Regeling vervallen per 01-01-2010

Algemene subsidieverordening Sliedrecht 2003

Geldend van 01-01-2004 t/m 31-12-2009

Intitulé

Algemene subsidieverordening Sliedrecht 2003

Algemene

Subsidieverordening

Sliedrecht

inclusief:

Deelverordening investeringssubsidies 2003.

Deelverordening exploitatiesubsidies 2003.

Bijlage: wettelijke bepalingen AWB

Toelichting algemene subsidieverordening 2003

De raad van de gemeente Sliedrecht;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 januari 2003;

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Algemene Subsidieverordening Sliedrecht 2003.

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.de wet: de Algemene wet bestuursrecht;

b. de raad: de gemeenteraad van Sliedrecht;

c. burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders van

Sliedrecht;

d. Algemene Subsidieverordening: het wettelijk voorschrift als bedoeld in artikel 4:23,

eerste lid, van de wet;

e.subsidie: subsidie als bedoeld in artikel 4:21 van de wet;

f. boekjaar: het kalenderjaar;

g. subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is

voor de verstrekking van subsidies;

h. programma: een jaarlijks door burgemeester en wethouders vast te stellen staat, met een

overzicht van hun besluiten tot subsidieverlening over één of meer boekjaren en van de

afgewezen subsidieaanvragen voor het desbetreffende jaar;

i. activiteit: de prestatie op basis waarvan subsidie wordt ontvangen of kan worden

ontvangen;

j. activiteitenplan: een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de

daarmee nagestreefde doelstellingen met vermelding per activiteit van de daarvoor

benodigde personele en materiële middelen;

k. activiteitenverslag: een door de subsidieontvanger in te dienen verslag, dat de aard en

omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend, de in verband daarmee

gemaakte kosten en ontvangen inkomsten beschrijft en een verklaring voor de (eventueel)

niet gerealiseerde activiteiten bevat;

l. beleidsregel: een bij besluit vastgestelde algemene regel als bedoeld in artikel 1:3, vierde

lid, van de wet;

m. deelverordening: een verordening waarin voor afzonderlijke subsidieterreinen bijzondere

bepalingen worden vastgelegd, die in rangorde boven de algemene bepalingen gaan;

n. activiteitsubsidie: een incidentele subsidie voor de uitvoering van een eenmalige activiteit,

die wordt verleend binnen vooraf vastgestelde beleidskaders en criteria;

o. budgetsubsidie: een voor één of meer boekjaren verleende subsidie, waarbij meetbare

activiteiten of prestaties worden gekoppeld aan de te verlenen subsidie, waarbij de

subsidieontvanger, met in achtneming van het bepaalde in deze verordening, vrij is in de

wijze waarop de subsidie wordt aangewend;

p. waarderingssubsidie: een voor één of meer boekjaren of incidenteel verleende subsidie,

die waardering uit voor het louter bestaan van de subsidieontvanger in relatie met één van

zijn activiteiten, waarbij in beginsel geen verband bestaat tussen de kosten die de

aanvrager voor een activiteit maakt en de hoogte van de subsidie die hij ter stimulering

ontvangt;

q. investeringssubsidie: een incidentele subsidie die wordt verstrekt ten behoeve van de

aanschaf of (ver)bouw van accommodaties;

r. exploitatiesubsidie: een voor één of meer boekjaren verleende subsidie, die wordt

verstrekt op basis van het exploitatietekort van een organisatie om activiteiten tot stand te

brengen dan wel in stand te houden, nadat gebleken is dat ondersteuning van de

organisatie middels activiteitsubsidie of budgetsubsidie niet mogelijk of wenselijk is;

s. accommodatie: ruimtelijke voorziening voor het uitoefenen van activiteiten;

t. organisatie: een rechtspersoon naar burgerlijk recht, die zich zonder winstoogmerk

activiteiten ten doel stelt of mede ten doel stelt ter behartiging van belangen van ideële of

materiële aard, of een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid die is ingeschreven in

het verenigingsregister;

u. contributie: een geldelijke bijdrage van de gemeente aan een organisatie teneinde bij die

organisatie aangesloten te kunnen zijn ter verkrijging van een tegenprestatie;

v. donatie: een geldelijke bijdrage van de gemeente aan een organisatie, welke bijdrage een

eenzijdig karakter heeft, voor welke de organisatie geen directe tegenprestatie behoeft te

leveren en waaraan geen voorwaarden worden verbonden.

