Regeling vervallen per 01-01-2017

Beleidsregels “Maatwerkvoorziening Huishoudelijke Ondersteuning” 2016-1

Geldend van 01-04-2016 t/m 31-12-2016

Intitulé

Beleidsregels “Maatwerkvoorziening Huishoudelijke Ondersteuning” 2016-1

1. Algemeen

1.1 Inleiding

In het kader van de nieuwe Wmo 2015 wordt niet meer gesproken over individuele voorzieningen maar over maatwerkvoorzieningen. Naast vervoersvoorzieningen, rolstoelen en woningaanpassingen zijn huishoudelijke ondersteuning, Begeleiding en Kortdurend verblijf vanaf 1 januari 2015 maatwerkvoorzieningen in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Hiermee wil het Rijk aangeven dat deze taken geen langdurige zorg betreffen, maar maatschappelijke ondersteuning, dichtbij de burger, flexibel en goed aansluitend bij persoonlijke leef- en woonsituatie van mensen.

De gemeenten in de Westelijke Mijnstreek onderschrijven dit. Dat betekent ook: meer ruimte voor maatwerk, meer ruimte voor burgers en professionals en minder bureaucratie. We gaan uit van het principe ‘doen wat nodig is’. Doen wat nodig is, betekent dat niet elke inwoner met een vergelijkbaar probleem ook dezelfde ondersteuning krijgt. Een verschuiving van ‘waar heb ik recht op?’ naar ‘wat heb ik nodig?’.

Iedereen kan iets overkomen waardoor je (even) niet alles meer zelf kunt en ondersteuning of hulp nodig hebt. De ondersteuning wordt daarom meer gericht, door aan de voorkant te bekijken wat nodig is. De gemeente hanteert daarbij geen ‘standaardoplossing’ maar heeft aandacht voor de vraag en sluit aan bij iemands persoonlijke situatie. Wij zijn er van overtuigd dat mensen in staat zijn een groot deel van hun problemen zelf op te lossen. Inwoners dienen dit vertrouwen te krijgen. Als gemeente informeren, adviseren en ondersteunen wij op een manier die daaraan bijdraagt. Niet de beperkingen staan centraal, maar de mogelijkheid van mensen om zich aan te passen en zelf regie te (blijven) voeren over hun leven. Meer dan in het verleden, wordt de regie en zeggenschap bij de mensen zelf gelaten en daarop aangevuld wat nodig is. Wie echter niet zonder professionele ondersteuning kan, krijgt die ook. Tijdelijk als het kan, permanent als het moet.

Na de transformatie van de maatwerkvoorziening ondersteuning en de maatwerkvoorziening kortdurend verblijf heeft de gemeenteraad op 10 november 2015 ingestemd met het beleidsplan transformatie hulp bij het huishouden. De maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden zal met ingang van het nieuwe beleid benoemd worden als maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning.

Op 3 november 2015 heeft de Wmo raad tijdens hun vergadering advies uitgebracht over de Beleidsregels “Maatwerkvoorziening Huishoudelijke Ondersteuning” 2016. Hun adviezen zijn in deze beleidsregels verwerkt.

Deze Beleidsregels “Maatwerkvoorziening Huishoudelijke Ondersteuning” 2016-1 gaan integraal deel uit van de Beleidsregels Wmo gemeente Sittard-Geleen 2016.

2.Uitgangspunten huishoudelijke ondersteuning

Huishoudelijke ondersteuning is het geheel of gedeeltelijk overnemen van huishoudelijke activiteiten/ taken. In de gemeenten in de Westelijke Mijnstreek is er een indicatie nodig om in aanmerking te komen voor huishoudelijke ondersteuning. De maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning is gericht op het verbeteren en behouden van de zelfredzaamheid van de burger.

In het kader van de Wmo 2015 is het uitgangspunt het toekennen van huishoudelijke ondersteuning/ een maatwerkvoorziening op basis van doelen en resultaten en niet op basis van uren en minuten. Hierbij sluiten we aan bij de werkwijze en het gedachtegoed van de maatwerkvoorziening ondersteuning.

2.1 Schoon en veilig huis

Bij de huishoudelijke ondersteuning is het uitgangspunt dat iedereen kan leven in een schoon en veilig huis. Als gemeenten in de Westelijke Mijnstreek zijn wij van mening dat iedereen gebruik moet kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, de keuken, sanitaire ruimtes (maximaal 1 badkamer en 2 toiletten) en gang.

Veilig staat voor opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.

In eerste instantie is de burger zelf verantwoordelijk om hierin te voorzien, echter, indien nodig zal de gemeente ondersteuning bieden. De aanspraak op huishoudelijke ondersteuning bestaat uit een aanvulling op de eigen mogelijkheden van de burgers zelf. Hieruit volgt dat er geen huishoudelijke ondersteuning wordt verstrekt als de beperkingen afdoende kunnen worden opgelost door bijvoorbeeld gebruik te maken van de eigen mogelijkheden algemene- of voorliggende voorzieningen.

2.2 Als er beperkingen zijn bij het voeren van een huishouden

Huishoudelijke ondersteuning is aan de orde als er beperkingen zijn bij het voeren van een huishouden. Het huishouden disfunctioneert of dreigt te disfunctioneren.

De beperkingen kunnen een gevolg zijn van aandoeningen van somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aard dan wel ten gevolge van een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap. Een disfunctionerend huishouden kan zich uiten in vervuiling (van de woning of van kleding), verwaarlozing (gezondheidsrisico’s, persoonlijke verzorging, voeding en vocht) of ontreddering van zichzelf of van afhankelijke huisgenoten.

2.3 De leefeenheid is primair zelf verantwoordelijk voor een schoon en veilig huis

Onder een leefeenheid wordt verstaan “alle bewoners die een gemeenschappelijke woning bewonen met als doel een duurzaam huishouden te voeren”.

Indien tot de leefeenheid, waar de cliënt deel van uitmaakt, één of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten, komt men niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning. Wij spreken dan van gebruikelijke zorg (zie ook hoofdstuk 4).

Gebruikelijke zorg is de ondersteuning die huisgenoten geacht worden elkaar te bieden, omdat zij als leefeenheid een gemeenschappelijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.

Het principe van gebruikelijke zorg heeft een verplichtend karakter en hierbij wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, gezinssamenstelling, de wijze van inkomensverwerving, drukke werkzaamheden, lange werkweken of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden.

