Horeca exploitatievergunningenbeleid 2014 - 2018 gemeente Sittard-Geleen

Geldend van 22-07-2015 t/m heden

Intitulé

Horeca exploitatievergunningenbeleid 2014 - 2018 gemeente Sittard-Geleen

Horeca exploitatievergunningenbeleid 2014 - 2018

Gemeente Sittard-Geleen

Samenvatting

Met het “Horeca exploitatievergunningenbeleid 2014-2018” wordt invulling gegeven aan de wettelijke bevoegdheid van de burgemeester (college: bij niet voor publiek openstaande gebouwen en erven) om risico’s voor de openbare orde, veiligheid, gezondheid, zedelijkheid en het woon- en leefklimaat in de omgeving waarin horecabedrijven zijn of worden gevestigd te beheersen (preventief) en op te treden indien sprake is van verstoringen hieromtrent (repressief).

Deze bevoegdheid is ontleent aan de Gemeentewet (artikel 174) en de Algemene Plaatselijke Verordening.

Het betreft een geactualiseerd beleid uit 2004. Aanleiding voor actualisatie is de per 1 januari 2013 vernieuwde Drank- en Horecawet (gelijkschakeling van horecaprocedures), de door de raad vastgestelde Integrale Horecanota 2011-2015, het hieraan gekoppelde Uitvoeringsprogramma 2011-2015 en deregulering.

De actualisatie heeft geresulteerd in:

  • ·

    een exploitatievergunning horecabedrijf voor onbepaalde in plaats van bepaalde tijd (administratieve lastenverlichting);

  • ·

    invoering van een tijdelijke toestemming voor horeca-inrichtingen (waardoor snelle start exploitatie mogelijk is voordat de benodigde vergunningen zijn verstrekt);

  • ·

    kostenbesparing leges (lastenverlichting en klantvriendelijke overheid);

  • ·

    vereenvoudiging van het vergunningstelsel (o.a. eenvoudig wijzigen leidinggevenden (melding), verkorting beslistermijn vergunningaanvraag van 12 naar 8 weken)

  • ·

    verbeterde dienstverlening (gelijktijdige afgifte vergunningen, vereenvoudiging en digitalisering aanvraagformulieren).

Zie voor totaaloverzicht van wijzigingen bijlage 1A.

Horeca exploitatievergunningenbeleid 2014 – 2018 gemeente Sittard-Geleen

1 Aanleiding actualisatie Horeca exploitatievergunningenbeleid

Het Horeca exploitatie Vergunningenbeleid (voortaan: HEV) ziet toe op een vergunningstelsel voor horecabedrijven.

Dit vergunningstelsel is opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening (voortaan: APV).

De exploitatie van horecabedrijven kan gepaard gaan met risico’s voor de openbare orde, veiligheid, gezondheid, zedelijkheid en het woon- en leefklimaat in de omgeving waarin horecabedrijven zijn gevestigd.

Het vergunningstelsel stelt de burgemeester (college: bij niet voor publiek openstaande gebouwen en erven, zie artikel 2:34 APV) in staat om deze risico’s te beheersen en op te treden indien sprake is van verstoringen hieromtrent. Daarbij is het niet alleen van belang om te bepalen in welke mate van het horecabedrijf zelf overlast te verwachten is, maar ook in welke mate het bedrijf de leefbaarheid en het karakter van de buurt aantast. Ook kan vooraf worden getoetst in hoeverre de persoon van de ondernemer(s) en leidinggevende(n) hier een risico kunnen vormen.

Voorts is een vergunningstelsel een belangrijke voorwaarde voor het kunnen toepassen van het Bibob-intrumentarium1.

Dit stelsel heeft zowel een preventief (toetsing vooraf) als repressief (controle achteraf) karakter.

Aanleiding voor actualisatie:

  • ·

    de vernieuwde Drank- en Horecawet;

  • ·

    de Integrale Horecanota (IHN) 2011-2015 en het Uitvoeringsprogramma IHN 2011-2015;

  • ·

    vereenvoudiging van het vergunningstelsel (deregulering);

  • ·

    verbeterpunten uit de uitvoeringspraktijk (o.a. aanpak vreemdelingen);

  • ·

    laatste wijziging dateert uit 2004.

2 Vernieuwde Drank- en Horecawet

Op 1 januari 2013 is de Drank- en Horecawet (voortaan: DHW) gewijzigd. De burgemeester is voortaan ook bevoegd gezag voor de uitvoering van de DHW.

Belangrijke wijzigingen die relevant zijn voor het horeca exploitatievergunningenbeleid:

  • ·

    melding van nieuwe leidinggevenden. Deze worden niet meer vermeld in de vergunning, maar op een bij de vergunning behorend aanhangsel. Voor de wijziging van leidinggevenden is geen nieuwe vergunningaanvraag meer nodig, maar een bijschrijving op dit aanhangsel.

  • ·

    inkorting van de termijn voor afhandeling van de vergunningaanvraag, van 12 naar 8 weken.

  • ·

    Uitbreiding van de intrekkingsgronden. Indien vergunninghouder blijft verzoeken om bijschrijving van een geweigerde leidinggevenden of geen melding doet van een nieuwe leidinggevende, kan de DHW-vergunning worden ingetrokken.

In het kader van vereenvoudiging, lastenverlichting, eenduidigheid en gelijktijdige afwikkeling van de aanvragen en meldingen van de drank- en horecavergunning (DHW) en de horeca exploitatievergunning (APV) dienen vergunningprocedures en sanctieregimes op elkaar afgestemd te worden.

3 Vastgestelde beleidskaders (gemeenteraad)

Op 15 december 2010 heeft de gemeenteraad de Integrale Horecanota 2011-2015 vastgesteld.

Dit is een ruimtelijk economische visie op de ontwikkeling van de horeca met een hierop gebaseerd duidelijk en consistent horecabeleid. In dit richtinggevend beleidskader zijn voorstellen opgenomen voor wet- en regelgeving, die dienen bij te dragen aan de realisatie van een bruisende stad en moeten zorgen voor een klantgerichte overheid en administratieve lastenvermindering.

