Beleidsregel aanwijzing gehandicaptenparkeerplaatsen 2007

Geldend van 10-08-2007 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel aanwijzing gehandicaptenparkeerplaatsen 2007

Burgemeester en Wethouders van Sittard-Geleen,

overwegende dat het gewenst is een beleidsregel vast te stellen om te komen tot de aanwijzing en aanleg van gehandicaptenparkeerplaatsen,

gelet op het bepaalde in artikel 147 en 160 van de Gemeentewet, artikel 1:3 en 4:81 tot en met 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, de Wegenverkeerswet 1994, het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer,

b e s l u i t e n:

vast te stellen de “Beleidsregel aanwijzing gehandicaptenparkeerplaatsen 2007”.

Artikel 1 : Definities en begripsomschrijvingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • b.

    BABW: Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer;

  • c.

    AWB: Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    ASVV: Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom;

  • e.

    aanvrager: de natuurlijke persoon die verzoekt om voor hem een gedeelte van de openbare weg als individuele gehandicaptenparkeerplaats in te richten;

  • f.

    aanvraagformulier: het door het college van Burgemeester en Wethouders vastgestelde aanvraagformulier voor het verkrijgen van een individuele gehandicaptenparkeerplaats;

  • g.

    parkeerplaats op eigen terrein:

    • een parkeerplaats waarover de aanvrager kan beschikken op grond van eigendom, erfpacht, huur, ingebruikgeving of anderszins, of

    • een parkeerplaats waarover de aanvragen kan beschikken in een garage of op een perceel, omdat deze volgens een raadsbesluit, een bouwvergunning, een erfpachts- of splitsingsakte of een huur- of koopovereenkomst voor de woning van de aanvrager bestemd is, of

    • een voormalige parkeerplaats op eigen terrein die door of vanwege de aanvrager een andere bestemming dan die van parkeerplaats heeft gekregen;

  • h.

    motorvoertuig: gemotoriseerd voertuig, als bedoeld in artikel 1, onder z., van het RVV 1990;

  • i.

    gehandicaptenvoertuig: voertuig, als bedoeld in artikel 1, onder r., van het RVV 1990;

  • j.

    kenteken:

    • kenteken, als bedoeld in artikel 1, onder g., van de Wegenverkeerswet 1994, of

    • merk en/of type van het voertuig, voor zover betrekking hebbend op een gehandicaptenvoertuig;

  • k.

    gehandicaptenparkeerkaart: een europese of vergelijkbare gehandicaptenparkeerkaart, door een erkende instantie afgegeven op de geaccepteerde medische gronden;

  • l.

    bestuurderskaart:

    • gehandicaptenparkeerkaart voor een persoon die zich pleegt te vervoeren met een door hemzelf bestuurd motorvoertuig of gehandicaptenvoertuig (B-kaart), of

    • gehandicaptenparkeerkaart voor een persoon die zich zowel pleegt te vervoeren met een door hemzelf bestuurd motorvoertuig of gehandicaptenvoertuig als die voor verplaatsingen per motorvoertuig of gehandicaptenvoertuig is aangewezen op een ander (BP-kaart);

  • m.

    passagierskaart: gehandicaptenparkeerkaart voor een persoon die voor verplaatsingen per motorvoertuig of gehandicaptenvoertuig is aangewezen op een ander;

  • n.

    algemene gehandicaptenparkeerplaats: parkeerplaats voorzien van het verkeersbord E6, zoals bedoeld in bijlage 1 van het RVV 1990;

  • o.

    individuele gehandicaptenparkeerplaats: parkeerplaats, voorzien van het verkeersbord E6, zoals bedoeld in bijlage 1 van het RVV 1990 en een onderbord met vermelding van een kenteken, behorend bij een motorvoertuig of gehandicaptenvoertuig, waarvan de houder in het bezit is van een bestuurderskaart én degene die krachtens artikel 12 BABW de desbetreffende parkeerplaats toegewezen heeft gekregen.

Artikel 2 : Aanwijzing gehandicaptenparkeerplaatsen

  • 1. Burgemeester en Wethouders kunnen krachtens een verkeersbesluit, zoals bedoeld in artikel 12 van het BABW, en met inachtneming van de artikelen 21 tot en met 30 van het BABW, artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994 en de bepalingen van de Awb:

    • a.

      op een daartoe strekkend verzoek of op eigen initiatief een algemene gehandicaptenparkeerplaats aanwijzen;

    • b.

      op een daartoe strekkend verzoek, welk kenbaar is gemaakt middels het daarvoor geldende aanvraagformulier, een individuele gehandicaptenparkeerplaats aanwijzen.

