Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie 2020

Geldend van 18-02-2023 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie 2020

Burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen;

Gelet op de vastgestelde kaders en doelen zoals vastgelegd in de Programmabegroting;

Gelet op het bepaalde in titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3 van de Algemene subsidieverordening gemeente Sittard-Geleen 2015;

Besluiten vast te stellen de volgende subsidieregeling:

Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie 2020

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    ASV: Algemene subsidieverordening gemeente Sittard-Geleen 2015;

  • b.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • c.

    LRK: landelijk register kinderopvang, register als bedoeld in artikel 1.47b, eerste lid van de Wet kinderopvang;

  • d.

    geregistreerd kindercentrum of voorschoolse voorziening: in het landelijk register kinderopvang ingeschreven kindercentrum als bedoeld in artikel 1.46, tweede lid van de Wet kinderopvang;

  • e.

    houder: houder als bedoeld in artikel 1.1 onder a van de Wet kinderopvang;

  • f.

    peuteropvang: voorschools aanbod van een door het college vast te stellen omvang in aantal uren per jaar voor peuters vanaf 2 jaar tot het moment dat ze uitstromen naar het basisonderwijs, gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool;

  • g.

    VVE: voor- en vroegschoolse educatie;

  • h.

    voorschoolse educatie: peuteropvang waarbij peuters een programma krijgen aangeboden dat voldoet aan artikel 5 van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

  • i.

    VVE-indicatie: door de jeugdgezondheidszorg afgegeven verklaring dat deelname aan VVE geïndiceerd is;

  • j.

    horizontale groep: opvanggroep waar uitsluitend kinderen in de leeftijd vanaf 2 jaar worden opgevangen;

  • k.

    kostprijs: de maximaal te subsidiëren kosten voor een uur peuteropvang of voorschoolse educatie;

  • l.

    ouder: ouder als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang;

  • m.

    KOT: kinderopvangtoeslag, de toeslag die kinderopvangtoeslaggerechtigden ontvangen van de Belastingdienst voor kinderopvang;

  • n.

    gemeentetoeslag: subsidie die aan de aanbieder van peuteropvang en/of voorschoolse educatie wordt toegekend ten behoeve van ouders die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag als tegemoetkoming in de kosten voor het afnemen van peuteropvang of voorschoolse educatie;

  • o.

    inkomensafhankelijke ouderbijdrage: eigen bijdrage die ouders betalen voor peuteropvang en voorschoolse educatie en die afhankelijk is van de hoogte van het gezinsinkomen;

  • p.

    ouderbijdrage: eigen bijdrage die ouders die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag betalen voor voorschoolse educatie en die gelijk is aan het laagste tarief van de VNG-adviestabel ouderbijdrage peuterwerk;

  • q.

    bruto-ouderbijdrage: vastgestelde ouderbijdrage waarvan de ouder op basis van het inkomen een deel terugkrijgt via kinderopvangtoeslag of compensatie via de gemeentetoeslag die wordt verrekend met de subsidie aan het geregistreerd kindercentrum;

  • r.

    koptarief: verschil tussen de kostprijs per uur en de vastgestelde bruto-ouderbijdrage per uur;

  • s.

    inkomensverklaring: Verklaring Geregistreerd Inkomen (VGI) van de Belastingdienst met inkomensgegevens over een bepaald belastingjaar. De inkomensverklaring bevat de volgende gegevens:

    • o

      naam en adres;

    • o

      het jaar waarover de inkomensverklaring wordt afgegeven;

    • o

      inkomensgegevens.

Artikel 2 Doel

Met deze subsidieregeling wordt beoogd ouders te stimuleren om hun kinderen een voorschoolse voorziening te laten bezoeken en te laten deelnemen aan een voorschools programma.

Artikel 3 Reikwijdte subsidieregeling

  • 1. Subsidie wordt uitsluitend verleend voor peuteropvang dan wel voorschoolse educatie in horizontale groepen in een geregistreerd kindercentrum in de gemeente.

  • 2. De subsidie wordt verleend aan de desbetreffende aanbieder waar de ouders peuteropvang of voorschoolse educatie afnemen.

  • 3. De subsidie kan bestaan uit de volgende componenten:

    • a.

      gemeentetoeslag;

    • b.

      koptarief;

    • c.

      subsidiëring van extra VVE aanbod;

    • d.

      tarief pedagogisch beleidsmedewerker/coach voorschoolse educatie;

    • e.

      kwaliteitsbudget.

  • 4. Aan de gemeentetoeslag voor ouders zonder aanspraak op KOT is de voorwaarde verbonden dat de ouders een inkomensverklaring overleggen aan de aanbieder op basis waarvan de aanbieder de ouderbijdrage vaststelt.

