

    Er is een doorlopende lijn tussen alle betrokken organisaties en professionals in de jeugdbeschermingsketen.

  • E

    Verbinding strafketen met jeugdketen.

  • F

    Een sluitende preventie van en aanpak van complexe scheidingen waarbij kinderen ernstig in de knel (dreigen te) raken.

Wat gaan we hiervoor doen?

Nieuwe inkoopafspraken maken vanaf 2020 met de Gecertificeerde Instellingen.

Voor de inkoop van de diensten van de GI’s vanaf 2020 hebben we -in samenspraak met de andere Brabantse regio’s waarmee we onderzoeken of we de inkoop gezamenlijk kunnen vormgeven-, de volgende inhoudelijke aandachtspunten geformuleerd:

  • Meer preventie. Uitvoering van trajecten ‘begeleiding zonder maatregel’ onder regie van het lokale team (zogenaamde drangtrajecten). Deze trajecten hebben als doel om maatregelen te voorkomen en om het draagvlak voor de inzet van een maatregel te vergroten. Maatregelen kunnen daardoor effectiever zijn en kunnen mogelijk korter duren.

  • Minder maatregelen en intensieve ketensamenwerking.

  • Voorts willen we een cultuurverandering zien bij de GI’s die is gericht op méér proactief handelen, betere klantgerichtheid en meer innovatie.

  • Advieswerkzaamheden voor de lokale teams.

  • Deelname van GI’s aan Overleg Passende Hulp en Civiel Traject Beraad

De volgende thema’s zijn voor ons als regio Noordoost van belang bij het beoordelen van

de te contracteren Gi’s.

  • Samenwerking met de Toegang/Lokale regionale aansluiting.

  • Resultaatgericht werken.

  • Samenwerken met gemeenten; duidelijke relatie opdrachtgever-opdrachtnemer.

  • Aandacht voor de organisatie van de GI’s.

  • Belang van privacy.

  • Gezinsaanpak.

  • Eigen kracht/normaliseren /duurzame oplossingen.

  • Klantgerichtheid.

  • Regie waar het gaat om veiligheid.

  • Doorlopende lijn ook na 18 jaar.

  • Professioneel afhandelen van klachten.

Vaststellen visie taken Veilig Thuis en hierop sturen.

Veilig Thuis is een organisatie die is voortgekomen uit een integratie van Steunpunt Huiselijk Geweld en Algemeen Meldpunt Kindermishandeling. Veilig Thuis is er voor iedereen – kinderen, jeugdigen, volwassenen en ouderen, die te maken hebben met huiselijk geweld of kindermishandeling. Zowel professionals als particulieren kunnen hun zorgen melden bij Veilig Thuis. In onze regio is Veilig Thuis Brabant Noordoost werkzaam.

Op dit moment herijken we de opdracht van Veilig Thuis. Dat is voortgekomen uit signalen van Veilig Thuis dat de beschikbare budgetten niet toereikend zijn om de wettelijke taken uit te voeren. Opbrengst van de herijking is duidelijkheid krijgen over wat de opdracht aan Vellig Thuis dient te zijn. Dit vraagt om een heldere visie en uitwerking van samenwerking en taken van Veilig Thuis en de lokale teams.

Naar verwachting stellen we in 2019 de nieuwe visie vast.

Nieuwe jeugdbescherming implementeren.

Wij vinden het belangrijk dat de GI’s zeer nauw samenwerken met de lokale sociale teams, volgens de vastgestelde uitgangspunten van de “nieuwe jeugdbescherming”.

In deze visie is de werker van de GI voor het gezin en het kind altijd een “passant“. De werkers van de lokale sociale teams kunnen daarentegen gedurende een langere periode en vanuit een veel integraler perspectief bemoeienis hebben. In gezinnen waar onveiligheid en ontwikkelingsbedreiging voor kinderen speelt, zijn vaak op méér leefgebieden problemen. Daarom is het voor de noodzakelijke duurzaamheid in het contact en in de aanpak van belang dat de lokale sociale teams een casus niet afsluiten wanneer de GI in beeld komt, maar gezamenlijk optrekken. Hoe die samenwerking er precies uitziet kan:

  • per casus verschillen;

  • afhankelijk zijn van de werksituatie in een gemeente of subregio;

  • afhankelijk zijn in vorm en intensiteit van de samenwerking wanneer het gaat om een onder toezichtstelling (OTS) of om voogdij.