  • 2. Algemene gehandicaptenparkeerplaatsen worden doorgaans aangewezen in de directe nabijheid van winkelcentra, ziekenhuizen, musea, schouwburgen en andere publieke installingen.

  • 3. Een individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt aangelegd binnen een loopafstand van 100 meter van het woonadres van de aanvrager dan wel, indien de aanvrager beschikt over een geldige bestuurderskaart, het werkadres van de aanvrager.

Artikel 3 : Beoordeling aanvraag individuele gehandicaptenparkeerplaats

  • 1. De beoordelingscriteria voor de aanwijzing van een individuele gehandicaptenparkeerplaats, indien de aanvrager beschikt over een geldige bestuurderskaart, zijn:

    • a.

      de aanvrager dan wel de werkgever van de aanvrager, indien het een individuele gehandicaptenparkeerplaats bij het werkadres betreft, mag niet beschikken over een parkeerplaats op eigen terrein;

    • b.

      de mogelijkheid tot aanleg van een individuele gehandicaptenparkeerplaats binnen een loopafstand van 100 meter van het woon- of werkadres moet aanwezig zijn;

    • c.

      de aanwijzing van een individuele gehandicaptenparkeerplaats mag niet leiden tot:

      • i.

        een verkeersonveilige situatie;

      • ii.

        belemmering van de doorstroming van het overige verkeer;

      • iii.

        reductie van de omvang van het areaal betaalde parkeerplaatsen in gebouwde parkeervoorzieningen en/of waarvoor achteraf betaald parkeren geldt;

      • iv.

        reductie van de parkeermogelijkheden voor houders van parkeervergunningen;

      • v.

        de situatie dat meer dan 20% van het totaal aantal parkeerplaatsen op een aaneengesloten wegvak is aangewezen als algemene of individuele gehandicaptenparkeerplaatsen.

  • 2. De beoordelingscriteria voor de aanwijzing van een individuele gehandicaptenparkeerplaats, indien de aanvrager beschikt over een geldige passagierskaart, zijn:

    • a.

      de aanvraag dient betrekking te hebben op een individuele gehandicaptenparkeerplaats bij het woonadres,

    • b.

      de aanvrager moet rolstoelgebonden zijn,

    • c.

      de partner van de aanvrager moet zodanig slecht ter been zijn dat het voor deze niet mogelijk is om de rolstoel van de aanvrager over een afstand van 100 meter te verplaatsen,

    • d.

      de rolstoelgebonden aanvrager dient jonger dan 18 jaar, dementerend of in een zodanige geestelijke of verstandelijke staat te zijn, waardoor deze uit veiligheidsoverwegingen niet alleen kan worden gelaten,

    • e.

      de gemiddelde parkeerdruk in de nabije omgeving van het woonadres moet groter zijn dan 80%,

    • f.

      de in het voorgaande lid van dit artikel vermelde criteria;

  • 3. Ten aanzien van de beoordeling van de aanvraag voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats op de in het eerste lid onder b. en c., met uitzondering van sub iii. tot en met v., genoemde criteria, vindt advisering plaats door de Ambtelijke Werkgroep Verkeer.

  • 4. Indien de aanvraag voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats betrekking heeft op een parkeerplaats die op grond van de vigerende gemeentelijke parkeerverordening is aangewezen als parkeerplaats voor houders van een parkeervergunning of als parkeerplaats voor betaald parkeren, vindt, ten aanzien van de in het eerste lid onder c., sub iii. tot en met v. genoemde criteria, bindende advisering plaats door de gemeentelijke parkeercoördinator.

  • 5. Ten aanzien van de beoordeling van de aanvraag voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats op de in het tweede lid onder b., c. en d. genoemde criteria, geldt dat deze criteria momenteel tevens worden gehanteerd bij de beoordeling van de aanvraag voor een passagierskaart, waardoor in de huidige situatie geen extra advisering benodigd is.

  • 6. Ten aanzien van de beoordeling van de aanvraag voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats op het in het tweede lid onder e. genoemde criterium, vindt advisering plaats door de gemeentelijke parkeercoördinator.

  • 7. Burgemeester en Wethouders wijzen een aanvraag voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats niet toe voordat de in het derde tot en met het zesde lid van dit artikel genoemde advisering heeft plaatsgevonden.