  • 5. Voor subsidie van het extra VVE aanbod voldoet de aanbieder daarvan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de locatie met het aanbod staat als VVE locatie geregistreerd in het LRK;

  • b.

    voor het te leveren VVE aanbod is een VVE-indicatie afgegeven.

Artikel 4 Subsidiehoogte en aanvullende kwaliteitseisen

  • 1. In het kader van het verstrekken van de subsidies, bedoeld in artikel 3, derde lid, onderdelen a tot en met e stelt het college jaarlijks de hoogte vast van:

    • a.

      het maximaal aantal te subsidiëren uren per peuter per jaar;

    • b.

      de maximaal te subsidiëren kostprijs per uur voor peuteropvang en voorschoolse educatie;

    • c.

      de bruto-ouderbijdrage;

    • d.

      de gemeentetoeslag;

    • e.

      de VVE subsidie voor extra uren VVE aanbod;

    • f.

      het tarief voor de pedagogisch beleidsmedewerker/coach;

    • g.

      het kwaliteitsbudget.

  • 2. De subsidieopbouw is nader gespecificeerd in bijlage A en wordt jaarlijks, voorafgaande aan het betreffende subsidiejaar, vastgesteld door het college.

  • 3. Het college kan aanvullende kwaliteitseisen stellen met betrekking tot de kwaliteit van VVE of met betrekking tot maatwerk door een geregistreerd kindercentrum.

Artikel 5 Aanvraag en aanvraagtermijn

  • 1.

    De subsidie wordt aangevraagd door de houder van een geregistreerd kindercentrum dat peuteropvang en of voorschoolse educatie aanbiedt.

  • 2.

    In afwijking van artikel 8, eerste lid, van de ASV wordt een aanvraag uiterlijk vóór 15 oktober van het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft bij het college ingediend. Met uitzondering van de aanvraag voor het subsidiejaar 2020. Deze aanvraag dient uiterlijk 1 februari 2020 te zijn ingediend.

  • 3.

    Onverminderd artikel 7 van de ASV bevat de subsidieaanvraag:

    • a.

      het nummer waaronder het geregistreerd kindercentrum in het LRK geregistreerd staat;

    • b.

      een prognose van het aantal op te vangen peuters in het volgende kalenderjaar;

    • c.

      een onderverdeling waaruit blijkt:

      • i.

        het aantal peuters zonder VVE-indicatie waarvan de ouders in aanmerking komen voor KOT;

      • ii.

        het aantal peuters met VVE-indicatie waarvan de ouders in aanmerking komen voor KOT;

      • iii.

        het aantal peuters zonder VVE-indicatie waarvan de ouders in aanmerking komen voor de gemeentetoeslag;

      • iv.

        het aantal peuters met VVE-indicatie waarvan de ouders in aanmerking komen voor gemeentetoeslag.

  • 4.

    De houder van het geregistreerd kindercentrum vraagt de subsidie aan met een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 6 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 10 van de ASV kan de subsidie (deels) worden geweigerd of worden ingetrokken als:

  • a.

    de aanvrager niet alle benodigde vergunningen en ontheffingen ten behoeve van de gesubsidieerde activiteiten heeft of zal kunnen verkrijgen;

  • b.

    niet voldaan wordt aan de wettelijke vereisten voor het te exploiteren voorschoolse aanbod;

  • c.

    de behoefte aan het te subsidiëren aanbod onvoldoende is onderbouwd.

Artikel 7 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. De houder stelt op basis van de aanvraag van de ouders vast tot welke categorie (zie artikel 5 lid 3c) de ouder behoort.

  • 2. De houder vraagt ouders die in aanmerking komen voor gemeentetoeslag een inkomensverklaring aan te leveren en stelt op basis daarvan de ouderbijdrage vast.

  • 3. De houder brengt de subsidie in mindering op de door de ouders van peuters te betalen kosten voor het gebruik van peuteropvang en voorschoolse educatie.

  • 4. Peuters die gebruik hebben gemaakt van VVE worden warm overgedragen naar het primair onderwijs.

  • 5. Het geregistreerd kindercentrum dat peuteropvang aanbiedt, werkt samen met jeugdgezondheidszorg en andere partners om preventie en zorg te bieden aan peuters die dit nodig hebben.

Artikel 8 Tussentijdse verantwoording

  • 1. De houder rapporteert per kwartaal per locatie per geplaatste peuter de volgende gegevens aan het college:

    • a.

      aantal contracturen;

    • b.

      toepasselijkheid categorieën als genoemd in artikel 5, derde lid, onder c;

  • 2. Het voorschot wordt berekend op basis van het daadwerkelijk aantal opgevangen peuters en opvanguren per peuter aan de hand van de vastgestelde subsidiehoogte, de berekende ouderbijdrage en de toepasselijkheid van de categorieën, genoemd in artikel 5, lid 3 onder c.