Als er sprake is van kamerverhuur, rekenen we de huurder van de betreffende ruimte niet tot het huishouden. Als mensen zelfstandig samenwonen op een adres en gemeenschappelijke ruimten delen, veronderstellen we dat het aandeel in het schoonmaken van die ruimten bij uitval van een van de leden wordt overgenomen door de andere leden van een leefeenheid. De eventuele indicatie voor de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning betreft dan alleen de eigen woonruimte (kamers) van de zorgvrager en een evenredig deel van het schoonmaken van de gemeenschappelijke ruimten. Denk aan woongroepen, kamerverhuur of meerdere generaties in een huis.

Er zijn situaties die op een grensgebied liggen. Bij kloostergemeenschappen bijvoorbeeld is wel sprake van een leefeenheid, maar is over het algemeen een taakverdeling, die zich niet leent voor overname. In die situatie kan wel geïndiceerd worden voor bijvoorbeeld het schoonmaken van de eigen kamer indien men dit zelf niet meer kan. Gemeenschappelijke ruimten die kenmerkend voor kloosters zijn, kunnen niet worden geïndiceerd voor huishoudelijke ondersteuning, omdat zij het niveau sociale woningbouw te boven gaan (bibliotheken, gebedsruimten, gemeenschapsruimten, refters) en behoren tot de eigen verantwoordelijkheid van de gemeenschap.

Indien uit (medisch) onderzoek blijkt dat een huisgenoot aantoonbare beperkingen heeft op grond van een aandoening, beperking, handicap of probleem waardoor redelijkerwijs de taken niet overgenomen kunnen worden is gebruikelijke zorg niet van toepassing.

Meer informatie over gebruikelijke zorg staat beschreven in hoofdstuk 4.

3. Afwegingskader maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning

3.1 Eigen kracht

De cliënt dient zich ervan bewust te zijn dat hij eerst uitgaat van zijn eigen mogelijkheden. Deze mogelijkheden moet hij verkennen. Hierbij behoort het verkennen van mogelijkheden indien betreffende cliënt van te voren weet dat hij bijvoorbeeld als gevolg van een geplande operatie, tijdelijk ondersteuning nodig heeft bij het uitvoeren van huishoudelijke werkzaamheden. In deze situaties wordt er verwacht dat de cliënt eerst zelf actie onderneemt om zijn ondervonden probleem op te lossen alvorens hij een verzoek doet op gemeenschappelijke middelen.

Eigen kracht oplossingen zijn bijvoorbeeld:

  • ·

    een particuliere huishoudelijke hulp

    • o

      Particuliere hulp is onder de Wmo geen voorliggende voorziening, maar kan echter wel beschikbaar zijn of voor de cliënt een goedkoper alternatief bieden, bijvoorbeeld indien men al jaren op eigen kosten iemand voor deze werkzaamheden inhuurt.

    • o

      Was men al gewend om voor eigen rekening een schoonmaakhulp in te huren, dan is het enkele feit dat er zich beperkingen voordoen geen reden om een beroep te doen op gemeentelijke ondersteuning. Wel moet worden meegewogen of door het ontstaan van beperkingen financiële mogelijkheden wegvallen of de ondersteuning door de ‘gebruikelijk aanwezige’ schoonmaak niet meer toereikend is.

  • ·

    een glazenwasser

  • ·

    oppascentrale

3.2 Sociaal netwerk

Er kan een probleem bij het voeren van een gestructureerd huishouden ontstaan doordat degene die gewend is voor het huishouden te zorgen, dit al dan niet tijdelijk, niet meer kan doen. De eerste stap bij het zoeken van een oplossing is dan om te kijken naar de huisgenoten van degene die het huishouden normaal gesproken doet. Zijn de huisgenoten, binnen de leefeenheid, in staat het huishoudelijke werk, bijvoorbeeld door een herverdeling van taken, over te nemen?

Gebruikelijke hulp : hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten (artikel 1.1.1 Wmo).

Dat betekent dat van huisgenoten verwacht wordt dat zij, bij uitval van één van de leden van die leefeenheid, een herverdeling maken van de huishoudelijke taken. Een huisgenoot kan zowel een volwassene als een kind zijn, dus alle bewoners van één adres die samen één huishouden voeren.

In elk individuele situatie zal bekeken moeten worden of ook in die situatie het redelijk is gebruikelijke zorg te veronderstellen.

Bij het onderzoek naar de mogelijkheden die er zijn in de betreffende gezinssituatie wordt de gebruikelijke hulp altijd in het onderzoek meegenomen. Voor meer informatie wordt verwezen naar hoofdstuk 4.

3.3 Algemeen, algemeen gebruikelijke en voorliggende voorzieningen

3.3.1 Algemene hulpmiddelen

Algemene hulpmiddelen hebben voorrang op maatwerkvoorziening. Waar nodig zal een maatwerkvoorziening worden verstrekt. Hoe de keuze zal worden gemaakt is altijd een individuele afweging.

-Inzet van algemene hulpmiddelen:

Afwasmachine, aangepast bestek, het plaatsen van een verhoging voor een wasmachine, een wasdroger, een stofzuiger.

Als een technisch hulpmiddel niet aanwezig is of gerealiseerd kan worden, maar wel een goede oplossing biedt, is dit voorliggend aan het inzetten van hulp. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de persoonlijke opvattingen over de inzet van deze hulpmiddelen door de cliënt.

3.3.2 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening waarover de aanvrager, gezien zijn individuele situatie, ook zonder zijn handicap of beperking, zou kunnen beschikken.

Deze voorzieningen worden als algemeen gebruikelijk beschouwd. Wat in een concrete situatie als algemeen gebruikelijk te beschouwen is, hangt af van de geldende maatschappelijke normen van het moment van de aanvraag.

- Inzet van algemeen gebruikelijke voorzieningen:

Te denken valt hierbij aan: sociale alarmering, boodschappen service, maaltijdservice, klussendienst, ramen-wasservice etc.

3.3.3 Voorliggende voorzieningen

Voorliggende voorzieningen zijn voorzieningen, waarop voor zover op grond van enige andere wettelijke regeling of privaatrechtelijke verbintenis, aanspraak bestaat.

De voorliggende voorziening moet beschikbaar en passend zijn. Als dit niet het geval is, dan is er geen sprake van een voorliggende voorziening. De consulent moet de sociale kaart goed in beeld hebben, zodat adequaat beoordeeld kan worden of een voorliggende voorziening daadwerkelijk beschikbaar en passend is. Niet relevant is of men gebruik wil maken van een voorliggende voorziening.

Het is in beginsel niet relevant welke kosten aan de voorliggende voorziening zijn verbonden, tenzij sprake zou kunnen zijn van een zogenaamd extreem laag inkomen, zoals geldt bij het begrip algemeen gebruikelijk: een inkomen dat door kosten op grond van de ziekte of het probleem onder de bijstandsnorm uitkomt of dreigt uit te komen door deze kosten.