  • 8. Een besluit tot afwijzing van een aanvraag voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt met redenen omkleed. De aanvrager wordt van dit besluit schriftelijk op de hoogte gesteld.

Artikel 4 : Aanleg gehandicaptenparkeerplaats

  • 1. Een algemene gehandicaptenparkeerplaats wordt aangelegd door plaatsing van het bord E6, zoals bedoeld in bijlage 1 van het RVV 1990.

  • 2. Een individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt aangelegd door plaatsing van het bord E6, zoals bedoeld in bijlage 1 van het RVV 1990 met een onderbord waarop het kenteken staat vermeld van het motorvoertuig of gehandicaptenvoertuig van de aanvrager.

  • 3. Indien een gehandicaptenparkeerplaats wordt aangelegd op een gedeelte van een parkeerstrook of op de rijbaan, dient in aanvulling op de bebording, als genoemd in de voorgaande leden van dit artikel, witte belijning op het wegdek te worden aangebracht ter markering van de parkeerplaats.

  • 4. De maatvoering van de gehandicaptenparkeerplaats dient te voldoen aan de richtlijnen als gesteld in het ASVV.

Artikel 5 : Wijziging individuele gehandicaptenparkeerplaats

  • 1. Indien een aanvrager het motorvoertuig of gehandicaptenvoertuig met het kenteken dat op het onderbord bij de aan hem toegewezen individuele gehandicaptenparkeerplaats is aangebracht, niet langer bestuurt, maar een motorvoertuig of gehandicaptenvoertuig met een ander kenteken, dient de aanvrager, indien hij van de individuele gehandicaptenparkeerplaats gebruik wil blijven maken, een wijziging van het kenteken aan te vragen.

  • 2. De wijziging van een kenteken vormt geen aanleiding voor hernieuwde toetsing op de in het eerste lid van artikel 3 genoemde beoordelingscriteria.

  • 3. De individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt gewijzigd door middel van het verwijderen van het onderbord met het kenteken van het oude motorvoertuig of gehandicaptenvoertuig en het aanbrengen van een onderbord met het kenteken van het nieuwe motorvoertuig of gehandicaptenvoertuig.

  • 4. Een deel van de kosten voor het verwijderen en aanbrengen van de in het voorgaande lid genoemde onderborden komt voor rekening van de aanvrager.

Artikel 6 : Verhuizing individuele gehandicaptenparkeerplaats

  • 1. Indien een aanvrager van een individuele gehandicaptenparkeerplaats niet langer woonachtig of werkzaam is op hetzelfde adres als ten tijde van de aanvraag voor de hem toegewezen individuele gehandicaptenparkeerplaats, dient de aanvrager, indien hij van de aan hem toegewezen individuele gehandicaptenparkeerplaats gebruik wil blijven maken, een verhuizing van de gehandicaptenparkeerplaats aan te vragen.

  • 2. De verhuizing van een gehandicaptenparkeerplaats vormt aanleiding voor hernieuwde toetsing op de in het eerste lid van artikel 3 genoemde beoordelingscriteria.

  • 3. De individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt verhuisd door middel van het verwijderen van het bord E6, zoals bedoeld in bijlage I van het RVV 1990, met het onderbord waarop het kenteken staat vermeld van het motorvoertuig of gehandicaptenvoertuig van de aanvrager op de oude locatie van de individuele gehandicaptenparkeerplaats en de aanleg van de individuele gehandicaptenparkeerplaats op de nieuwe locatie op de wijze als beschreven in artikel 4 van deze beleidsregel.

  • 4. Een deel van de kosten voor het verwijderen en aanbrengen van de in het voorgaande lid bedoelde borden en onderborden komt voor rekening van de aanvrager.

Artikel 7 : Kosten

  • 1. Een deel van de kosten van de behandeling van een aanvraag voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats komt voor rekening van de aanvrager.

  • 2. Een deel van de kosten van de aanleg van een toegekende individuele gehandicaptenparkeerplaats komt voor rekening van de aanvrager.

  • 3. De hoogte van de in de voorgaande leden van dit artikel, het vierde lid van artikel 5, het vierde lid van artikel 6, het derde lid van artikel 8 en het vierde lid van artikel 9 van deze beleidsregel genoemde, voor rekening van de aanvrager komende kosten worden opgenomen in de gemeentelijke legesverordening.