In deze nota zijn uitgangspunten voor het vergunningenbeleid voor horecabedrijven vastgesteld:

  • ·

    invoeren exploitatievergunning horecabedrijf voor onbepaalde tijd (administratieve lastenverlichting);

  • ·

    invoeren instrument tijdelijke toestemming voor horeca-inrichtingen (snelle start exploitatie voordat de benodigde vergunningen zijn verstrekt);

  • ·

    kostenbesparing leges (deregulering en klantvriendelijke overheid).

Het college heeft deze uitgangspunten als projecten opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Integrale Horeca Nota 2011-2015. Deze projecten zijn in dit exploitatievergunningenbeleid uitgewerkt.

4 Grondslag

In artikel 174 gemeentewet (lid 3) is bepaald dat de burgemeester is belast met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het toezicht op de voor publiek openstaande gebouwen (o.a. horeca-inrichtingen) en daarbij behorende erven (bv. terrassen). De reden hiervoor is gelegen in de exclusieve verantwoordelijkheid van de burgemeester op het terrein van het toezicht op openbare samenkomsten. Een samenkomst is openbaar als zij in beginsel voor een ieder toegankelijk is en dus geen besloten of persoonlijk karakter heeft.

De bevoegdheid van de burgemeester is nader uitgewerkt in de APV in afdeling 8 “Toezicht op horecabedrijven” (artikel 2:27 en verder). Hierin is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning van de burgemeester een horecabedrijf te exploiteren. De vergunningplicht is opgenomen in artikel 2:28 APV.

Indien een openbare inrichting géén voor publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 Gemeentewet, treedt ingevolge artikel 2:34 APV het college op als bevoegd gezag (bv. sociëteiten).

Artikel 174 Gemeentewet

1. De burgemeester is belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven.

2. De burgemeester is bevoegd bij de uitoefening van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, de bevelen te geven die met het oog op de bescherming van veiligheid en gezondheid nodig zijn.

3. De burgemeester is belast met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het in het eerste lid bedoelde toezicht.

Artikel 2:28 APV Exploitatie horecabedrijf

Artikel 2.3.1.2 Exploitatie horecabedrijf

1. Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

Artikel 2:34 APV Het college als bevoegd bestuursorgaan

Indien een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van artikel 2:28 tot en met 2:31 op als bevoegd bestuursorgaan.

5 Doelstellingen HEV

De doelstellingen die zijn beoogt met dit beleid:

  • ·

    bescherming van het woon- en leefklimaat;

  • ·

    bescherming openbare orde en veiligheid;

  • ·

    uitvoering geven aan raadskaders;

  • ·

    vereenvoudiging van het horeca exploitatievergunningstelsel en verbetering dienstverlening.

Het HEV heeft niet ten doel ruimtelijke beleid gestalte te geven (bv. kwaliteit of diversiteit van de horeca te waarborgen of te bevorderen) of concurrentieverhoudingen in goede banen te leiden.

6 Vergunningverlening

6.1 Reikwijdte (artikel 2:27 APV)

In artikel 2:27 APV is de begripsbepaling van het horecabedrijf‘ opgenomen:

“een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, theehuis, clubhuis, shishabars/lounges, automatieken, afhaalrestaurants, seksinrichtingen of daaraan verwante inrichtingen waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt”.

De omschrijving van het begrip horecabedrijf sluit zoveel mogelijk aan bij het begrip horecabedrijf in de DHW. Dit begrip is verduidelijkt met de -explicietere- opname van de bedrijven “shishabars en shishalounges”2. Dit zijn horecabedrijven waar met waterpijpen gerookt kan worden3.

Van deze inrichtingen kan een zelfde soort overlast uitgaan als bij coffeeshops (rondhangen op straat, parkeeroverlast etc.). In veel (met name grotere) gemeenten, waaronder Sittard-Geleen, is een toename van dergelijke vestigingen te constateren4.

Onder horecabedrijf wordt mede verstaan een bij het bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden.

De terrasexploitatie maakt onderdeel uit van de horeca exploitatievergunning5.

Vrijstellingen

In artikel 2:27 APV zijn uitzonderingen opgenomen op de vergunningplicht. Deze “bedrijven” oefenen activiteiten uit met een dusdanig kleinschalig, ondergeschikt en/of “besloten” karakter, dat hierbij noch de openbare orde, noch het woon- en leefklimaat op enigerlei wijze in het geding is.

Mengfuncties (ondersteunende horeca) kunnen onder bepaalde voorwaarden worden vrijgesteld6.

Indien horeca binnen een andere hoofdactiviteit wordt geëxploiteerd door een afzonderlijke horeca-ondernemer, is deze wel horeca exploitatievergunningplichtig7.

Voortvloeiende uit de uitvoeringspraktijk is deze categorie verduidelijkt:

onder horecabedrijf wordt niet verstaan:

  • ·

    een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet, voor zover de horeca een ondergeschikte nevenactiviteit is van de winkelactiviteit;

  • ·

    horecafaciliteiten in een zorginstelling, uitsluitend voor cliënten en bewoners;

  • ·

    een bedrijfskantine of -restaurant, uitsluitend voor personeel/bedrijfsgerelateerde bezoekers/zakelijke relaties;

  • ·

    horecafaciliteiten in crematoria/rouwcentra;

  • ·

    musea.

Voor APV-bepalingen zie bijlage 1C.

6.2 Toetscriteria (artikel 2:28b Weigeringsgronden APV )

De criteria voor het verlenen dan wel weigeren van een exploitatievergunning zijn opgenomen in artikel 2:28b APV.

De burgemeester kan de exploitatievergunning geheel of gedeeltelijk (bv. met het oog op terrassen, sluitingstijden) weigeren indien naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf en/of openbare orde of veiligheid nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf.

Bij de toetsing van de criteria kunnen de volgende aspecten een rol spelen:

parkeeroverlast, geluidsoverlast, vervuiling, sociale onveiligheid, criminele activiteiten, concentratie van horecabedrijven, de exploitatievorm naar verwachting zodanig is dat niet toegelaten bezoekers dan wel de onderneming verlatende bezoekers gelet op de aard en het karakter van de straat en/of buurt overlast zullen veroorzaken op straat en/of in de buurt, verkeersdrukte en verkeersonveilige situaties, afval (bedrijfsafval, glas op straat), vuurwapenbezit, vuurwapengebruik, aanwezigheid/handel in harddrugs en/of softdrugs (met uitzondering van de specifieke situatie voor de coffeeshops).