In het uitvoeringsprogramma willen we uitwerken hoe die samenwerking eruit moet zien. En welke acties daarbij horen.

Het volgende plaatje illustreert de gewenste situatie:

afbeelding binnen de regeling

Onderzoeken of verlengde voogdij (na 18 jaar) wenselijk en mogelijk is.

Voor voogden is het belangrijk om tijdig mét de jeugdige te werken aan de opbouw van een sociaal netwerk dat de ondersteuning en nabijheid van de voogd kan overnemen. In niet alle gevallen lukt dat, ondanks inspanningen daartoe. Voor die gevallen, bijvoorbeeld voor jeugdigen met een verstandelijke beperking die nog lang niet “volwassen” zijn op hun 18e verjaardag zou een tijdelijke verlenging van de inzet van de voogd wellicht wenselijk zijn. We onderzoeken of we de GI’s in staat willen stellen om onder voorwaarden, een verlengde bemoeienis van de (voormalige) voogden na het 18e jaar mogelijk te maken.

Deelnemen aan (landelijke) initiatieven en pilots tot verbetering en doorontwikkeling vande preventie en de aanpak van complexe scheidingen.

Bij een groot deel van de binnen onze regio uitgesproken jeugdbeschermingsmaatregelen is sprake van casuïstiek rond complexe scheidingen. Wanneer jeugdigen in ernstige mate klem komen te zitten tussen ouders die elkaar bevechten, tussen ouders die niet meer normaal met elkaar kunnen communiceren en wanneer kinderen moeten dealen met ouders die hen betrekken in hun conflicten, dán is er sprake van ernstige kindermishandeling.

Deze problematiek legt inmiddels een enorme druk op alle professionals en instanties in de jeugdbeschermingsketen en ook op spelers in het preventieve veld. Dit is overigens niet alleen een ontwikkeling in de regio Noordoost Brabant maar een landelijk beeld.

In onze regio nemen we daarom deel aan verschillende, vaak landelijk in gang gezette initiatieven.

Het gaat om:

  • Deelname aan het project “Scheiden zonder schade”, samen met de jeugdzorgregio Zuidoost en de juridische spelers in het Arrondissement. In dit kader worden in sommige gemeenten vormvrije “scheidingsloketten” ontwikkeld en wordt gewerkt aan vereenvoudiging van de echtscheidingsprocedure.

  • Deelname, samen met de regio Zuidoost en de Rechtbank, aan het project inzet Uniform Hulpaanbod in (echt)scheidingsprocedures. Hierbij kan een rechter tijdens een zitting direct een gerichte hulpvorm inzetten.

Samenwerking tussen de lokale teams en ook het lokale jeugd- en jongerenwerk met dejeugdreclassering verder opbouwen/uitbouwen.

De gemeenten hebben tot nu toe niet veel directe bemoeienis gehad en gezocht met de jeugdreclassering. Evenals bij de uitvoering van de jeugdbescherming gaan wij in principe uit van samenwerking tussen de jeugdreclassering en de lokale teams. In de praktijk zien we dat de werkzaamheden van de jeugdbescherming meer raakvlakken hebben met de werkzaamheden van de lokale teams in gezinnen met complexe problematiek. Maar ook in gezinnen waar jeugdigen zich schuldig maken aan strafbare feiten spelen vaak méér problemen. We pleiten dan ook voor het verder opbouwen en uitbouwen van de samenwerking tussen de lokale teams en ook het lokale jeugd- en jongerenwerk met de jeugdreclassering.