Artikel 8 : Geldigheidstermijn individuele gehandicaptenparkeerplaats

  • 1. Wanneer een aanvraag voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt toegewezen, vindt vijf jaar na het besluit tot toewijzing daarvan een hernieuwde toetsing plaats op de alsdan geldende beoordelingscriteria voor de aanwijzing van een individuele gehandicaptenparkeerplaats.

  • 2. De resultaten van deze toetsing kunnen uitwijzen dat het besluit tot toewijzing van de individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt ingetrokken.

  • 3. Een deel van de kosten voor de hernieuwde toetsing, als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, komt voor rekening van de aanvrager.

Artikel 9 : Intrekken gehandicaptenparkeerplaats

  • 1. Burgemeester en Wethouders kunnen een toegewezen aanvraag voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats intrekken:

    • a.

      op verzoek van de aanvrager,

    • b.

      bij verhuizing van (de werkplek van) de aanvrager,

    • c.

      bij overlijden van de aanvrager,

    • d.

      bij het vervallen van de bestuurderskaart van de aanvrager,

    • e.

      bij het niet meer in bezit zijn van een motorvoertuig of gehandicaptenvoertuig door de aanvrager,

    • f.

      bij beëindigen arbeidsrelatie van of door de aanvrager,

    • g.

      bij oneigenlijk gebruik of gebruik strijdig met de bepalingen van deze beleidsregel.

  • 2. Een besluit tot intrekking, als bedoeld in het voorgaande lid van dit artikel wordt schriftelijk en met redenen omkleed aan de aanvrager kenbaar gemaakt.

  • 3. Wanneer een toegewezen aanvraag voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt ingetrokken, wordt het bord E6, zoals bedoeld in bijlage I van het RVV 1990, met het onderbord waarop het kenteken staat vermeld van het motorvoertuig of gehandicaptenvoertuig van de aanvrager, verwijderd.

  • 4. Een deel van de kosten voor verwijdering van de in het derde lid van dit artikel genoemde bebording komt voor rekening van de aanvrager.

  • 5. Het in het voorgaande lid bepaalde is niet van toepassing indien de individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt ingetrokken op grond van de in het eerste lid, sub c. van dit artikel genoemde omstandigheid.

Artikel 10 : Hardheidsclausule

  • 1. In die gevallen waarin toepassing van deze beleidsregel tot een bijzondere hardheid leidt, kan ten gunste van de aanvrager afgeweken worden van deze beleidsregel.

Artikel 11 : Verbodsbepaling

  • 1. Het is verboden een toegewezen individuele gehandicaptenparkeerplaats te verhuren, te verkopen of zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de gemeente te wijzigen, te verwijderen of te verplaatsen.

Artikel 12 : Nadere regels

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen te allen tijde nadere regels stellen met betrekking tot de aanwijzing van individuele en/of algemene gehandicaptenparkeerplaatsen.

Artikel 13 : Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregel dient in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 2. De Beleidsregels inzake de aanwijzing van gehandicaptenparkeerplaatsen van 12 december 2002, komen met ingang van de in het eerste lid genoemde datum te vervallen, met dien verstande dat alle voor deze datum aangelegde individuele en algemene gehandicaptenparkeerplaatsen met ingang van deze datum worden geacht krachtens deze beleidsregel én per 1 januari 2007 te zijn toegekend.

  • 3. Deze beleidsregel kan worden aangehaald als “Beleidsregel gehandicaptenparkeerplaatsen 2007”.

Ondertekening

Sittard-Geleen,8 mei 2007

Burgemeester en Wethouders van Sittard-Geleen,

De Burgemeester
De Secretaris

Toelichting op de beleidsregel gehandicaptenparkeerplaatsen 2006

Algemeen

Van rijkswege zijn geen nadere regels gesteld met betrekking tot het aanwijzen van individuele gehandicaptenparkeerplaatsen. Het staat gemeenten derhalve vrij om zelf beleid vast te stellen voor de manier waarop zij omgaan met verzoeken tot aanwijzing van een individuele gehandicaptenparkeerplaats. Met het aanwijzen van eeen individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt beoogd de mobiliteit van gehandicapte personen te verbeteren. Gestreefd wordt om een (te) lange loopafstand te voorkomen voor personen die zich niet of in beperkte mate zelfstandig te voet kunnen voortbewegen, zonder dat de verkeersveiligheid, de doorstroming van het verkeer of de parkeermogelijkheden van andere belanghebbenden worden aangetast.