Artikel 2 Reikwijdte

1. Deze verordening is van toepassing op alle subsidieverstrekkingen van de gemeente Sliedrecht

voor activiteiten welke liggen op de beleidsterreinen: algemeen bestuur, democratie en

internationale betrekkingen, openbare orde en veiligheid, verkeer, vervoer en waterstaat,

volkshuisvesting, economische zaken, onderwijs, welzijn, cultuur, sport en recreatie, sociale

voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening, volksgezondheid en milieu.

2. Deze verordening is niet van toepassing voorzover bij of krachtens wettelijk voorschrift daarvan

wordt afgeweken.

3. Deze verordening is niet van toepassing op gelden die ingevolge regelingen van het rijk of

provincie door bemiddeling van de gemeente kunnen worden verstrekt, noch op instellingen als

bedoeld in artikel 70 van de Woningwet.

4. Deze verordening is niet van toepassing op contributies en donaties.

Artikel 3 Beslissend orgaan

Besluiten ter uitvoering van deze verordening worden genomen door burgemeester en wethouders,

tenzij in deze verordening anders is bepaald.

Artikel 4 Subsidieplafond

1. De raad is bevoegd, voor één of meer beleidsterreinen of onderdelen daarvan, subsidieplafonds vast te stellen.

2. Tenzij de raad daarvan bij afzonderlijk besluit afwijkt, gelden als subsidieplafond de in de

gemeentebegroting of wijzigingen daarvan per onderwerp opgenomen inkomensoverdrachten.

3. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld, voorzover verdeling niet reeds bij deelverordening door de raad is geregeld.

Artikel 5 Nadere regels

  • 1.

    De raad kan nadere regels stellen in een op deze verordening gebaseerde deelverordening.

  • 2.

    In een deelverordening wordt opgenomen welke activiteiten op basis van de nadere regels voor

subsidie in aanmerking komen, de beoogde doelstelling van de subsidie en specifieke

voorschriften en voorwaarden.

3.Burgemeester en wethouders kunnen ter uitvoering van deze verordening en deelverordeningen

beleidsregels vaststellen.

Hoofdstuk 2 Algemene eisen

Artikel 6 Algemene criteria

1.Activiteitinkomen slechts in aanmerking voor subsidiëring voorzover deze naar het oordeel van

burgemeester en wethouders in voldoende mate in het belang zijn van de gehele of een deel van

de lokale gemeenschap, althans in het belang van de gemeente Sliedrecht worden geacht.

2.Activiteiten komen slechts in aanmerking voor subsidiëring voorzover de activiteiten passen

binnen het beleid van de gemeente.

3.Activiteiten komen slechts in aanmerking voor subsidiëring voorzover die activiteiten niet ten

doel hebben het uitdragen van overtuigingen en denkbeelden van religieuze,

levensbeschouwelijke of politieke aard.

4.Activiteiten komen slechts in aanmerking voor subsidiëring voorzover die activiteiten niet

uitsluitend of in hoofdzaak worden ontplooid in het belang van een politieke partij, een

vakorganisatie, een bedrijf, een kerkgenootschap of een andere levensbeschouwelijke instelling.

5.Activiteiten komen slechts in aanmerking voor subsidiëring voorzover naar het oordeel van

burgemeester en wethouders door de subsidieaanvrager een zodanige werkwijze wordt toegepast

alsmede over een zodanige organisatorische opzet en over zodanig gekwalificeerde medewerkers

beschikt, dat burgemeester en wethouders redelijkerwijs mag verwachten dat de beoogde

doeleinden kunnen worden bereikt.

6.Activiteiten komen slechts in aanmerking voor subsidiëring voorzover de organisatie niet zelf in

de kosten daarvan kan voorzien, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, tenzij

burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de te verrichten activiteiten van dermate belang

zijn dat van deze regel kan worden afgeweken.

7.Onder middelen van derden, zoals bedoeld in het vorige lid, worden onder meer verstaan

legaten, het eigen vermogen en het batig exploitatiesaldo van naar het oordeel van burgemeester

en wethouders aan de subsidie-aanvrager gelieerde rechtspersonen.