Andere (wettelijke) regelingen gaan voor op de Wmo. In het kader van voorzieningen op het gebied van de huishoudelijke ondersteuning kan gedacht worden aan de volgende regelingen:

  • ·

    Voor- , tussen- en naschoolse opvang. Basisscholen zijn wettelijk verplicht om voor- en naschoolse opvang aan te bieden. Dat kan in het schoolgebouw zijn, maar ook bij een kinderdagverblijf of via gastouderschap.

  • ·

    Kinderopvangtoeslag en kinderopvang. Kinderopvang is beschikbaar voor kinderen van 0 tot 4 jaar. Via de belastingdienst kan een beroep worden gedaan op de kinderopvangtoeslag.

  • ·

    De Wet Arbeid en Zorg. Deze wet regelt o.a. het kortdurend zorgverlof voor alle werknemers, bijv. bij ziekte van een kind of partner.

  • ·

    De ziektekostenverzekering. Bij sommige verzekeraars is thuiszorg opgenomen in het (aanvullende) ziektekostenpakket.

3.4 Revalideren

Wanneer bepaalde aandoeningen die de oorzaak vormen voor de huishoudelijke beperkingen naar de mening van de medisch adviseur nog behandelmogelijkheden biedt, kan in de regel geen huishoudelijke ondersteuning worden toegekend. Huishoudelijke ondersteuning kan in een dergelijke situatie immers anti-revaliderend werken. Wel kan huishoudelijke ondersteuning naast een te volgen behandeling of revalidatie positief worden geadviseerd. Hierover is afstemming met de behandelaar nodig. Een dergelijke indicatie heeft dan in beginsel een korte geldigheidsduur, afgeleid van de duur van het behandel- of revalidatietraject.

3.5 Technische hulpmiddelen en woonvoorzieningen

Er is geen positieve indicatie voor huishoudelijke ondersteuning als de problemen van de cliënt afdoende kunnen worden opgelost met technische hulpmiddelen of woonvoorzieningen (zie ook 1.4).

Hulpmiddelen kunnen bestaan uit algemeen gebruikelijke huishoudelijke apparatuur, zoals een wasmachine of stofzuiger. Deze hulpmiddelen dienen uit oogpunt van verantwoorde werkomstandigheden ook voor een helpende aanwezig te zijn. Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van al aanwezige hulpmiddelen, zoals een wasdroger of een afwasmachine. Als dergelijke apparaten niet aanwezig zijn, maar wel een adequate oplossing zouden bieden voor het probleem, is de aanschaf van deze hulpmiddelen algemeen gebruikelijk. Woonvoorzieningen kunnen bijvoorbeeld keukenaanpassingen zijn of het plaatsen van een verhoging voor een droger/wasmachine. Hulpmiddelen kunnen ook gefinancierd zijn uit een andere betalingsregeling, gericht op of aangepast aan de handicap van de cliënt (WLZ, Zvw of WMO).

4. Gebruikelijke zorg

Gebruikelijke zorg is de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid gemeenschappelijk een woning bewonen en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van het huishouden.

Gebruikelijke zorg is alleen aan de orde als er een leefeenheid is die gemeenschappelijk een woning bewoont. Uitwonende kinderen vallen hier dus buiten. Werk (of vrijwilligerswerk) en opleiding van partner, ouders of inwonende kinderen zijn geen reden om huishoudelijke ondersteuning toe te kennen.

4.1 Gezondheidsproblemen of (dreigende) overbelasting

Indien uit (medisch) onderzoek blijkt dat een huisgenoot aantoonbare beperkingen heeft op grond van een aandoening, beperking, handicap of probleem waardoor redelijkerwijs de taken niet overgenomen kunnen worden is gebruikelijke zorg niet van toepassing.

Een consulent moet altijd onderzoeken of een leefeenheid, gegeven de voor die leefeenheid geldende gebruikelijke zorg, door de (chronische) uitval van een gezinslid niet alsnog onevenredig belast wordt en overbelasting dreigt. Er dient onderzoek gedaan te worden naar de verhouding tussen draagkracht en draaglast van de individuele cliënt en zijn leefeenheid.

Factoren die van invloed kunnen zijn op de draagkracht zijn bijvoorbeeld de lichamelijke en/of geestelijke conditie van de partner of huisgenoot maar ook het sociale netwerk en de wijze van omgaan met problemen. Factoren die van invloed kunnen zijn op draagkracht zijn bijvoorbeeld de mate waarin er sprake is van (on)planbare zorg, het ziektebeeld en de prognose, bijkomende problemen van sociale, emotionele of relationele aard.

Wanneer partner of huisgenoot door de combinatie van een (volledige) werkkring of opleiding en het voeren van het huishouden overbelast dreigt te raken, zal er door de consulent altijd medisch advies worden opgevraagd bij de GGD om de overbelasting te objectiveren.

Wanneer de dreigende overbelasting wordt veroorzaakt door een combinatie van werk en gebruikelijke zorg en andere activiteiten dan werk en huishouden, gaan werk en gebruikelijke zorg voor. Het beoefenen van vrijetijdsbesteding kan op zich geen reden zijn om een indicatie voor huishoudelijke ondersteuning te krijgen.

In geval de leden van een leefeenheid overbelast dreigen te raken door de combinatie van werk en verzorging van de zieke partner/huisgenoot, kan een indicatie worden gesteld op de onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke zorg worden gerekend. In principe zal die indicatie van korte duur zijn (3-6 maanden) om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen. Hetzelfde geldt als een partner/ouder ten gevolge van het plotseling overlijden van de andere ouder overbelast dreigt te raken door de combinatie van werk en verzorging van de inwonende kinderen.

4.2 Fysieke afwezigheid

Indien de huisgenoot van een zorgvrager vanwege werk fysiek niet aanwezig is wordt hiermee bij het indiceren uitsluitend rekening gehouden, wanneer het om aaneengesloten perioden van tenminste zeven etmalen gaat. De afwezigheid van de huisgenoot moet een verplichtend karakter hebben en inherent zijn aan diens werk; denk hierbij aan offshore werk, internationaal vrachtverkeer en werk in het buitenland.

Wanneer iemand aaneengesloten perioden van tenminste zeven etmalen van huis is, is er in die periode feitelijk sprake van een éénpersoonshuishouden en kan er geen gebruikelijke zorg worden geleverd.

Wanneer de fysieke afwezigheid van de partner minder dan 7 etmalen bedraagt, zal er altijd onderzocht moeten worden of de huisgenoot feitelijk kan voorzien in het verlenen van de zorg.

4.3 Uitzonderingen gebruikelijke zorg

In bepaalde situaties kan er uitzonderlijk worden omgegaan met “gebruikelijke zorg”.