Voor coffeeshops gelden aanvullende toetsings(gedoog)criteria, de zg. AHOJGI-criteria8.

De burgemeester weigert de vergunning indien:

a

naar zijn oordeel door de aanwezigheid van het horecabedrijf het woon- en leefklimaat in de

naaste omgeving of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed

Toelichting:

De exploitatievergunning is primair een overlastvergunning. Zij biedt de mogelijkheid preventief te toetsen of de exploitatie zich al dan niet verdraagt met het woon- en leefklimaat en de openbare orde ter plaatse. Daarbij is van belang in welke mate van het bedrijf zelf overlast te duchten is, maar ook in welke mate de komst van het bedrijf de leefbaarheid en het karakter van de buurt zal aantasten.

b

de vestiging of exploitatie strijd oplevert met het geldende bestemmingsplan

Toelichting:

In de praktijk komt het voor dat bij de beoordeling van een vergunningaanvraag noch de openbare orde noch het woon- en leefklimaat zich tegen vergunningverlening verzetten, terwijl het bestemmingsplan vestiging van een horecabedrijf niet toestaat. Het is dan moeilijk uit te leggen dat de exploitatievergunning moet worden verleend, maar daar geen gebruik van gemaakt kan worden. Daarom is strijd met het bestemmingsplan als imperatieve weigeringsgrond opgenomen. Blijkens jurisprudentie is dit aanvaardbaar omdat een dergelijke bepaling geen zelfstandige planologische regeling bevat. Weliswaar brengt dit met zich mee dat de burgemeester treedt in een beoordeling van het geldende bestemmingsplan, maar dit laat de bevoegdheid van het college bij de toepassing van het geldend bestemmingsplan onverlet. Van een doorkruising van de Woningwet of de Wet op de Ruimtelijke Ordening is geen sprake.

Daar waar horeca-ontwikkeling ruimtelijk-economisch toch gewenst is (b.v. integrale horecanota en/of leegstand) en dit nog niet vertaald is in bestemmingsplannen kan synchroon de Wabo-procedure gestart worden voor een omgevingsvergunning voor (tijdelijk) afwijken van het bestemmingsplan waardoor geen strijd meer ontstaat met het bestemmingsplan.

c

de leidinggevende(n) binnen 3 jaar voor de aanvraag een horecabedrijf heeft geëxploiteerd dat evenwel op grond van ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde gesloten is geweest

Toelichting:

De rol van de leidinggevende(n) is zwaarwegend van invloed op de exploitatie. Ter bescherming van de woon- en leefomgeving dient herhaling voorkomen te worden.

d

sprake is van een concentratie van horecabedrijven in een bepaald gebied, waardoor het gevaar voor aantasting van de openbare orde of het woon- en leefklimaat toeneemt

Toelichting:

Het aantal te verlenen vergunningen kan worden beperkt tot een maximum aantal, indien door de veelheid van bedrijven (in de straat of wijk) de openbare orde in gevaar wordt gebracht. Wel dient in ieder afzonderlijk geval aangetoond of aannemelijk te worden gemaakt dat van zo’n gevaar in concreto sprake is.

e

het horecabedrijf gevestigd is in de onmiddellijke nabijheid van andersoortige horecabedrijven of winkels met een dusdanige andere bezoekersgroep, dat de ontmoeting tussen de verschillende bezoekersgroepen openbare orde-problemen tot gevolg heeft of tot gevolg dreigt te hebben

f

redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn

Toelichting:

Van deze weigeringsgrond wordt gebruik gemaakt indien het onaannemelijk is dat de in het aanvraagformulier vermelde leidinggevende als zodanig zal optreden. Deze schijnconstructie is meestal het geval indien een persoonsnaam enkel is ingevuld om aan de voorwaarden van vergunningverlening te voldoen zonder dat deze daadwerkelijke werkzaamheden in het bedrijf zal vervullen.

g

indien de exploitant of de leidinggevende(n) onder curatele staan, ontzet zijn uit het ouderlijk gezag of de voogdij of in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn;

Toelichting:

het voldoen aan de moraliteits- of zedelijkheidseisen door de leidinggevende(n) wordt tevens getoetst in het kader van de DHW (voor beide vergunningen). Hiermee wordt bewerkstelligd dat weigering van de DHWvergunning op dit onderdeel ook leidt tot weigering van de horeca exploitatievergunning. Tevens wordt gecheckt of leidinggevenden niet onder curatele staan (curateleregister) of kinderen uit het ouderlijk gezag/voogdij zijn gezet (gezagsregister).

h

de leidinggevende(n) van een inrichting waarvoor geen drank- en horecavergunning is vereist, de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt;

Toelichting:

Op deze leeftijd wordt de meerderjarigheid bereikt en wordt men in staat geacht een horecabedrijf (alcoholvrij) te exploiteren.

Op deze leeftijd wordt de meerderjarigheid bereikt en wordt men in staat geacht een horecabedrijf (alcoholvrij) te exploiteren. Voor de exploitatie van een café (alcoholhoudend) valt men tevens onder het regime van de DHW en moeten leidinggevenden voldoen aan de leeftijdseis van 21 jaren (artikel 8 DHW).

Hierbij houdt de burgemeester rekening met:

a

het karakter van de straat en de wijk waarin het horecabedrijf is gelegen of zal komen te liggen

b

de aard van het horecabedrijf

c

de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door exploitatie van het horecabedrijf

d

de wijze van bedrijfsvoering van de leidinggevende(n) van het horecabedrijf in deze of andere inrichtingen

e

de wijze van exploitatie van de lokaliteiten in het verleden, voor zover de leidinggevende(n) onveranderd is/zijn gebleven

6.3 Intrekkingsgronden (artikel 2:28c APV)

Onverminderd (los van) het bepaalde in artikel 1:6 APV9, trekt de burgemeester de vergunning in indien:

a

ter verkrijging van de vergunning gegevens zijn verstrekt die zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest

Toelichting:

Een dergelijk geval kan zich voordoen indien met één of meer stromannen wordt gewerkt, die wel voldoen aan de zedelijkheidseisen, maar in feite geen algemene of onmiddellijke leiding aan de onderneming of inrichting geven (schijnconstructies).