Artikel 7 Eisen gesteld aan de subsidieontvanger

  • 1.

    Om voor een subsidie in aanmerking te komen dient een organisatie:

    • a.

      een zodanige bestuursvorm te bezitten dat de deelnemers, leden, vrijwilligers en

beroepskrachten bij het beleid en de besluitvorming betrokken worden;

  • b.

    bij de toelating van leden of de benoeming van bestuursleden niet te discrimineren;

  • c.

    met inbegrip van de subsidie over voldoende financiële middelen te beschikken om de

gestelde doelen te kunnen verwezenlijken;

  • d.

    tenminste één jaar te hebben gefunctioneerd.

    • 2.

      Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van het bepaalde

in het eerste lid, onder c en onder d.

3.Activiteiten komen slechts in aanmerking voor subsidiëring voorzover de organisatie niet een

instelling is als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet.

Artikel 8 Wet en openbare orde

1.Activiteiten komen slechts in aanmerking voor subsidiëring voorzover de organisatie niet een

doel nastreeft dat strijdig is met de wet of de organisatie niet in strijd met de wet of de openbare

orde handelt.

2.Een eenmaal verleende subsidie kan op grond van handelingen in strijd met de wet of de

openbare orde worden teruggevorderd.

Hoofdstuk 3 Subsidies

Artikel 9 Activiteitsubsidie

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen in de vorm van een activiteitsubsidie.

  • 2.

    De subsidie wordt verleend als maximumbijdrage voor de taakstellende uitvoering van een

eenmalige activiteit.

3.Een activiteitsubsidie wordt slechts als incidentele subsidie verstrekt, in de vorm van een

eenmalige financiële aanspraak.

4.Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van de subsidie nadere voorwaarden

stellen.

Artikel l0 Budgetsubsidie

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen in de vorm van een budgetsubsidie.

  • 2.

    De subsidie wordt verleend als maximumbijdrage voor de taakstellende uitvoering van een

vastgesteld activiteitenplan.

3.Een budgetsubsidie kan als subsidie voor één of meer boekjaren, in de vorm van een periodieke

aanspraak op financiële middelen worden verstrekt.

  • 4.

    Afdeling 4.2.8 van de wet is van toepassing op budgetsubsidies.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van de subsidie nadere voorwaarden

stellen.

6.Burgemeester en wethouders kunnen ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening een

uitwerkiingsovereenkomst sluiten.

  • 7.

    Een organisatie komt de met haar afgesloten uitwerkingsovereenkomst na.

  • 8.

    Met inachtneming van het bepaalde in deze verordening, de beschikking tot subsidieverlening en

de afgesloten uitwerkingsovereenkomst is de subsidie-ontvanger vrij in de wijze waarop de

subsidie wordt aangewend.

Artikel 11 Waarderingssubsidie

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen in de vorm van een waarderingssubsidie.

  • 2.

    De subsidie wordt verleend aan een organisatie die een bescheiden ondersteuning verdient, voor

het bestaan van die organisatie in relatie met één van haar activiteiten.

3.Een waarderingssubsidie kan als incidentele subsidie worden verstrekt, in de vorm van een

eenmalige financiële aanspraak, en als subsidie voor één of meer boekjaren, in de vorm van een

periodieke aanspraak op financiële middelen.

  • 4.

    Een waarderingssubsidie wordt direct vastgesteld.

  • 5.

    Het bepaalde in en krachtens de hoofdstukken 5 en 6 van deze verordening zijn voorzover

toepasselijk overeenkomstig van kracht.

6.Aan een waarderingssubsidie kunnen geen nadere voorwaarden worden gesteld.

Artikel 12 Investeringssubsidie

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen in de vorm van een investeringssubsidie.

  • 2.

    De subsidie wordt verleend als een maxirnumbijdrage in de kosten van nieuwbouw, verbouw of

aankoop van accommodaties en daaraan gekoppeld een gemaximeerde renteloze lening, op basis

van een vastgestelde begroting, een vastgestelde tekening en een vastgesteld financieringsplan en

afgeleid van de totale bouwsom.

  • 3.

    Inventaris van accommodaties komt niet in aanmerking voor subsidiëring.

  • 4.