  • -

    In terminale situaties (levensverwachting is minder dan 3 maanden) is het ontlasten van de huisgenoot in de vorm van huishoudelijke ondersteuning gebruikelijk.

  • -

    Bij het plotseling overlijden van een van de ouders met als gevolg dat de achterblijvende ouder wordt belast met de opvoeding en verzorging van de kinderen in combinatie met werk. Ook in deze situatie kan tijdelijk (3 maanden) huishoudelijke ondersteuning worden ingezet om de ouder de kans te geven op zoek te gaan naar andere oplossingen.

  • -

    Indien de aanwezige huisgenoten niet (meer) leerbaar zijn. Dit betreft een individuele beoordeling.

  • -

    Voorkomen van crisis en ontwrichting bij verzorging en opvang van gezonde kinderen; indien opvang van gezonde kinderen noodzakelijk is, heeft de inzet van een voorliggende voorziening een verplichtend karakter. Indien de voorliggende voorziening niet beschikbaar is - een consulent moet zich hier van op de hoogte stellen – kan tijdelijke inzet van huishoudelijke ondersteuning noodzakelijk zijn.

4.4 Ouderlijke zorgplicht bij echtscheiding

Bij echtscheiding vervalt het samenwonen en daarmee dus ook de gebruikelijke zorg voor het huishouden en de onderlinge persoonlijke verzorging van partners. De zorgplicht voor de kinderen verdwijnt niet. Bij uitval van de verzorgende ouder moet wel onderzoek gedaan worden naar de mogelijkheid van opvang van de kinderen door de niet thuiswonende ouder door te kijken naar de voor de rechtbank vastgelegde afspraken tussen de ex-echtgenoten.

Voor die perioden dat de kinderen bij de verzorgende -uitgevallen- ouder zijn, kan er dan een indicatie voor opvang zijn. Als de zorgplicht door de niet-verzorgende ouder kennelijk niet wordt nagekomen, beschouwen we de situatie als een eenoudergezin.

4.5 Huishoudelijke taken: uitstelbaar en niet uitstelbaar

Onder huishoudelijke taken vallen zowel de uitstelbare als de niet-uitstelbare taken. Het verzorgen van -overigens gezonde- kinderen kan ook onder de huishoudelijke ondersteuning vallen.

  • -

    Niet-uitstelbare taken zijn maaltijd verzorgen/opwarmen, de kinderen verzorgen, afwassen en opruimen;

  • -

    Wel-uitstelbare taken zijn wasverzorging, zwaar huishoudelijk werk: stofzuigen, sanitair, keuken, bedden verschonen.

4.6 Bijdrage van kinderen aan het huishouden

In geval de leefeenheid van de zorgvrager mede bestaat uit kinderen, dan gaat de indicatiesteller ervan uit, dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken.

  • -

    Kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding.

  • -

    Kinderen van 5 tot en met 12 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, kleding in de wasmand doen.

  • -

    Kinderen van 13 tot en met 17 jaar kunnen, naast bovengenoemde taken hun eigen kamer op orde houden, d.w.z. rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen.

Taken van een 18-23 jarige

Van een meerderjarige gezonde huisgenoot wordt verwacht dat deze een gedeelte van de huishoudelijke taken overneemt wanneer de primaire verzorger uitvalt.

Een 18-23 jarige wordt verondersteld de volgende taken uit te kunnen voeren:

  • -

    schoonhouden van sanitaire ruimte,

  • -

    keuken en een kamer schoonhouden,

  • -

    de was doen,

  • -

    boodschappen doen,

  • -

    maaltijden verzorgen,

  • -

    afwassen en opruimen.

Daarnaast kunnen zij eventuele jongere gezinsleden verzorgen en begeleiden.

Vanaf 23 jaar wordt iemand geacht de huishoudelijke taken volledig over te nemen.

5. Bepalen van doelen en resultaten

5.1 Werkwijze:

De gemeenten in de Westelijke Mijnstreek werken met arrangementen met betrekking tot de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning. De gemeente stelt niet langer het aantal uren huishoudelijke ondersteuning vast, maar beperkt zich tot het vaststellen van de aanspraak op de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning en de te behalen resultaten. Per cliënt wordt een individuele afweging gemaakt in welk arrangement een cliënt terecht komt. Aan de hand van de persoonlijke situatie (o.a. de mogelijkheden en de beschikbaarheid van het sociale netwerk) wordt bepaald welke resultaten daadwerkelijk behaald moeten worden. De nadere invulling van de arrangementen is aan de zorgaanbieder in overleg met de cliënt. Deze zullen samen bespreken welke werkzaamheden door de zorgaanbieder uitgevoerd dienen te worden binnen een bepaald arrangement. De omvang en de aard van de werkzaamheden kan variëren afhankelijk van de vraag van de cliënt en de afspraken die de cliënt met de zorgaanbieder maakt.

5.2 Wettelijke doelen Zelfredzaamheid en Participatie:

Zelfredzaamheid en participatie zijn in de Wmo 2015 de uitgangspunten om in aanmerking te kunnen komen voor een maatwerkvoorziening. In de wettekst wordt duidelijk beschreven dat cliënten die beperkingen ondervinden op één of beide gebieden, ondersteund kunnen worden vanuit de Wmo mits er geen eigen mogelijkheden, sociaal netwerk, algemene of voorliggende voorzieningen bestaan.

De maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning richt zich met name op het wettelijk vastgestelde doel van zelfredzaamheid.

5.2.1 Definitie zelfredzaamheid:

Zelfredzaamheid wordt gedefinieerd als “het vermogen om zelfstandig zijn leven te leiden en om zijn eigen problemen op te lossen”. Onder deze definiëring hoort ook:

  • ·

    Het uitvoeren van noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en

  • ·

    Het voeren van een gestructureerd huishouden (Wmo 2015 artikel 1.1.1 lid 1).

Algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) zijn de handelingen die mensen dagelijks in het gewone leven verrichten, met inbegrip van persoonlijke verzorging. Het begrip wordt gebruikt om te bepalen in hoeverre iemand zelfredzaam is. Iemand die als gevolg van lichamelijke en geestelijke beperkingen ADL-verrichtingen niet zelf kan doen, zal hulp nodig hebben en, indien hij zoveel hulp nodig heeft dat het niet verantwoord is dat hij zonder enige vorm van (vrijwel) continu toezicht en hulp leeft, misschien zelfs niet langer thuis kan blijven wonen.

Voor de zelfredzaamheid van mensen zijn de volgende algemene dagelijkse levensverrichtingen van belang: in en uit bed komen, aan- en uitkleden, bewegen, lopen, gaan zitten en weer opstaan, lichamelijke hygiëne, toiletbezoek, eten/drinken, medicijnen innemen, ontspanning, sociaal contact.