b

de omstandigheden op grond waarvan de vergunning is afgegeven zodanig zijn gewijzigd dan wel de exploitatie van het horecabedrijf op een zodanige wijze plaatsvindt, dat het woon- en leefklimaat in de naaste omgeving nadelig wordt beïnvloed

Toelichting:

Hierdoor kan sanctionerend worden opgetreden bij overlastgevende horeca-bedrijven of -bedrijven die van exploitatievorm zijn gewijzigd (bv. van dag (lunchroom) naar nachtexploitatie).

c

zich in de inrichting feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde

Toelichting:

Indien zich activiteiten hebben voorgedaan die de openbare orde bedreigen zoals handelen in harddrugs, heling, illegaal gokken etc.

d

niet langer wordt voldaan aan het gestelde in artikel 8 lid 1 onder c (curatele) en b (slecht levensgedrag) en lid 2 (zedelijk gedrag) van de Drank- en Horecawet

Toelichting:

Gekeken wordt naar het specifieke geval rond de betreffende persoon. Concrete feiten en omstandigheden zijn daarbij doorslaggevend. In ieder geval is sprake van slecht levensgedrag in het geval van gedrag dat als misdrijf strafbaar is gesteld.

De burgemeester kan de vergunning intrekken indien:

a

de leidinggevende(n) van een inrichting toestaa(t)(n) dan wel gedo(o))g(t)(en) dat in de inrichting strafbare feiten worden gepleegd

b

sprake is van een gewijzigde exploitatie (aard en vorm van exploitatie) waarvoor geen nieuwe vergunning is aangevraagd

Toelichting:

Hiermee wordt bedoeld b.v. wijziging van VOF naar BV.

c

de leidinggevende(n) in strijd handel(t)(en) met het bij of krachtens artikel 2:29 en 2:30 APV bepaalde (sluitingsuren)

d

de aan de vergunning verbonden voorwaarden en beperkingen niet zijn of worden nagekomen dan wel anderszins in strijd met wettelijke voorschriften wordt of is gehandeld

e

er aanwijzingen zijn dat in de horeca-inrichting personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet 2000 bepaalde.

Toelichting:

In horeca-inrichtingen kan sprake zijn van illegale arbeid, gerelateerd aan uitbuiting. Intrekking is mogelijk indien aanwijzingen zijn dat in de horeca-inrichting personen werkzaam zijn, in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet 2000 bepaalde. Controles van het Flex-team wijzen uit dat hiervan sprake kan zijn. Deze weigeringsgrond levert een extra instrument om deze problematiek effectief aan te pakken. Tot intrekking kan worden overgegaan indien illegale werknemers worden aangetroffen en dit wordt gestaafd door een rapportage van een opsporingsambtenaar.

f

vergunninghouder géén melding heeft gedaan als bedoeld artikel 2:28a.2 (melding leidinggevende) van de APV

Toelichting:

Op deze wijze worden illegale situaties voorkomen. Indien nieuwe leidinggevenden niet worden gemeld bij de burgemeester, kan de burgemeester de vergunning intrekken. Hierdoor ontstaat eenduidigheid met het sanctieregime van de Drank- en Horecawet.

g

vergunninghouder in een periode van twee jaar tenminste drie maal op grond van artikel 2:28a.2 lid 1 om bijschrijving van een persoon op het aanhangsel bij de vergunning heeft verzocht en de burgemeester die wijziging van het aanhangsel ten minste driemaal heeft geweigerd op grond van artikel 2:28a.2 onder lid 5 van de APV

Toelichting:

Hierdoor ontstaat eenduidigheid met het sanctieregime van de DHW. Indien vergunninghouder dergelijke geweigerde leidinggevenden blijft opvoeren, kan de vergunning worden ingetrokken.

6.4 Vervalgronden (artikel 2:28d APV)

De vergunning vervalt indien:

1

sedert haar verlening onherroepelijk is geworden, zes maanden zijn verlopen zonder dat handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning

Toelichting:

Hiermee wordt voorkomen dat een vergunning tot in lengte van jaren zou kunnen blijven voortduren, waarbij de exploitatie nooit gestart is.

2

gedurende een jaar anders dan wegens overmacht geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning

Toelichting:

Hiermee wordt voorkomen dat een vergunning tot in lengte van jaren zou kunnen blijven voortduren, terwijl de exploitatie gedurende langere periode gestaakt is.

3

de verlening van een vergunning, strekkende tot vervanging van eerstbedoelde vergunning, van kracht is geworden

Toelichting:

Dit voorkomt dat de “oude” vergunning moet worden ingetrokken via een afzonderlijk intrekkingsbesluit.

6.5 Duur van de vergunning (artikel 1:7 APV)

De duur van de exploitatievergunning wordt gesteld op onbepaalde tijd, tenzij anders is bepaald (bv. kortere looptijd in verband met bescherming van het woon- en leefklimaat, de openbare orde en veiligheid of tijdelijke invulling van leegstaande panden). Dit wordt afzonderlijk gemotiveerd.

Dit leidt tot een lastenverlichting voor horecaondernemers en een vestigingsvriendelijke gemeente.

De geldigheidstermijn van de horeca exploitatievergunning voor coffeeshops bedraagt drie jaar10.

Het inrichtingenbestand wordt actueel gehouden op basis van aanvragen en (her)controles.

Overgangsregel

Met de vaststelling van deze beleidsregel worden alle reeds verleende horeca exploitatievergunningen geacht te zijn verleend voor onbepaalde tijd, tenzij in de vergunning expliciet een kortere vergunningtermijn is opgenomen11 (ambtshalve gewijzigde vergunning).

6.6 Beslistermijn (artikel 1:2 APV)

Het bevoegde bestuursorgaan beslist binnen 8 weken na datum ontvangst van de aanvraag (artikel 1:2 APV)12. Het bestuursorgaan kan deze termijn voor ten hoogste 8 weken verdagen.

Sinds 1 januari 2013 is de nieuwe DHW van toepassing. De beslistermijn van 3 maanden zoals deze was vastgelegd in artikel 26 lid 3 DHW (oud) is komen te vervallen. Hierdoor is de standaard beslistermijn uit artikel 4:13 Algemene wet bestuursrecht (voortaan: Awb) van toepassing (8 weken).