    Een organisatie kan eerst in aanmerking komen voor een investeringssubsidie, indien de

organisatie op grond van deze verordening voor subsidiëring van haar activiteiten in aanmerking

komt. 5. Een investeringssubsidie wordt slechts als incidentele subsidie verstrekt, in de vorm van een

eenmalige financiële aanspraak.

6.Een investeringssubsidie wordt slechts verleend aan een rechtspersoon met volledige

rechtsbevoegdheid.

7.Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van de subsidie nadere voorwaarden

stellen.

Artikel l3 Exploitatiesubsidie

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen in de vorm van een exploitatiesubsidie.

  • 2.

    Een organisatie kan eerst in aanmerking komen voor een exploitatiesubsidie, indien naar het

oordeel van burgemeester en wethouders ondersteuning van de organisatie middels

budgetsubsidie of activiteitsubsidie niet mogelijk of wenselijk is gebleken.

3.De subsidie wordt verleend als een maximumbijdrage op basis van het exploitatietekort van een

organisatie aan de hand van een goedgekeurde exploitatiebegroting.

4.Een exploitatiesubsidie kan als subsidie voor één of meer boekjaren, in de vorm van een

periodieke aanspraak op financiële middelen worden verstrekt.

5.Afdeling 4.2.8 van de wet is van toepassing op exploitatiesubsidies. 6. Burgemeester en wethouders kunnen ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening een

uitwerkingsovereenkomst sluiten. 7. Een organisatie komt de met haar afgesloten uitwerkingsovereenkomst na.

8.Een exploitatiesubsidie wordt slechts verleend aan een rechtspersoon met volledige

rechtsbevoegdheid.

9.Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van de subsidie nadere voorwaarden

stellen.

Hoofdstuk 4 Procedurevoorschrifren

Artikel l4 Verzoek om subsidie

  • 1.

    De aanvrager die een verzoek om subsidie indient, neemt daarbij het volgende in acht:

    • a.

      de aanvraag wordt schriftelijk bij burgemeester en wethouders ingediend;

    • b.

      de aanvraag is ondertekend en bevat ten minste naam en adres van de aanvrager, de dagtekening alsmede een aanduiding van de subsidie die wordt gevraagd; c. de ondertekening geschiedt door degenen die de organisatie rechtsgeldig mogen vertegenwoordigen.

  • 2.

    De aanvrager die een verzoek om een activiteitsubsidie indient, neemt daarbij het volgende in

acht a. de aanvraag wordt uiterlijk 3 maanden voor het tijdstip waarop een aanvang met de activiteit wordt gemaakt, ingediend; b. de aanvraag is voorzien van een begroting, met een duidelijke toelichting betreffende de activiteit waarop de aanvraag betrekking heeft; c. de aanvraag is voorzien van een beschrijving van de activiteit, het doel en de beoogde effecten; d. de aanvraag is voorzien van een overzicht van de financiële positie van de organisatie op het tijdstip van de aanvraag, op basis van de balans en rekening van baten en lasten van

het voorafgaande jaar met toelichting;

e.burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het bepaalde onder a. en

onder d.

3.Naast de in paragraaf 4.2.8.2 van de wet genoemde verplichtingen neemt de aanvrager die een

verzoek om een budgetsubsidie indient, het volgende in acht:

a.de aanvraag wordt vóór l april van het jaar voorafgaande aan dat waarin het te subsidiëren

activiteitenplan gerealiseerd wordt of een aanvang neemt, ingediend;

b.de aanvraag is voorzien van een overzicht welke reserves de organisatie meent te moeten

hebben, voor welke doeleinden deze moeten dienen en tot welk bedrag de organisatie deze

wenst te vormen;

c.de aanvraag is voorzien van een overzicht van met de organisatie gelieerde

rechtspersonen, alsmede van de aard van de betrekking;

d.de aanvraag is voorzien van een bewijs van inschrijving bij de kamer van koophandel of

het verenigingsregister.

4.De aanvrager die een verzoek om een waarderingssubsidie indient, neemt daarbij het volgende in

acht:

a.de aanvraag wordt uiterlijk 3 maanden voor het tijdstip waarop een aanvang met de

activiteit wordt gemaakt, ingediend;

b.voorzover de aanvraag betrekking heeft op één of meer boekjaren, wordt de aanvraag vóór

1 april van het jaar voorafgaande ingediend;

c.de aanvraag is voorzien van een beschrijving van de activiteit, het doel en de beoogde

effecten.