Ondersteuning met het oog op het voeren van een gestructureerd huishouden omvat hulp bij het aanbrengen van structuur in het huishouden en het uitvoeren van huishoudelijke werkzaamheden.

5.3 Gemeentelijk doel: regie voeren over het eigen leven m.b.t. een schoon en veilig huis

Iedere burger heeft de wens en de verantwoordelijk om zijn eigen levensloop en de kwaliteit van zijn leven te plannen en te sturen (Stadeadvies, 2013). Burgers moeten hun leven zo kunnen leiden zoals zij dat willen. Dit heeft ook betrekking op het voeren van het huishouden.

En onderdeel van de eigen regie over zijn leven is het kunnen leven in een schoon en veilig huis. Indien een cliënt niet meer zelfstandig in staat is om - eventueel samen met zijn leefeenheid - het huishouden te voeren, dient hij hierin ondersteund te worden. Belangrijk hierbij is dat deze huishoudelijke ondersteuning aansluit bij zijn wensen en mogelijkheden.

5.3.1 Resultaten m.b.t. huishoudelijke ondersteuning

Binnen de Wmo 2015 hebben wij de noodzakelijke ondersteuning bij het uitvoeren van huishoudelijke taken vertaald in onderstaande resultaten:

  • -

    het behalen van een basisniveau van een schoon en veilig huis

  • -

    een hoger niveau van hygiëne of een hoger niveau van schoonhouden realiseren

  • -

    beschikken over schone kleren

  • -

    (kortdurend) aanleren van huishoudelijke taken of werkzaamheden

  • -

    ondersteunen bij extra huishoudelijke taken bij multiproblem situaties, crisis of terminale situaties

  • -

    het klaarzetten of bereiden van primaire levensbehoeften

  • -

    thuis zorgen voor kinderen onder de 7 jaar.

Resultaat 1. Het behalen van een basisniveau van een schoon en veilig huis

Het basisniveau van een schoon en veilig huis omvat lichte en zware schoonmaaktaken. Denk bijvoorbeeld aan het afnemen van stof, stofzuigen, reinigen van vloeren en sanitair.

Resultaat 2. Een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden realiseren

Een hoger niveau van hygiëne is bijvoorbeeld nodig als de cliënt op grond van ernstige beperkingen zelf geen mogelijkheden heeft om enige huishoudelijke werkzaamheden/ taken te verrichten of medische beperkingen heeft waaruit een meer dan gebruikelijke hygiëne noodzakelijk is. Ook is dit resultaat van toepassing als de medische beperkingen leiden tot een snellere vervuiling van het huis. De extra noodzakelijke schoonmaak dient een medische oorzaak te hebben, welke aantoonbaar is (lichamelijk of psychisch/psychiatrisch van aard). De grootte van het huis(houden) of de aanwezigheid van dieren is in het algemeen geen reden voor inzet van deze module.

Dit resultaat is met name een uitbreiding van resultaat 1, het behalen van een basisniveau van een schoon en veilig huis. Dit betekent dat er taken uitgevoerd kunnen worden zoals bijvoorbeeld het afnemen van stof, stofzuigen, reinigen van vloeren en sanitair, alleen eventueel in een hogere intensiteit.

Resultaat 3. Het beschikken over schone kleding

Ondersteuning vanuit dit resultaat wordt geboden als een persoon een belemmering heeft bij het op orde en schoon houden van zijn kleding. Het doel van dit resultaat is dat de persoon beschikt over schone kleding. De wasverzorging zoals bedoeld binnen dit resultaatgebied kan uit taken bestaan zoals het wassen, het drogen, strijken en vouwen van kleding en het terugleggen van kleding in de garderobekast. De uiteindelijke invulling hiervan is aan de cliënt in overleg met de zorgaanbieder.

Resultaat 4. Het kortdurend aanleren van huishoudelijke werkzaamheden

Bij dit resultaat horen taken zoals bijvoorbeeld instructie geven m.b.t. omgaan met hulpmiddelen, het aanleren van huishoudelijke werkzaamheden en/ of de textielverzorging.

Dit resultaat is van toepassing bij bijvoorbeeld gezinnen waarbij een gezinslid is weggevallen en de overige gezinsleden niet gewend zijn deze taken uit te voeren tot het uitvoeren van deze taken. Het instructie geven m.b.t. hulpmiddelen kan van toepassing zijn indien cliënten hierna wel gebruik kunnen maken van algemene of voorliggende voorzieningen.

Resultaat 5. ondersteunen bij extra huishoudelijke taken bij multiproblem situaties, crisis of terminale situaties

In bepaalde situaties is het mogelijk dat cliënten ondersteund moeten worden bij het huishouden als in redelijkheid niet meer van de cliënt verwacht kan worden dat hij zelfstandig beslissingen neemt (bijv. een terminale situatie) of als disfunctioneren dreigt. Dat kan zich uiten in vervuiling (van de woning of van kleding), verwaarlozing (eten en drinken) of ontreddering van zichzelf of van afhankelijke huisgenoten waardoor het functioneren in huis maar ook buitenshuis belemmerd wordt.
De hulp dient bij het uitoefenen van de ondersteuning zoveel mogelijk de klant te betrekken bij het maken van keuzes. Daarbij dient aangesloten te worden bij de capaciteiten, intellectuele vaardigheden en leervermogen van de klant. Bij een deel van deze groep zal geen sprake zijn van ontwikkelvermogen, eerder van afnemende zelfredzaamheid. Bewaken of het nog verantwoord is dat de klant zelfstandig woont, is daarom onderdeel van het resultaatgebied (signaleren en doorgeven aan de gemeente). Taken die onder dit resultaat behoren betreffen niet alleen huishoudelijke taken maar ook bijvoorbeeld het ondersteunen bij keuzes maken of signaleren van achteruitgang van zelfredzaamheid.

Resultaat 6. Het klaarzetten of bereiden van primaire levensbehoeften

Onder het klaarzetten of bereiden van primaire levensbehoeften wordt verstaan het verzorgen van de broodmaaltijd, koffie en thee zetten, warme maaltijd opwarmen. Het uitgangspunt voor het te behalen resultaat is dat indien nodig 1 keer per dag de broodmaaltijden worden bereid en klaargezet en 1 keer per dag een warme maaltijd wordt verzorgd.

Resultaat 7. Thuis zorgen voor kinderen tot en met 7 jaar

Indien er sprake is van uitval van de ouder in een éénoudergezin, of beide ouders ondervinden beperkingen in de opvang en verzorging van de kinderen, wordt er eerst nagegaan wat mantelzorg opvangt, en wat vrijwilligers als vervangende mantelzorg, algemeen gebruikelijke voorzieningen en voorliggende voorzieningen kunnen opvangen.