Een specifieke vorm van samenwerking tussen gemeenten en jeugdreclassering kan gelegen zijn in het inzetten van de jeugdreclasseerders in de aanpak van criminele en overlastgevende jeugdgroepen in de gemeenten. Binnen gemeenten hebben we in het kader van openbare orde en veiligheid met deze jeugdgroepen te maken. Jeugdreclasseerders kennen deze doelgroep en hebben methodieken voor handen welke, ook buiten het specifieke wettelijke kader van de jeugdreclassering, kunnen werken in het contact maken met en beïnvloeden van deze jongeren.

Actielijn 7: Positie van jeugdigen en ouders/cliëntervaringen

De Jeugdwet beoogt jeugdigen en ouders meer invloed te geven op de kwaliteit van de geboden zorg. Wij vinden het belangrijk om ouders en jeugdigen een actieve rol te geven in hun eigen ondersteuningsproces en dat daarin wordt uitgegaan van hun eigen mogelijkheden om regie te voeren. We vragen aanbieders niet over ouders en de jeugdige te spreken maar met hen.

De actieve rol van ouders en jeugdigen en hun sociale omgeving bij hulp en ondersteuning is cruciaal. De praktijk wijst uit dat cliëntinvloed valt of staat met de houding van bestuurders en professionals en met een gedeelde visie (cliënten en instelling) op cliëntenparticipatie en de uitvoering daarvan.

Waar zetten we op in?

  • A

    Meer invloed van jeugdigen en ouders op de kwaliteit van zorg die hen wordt geboden.

  • B

    Actieve rol van ouders en jeugdigen met betrekking tot hulp en ondersteuning.

  • C

    Ervaringen van cliëntenraden worden vaker meegenomen bij het nemen van besluiten.

  • D

    Inzicht in cliënttevredenheid.

Wat gaan we hiervoor doen?

Bestuurders gaan vaker met cliëntenraden in gesprek.

De komende tijd gaan we periodiek in overleg met cliëntenraden, ouders en opvoeders. Dat doen we op verschillende manieren o.a. door het organiseren van gezamenlijke bijeenkomsten, aansluiten bij reguliere overleggen van cliëntenraden en werkbezoeken op locatie.

Onderzoeken hoe en wanneer we cliënttevredenheid over geboden jeugdhulp willen meten en dit opnemen in inkoopcontracten vanaf 2021.

In de inkoopcontracten met jeugdhulpaanbieders is geregeld dat jeugdhulpaanbieders jaarlijks en bij het uitstromen uit jeugdhulp de tevredenheid van cliënten meten over het nut/effect van jeugdhulp, uitgedrukt met een schoolcijfer van 1 t/m 10 (de zogenaamde C-toets). Vraag is of we dit blijven handhaven. Uit overleggen met cliëntenraden is gebleken dat zij zelf meer waarde zien in andere methodieken. Wij stellen voor om bij het afsluiten nieuwe contracten met ingang van 2021 dit opnieuw te bezien in overleg met cliëntenraden.

Bezien hoe we het jaarlijks verplichte cliëntervaringsonderzoek dat gemeenten moeten aanleveren, willen vormgeven.

Gemeenten zijn verplicht om jaarlijks een cliëntervaringsonderzoek te houden en de rapportage naar het ministerie van VWS te sturen. De vorm is niet voorgeschreven.

In 2017 hebben gemeenten in Noordoost Brabant gezamenlijk een cliëntervaringsonderzoek uitgevoerd. De uitvoering hiervan lag bij afdeling Onderzoek & Statistiek gemeente ’s-Hertogenbosch. Vragenlijsten zijn toen gestuurd naar ouders en cliënten die via gemeentelijke toegang zijn verwezen. Hiermee is toen slechts 40% van de cliënten bereikt.

In 2018 hebben we ervoor gekozen om een bijeenkomst te organiseren waarbij bestuurders in gesprek zijn gegaan met jongeren van cliëntenraden. In 2019 hebben de diverse cliëntenraden zelf een bijeenkomst georganiseerd.