5.Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat naast de genoemde gegevens en bescheiden nog

andere gegevens, van belang voor de beslissing op de aanvraag, moeten worden overlegd.

6.Bescheiden die worden ingeleverd, zijn gewaarmerkt door het bestuur van de organisatie.

Artikel l5 Informatie over de organisatie

1.Een organisatie die een activiteitsubsidie of budgetsubsidie aanvraagt, overlegt in aanvulling op het

bepaalde in artikel 4:64, eerste lid, aanhef en onder a van de wet bij de aanvraag de volgende

bescheiden:

  • a.

    een opgave van de bestuurssamenstelling;

  • b.

    een beschrijving van de organisatievorm.

    • 2.

      Een organisatie stelt burgemeester en wethouders in kennis van wijziging van eerder overlegde

gegevens en de inhoud daarvan gedurende het boekjaar waarin een subsidie wordt genoten en bij een

volgende subsidieaanvraag.

Artikel l6 Gelieerde rechtspersonen

Onder gelieerde rechtspersonen worden in ieder geval verstaan:

a.rechtspersonen waaraan in het verleden een bedrag om niet ter beschikking is gesteld,

waarover de organisatie op enig moment weer de beschikking kan krijgen;

b.rechtspersonen ten aanzien waarvan de organisatie een beslissende invloed heeft op de

besteding van de middelen dan wel invloed heeft op de benoeming van een of meer van de

bestuursleden;

c.rechtspersonen die statutaire bepalingen kennen op grond waarvan bij liquidatie gelden aan

de organisatie kunnen toevloeien;

d.rechtspersonen waarbij statutair is bepaald dat deze mede ten doel hebben de organisatie

financieel te ondersteunen.

Artikel l7 Niet tijdig ingediend

Indien een aanvraag niet tijdig is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders besluiten deze buiten

behandeling te laten.

Hoofdstuk 5 Subsidieverlening

Artikel l8 Beslissingstermijn

1.Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van het bepaalde in deze

verordening te beslissen op een aanvraag.

  • 2.

    Op een aanvraag wordt, zodra deze volledig is, uiterlijk binnen acht weken beslist.

  • 3.

    In de gevallen waarin de aanvraag betrekking heeft op het boekjaar volgende op dat waarin de

aanvraag is ingediend, vangt de in het tweede lid genoemde termijn aan op de dag na die waarop

de gemeentebegroting voor dat boekjaar door de raad is vastgesteld, en indien aan de orde,

zonodig door Gedeputeerde Staten respectievelijk de Kroon is goedgekeurd.

Artikel l9 Begrotingsvoorbehoud

Voorzover subsidie wordt verleend ten laste van een begroting welke nog niet is vastgesteld, vindt

verlening plaats onder de voorwaarde dat voldoende middelen ter beschikking worden gesteld.

Artikel 20 Subsidiegerechtigden

l.Subsidies worden, behoudens het bepaalde in het volgende lid, alleen verleend aan organisaties

met rechtspersoonlijkheid naar burgerlijk recht.

2.In bijzondere gevallen, ter beoordeling van burgemeester en wethouders, kan in afwijking van

het bepaalde in het eerste lid incidenteel verleende subsidies worden toegekend aan natuurlijke

personen, aan een groep van natuurlijke personen, dan wel aan een rechtspersoon in oprichting,

onverminderd het bepaalde in artikel 4:66 van de wet en het bepaalde in hoofdstuk 3 van deze

verordening.

3.In die gevallen als bedoeld in het tweede lid vindt het bepaalde in en krachtens deze verordening

voorzover mogelijk overeenkomstig plaats.

Artikel 21 Voorwaarden

1.Aan het verlenen van een subsidie is de voorwaarde verbonden dat alle benodigde vergunningen

door de subsidie-ontvanger worden aangevraagd en verkregen.

2.Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van een subsidie, in geëigende gevallen,

bepalen dat de activiteit of de accommodatie bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar is voor

gehandicapten en mindervaliden.

3.Burgemeester en wethouders kunnen aan het verlenen van een subsidie, in geëigende gevallen,

voorwaarden verbinden inzake samenwerking met andere organisaties.