Oppas en opvang van gezonde kinderen vallen in principe niet onder de Wmo, daarvoor zijn andere, algemeen gebruikelijke en voorliggende voorzieningen voorhanden. Wel is er een indicatie mogelijk voor de verzorging van de kinderen conform leeftijd.

Gebruik van kinderopvang/crèche als voorliggende voorziening voor oppas en opvang van gezonde kinderen tot 5 dagen per week is redelijk.

Indien de consulent zich ervan heeft vergewist dat de voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen niet aanwezig of niet toepasbaar zijn of zijn uitgeput, is bij uitval van de ouder in een éénoudergezin afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind, een advies voor hulp bij het huishouden mogelijk. Een dergelijke indicatie is in principe van korte duur (maximaal 3 maanden), de periode waarin een eigen oplossing moet worden gevonden.

Indien nodig kunnen de volgende taken onder dit resultaat vallen: Voor kinderen tot en met 7 jaar geldt:

  • -

    Naar bed brengen/uit bed halen

  • -

    Wassen en kleden

  • -

    Eten en/of drinken geven

  • -

    Babyvoeding /flesje

  • -

    Luier verschonen

  • -

    Naar school/crèche brengen

Het is hierbij mogelijk om taken te combineren bijvoorbeeld meerdere kinderen gelijker tijd naar bed brengen.

Aanvulling:

De organisatie van het huishouden is verweven in alle resultaten en arrangementen. De hogere kosten hiervoor zijn verwerkt in de tarieven van de zorgaanbieders. De zorgaanbieder bepaalt daarom samen met de cliënten welke taken uitgevoerd moeten worden. Bij sommige cliënten kan dus het controleren van de koelkast onderdeel uitmaken van het huishoudelijke ondersteuning en bij andere cliënten maakt dit geen onderdeel uit van huishoudelijke ondersteuning.

6. Bepalen van een arrangement

De gemeenten in de Westelijke Mijnstreek werken met 3 verschillende arrangementen voor huishoudelijke ondersteuning. De arrangementen zijn gebaseerd op de te bereiken doelen en resultaten. De arrangementen zijn cumulatief maar elk arrangement heeft een eigen tarief. Er wordt daarom gekozen voor één arrangement. Afhankelijke van de hoogte van het arrangement kunnen resultaten uit de lagere arrangementen een onderdeel vormen, dit is echter niet dwingend noodzakelijk. Afhankelijk van de omstandigheden wordt een hoger arrangement toegekend.

Het is aan de Wmo-consulent om tijdens het kantelingsgesprek met de cliënt te bepalen of er een aanspraak is op een maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning. Ook zal de Wmo- consulent samen met de cliënt inventariseren op welke gebieden de cliënt problemen ondervindt en welke resultaten m.b.t. het huishouden behaald moeten worden.

6.1 Definitie schoon en veilig huis

Een schoon en veilig huis betekent dat iedere burger gebruik moet kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, de keuken, sanitaire ruimtes (maximaal 1 badkamer en 2 toiletten) en gang. Het gebruik kunnen maken van schone bedden- en linnengoed valt hier ook onder. Het huis dient zodanig schoon te zijn dat het niet vervuilt en zo een algemeen aanvaard basisniveau van schoon houden wordt gerealiseerd.

Aanvaardbaar niveau

Het streven is om de persoon op het niveau van participatie en zelfredzaamheid te brengen dat bij zijn situatie past. Daarbij zijn met name van belang de situatie van betrokkene voordat hij getroffen werd door zijn beperkingen, alsmede de situatie van personen in vergelijkbare omstandigheden en in dezelfde leeftijdscategorie die geen beperkingen hebben.

Aanvaardbaar wil van de andere kant zeggen, dat de persoon zich er soms bij neer moet leggen dat er belemmeringen blijven, of dat hij zich enige beperkingen zal moeten getroosten. De compensatie beperkt zich in die zin tot wat noodzakelijk is in het licht van zelfredzaamheid en participatie, en breidt zich niet uit tot wat de persoon noodzakelijk vindt in het kader van smaak, of betekent niet per definitie dat hij alle hobby’s moet kunnen uitoefenen die hij voorheen uitoefende.

6.2 Uitgangspunten bij het bepalen van arrangementen:

  • -

    Uitgangspunt is dat alleen de woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimte, sanitaire ruimten, keuken en gang structureel schoongemaakt moeten worden. Overige ruimten of niet in gebruik zijnde ruimten hoeven niet structureel schoongemaakt te worden.

  • -

    Schoon huis wil niet zeggen dat alle vertrekken wekelijks schoongemaakt moeten worden. Het betekent dat het huis niet vervuilt en periodiek schoon wordt gemaakt. Om zo een algemeen aanvaard basisniveau van schoon houden te realiseren. Daarbij is het aan de cliënt, in overleg met de aanbieder, om keuzes te maken en prioriteiten te stellen.

  • -

    Ook is het aan de cliënt om (in samenspraak met de aanbieder) het arrangement zó in te zetten om zo maximaal rendement en efficiëntie te realiseren. Daarbij dient de cliënt waar aanwezig gebruik te maken van voorliggende voorzieningen zoals de glazenwasser.

  • -

    Het onderhoud van een tuin en het verzorgen van huisdieren (niet zijnde hulphonden) hoort niet bij de maatwerkvoorziening. Wij beschouwen deze zaken als keuzes waarop de klant zelf invloed kan uitoefenen. De gevolgen hiervan op de omvang van de schoonmaaktaak en het zoeken van oplossingen daarvoor behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt.

  • -

    In de nieuwe werkwijze m.b.t. de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning wordt geen verschil meer gemaakt tussen hulp bij het huishouden basis (HH1) en hulp bij het huishouden plus (HH2). Het kenmerkende verschil tussen beide types hulp bij het huishouden was de benodigde deskundigheid van de huishoudelijke hulp. In de nieuwe werkwijze wordt niet meer door de gemeente bepaald welke huishoudelijke hulp door een zorgaanbieder ingezet moet worden. De arrangementstarieven zijn berekend op een gewogen gemiddelde tussen HH1 en HH2 zodat de zorgaanbieder zelf kan beslissen welke huishoudelijke hulp ingezet dient te worden. Het wordt van de zorgaanbieder verwacht dat hij inspeelt op de individuele cliënt situatie.

  • -

    Het type en grootte van de woning, eveneens als het aantal bewoners van de woning, is niet van invloed op het te verstrekken arrangement. Er wordt uitgegaan van sociale woningbouw; het hebben van een grote (vrijstaande) woning leidt niet tot meerzorg c.q. een hoger arrangement.