Belangrijke conclusies uit de bijeenkomsten zijn:

  • Het is erg nuttig om regelmatig contact te hebben met (vertegenwoordigers van) cliëntenraden. Ook cliëntenraden willen hierin investeren.

  • Bij beslissingen over jeugdigen is het erg belangrijk om jeugdigen goed uit te leggen wat er gaat gebeuren en te informeren over de gevolgen.

Actielijn 8: Meer ruimte bieden aan professionals door vermindering van regeldruk

Dit moet de basis zijn voor de afspraken die met jeugdhulpaanbieders of voor de toegang worden gemaakt. Wij hebben ook gemerkt dat dit afgelopen jaren niet altijd is gelukt. Er zijn nieuwe controles ontstaan en de behoefte aan managementinformatie is toegenomen. De regeldruk is daardoor toegenomen. Dit heeft ook te maken met de financiële tekorten van de afgelopen jaren.

Waar zetten we op in?

  • A

    Administratieve eenvoud voor gemeenten, aanbieders, inwoners en toegang waardoor zoveel mogelijk middelen naar jeugdhulp kunnen.

Wat gaan we hiervoor doen?

Wordt meegenomen in inkoopafspraken 2021 en verder.

Dit wordt door RIOZ verder uitgewerkt.

Dashboard.

Er is een regionaal dashboard ontwikkeld. Dit dashboard helpt gemeenten en verwijzers om inzet van jeugdhulp en financiën beter te monitoren, in control te zijn en om prioriteiten te stellen.

Minder regels.

Ontregelde zorg is een landelijke ontwikkeling. We blijven deze ontwikkeling volgen. Daar waar mogelijk sluiten we aan bij deze ontwikkeling.

Ondertekening

Bijlage 1 Gewenst profiel lokale teams

Lokale teams vervullen een belangrijke rol bij het behalen van de gewenste doelen.

Lokale teams voeren gesprekken om de integrale ondersteunings- of hulpvraag in beeld te krijgen en een aanpak te formuleren volgens de werkwijze van 1 kind, één gezin, één plan, één regisseur. Daarom willen wij dat lokale teams:

  • Bekend zijn bij jeugdigen en gezinnen.

  • Voldoende capaciteit en expertise hebben.

  • Samen met jeugdigen en gezinnen kijken naar de gebruikelijke hulp die ouders en opvoeders onder normale omstandigheden zelf kunnen bieden. Gebruikelijke hulp verschilt per kind, leeftijdsfase en per ouder.

  • Jeugdigen en gezinnen helpen bij het versterken van hun eigen kracht al dan niet met behulp van het eigen netwerk.

  • Samen met het gezin de mogelijkheden binnen het eigen netwerk en lokale voorzieningen in beeld brengen.

  • Aansluiten bij scholen

  • Samenwerken met alle partners uit de jeugd- en veiligheidsketen.

  • In staat zijn om constructieve kritische gesprekken te voeren met jeugdigen en hun gezin, aanbieders van jeugdhulp en overige ketenpartners met als doel: kanteling in denken en handelen teweeg brengen.

  • Op de hoogte zijn van de afspraken en inkoop met betrekking tot de gespecialiseerde jeugdhulp.

  • Daar waar sprake is van meervoudige (intensieve) jeugdhulpvragen, specifieke integrale maatwerkarrangementen kunnen opstellen en kunnen sturen op regie en monitoring van de geleverde jeugdhulp.

  • Als hulp of ondersteuning nodig is vanuit aanpalende terreinen verbinding leggen met andere domeinen en afspraken maken hoe deze worden aangepakt.

  • Kostenbewust werken en een eenduidig afwegingskader hanteren waarin betrokkenheid, rendement en legitimiteit een rol spelen.

  • Gezinnen met multiproblems en zware zorg begeleiden na beëindiging van specialistische jeugdhulp om terugval te voorkomen.

We onderscheiden twee vormen van regievoering, te weten.