Voorheen was in de APV (analoog aan de oude bepaling van de DHW) een beslistermijn van 13 weken opgenomen voor een exploitatievergunning horecabedrijf. Indien deze bepaling ongewijzigd zou blijven kan de ongewenste situatie ontstaan dat een ondernemer wel reeds kan beschikken over een drank- en horecavergunning, maar nog niet over een exploitatievergunning. Een synchronisatie van deze proceduretermijnen is dan ook essentieel: eenduidigheid naar de klant, vereenvoudiging/versnelling vergunningprocedure, gelijktijdige afwikkeling van de procedures van beide beschikkingen.

6.7 Persoonsgebonden vergunning (artikel 1:5 APV)

Horeca exploitatievergunningen zijn persoonsgebonden en niet overdraagbaar.

De exploitant is in belangrijke mate verantwoordelijk voor een goede exploitatie van het horecabedrijf. Deze persoon moet voorkomen dat door de wijze van exploitatie de openbare orde wordt verstoord, of het woon- en leefklimaat op onaanvaardbare wijze wordt aangetast. Derhalve dient bij wijziging in de persoon van de exploitant een nieuwe vergunning te worden aangevraagd.

6.8 Aanwezigheid leidinggevende(n) en melding van leidinggevende(n) (artikel 2:28a.1 en 2:28a.2 APV)

Leidinggevende(n) moet(en) in een horecabedrijf aanwezig zijn.

Analoog aan de DHW is geregeld dat bij paracommerciële horeca-inrichtingen ten tijde van de openingstijden volstaan kan worden met een barvrijwilliger.

Uit oogpunt van deregulering en synchronisatie van de horecaprocedures van de DHW en de APV zijn bepalingen in de APV opgenomen met betrekking tot aanwezigheid, melding, bijschrijving en doorhaling van leidinggevende(n). Deze worden vermeld op een aanhangsel bij de vergunning. Hierdoor wordt het wijzigen van leidinggevenden vereenvoudigd en hoeft geen nieuwe vergunningprocedure te worden gestart.

Zie voor artikelen APV bijlage 1C.

6.9 Voorschriften (artikel 1:4 APV)

Aan de horeca exploitatievergunning kunnen voorschriften worden verbonden met als doel de aantasting van de het woon- en leefmilieu en/of de openbare orde te beperken of te voorkomen. Ook kunnen in voorkomende gevallen (aanvullende) voorschriften aan de beschikking worden verbonden in het kader van de Wet Bibob13 (bij “enige mate van gevaar” ingevolge artikel 3 lid 7 Wet Bibob). Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.

De vergunningvoorschriften voor coffeeshops wijken enigszins af van de voorschriften voor de overige horecabedrijven. Naast de standaardvoorschriften, zijn aanvullende voorschriften opgenomen die ontleend zijn aan het lokaal coffeeshopbeleid.

Verder zijn o.a. de openingstijden en vervalgronden als vergunningvoorschrift opgenomen.

De bevoegdheid tot het verbinden van voorschriften is geregeld in artikel 1:4 van de APV.

7 Tijdelijke (voorlopige) toestemming

Zoals eerder vermeld zijn horeca-exploitatievergunningen persoonsgebonden en niet overdraagbaar.

Het komt voor dat ondernemers van een horecabedrijf de exploitatie starten of overnemen voordat de vereiste vergunningen zijn verleend. Het is niet altijd mogelijk voor de ondernemer om tijdig de vergunningen aan te vragen en procedures afgerond te hebben. Door contracten en financieringsafspraken ontstaat vaak spanning met wettelijke vergunningprocedures.

Dergelijke situaties zijn illegaal, waarop gehandhaafd kan worden. Het bestuur kan keuzes maken over het inzetten van de in principe schaarse handhavingscapaciteit. Gedogen kan onder omstandigheden toelaatbaar worden geacht. Indien zicht is op legalisatie in een concreet geval, kan door het bevoegd bestuursorgaan een schriftelijke (voorlopige) toestemming c.q. gedoogbesluit afgegeven worden. Ook het belang van de ondernemer in het kader van zijn bedrijfsvoering kan hierbij een rol spelen.

Criteria voor verlening van een tijdelijke toestemming (gedoogbeschikking)14:

1

er moet sprake zijn van een reeds bij het bevoegd gezag ingediende ontvankelijke aanvraag (= volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier inclusief bijlagen zoals gesteld in de indieningsvereisten)

2

de Bibob quickscan (“verkorte BIBOB-toets”) moet akkoord bevonden zijn (= check op strafrechtelijk verleden (incl. RIEC-info) en herkomst financiering (leningsovereenkomsten, koopovereenkomst, bankafschriften).

Toelichting:

Indien twijfel ontstaat over de persoon van vergunningaanvrager, leidinggevende(n) en financiering, is afgifte van een tijdelijke toestemming niet aan de orde. Mede gelet op het criterium van “zicht op legalisatie”(zie criterium 3).

Indien na de Bibob quickscan vragen overblijven zal een uitgebreide Bibob-vragenlijst ingevuld moeten worden (o.a. zakelijke relaties).

3

na de eerste beoordeling, waarbij tevens het belang van de ondernemer wordt beoordeeld, moet concreet zicht zijn op legalisatie/verlening van de benodigde vergunningen (einde gedoogtermijn)

Toelichting:

Denk hierbij ook aan coördinatie met een eventuele omgevingsvergunning (bv. afwijking bestemmingsplan) krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

4

het woon- en leefklimaat is in de voorgaande periode niet op enigerlei wijze aangetast als gevolg van de wijze van exploitatie van de voorgaande exploitant.

Toelichting:

Uit oogpunt van bescherming van het woon en- leefklimaat en de buurt is het niet wenselijk dat voor dit soort situaties, waarbij het woon- en leefklimaat (recent) onder spanning heeft gestaan, een tijdelijke toestemming wordt verleend. Een volledige en zorgvuldige toetsing prevaleert.