4.Burgemeester en wethouders kunnen aan het verlenen van een subsidie, in geëigende gevallen,

voorwaarden verbinden inzake de hoogte van contributies, eigen bijdrage der deelnemers en te

hanteren tarieven.

5.Burgemeester en wethouders kunnen aan het verlenen van een subsidie, in geëigende gevallen,

voorwaarden verbinden inzake prioritering van bevolkingscategorieën.

6.Burgemeester en wethouders kunnen aan het verlenen van een subsidie, in geëigende gevallen,

voorwaarden verbinden inzake emancipatie- of non-discriminatiebeleid.

7.Burgemeester en wethouders kunnen aan het verlenen van een subsidie, in geëigende gevallen,

voorwaarden verbinden inzake andere te behartigen belangen.

Artikel 22 Subsidievoorwaarden rijksoverheid, provincie of Europese Unie (EU)

1.In het geval de organisatie behalve subsidie van de gemeente een subsidie van het Rijk, provincie

of EU ontvangt en de bepalingen van deze verordening wijken af van de voorwaarden waaronder

men de subsidie van het Rijk, provincie of EU ontvangt, gelden voor de betreffende afwijkende

bepalingen de voorwaarden van het Rijk, provincie of EU.

2.Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in het vorige lid afwijken, als de

gemeentelijke subsidie hoger is dan de subsidie van het Rijk, provincie of EU.

Artikel 23 Vermogensontwikkeling

1.Burgemeester en wethouders zijn, voorzover niet nader bepaald in deze verordening of in

deelverordeningen, bevoegd maximumbedragen vast te stellen voor:

  • a.

    de reserves;

  • b.

    de voorzieningen;

  • c.

    hetvermogen.

    • 2.

      Burgemeester en wethouders kunnen schriftelijk instemming verlenen voor het vormen en

aanhouden van één of meer reserves en voorzieningen.

3.Burgemeester en wethouders kunnen bij de subsidieverlening rekening houden met de omvang

van de vermogensbestanddelen zoals genoemd in het eerste lid.

Artikel 24 Egalisatiereserve

  • 1.

    Het is de gesubsidieerde organisatie toegestaan een egalisatiereserve te vormen.

  • 2.

    Voor de bepaling van de beschikbare eigen middelen als bedoeld in artikel 6, zesde lid, wordt

een egalisatiereserve welke niet meer bedraagt dan 50% van het risicobedrag buiten beschouwing

gelaten.

  • 3.

    Het risicobedrag bestaat uit de som van

    • a.

      de totale lasten van de organisatie minus de huurleigenaarslasten van het gebruikte pand;

    • b.

      het totaal aan inkomsten minus structurele subsidies van overheidslichamen.

  • 4.

    De jaarlijkse toevoeging aan de egalisatiereserve bedraagt niet meer dan 15 % van de in dat jaar

verstrekte subsidie.

5.Voor de toepassing van dit artikel blijven bestemmingsreserves, voorzover burgemeester en

wethouders daartoe op grond van artikel 23 eerder instemming hebben verleend, buiten

beschouwing.

6.Burgemeester en wethouders kunnen geen gebruik maken van hun bevoegdheid als bedoeld in

artikel 6, zesde lid, indien de aanwezige reserves de percentages genoemd in dit artikel

overschrijden.

Artikel 25 Bestemmingsreserves

  • 1.

    Het is de gesubsidieerde organisatie toegestaan bestemmingsreserves te vormen.

  • 2.

    Bestemmingsreserves zijn eigen middelen die gereserveerd worden voor vooraf bepaalde doelen,

ter vervanging van vaste activa.

3.Voor de bepaling van de beschikbare eigen middelen als bedoeld in artikel 6, zesde lid, blijven

bestemmingsreserves, voorzover burgemeester en wethouders daartoe op grond van artikel 23

eerder instemming hebben verleend, buiten beschouwing.

4.Burgemeester en wethouders geven instemming voor de vorming van een bestemmingsreserve,

indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de noodzaak daartoe is aangetoond.

5.De met instemming van burgemeester en wethouders gevormde bestemmingsreserves mogen

slechts worden aangewend voor het doel waarvoor ze zijn gevormd.

Artikel 26 Voorzieningen

  • 1.

    Het is de gesubsidieerde organisatie toegestaan tot vorming van voorzieningen over te gaan.

  • 2.