  • Casusregie: in geval van hulp en ondersteuning aan een individu of gezin is er altijd een casusregisseur als er meerdere hulpverleners vanuit meerdere hulpverlenende organisaties betrokken zijn. De regisseur draagt zorg voor afstemming en samenwerking tussen betrokkenen met het oog op de resultaten.

  • Procesregie: wanneer een casus stagneert of te complex is kan gekozen worde voor procesregie. De procesregisseur gaat in principe niet over de inhoud van de hulp, maar stuurt wel op inhoud met betrekking tot de effectiviteit en veiligheid.

Afhankelijk van de situatie kan het lokale team beide rollen vervullen.

Bijlage 2 Afkortingen en begrippen

BJG: Basisteam Jeugd en Gezin

CBS: Centraal bureau voor de statistiek

CJG: Centrum Jeugd en Gezin

CTB: Civiel Traject Beraad

GGD: Gemeentelijke Gezondheidsdienst

GGK: Gemeentelijk Gegevens knooppunt

GGZ: Geestelijke gezondheidszorg

GI: Gecertificeerde instelling

JBB: Jeugdbescherming Brabant. Is een Gecertificeerde instelling

Jeugdhulp: soms wordt term jeugdzorg gebruikt

LTA: Landelijke Transitie Arrangementen

LVB: licht verstandelijke beperking

OCW: Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

OPH: Overleg Passende Jeugdhulp

OTS: Onder Toezichtstelling

OvJ: Officier van Justitie

OZA: Onderwijs Zorgarrangementen

PGB: persoons gebonden budget

POH GGZ: Praktijkondersteuner Geestelijke Gezondheidszorg

PON: Provinciaal Opbouworgaan Noord Brabant onderzoeksinstituut

RBO: Regionaal Bestuurlijk Overleg Jeugd Noordoost Brabant

RIOZ: Regionale Inkooporganisatie Zorg

RvdK: Raad voor de Kinderbescherming

SEZ: Spoedeisende zorg

STORM: depressieproject GGZ en ketenpartners

SWT: sociaal wijkteam

SWV: Samenwerkingsverband Passend Onderwijs

VIR: Verwijsindex Risicojongeren

VNG: Vereniging Nederlandse gemeente

VT: Veilig Thuis

VWS: ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

WLZ: Wet langdurige zorg

WMO: Wet maatschappelijke ondersteuning

WSG: William Schrikker Stichting. Is een Gecertificeerde instelling

ZIN: Zorg in natura

ZVJ: signaleringssysteem Zorg voor Jeugd

ZVW: Zorgverzekeringswet

Bijlage 3 Toelichting Jeugdstelsel

Lokaal. Sociale omgeving en algemene basisvoorzieningen (preventie). Vrij toegankelijk.

Hier onderscheiden we:

Informele sociale basisstructuur

Deze gaat over verbindingen tussen mensen, over netwerken. Bewoners zorgen voor zichzelf en elkaar; als vrijwilliger, mantelzorger of ervaringsdeskundige.

Formele sociale basisstructuur

Deze bestaat uit de algemene basisvoorzieningen in de gemeente: scholen, gezondheidscentra, maatschappelijk werk, peuteropvang, jongerenwerk, sportverenigingen, buurthuizen, openbare ruimte etc.

De informele en formele basisstructuur vormen samen de sociale infrastructuur van de gemeenten. Het doel is om snel en dichtbij ondersteuning te kunnen bieden. Dat gebeurt op vindplaatsen (onderwijs, consultatiebureaus, peuteropvang, verenigingen), waar voorzieningen snel kunnen signaleren en op laagdrempelige wijze passende oplossingen kunnen bieden.

Lokaal. Lichte opvoedondersteuning. Vrij toegankelijk.

Jeugdige en ouders van de gemeenten kunnen lokaal terecht met vragen over opvoeding.

Lokaal. Toegang tot hulp en ondersteuning. Vrij toegankelijk .