Aan de tijdelijke toestemming (gedoogbeschikking) zijn de volgende voorwaarden gekoppeld:

1

indien de inrichting geopend is voor publiek moet altijd een leidinggevende aanwezig zijn die op de aanvraag is vermeld

2

exploitatie geschiedt geheel op eigen risico

3

er mag geen hinder of verstoring van de openbare orde en/of het woon- en leefklimaat plaatsvinden

4

Aan de tijdelijke toestemming kunnen geen rechten ontleend worden in relatie tot de definitieve besluiten op de aanvragen

5

de tijdelijke toestemming vervalt van rechtswege indien de exploitatievergunning wordt veleend (datum besluit exploitatievergunning)

De tijdelijke toestemming (gedoogbeschikking) kan worden ingetrokken indien15:

1

ter verkrijging van de tijdelijke toestemming of de vergunningen onjuiste gegevens zijn overlegd

2

de voorwaarden verbonden aan de tijdelijke toestemming niet/niet voldoende worden nageleefd

De tijdelijke toestemming (gedoogbeschikking) vervalt van rechtswege indien:

1

definitieve besluitvorming heeft plaatsgevonden n.a.v. de ingediende aanvraag ter verkrijging van een exploitatievergunning horecabedrijf

Handhaving:

1

bij niet naleving van de voorwaarden verbonden aan de tijdelijke toestemming kan handhavend worden opgetreden ingevolge het exploiteren zonder vergunning

Zie voor model tijdelijke toestemming bijlage 1E.

8 Sluitingstijden (artikelen 2:29 en 2:30 APV)

Regulier

In de APV zijn in de artikel 2:29 en 2:30 de sluitingstijden voor horeca-inrichtingen vastgelegd. Ingevolge deze bepaling moeten horecabedrijven gesloten zijn op maandag t/m donderdag van 02.00 tot 07.00 uur (geopend van 07.00 tot 02.00 uur) en op vrijdag t/m zondag van 03.00 tot 07.00 uur (geopend van 07.00 tot 03.00 uur).

Deze sluitingstijden zijn tevens als vergunningvoorschrift opgenomen.

Zomertijd-wintertijd16

Bij het verzetten van de klok naar zomer en/of wintertijd geldt:

Zomertijd: in de nacht van de laatste zaterdag op zondag  in maart van enig jaar gaat de klok om 02.00 vóóruit naar 03.00 uur.

Inrichtingen sluiten om 03.00 uur nieuwe tijd (= 02.00 uur oude tijd).

Centra (afwijkende sluitingstijden): inrichting sluiten om 04.00 uur nieuwe tijd (= 03.00 uur oude tijd).

Wintertijd (oktober): in de nacht van de laatste zaterdag op zondag in oktober van enig jaar gaat de klok van 03.00 uur terug naar 02.00 uur.

Inrichting sluiten om 03.00 uur nieuwe tijd (= 04.00 uur oude tijd).

Centra (afwijkende sluitingstijd): inrichting sluiten om 04.00 uur nieuwe tijd ( = 05.00 oude tijd).

Andere sluitingstijden

Artikel 2:30 lid 1 APV geeft de burgemeester de bevoegdheid om in het belang van de openbare orde, veiligheid zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, andere sluitingstijden vast te stellen voor bepaalde horecabedrijven.

1. Centra Sittard en Geleen

In afwijking van artikel 2:29 APV heeft de burgemeester (krachtens artikel 2:30 lid 1 APV) andere sluitingstijden vastgesteld voor de centra van Sittard en Geleen17. Hieraan zijn de volgende voorschriften verbonden:

  • ·

    de verlengde sluitingstijden gelden alleen voor de uitgaansavonden, dat wil zeggen: van donderdag op vrijdag, vrijdag op zaterdag en van zaterdag op zondag,

  • ·

    de verruiming geldt tot maximaal 04.00 uur,

  • ·

    na 04.00 uur moet de gelegenheid geheel gesloten zijn voor bezoekers en mogen geen bezoekers meer aanwezig zijn in de horeca-inrichting;

  • ·

    de houder van de horeca-inrichting ziet erop toe dat vertrekkende bezoekers rustig de inrichting verlaten waardoor overlast voor de omgeving tot een minimum wordt beperkt.

2. Coffeeshops

Het tijdstip vanaf wanneer coffeeshops geopend mogen zijn is vastgesteld op 10.00 uur. In verband met het scheiden van de markten tussen het gebruik van cannabis en alcohol en ter bescherming van de nachtrust voor omwonenden is de uniforme sluitingstijd voor coffeeshops vastgesteld op 24.00 uur18.

3. Winkelgebonden (dag) horeca

Een substantieel deel van het horeca-aanbod bestaat uit zogenaamde winkelgebonden horeca (niet zijnde de ondergeschikte horeca nevenfunctie van een winkel). Hierbij kan gedacht worden aan lunchrooms, broodjeszaken, koffiecorners etc. Deze daghoreca functioneert ondersteunend aan het winkelaanbod en hanteert dezelfde sluitingstijden als de winkels19.

4. Paracommerciële rechtspersonen

De op 1 januari 2013 in werking getreden gewijzigde DHW heeft gemeenteraden verplicht om een verordening vast te stellen voor paracommerciële rechtspersonen. Dit zijn o.a. verenigingen en stichtingen die een kantine exploiteren.

Doel van de regels is het voorkomen van oneerlijke mededinging met de reguliere horeca.

Deze regels zijn opgenomen in de APV (afdeling 8b Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de DHW) en het Paracommerciebeleid 201320.

Paracommerciële rechtspersonen hebben zich aan deze regels te houden bij de verstrekking van alcoholhoudende dranken. Zo zijn regels vastgesteld die betrekking op de schenktijden (vaste eindtijden).

Voor de sluitingstijden gelden de bepalingen ingevolge de artikelen 2:29 en 2:30 APV.

9 Leges

Een van de uitgangspunten die de raad in de Integrale Horecanota heeft opgenomen is de kostenbesparing van de leges voor horeca-inrichtingen.

Kostenbesparing wordt gerealiseerd door de omzetting van de vergunningduur van 5 jaar naar onbepaalde tijd en de wijziging van leidinggevenden via een meldingsprocedure.

Hierdoor treedt een lastenverlichting op voor de ondernemers (eenmalige aanvraag, goedkopere melding)21.