    Indien een organisatie tot vorming van een voorziening wil overgaan, legt zij dit schriftelijk,

tegelijk met de subsidieaanvraag, ter instemming aan burgemeester en wethouders voor. Als de

in het vijfde lid genoemde risico's of verplichtingen in de loop van het subsidiejaar ontstaan,

verzoekt de organisatie zo snel mogelijk schriftelijk aan burgemeester en wethouders om met de

vorming van de voorziening in te stemmen.

3.Voor de bepaling van de beschikbare eigen middelen als bedoeld in artikel 6, zesde lid, blijven

voorzieningen, voorzover burgemeester en wethouders daartoe op grond van artikel 23 eerder

instemming hebben verleend, buiten beschouwing.

4.Burgemeester en wethouders geven instemming voor de vorming van een voorziening, indien

naar het oordeel van burgemeester en wethouders de noodzaak daartoe is aangetoond.

5.Voorzieningen kunnen slechts voor instemming in aanmerking komen als zij gevormd worden

ten behoeve van:

  • a.

    verplichtingen of risico's, waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, maar redelijkerwijs wel is in te schatten;

  • b.

    bestaande risico's als gevolg van te verwachten verplichtingen of verliezen, waarvan de omvang redelijkerwijs is te schatten;

  • c.

    een gelijkmatige verdeling van bepaalde lasten over een aantal jaren.

    • 6.

      Burgemeester en wethouders kunnen aan een verzoek tot instemming met de vorming van een

voorziening de voorwaarde verbinden dat vooraf een meerjarenplan en begroting wordt toegezonden.

7.De met instemming van burgemeester en wethouders gevormde voorzieningen mogen slechts

worden aangewend voor het doel waarvoor ze zijn gevormd.

Artikel 27 Weigeringsgronden

1.Naast de in artikel 4:25, tweede lid, van de wet en artikel 4:35van de wet genoemde

weigeringsgronden kan de subsidie worden geweigerd indien voldoende redenen bestaan om aan

te nemen dat,

a.niet voldaan wordt aan de algemene eisen zoals gesteld in hoofdstuk 2 en de voorwaarden

zoals opgenomen in deze verordening en in de nadere gestelde regels;

b.de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de

subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • c.

    de behoefte aan de activiteit, investering of voorziening niet kan worden aangetoond.

    • 2.

      De subsidieverlening kan voorts worden geweigerd indien de aanvrager,

  • a.

    in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de

verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben

geleid;

b.failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend, dan wel een verzoek

daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 28 Indexering

1.Indien een subsidie voor meer dan één boekjaar wordt verleend kunnen burgemeester en

wethouders in de beschikking tot subsidieverlening bepalen dat de subsidie jaarlijks wordt geïndexeerd.

2.Indien de subsidie wordt geïndexeerd delen burgemeester en wethouders de organisatie voor 1

februari voorafgaande aan het subsidiejaar de wijzigingen en de indexpercentages voor dat

subsidiejaar schriftelijk mede.

3.Indien wordt geïndexeerd, wordt het percentage gehanteerd zoals vermeld in de gemeentelijke

kademota.

Hoofdstuk 6 Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

Artikel 29 Activiteiten

De subsidie-ontvanger is gehouden de activiteiten te verrichten zoals deze opgenomen zijn in de

beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 30 Financiële administratie

  • 1.

    De financiële administratie van een organisatie wordt op een inzichtelijke wijze gevoerd.

  • 2.

    De subsidie-ontvanger is verplicht zich, voor wat betreft de inrichting van de financiële

administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, te richten naar de

aanwijzingen van burgemeester en wethouders.

3.De subsidie-ontvanger is verplicht aan burgemeester en wethouders of aan de door hen daartoe

aangewezen ambtenaren of accountant inzage te verlenen in de administratie en alle gewenste

inlichtingen te verstrekken, voorzover dit naar het oordeel van burgemeester en wethouders

nodig is in verband met de subsidieverlening of de subsidievaststelling.

Artikel 31 Fysieke controle

1.Voor, tijdens en na afloop van de realisatie van een door de gemeente gesubsidieerde activiteit of

voorziening kunnen burgemeester en wethouders, de door hen aangewezen ambtenaren of een

door hen aan te wijzen accountant bij de organisatie of ter plaatse van de activiteit of de

voorziening een fysieke controle instellen.