Het betreft hier de gemeentelijke toegang tot hulp en ondersteuning. Deze lokale teams kunnen diverse namen hebben bijvoorbeeld Centrum Jeugd en Gezin, Basisteam Jeugd en Gezin. Vrij toegankelijk. De huisartsen mogen ook verwijzen naar gespecialiseerde jeugdhulp.

Regionaal Gespecialiseerde jeugdhulp. Niet vrij toegankelijk.

Hieronder valt de hele inkoop van gespecialiseerde jeugdhulp door de Regionale Inkooporganisatie (RIOZ). RIOZ maar ook de afspraken met gecertificeerde instellingen en met Veilig Thuis.

Verder wordt een deel van de gespecialiseerde jeugdhulp door de VNG ingekocht. Het betreft hier het zogenaamde LTA aanbod = Landelijke Transitie Arrangementen.

Gecertificeerde instellingen

Gecertificeerde instellingen worden van overheidswege gecertificeerd om maatregelen in het kader van de jeugdbescherming en jeugdreclassering uit te voeren. In onze regio zijn contracten gesloten met Jeugdbescherming Brabant, William Schrikker Stichting en Leger des Heils.

Jeugdbeschermingsmaatregelen kunnen worden ingezet wanneer er sprake is van ernstige onveiligheid en ontwikkelingsbedreiging voor jeugdigen. In het Burgerlijk Wetboek zijn twee jeugdbeschermingsmaatregelen opgenomen:

  • De ondertoezichtstelling OTS (ook wel gezinsvoogd genoemd).

  • De beëindiging van het ouderlijk gezag.

Bij een OTS wordt het ouderlijk gezag door de rechter beperkt en wordt een gezinsvoogd aangesteld welke een deel van het gezag overneemt. Dit gebeurt in die gevallen waarin er onveiligheid is, maar er nog wel mogelijkheden zijn dat de ouders op termijn weer zélf het gezag kunnen gaan dragen.

Dit perspectief is er niet wanneer het ouderlijk gezag door de rechter aan de ouders wordt ontnomen. In die gevallen stelt de rechter een nieuwe gezagsdrager aan, een voogd.

Binnen een OTS wordt zo snel mogelijk gewerkt aan het herstel van het gezag. Een OTS is daarom altijd beperkt van duur, in principe niet langer dan 2 jaar. Voor voogdij geldt die beperking in duur niet. In beide gevallen eindigt de maatregel altijd op grond van de wet bij de meerderjarigheid, dus 18 jaar.

Veilig Thuis

Volgens de wet (Wmo) heeft Veilig Thuis de volgende taken:

  • Advies geven.

  • Meldingen in ontvangst nemen.

  • Veiligheidsbeoordeling en onderzoek doen of daadwerkelijk sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling.

  • Zo nodig vervolgstappen in gang zetten in de vorm van overdragen naar vrijwillige hulp, de Raad voor de Kinderbescherming en/of melding doen bij de politie

  • Terugkoppeling aan melders.

  • Monitoring.

Voor de medewerkers van Veilig Thuis is een landelijk handelingsprotocol opgesteld. Dit handelingsprotocol bevat richtlijnen die geldend zijn voor alle vormen van huiselijk geweld en kindermishandeling.

Bij een melding gaat Veilig Thuis altijd een veiligheidsbeoordeling (triage) doen. Op basis van deze veiligheidsbeoordeling wordt gekeken of Veilig Thuis iets gaat doen of dat de casus wordt overgedragen aan een ketenpartner / lokaal team. Er zijn 3 vervolgtrajecten mogelijk:

  • Directe overdracht na veiligheidsbeoordeling.

  • Voorwaarden en vervolg. Als er aanwijzingen zijn voor acute en/of structurele onveiligheid en/of multiproblematische leefsituatie en als direct betrokkenen voldoende meewerken en/of hulp accepteren. Bij dit traject werkt Veilig Thuis samen met het gezin/huishouden en met ketenpartners/lokaal team aan verdere hulp en behandeling.