  • -

    Huishoudelijke ondersteuning heeft alleen betrekking op het schoonmaakwerk in het huis. Hierbij horen geen activiteiten buitenshuis, zoals het onderhouden van de tuin, wassen van de auto of schoonmaken van de stoep. Ook het ramenwassen valt buiten de gemeentelijke compensatieplicht op grond van voorliggende voorzieningen.

6.3 Arrangementen:

Arrangement 1

Arrangement 2

Arrangement 3

Het resultaat van de huishoudelijke ondersteuning is dat de betrokkene beschikt over een schoon en veilig huis. Dit betekent dat men gebruik moet kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimte, de keuken, sanitaire ruimtes en gang. De genoemde ruimtes dienen met enige regelmaat schoongemaakt te worden en indien noodzakelijk de was worden verzorgd. Een schoon huis wil niet zeggen dat alle vertrekken wekelijks schoongemaakt moeten worden. Het betekent dat het huis niet vervuilt en periodiek schoon wordt gemaakt om zo een algemeen aanvaard basisniveau van schoon te realiseren.

Arrangement 1:

Onder arrangement 1 valt het volgende resultaat:

a. het behalen van een basisniveau van een schoon en veilig huis

Onder arrangement 1 vallen alle “gebruikelijke” schoonmaak activiteiten/ taken die een cliënt niet meer zelfstandig kan uitvoeren. Denk hierbij aan bijvoorbeeld lichte en zware schoonmaak taken. Binnen arrangement 1 kan bijvoorbeeld sprake zijn van taken zoals het afnemen van stof, stofzuigen, reinigen van vloeren en sanitair.

Arrangement 1 wordt afgegeven indien een cliënt niet zelfstandig kan zorgen voor een basisniveau van een schoon en veilig huis. Hierbij speelt geen rol welke of hoeveel “gebruikelijke” schoonmaak activiteiten niet door de cliënt uitgevoerd kunnen worden.

Wanneer als gevolg van objectiveerbare medische beperkingen een cliënt (en zijn leefomgeving) onvoldoende ondersteund wordt door de inzet van arrangement 1 kan gebruik gemaakt worden van een arrangement 2 of 3. Hier zal alleen sprake van zijn als er een extra resultaat of een ander resultaat behaald moet worden.

Arrangement 2:

Arrangement 2 bestaat uit arrangement 1 plus als er sprake is van een of meerdere onderstaande resultaten:

a. een hoger niveau van hygiëne of een hoger niveau van schoonhouden realiseren

Dit arrangement kan ingezet worden als de cliënt vanwege geobjectiveerde medische belemmeringen onvoldoende resultaat kan bereiken met het slim inzetten van arrangement 1 maar inhoudelijk geen ander product nodig heeft. De aanleiding voor de inzet van arrangement 2 kan zijn de ernstige fysieke beperkingen waardoor de cliënt geen mogelijkheden heeft zelf enige huishoudelijke werkzaamheden te verrichten of medische beperkingen waaruit een meer dan gebruikelijke hygiëne noodzakelijk is of medische beperkingen die leiden tot een snellere vervuiling van het huis.
De extra noodzakelijke schoonmaak dient een medische oorzaak te hebben, welke aantoonbaar is. De grootte van het huis(houden) of de aanwezigheid van dieren is in het algemeen geen reden voor inzet van dit arrangement.


Door middel van een zorgvuldig onderzoek wordt bekeken of de medische beperking van de cliënt leidt tot de noodzaak voor het realiseren van een hoger niveau van hygiëne of een intensievere ondersteuning bij het schoonmaken. Er wordt eerst onderzocht of de cliënt via de eigen mogelijkheden, het eigen netwerk en de eigen kracht of een voorliggende voorziening in staat is (een deel van) het hoger niveau van hygiëne of schoonmaken te realiseren.

Indien een cliënt niet (meer) in staat is op eigen kracht of met hulp van de omgeving, eventueel in combinatie met een voorliggende voorziening, dit hoger niveau van hygiëne/ schoonmaken te realiseren, kan ondersteuning door de gemeente worden bezien.

Een hoger niveau van hygiëne of een hoger niveau van schoonhouden kan mogelijk zijn:

  • -

    Medisch geobjectiveerde allergieën voor huisstofmijt/ ernstige klachten t.g.v. COPD problematiek;

  • -

    hogere vervuilingsgraad door bijvoorbeeld gebruik van noodzakelijke hulpmiddelen (bijvoorbeeld elektrische rolstoel);

  • -

    bedlegerige patiënten;

  • -

    extra bewassing of schoonmaak i.v.m. incontinentie, overmatige transpiratie, speekselverlies, spugen;

  • -

    extra schoonmaak i.v.m. ernstige lichamelijke- of psychische/ psychiatrische beperkingen .

b. beschikken over schone kleren

Ondersteuning vanuit dit resultaat wordt geboden als de cliënt een belemmering heeft bij het op orde en schoon houden van zijn kleding. Het doel van dit resultaat is dat de persoon beschikt over schone kleding.
De wasverzorging zoals bedoeld binnen dit resultaat omvat taken zoals het wassen, het drogen, strijken en vouwen van kleding en het terugleggen van kleding in de garderobekast. Het wassen, drogen en opvouwen van alleen grote wasstukken (beddengoed en linnengoed) valt ook onder dit resultaat.

Verwacht mag worden dat de cliënt beschikt over een wasmachine en zoveel mogelijk strijkvrije kleding. Als die er niet is, behoort het realiseren van een wasmachine tot de verantwoordelijkheid van de cliënt. Daarnaast wordt van de cliënt verwacht dat de reikwijdte van de ondersteuning tot een minimum wordt beperkt door bijvoorbeeld de aanschaf van een wasdroger of kleding die niet gestreken hoeft te worden.
De cliënt dient ten behoeve van dit resultaat zoveel mogelijk gebruik te maken van voorliggende voorzieningen.


c. (kortdurend) aanleren van huishoudelijke taken of werkzaamheden

Bij dit resultaat horen taken zoals bijvoorbeeld instructie geven m.b.t. omgaan met hulpmiddelen, het aanleren van huishoudelijke werkzaamheden en/ of de textielverzorging.

Dit resultaat is van toepassing bij bijvoorbeeld gezinnen waarbij een gezinslid is weggevallen en de overige gezinsleden niet gewend zijn deze taken uit te voeren tot het uitvoeren van deze taken. Het instructie geven m.b.t. hulpmiddelen kan van toepassing zijn indien cliënten hierna wel gebruik kunnen maken van algemene of voorliggende voorzieningen.