10 Handhavingsregime exploitatievergunningen

Het is belangrijk dwangmiddelen genuanceerd, consequent en proportioneel toe te passen. Dit kan worden vastgelegd in een stappenplan. Per geconstateerde overtreding wordt onderscheid gemaakt naar type (bestuursrechtelijke en/of strafrechtelijke) sanctie. De sanctie moet in overeenstemming zijn met het te bereiken doel (proportionaliteit). Het stappenplan geeft een waarborg in uniformiteit in de wijze van handhaving.

Voor de handhaving van de exploitatievergunningen wordt het instrument last onder bestuursdwang (i.p.v. dwangsom) gehanteerd. Dit heeft meer effect bij overtreding van de gestelde voorschriften. Boetes worden vaak afgezet tegen de “winst” die met de overtreding te behalen is.

Indien na waarschuwing (stap 1) binnen een redelijke termijn (bv. een jaar) geen tweede overtreding plaatsvindt (geen stap 2), wordt effectuering van de bestuurlijke maatregel door het nemen van de 2e stap in het traject niet redelijk geacht en zal derhalve bij het wederom toepassen van een bestuurlijke maatregel het sanctieregime opnieuw worden gestart door middel van een waarschuwing.

Van het opleggen van een waarschuwing voorafgaand aan de handhavingsbeschikking kan worden afgezien indien de overtreding te ernstig is (ABRvS, 24-05-2006, nr. 200509538/1).

Controles zijn opgenomen in het jaarlijkse Handhavingsprogramma.

Zie voor handhavingsregime bijlage 1B.

11 Evaluatie (beleidcyclus)

Dit beleid wordt 5 jaar na inwerkingtreding geëvalueerd op basis van de doelstellingen.

12 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als ”Horeca exploitatievergunningenbeleid (HEV) 2014 - 2018 gemeente Sittard-Geleen”.

13 Overige wet- en regelgeving

In deze paragraaf wordt kort verwezen naar de meest belangrijke gerelateerde wet- en regelgeving.

a. Wet op de ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen)

Het bestemmingsplan geeft aan of vestiging van een horecabedrijf al dan niet toelaatbaar is. Bij elke aanvraag voor een nieuwe vestiging wordt nagegaan of het bestemmingsplan dit toelaat, of dat kan worden afgeweken via een omgevingsvergunning.

b. Drank- en Horecawet (DHW)

Voor het verstrekken van alcoholhoudende dranken is een drank- en horecavergunning van de burgemeester vereist. De DHW stelt uit sociaal-hygiënisch oogpunt eisen aan het verstrekken hiervan. Leidinggevenden dienen te beschikken over een verklaring sociale hygiëne. Ook moeten zij voldoen aan de zedelijkheidseisen ingevolge het Besluit eisen zedelijk gedrag (o.a. in de 5 voorafgaande jaren niet veroordeeld zijn). De DHW stelt ook eisen aan de ruimte waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend (inrichtingseisen).

c. Wet Bibob (Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur)

Deze wet kan worden toegepast bij een gemeentelijke vergunning die op grond van een verordening verplicht is gesteld voor een inrichting of bedrijf (artikel 7). Door de horeca exploitatievergunningplicht in de APV te reguleren zijn ook coffeeshops en droge horeca-inrichtingen (wettelijk) onderhevig aan het Bibob instrumentarium. Hierdoor krijgen bestuursorganen een extra mogelijkheid om vergunningen te weigeren of in te trekken, indien een ‘ernstige mate van gevaar’ bestaat dat de vergunning (mede) gebruikt wordt om strafbare feiten te plegen, of om uit strafbare feiten verkregen voordelen te benutten (waaronder ‘witwassen’).

Gemeenten kunnen hiertoe het landelijke Bureau Bibob (onderdeel van het ministerie van justitie) om advies vragen. Dit bureau screent intensief de persoon van de aanvrager en zijn zakelijke relaties, waarbij diverse gesloten bronnen, zoals justitiële en financiële bronnen, worden geraadpleegd.

Alvorens dit te doen dient het bestuursorgaan eerst zelf de integriteit van de vergunninghouder of -aanvrager te onderzoeken en te bekijken of er geen bestaande weigerings- of intrekkingsgronden aanwezig zijn.

Ook moet de gemeente onderzoeken of zij niet zelfstandig de wet Bibob kan toepassen

De invulling van de wettelijke bevoegdheid is vastgelegd in de “Beleidslijn Wet Bibob Sittard-Geleen”.

d. Wet Milieubeheer / Activiteitenbesluit

In het Activiteitenbesluit zijn voorschriften neergelegd waaraan horecabedrijven zich moeten houden ter bescherming van het milieu. Deze voorschriften beogen een uitputtende regeling te geven ten aanzien van milieuhygiënische regels waaraan horecabedrijven dienen te voldoen, bv. op het gebied van geluidhinder, terrassen, stankhinder, indirecte hinder en afvalstoffen.

Het bevoegde gezag kan nadere voorschriften geven om te zorgen dat aan de regels wordt voldaan.

In het besluit is ook de verplichting opgenomen tot het vooraf (ten minste vier weken) melden van het oprichten van een horecabedrijf, het uitbreiden of wijzigen, dan wel het veranderen van de werking daarvan.

Om geluidsoverlast vanuit horeca-inrichtingen zoveel mogelijk te beperken is in 2011 door het College van burgemeester en wethouders de “Beleidsregels Horeca en Geluid 2011-2016” vastgesteld.

e. Bouwbesluit (gebruiks- en brandveiligheidsvoorschriften)

3 Bovenkant formulier

Het Bouwbesluit bevat de minimum technische bouwvoorschriften waaraan bouwwerken en dus ook horeca-inrichtingen moeten voldoen. Het Bouwbesluit is een algemene maatregel van bestuur gebaseerd op de Woningwet en stelt eisen uit een oogpunt van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid en energiezuinigheid. Naast deze eisen worden aan natte horeca-inrichtingen nog nadere inrichtingseisen gesteld in het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet.

f. Opiumwet

Bovenkant formulier

De burgemeester kan optreden tegen handel in drugs in ‘voor publiek toegankelijke lokalen’, alsmede coffeeshops die de voorwaarden overtreden krachtens artikel 13b Opiumwet.