  • Onderzoek. Als er aanwijzingen zijn voor acute en/of structurele onveiligheid en/of multiproblematische leefsituatie en direct betrokkenen onvoldoende meewerken en/ of hulp accepteren. Veilig Thuis spreekt dan met de leden van het (gezins)systeem af wat er tenminste moet gebeuren om ervoor te zorgen dat het direct veilig wordt (veiligheidsvoorwaarden).

Bijlage 4 Overige instellingen en overleggen in de jeugden veiligheidsketen

Beschermtafel

De Beschermtafel is een afstemmingsoverleg tussen Raad voor de Kinderbescherming, Gecertificeerde instellingen, gemeenten en Veilig Thuis. De gemeente is onafhankelijk voorzitter van dit overleg. Tijdens dit overleg worden casussen besproken waarbij het kind (mogelijk) in zijn/haar ontwikkeling wordt bedreigd en er (mogelijk) een kinderbeschermingsmaatregel nodig is.

Tijdens het overleg wordt besloten of de Raad voor de Kinderbescherming in deze casus onderzoek zal doen. Op basis van zo’n onderzoek adviseert de Raad de rechter over het al dan niet opleggen van een kinderbeschermingsmaatregel. Er kan ook besloten worden dat de Raad op dat moment (nog) geen onderzoek gaat doen, omdat er op een andere manier afspraken gemaakt kunnen worden inzake het realiseren van voldoende veiligheid. Wanneer er echter onvoldoende perspectief is op verbetering en op de aanpak van problemen in een vrijwillig kader, dán wordt besloten tot een onderzoek.

De casussen worden in het bijzijn van ouders/verzorgers besproken. De casus kan door de Raad voor de Kinderbescherming, lokale teams, GI en Veilig Thuis worden ingebracht.

Raad voor de Kinderbescherming

De Raad voor de Kinderbescherming is een landelijke organisatie die direct ressorteert onder het ministerie van Veiligheid en Justitie, met vestigingen in het land.

De Raad is een onderzoeksinstantie, die onderzoek doet en op grond daarvan de rechter en/of het OM adviseert betreffende jeugdigen in civiele zaken (met name jeugdbescherming en geschillen over gezag en omgang) en strafzaken.

Wij hebben in de regio Noordoost ambtelijk een goede werkrelatie met de Raad. In de praktijk is er concreet samenwerking op de volgende punten:

  • De gemeenten organiseren samen met de Raad in de subregio’s een wekelijks overleg waar Veilig Thuis of lokale sociale teams casussen in kunnen brengen waarbij zij de Raad verzoeken om een onderzoek te doen naar de gronden voor een kinderbeschermingsmaatregel. Dit zijn de “Beter Beschermd overleggen” ofwel “Beschermtafels” . Helaas waren er de afgelopen jaren vaak lange wachtlijsten bij de Raad voor het doen van zo’n onderzoek. Voor gemeenten is het lastig om invloed uit te oefenen op ( het oplossen van) die wachtlijsten. Inmiddels is de wachtlijst fors gedaald en in bepaalde subregio’s volledig opgelost.

  • De Raad en de gemeenten participeren samen in het Arrondissementaal Platform Jeugd.

  • De Raad is de voorzitter van de subregionale Justitiële Trajectberaden, waarin jeugdigen worden besproken die in een Justitiële Jeugdinrichting zijn opgenomen en waarvoor een plan wordt gemaakt voor hun terugkeer. Lokale teams worden daarbij betrokken.

  • De Raad heeft regelmatig overleg met Leerplicht inzake jeugdigen die met een proces verbaal te maken krijgen inzake schoolverzuim.

  • De Raad bezoekt alle jeugdigen die in een politiecel worden opgesloten in het kader van de “vroeghulp” . Wanneer er vanuit een lokaal sociaal team contacten zijn met deze jeugdigen c.q. met hun gezinnen kan de Raad contact met het team opnemen om de activiteiten af te stemmen.

Deze huidige vormen van samenwerking verlopen in de praktijk naar wens en wij willen deze samenwerking de komende jaren graag op deze manier voortzetten en waar nodig uitbouwen.