Artikel 2:

Bij de aanleg van gehandicaptenparkeerplaatsen dienen zo min mogelijk obstakels (stoepranden, paaltjes, hekjes, e.d.) aanwezig te zijn in de “looproute” van de gebruiker(s). Indien stoepranden niet te vermijden zijn dienen deze bijvoorbeeld rolstoeltoegankelijk te worden gemaakt.

Bij de bepaling van de noodzakelijke breedte van algemene gehandicaptenparkeerplaatsen dient rekening gehouden te worden met de mogelijkheid tot gebruikmaking van een rolstoel. Bij de bepaling van de noodzakelijke breedte van individuele gehandicaptenparkeerplaatsen dient hiermee eveneens rekening te worden gehouden in geval van rolstoelgebondenheid van de aanvrager. Een naastliggend trottoir kan in voorkomende gevallen worden meegeteld bij de bruikbare breedte van het parkeervak.

Indien op een algemene gehandicaptenparkeerplaats betaald parkeren van kracht is, dient de parkeerapparatuur zoveel mogelijk in de naaste omgeving van de algemene gehandicaptenparkeerplaats te worden geplaatst. De apparatuur dient goed bereikbaar te zijn en bedienbaar vanuit een rolstoel.

Artikel 3:

De criteria die worden gehanteerd voor bezitters van een passagierskaart zijn strenger dan voor bezitters van een bestuurderskaart. Als uitgangspunt wordt aangehouden dat, indien de aanvrager beschikt over een passagierskaart, een bestuurder met het motorvoertuig of gehandicaptenvoertuig kan voorrijden voor het laten in- of uitstappen van de gehandicapte passagier. Het moet voor de chauffeur dan wel mogelijk te zijn om in de nabijheid het motorvoertuig of gehandicaptenvoertuig te parkeren. Om die reden wordt gekeken naar de gemiddelde parkeerdruk ter plaatse.

Als ondergrens voor de gemiddelde bezettingsgraad waarbij een individuele gehandicaptenparkeerplaats kan worden toegekend is 80% aangehouden. Bij een dergelijke bezettingsgraad zijn gemiddeld 4 van iedere 5 parkeerplaatsen bezet. Normaliter betekent dit dat binnen een loopafstand van maximaal 50 meter zeker 1 parkeerplaats vrij is om te parkeren.

Artikel 4, 5 en 6:

De aanleg, wijziging en verhuizing van een individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt door de gemeente zelf uitgevoerd. Hiermee wordt voorkomen dat een wildgroei aan zelfgemaakte aanwijzingen ontstaat, die de handhaving op het gebruik van individuele gehandicaptenparkeerplaatsen bemoeilijkt.

Artikel 7:

Om te voorkomen dat onnodig vaak aanvragen voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats worden ingediend die, na het doorlopen van het volledige aanvraagproces, door de aanvrager worden ingetrokken op het moment dat de betaling voor de realisatie van de gehandicaptenparkeerplaats voldaan dient te worden, wordt reeds een beperkt bedrag in rekening gebracht voor het in behandeling nemen van de aanvraag.

Artikel 8:

Om een actueel overzicht te behouden over het bestand aan individuele gehandicaptenparkeerplaatsen en mogelijk oneigenlijk gebruik tegen te gaan, wordt aan de toekenning van individuele gehandicaptenparkeerplaatsen een termijn van 5 jaar gekoppeld. Na deze 5 jaar vindt een herbeoordeling plaats op basis van de dan geldende criteria voor de toekenning van een individuele gehandicaptenparkeerplaats. Hiermee wordt bijvoorbeeld voorkomen dat van een toegekende individuele gehandicaptenparkeerplaats geen gebruik wordt gemaakt omdat de aanvrager is verhuisd of overleden. De termijn van 5 jaar sluit aan bij de geldigheidstermijn die wordt gehanteerd voor een gehandicaptenparkeerkaart.

Artikel 9:

Dit artikel biedt de gronden op basis waarvan een toegekende individuele gehandicaptenparkeerplaats kan worden ingetrokken.

Artikel 10:

Op grond van artikel 4:84 van de Algemene Wet Bestuursrecht handelt een bestuursorgaan in beginsel overeenkomstig de beleidsregel. Tegelijkertijd schrijft dit artikel een uitzondering voor voor het geval dat handelen conform de beleidsregel voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Uit oogpunt van transparantie is er voor gekozen om deze bevoegdheid expliciet als hardheidsclausule in de beleidsregel op te nemen.