Onder publiek toegankelijke lokalen worden niet alleen horeca-inrichtingen begrepen, maar ook winkels, zoals de zogenoemde smart, head-, en growshops, en (tijdelijke) beurzen en tentoonstellingsruimten.

Het gaat om inpandige gelegenheden en de daarbij behorende erven.

Ook panden waar uitsluitend of hoofdzakelijk harddrugs worden verkocht vallen onder de werking van artikel 13b Opiumwet, mits deze panden voor publiek toegankelijk zijn.

Op grond van artikel 13b Opiumwet kan de burgemeester overgaan tot sluiting van de lokaliteiten. Deze bestuursdwangbevoegdheid is een discretionaire bevoegdheid (vrije bevoegdheid). Het belang van optreden dient goed gemotiveerd te zijn.

Om te bepalen onder welke omstandigheden en op welke wijze gebruik zal worden gemaakt van de bevoegdheid is een specifiek handhavingsbeleid vastgesteld “Handhavingsbeleid drugsgerelateerde overlast en coffeeshops Sittard-Geleen” en “Beleid Damocles”.

g. Wet Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus

In deze wet zijn waarborgen opgenomen voor de betrouwbaarheid van het personeel van beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. De beveiligingsorganisaties zijn verplicht om de werkzaamheden af te stemmen met de politie en te zorgen voor een duidelijke presentatie van de activiteiten en opdrachtgevers en burgers.

Ook de horecaportier valt onder deze wetgeving. Het naleven van genoemde wet moet de veiligheid bevorderen van ondernemers, medewerkers en gasten.

De wet stelt een aantal eisen aan horecaportiers zoals screening van antecedenten door politie, legitimatiebewijzen uitgereikt door de korpschef van de regio waar het bedrijf gevestigd is, diploma-eis, de werkgever van de portier moet in het bezit zijn van een vergunning van het Ministerie van Justitie.

1A Bijlage Tabel met wijzigingen HEV

1A Tabel met wijzigingen_DEF.pdf

1B Bijlage Handhavingsregime

1B Handhavingsregime_DEF.pdf

1C Bijlage APV-artikelen en toelichting

1C APV-artikelen en toelichting_DEF.pdf

1D Bijlage Exploitatievergunning horecabedrijf (incl. terras)

1D Modelvergunning_DEF.pdf

1E Bijlage Tijdelijke toestemming

1E Model tijdelijke toestemming_DEF.pdf

1F01 Bijlage Aanvraagformulier exploitatievergunning

1F01_Aanvraagformulier expl vergunning DEF.pdf

1F02 Bijlage A melding leidinggevende werkzaam in de horeca-inrichting

1F02_BIJLAGE A melding leidinggevende DEF.pdf

Bijlage PUBLICATIE gemeenteblad

PUBLICATIE gemeenteblad DEF.pdf


Noot
1

Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Indien gevaar bestaat dat een vergunning (mede) wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten kan de vergunning worden geweigerd/ingetrokken.

Noot
2

Ook vanuit het RIEC Limburg (Regionaal Informatie en Expertisecentrum) wordt opname in de begripsomschrijving APV aanbevolen en het belang van dit vergunningstelsel onderstreept.

Noot
3

Shishapijpen bevatten fruittabak zonder nicotine en worden daarom niet onder de Tabakswet en het rookverbod voor de horeca gerangschikt.

Noot
4

Venray, Sittard-Geleen, Roermond, Heerlen, Maastricht, Echt-Susteren. Sittard-Geleen: 3 shishabars (peildatum 20.10.14).

Noot
5

Zie ook “Terrassenbeleid Sittard-Geleen 2013”.

Noot
6

Hiervoor dienen ruimtelijke beleidsregels te worden vastgesteld conform de richtlijnen in de “Integrale Horecanota Sittard-Geleen 2010-2015”.

Noot
7

Zie “Integrale Horecanota Sittard-Geleen 2010-2015”.

Noot
8

“Zie “Coffeeshopbeleid Sittard-Geleen” (vastgesteld 07.07.04 en aangevuld 17.04.12).

Op grond van de AHOJGI-criteria is het voor een coffeeshop verboden te:

  • •Afficheren;
  • •Harddrugs te verhandelen;
  • •Overlast te veroorzaken;
  • •Jeugdigen onder de 18 jaar in de coffeeshop toe te laten of aan hen te verkopen;
  • •Grote hoeveelheden te verhandelen (niet meer dan 5 gram per persoon per transactie) of op voorraad te hebben (niet meer dan 500 gram);
  • •toegang te verlenen en te verkopen aan anderen dan Ingezetenen van Nederland.
Noot
9

Artikel 1:6 APV (algemene intrekkingsgronden).

Noot
10

Zie ook Aanvulling op het Coffeeshopbeleid n.a.v. invoering I-criterium d.d. 17-04-2012

Noot
11

Bv. coffeeshopvergunning of door toepassing van het bibob-instrumentarium.

Noot
12

Voorheen was dit 13 weken ingevolge artikel 2:28a APV. Dit artikel is nu komen te vervallen.

Noot
13

Wet Bibob: Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Noot
14

Een gedoogbeschikking is een besluit in de zin van de Awb (vatbaar voor bezwaar en beroep). Een weigering daarentegen niet (vaste jurisprudentie).

Noot
15

Op grond van vaste jurisprudentie is de intrekking (net als de weigering) geen besluit in de zin van de Awb. Een intrekking betekent dat het bestuursorgaan handhavend zal optreden.

Noot
16

Ter verduidelijking opgenomen.

Noot
17

Zie “Beleidsregel verruiming openingstijden horeca Sittard-Geleen” (vastgesteld 01.01.14)

Noot
18

Zie “Coffeeshopbeleid Sittard-Geleen” (vastgesteld 07.07.04 en aangevuld 17.04.12)

Noot
19

De functie winkelgebonden horeca vloeit voort uit het bestemmingsplan (of aard van de exploitatie).

Noot
20

Zie “Paracommerciebeleid gemeente Sittard-Geleen 2013” (vastgesteld 12.12.13 (raad) / 14.12.13 (burgemeester)).

Noot
21

De Legesverordening zal hierop worden aangepast. De legesderving wordt opgevangen binnen het product “vergunningen”.