Artikel 9 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, artikelen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 10 Intrekking oude subsidieregeling en overgangsrecht

  • 1. De Subsidieregeling peuteropvang wordt ingetrokken per 1 augustus 2019. Deze regeling is vastgesteld door burgemeester en wethouders in zijn vergadering van 20 december 2016.

  • 2. De Subsidieregeling peuteropvang blijft van kracht voor subsidies die op basis van die subsidieregeling zijn aangevraagd.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2020.

  • 2. Deze subsidieregeling wordt aangehaald als Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie 2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 17 december 2019.

Het college voornoemd,

drs. G.J.M. Cox

burgemeester

mr. G.J.C. Kusters

gemeentesecretaris

Bijlage A Tarieven 2023 - Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie 2020

Conform artikel 4 lid 1 van de Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie worden een aantal componenten van de subsidie jaarlijks door het college vastgesteld. Het betreft de volgende componenten:

  • a.

    het maximum aantal te subsidiëren uren per peuter per jaar;

  • b.

    de maximum te subsidiëren kostprijs per uur voor peuteropvang en voorschoolse educatie;

  • c.

    de bruto-ouderbijdrage;

  • d.

    de gemeentetoeslag;

  • e.

    de VVE subsidie voor extra uren VVE aanbod;

  • f.

    tarief pedagogisch beleidsmedewerker/coach voorschoolse educatie;

  • g.

    het kwaliteitsbudget.

A. Aantal uur

  • 1.

    Voor peuters (van 2 tot 4 jaar) zonder een VVE-indicatie geldt een maximum van 320 uur peuteropvang per jaar met een maximum van 6 uur per dag.

  • 2.

    Voor peuters (van 2 tot 4 jaar) met een VVE-indicatie geldt een maximum van 640 uur voorschoolse educatie per jaar met een maximum van 6 uur per dag.

B. Kostprijs

De maximum te subsidiëren kostprijs voor peuteropvang en voorschoolse educatie bedraagt in 2023 € 10,29 per uur.

C. Bruto-ouderbijdrage en koptarief

Het normtarief voor de bruto-ouderbijdrage bedraagt in 2023 € 9,12 per uur.

Het koptarief is het verschil tussen de kostprijs en de bruto-ouderbijdrage. Het koptarief bedraagt in 2023 dus € 1,17.

Het koptarief is van toepassing op:

  • -

    maximaal 320 uur per jaar per peuter zonder VVE-indicatie met een gecontracteerd aanbod dat maximaal 6 uur per dag omvat en geen onderdeel is van een opvang aanbod dat meer uren per dag omvat

  • -

    maximaal 480 uur per jaar voor peuters met een VVE-indicatie

D. Gemeentetoeslag

De maximale gemeentetoeslag is gelijk aan het maximaal uurtarief voor dagopvang bij een kindcentrum dat de Belastingdienst hanteert voor de kinderopvangtoeslag.

Voor 2023 is dit € 9,12.

Op deze toeslag wordt de (gemiddelde inkomensafhankelijke) ouderbijdrage in mindering gebracht:

  • 1.

    Voor peuters zonder een VVE-indicatie geldt een gemiddelde inkomensafhankelijke ouderbijdrage van € 0,98. De gemeentetoeslag bedraagt hiermee € 8,14.

  • 2.

    Voor peuters met een VVE-indicatie geldt een ouderbijdrage van € 0,36. De gemeentetoeslag bedraagt hiermee € 8,76.

E. VVE subsidie

De maximale subsidiebijdrage bedraagt in 2023 € 10,29 per uur. De VVE-subsidie is van toepassing op de extra 320 uur per jaar waarop VVE-peuters aanspraak kunnen maken, mits het VVE-aanbod van deze peuter over minimaal drie dagen verdeeld is.

F. Pedagogisch beleidsmedewerker/coach voorschoolse educatie

Het maximale uurtarief bedraagt € 66,00.

De inzet per peuter met een VVE-indicatie bedraagt 10 uur per jaar.

Het aantal peuters met een VVE-indicatie wordt vastgesteld door het gemiddelde te nemen van het aantal peuters met een VVE-indicatie per 1 april en 1 oktober van het voorliggende kalenderjaar.

G. Kwaliteitsbudget

Het kwaliteitsbudget bedraagt € 1.000,00 per horizontale VVE-groep per locatie die in het LRK als VVE-locatie geregistreerd staat.