Arrangement 3:

Arrangement 3 bestaat uit arrangement 1 plus eventueel resultaten uit arrangement 2 plus als er sprake is van een of meerdere onderstaande resultaten:

a. ondersteunen bij extra huishoudelijke taken bij multiproblem situaties, crisis of terminale situaties

In bepaalde situaties is het mogelijk dat cliënten ondersteund moeten worden bij het huishouden als in redelijkheid niet meer van de cliënt verwacht kan worden dat hij zelfstandig beslissingen neemt (bijv. een terminale situatie) of als disfunctioneren dreigt. Dat kan zich uiten in vervuiling (van de woning of van kleding), verwaarlozing (eten en drinken) of ontreddering van zichzelf of van afhankelijke huisgenoten waardoor het functioneren in huis maar ook buitenshuis belemmerd wordt.
De hulp dient bij het uitoefenen van de ondersteuning zoveel mogelijk de klant te betrekken bij het maken van keuzes. Daarbij dient aangesloten te worden bij de capaciteiten, intellectuele vaardigheden en leervermogen van de klant. Bij een deel van deze groep zal geen sprake zijn van ontwikkelvermogen, eerder van afnemende zelfredzaamheid. Bewaken of het nog verantwoord is dat de klant zelfstandig woont, is daarom onderdeel van het resultaatgebied (signaleren en doorgeven aan de gemeente).

Aanvullende afspraken:

Uit ervaring blijk dat het resultaat “thuis zorgen voor kinderen” en het “het klaarzetten of bereiden van primaire levensbehoeften” zeer tijdsintensief kan zijn en dat er meestal meerdere contactmomenten per dag nodig zijn. Op grond hiervan is besloten om de onderstaande resultaten, indien nodig, niet op te nemen in een van de drie arrangementen, maar apart te indiceren en in de indicatie een tijd op te nemen, benodigd om deze resultaten te kunnen realiseren. Uitgangspunt voor deze indicatiestelling is de tijdsnormering die reeds gehanteerd werd in de “Wmo richtlijn voor hulp bij het huishouden gemeente Sittard-Geleen 2011”. De betreffende resultaten worden als volgt beschreven:

Thuis zorgen voor kinderen tot en met 7 jaar.

Het zorgen voor kinderen is een taak van ouder en/of verzorgers. Dat geldt ook voor ouders die door beperkingen niet in staat zijn hun kinderen te verzorgen. Elke ouder is zelf verantwoordelijk voor de opvang en (het organiseren van de noodzakelijke) verzorging van zijn of haar kinderen. Uitgangspunt is hierbij dat bij uitval van een van de ouders de andere ouder deze zorg of zijn aandeel in de zorg daar waar mogelijk overneemt. Op grond van gebruikelijke zorg hoeft het college niet te compenseren.
Het college ondersteunt alleen als ouders door acuut ontstane problemen een oplossing nodig hebben voor kinderen tot en met de leeftijd van 7 jaar. De ondersteuning is dus per definitie altijd tijdelijk in afwachting van een definitieve oplossing. Een indicatie wordt afgegeven met een maximale duur van 3 maanden om ouder(s) of verzorger(s) de mogelijkheid te bieden in een oplossing te voorzien. Van ouders mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste zullen inspannen om die oplossing zo snel mogelijk te vinden. Een maatwerkvoorziening voor structurele opvang van kinderen is niet mogelijk binnen de Wmo. De zorg voor kinderen omvat het wassen, douchen, aankleden, verschonen van luiers en het voeden van baby's. Het passen op kinderen valt niet onder dit resultaat.

Volgende tijdsnormering wordt voor dit resultaat gehandhaafd:

De grondslag ligt bij de ouder. Deze is tijdelijk niet in staat om de ouderrol op zich te nemen.

Kinderopvang (crèche, kinderdagverblijf, overblijfmogelijkheden op school, voor en na schoolse opvang) is altijd voorliggend.

Een kind van 3 maanden of ouder kan gebruik maken van een kinderdagverblijf voor max. 5 dagen.

Voor kinderen tot en met 7 jaar geldt:

Naar bed brengen/uit bed halen

10 minuten per keer per kind

Wassen en kleden

20 minuten per dag per kind

Eten en/of drinken geven

20 minuten per broodmaaltijd

20 minuten per warme maaltijd

Babyvoeding: flesje

20 minuten per keer

Luier verschonen

10 minuten per keer

Naar school/crèche brengen

15 minuten per keer

Het is hierbij mogelijk om taken te combineren. Als kinderen op hetzelfde tijdstip naar bed gaan, telt dat voor 1 keer en niet per kind. De frequentie is gerelateerd aan de leeftijd en ontwikkelingsfase van het kind.

Factoren meer-minderzorg: leeftijd van de kinderen

Maximale duur voor de opvang is 3 maanden

Het klaarzetten of bereiden van primaire levensbehoeften

Onder het klaarzetten of bereiden van primaire levensbehoefte wordt verstaan het verzorgen van de broodmaaltijd, koffie en thee zetten, maaltijd opwarmen. Het uitgangspunt voor het te behalen resultaat is dat indien nodig 1 keer per dag de broodmaaltijden worden bereid en klaargezet en 1 keer per dag een warme maaltijd wordt verzorgd.

Volgende tijdsnormering wordt voor dit resultaat gehandhaafd:

Broodmaaltijd bereiden

15 minuten per keer (max. 2x per dag)

Maaltijd opwarmen

15 minuten per dag

7. Overige bepalingen

7.1 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op 1 april 2016.

  • 2.

    De beleidsregels “Maatwerkvoorziening Huishoudelijke ondersteuning 2016” worden met ingang van 31 maart 2016 (en daarmee vóór de voorziene inwerkingtreding van de nieuwe beleidsregels op 1 april 2016) ingetrokken.

  • 3.

    Een cliënt houdt recht op de lopende voorziening hulp bij het huishouden op grond van de “Wmo richtlijn voor hulp bij het huishouden gemeente Sittard-Geleen 2011” uiterlijk tot 18 juli 2016 of zoveel eerder als de zorgaanbieder met de cliënt een ondersteuningsplan is overeengekomen, ingaande de eerste dag van de eerstvolgende vierwekelijkse CAK-periode.

  • 4.

    De “Wmo richtlijn voor hulp bij het huishouden gemeente Sittard-Geleen 2011” wordt met ingang van 18 juli 2016 ingetrokken.

  • 5.

    De beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels “Maatwerkvoorziening Huishoudelijke Ondersteuning” 2016-1.

  • 6.

    Deze Beleidsregels “Maatwerkvoorziening Huishoudelijke Ondersteuning 2016-1” maken integraal deel uit van de Beleidsregels Wmo gemeente Sittard-Geleen 2016.

Ondertekening

Aldus besloten door het college van de gemeente Sittard-Geleen in zijn vergadering van 22 maart 2016.

De Burgemeester
Drs. G.J.M.Cox
De Secretaris
Mr. J.H.J.Höppener