  • 2.

    Van deze fysieke controle wordt een verslag opgemaakt.

  • 3.

    Een kopie van het verslag wordt aan de organisatie toegezonden.

Artikel 32 Review accountant

Naast het in artikel 30 en 31 bepaalde kan de externe accountant van de gemeente bij de accountant van

de gesubsidieerde organisatie een accountantsreview instellen.

Artikel 33 Bescheiden

1.De subsidie-ontvanger is verplicht voor de subsidievaststelling een overzicht van de verrichtte

activiteiten in relatie tot het goedgekeurde activiteitenplan te verstrekken, alsmede de rekening en

verantwoording met toelichting over het betreffende boekjaar.

2.Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat naast de genoemde gegevens en bescheiden nog

andere gegevens, van belang voor de vaststelling van de subsidie, moeten worden overlegd.

Artikel 34 Informatieplicht

De subsidie-ontvanger is verplicht, naast het bepaalde in artikel 30, alle overige informatie te

verschaffen en medewerking te verlenen aan onderzoeken welke door burgemeester en wethouders

nodig worden geacht.

Artikel 35 Andere verplichtingen

1.Naast de in artikel 4:37 van de wet genoemde verplichtingen kunnen burgemeester en

wethouders de subsidie-ontvanger ook andere verplichtingen opleggen bij de subsidieverlening,

  • a.

    die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie;

  • b.

    die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

    • 2.

      De subsidie-ontvanger is verplicht op eerste verzoek aan burgemeester en wethouders

medewerking te verlenen aan activiteiten bij hoogtijdagen of grote evenementen.

Artikel 36 Vermogensvorming

1.In de gevallen als bedoeldin artikel 4:4l, tweede lid, van de wet is de subsidie-ontvanger aan

burgemeester en wethouders een vergoeding voor de vermogensvorming verschuldigd, tenzij

burgemeester en wethouders hiervan afzien.

2.Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de

goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd

wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of

beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de

subsidie-ontvanger wordt ontvangen.

3.Voorzover het onroerende zaken betreft geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijk

deskundige.

4.Burgemeester en wethouders stellen de vergoeding na overleg met de subsidie-ontvanger vast.

Burgemeester en wethouders houden hierbij rekening met de mate waarin de subsidie heeft

bijgedragen tot vermogensvorming. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat de

vermogenswaardevermeerdering geheel ten goede komt aan de gemeente, voor zover deze is

veroorzaakt door de subsidieverstrekking.

Artikel 37 Tussentijdse rapportage

Onverminderd het bepaalde in artikel 4:70 van de wet geldt:

1.Uiterlijk op l september van het subsidiejaar brengt de ontvanger van een budgetsubsidie verslag

uit omtrent de voortgang van de activiteiten in de eerste zes maanden van het jaar en geeft een

prognose voor de tweede zes maanden. Indien de voortgang van de uitvoering van de activiteiten

niet correspondeert met de planning, wordt door de subsidie-ontvanger aangegeven op welke

wijze realisatie van de activiteiten alsnog zal worden bereikt. 2. Burgemeester en wethouders kunnen aangeven in welke vorm deze rapportage dient plaats te vinden.

Artikel 38 Toestemming

1.Tenzij burgemeester en wethouders hiervan, geheel of gedeeltelijk, bij de subsidieverlening

ontheffing verlenen, behoeft de organisatie de in artikel 4:71, eerste lid van de wet bedoelde

toestemming van burgemeester en wethouders.

2.Tenzij burgemeester en wethouders hiervan, geheel of gedeeltelijk, ontheffing verlenen, behoeft

de organisatie toestemming van burgemeester en wethouders om bedragen om niet aan derden ter

beschikking te stellen.

Artikel 39 Batig saldo bij liquidatie

Indien de organisatie rechtens of feitelijk ophoudt te bestaan is zij verplicht dat deel van het dan

aanwezige vermogen, waaronder begrepen de reserves en voorzieningen, dat met de gemeentelijke

subsidies is opgebouwd aan de gemeente te restitueren.

Hoofdstuk 7 Subsidievaststelling

Artikel 40 Termijn aanvraag

1.Een organisatie waaraan subsidie is verleend dient binnen 12 weken na realisering van de

gesubsidieerde activiteit of voorziening een verzoek in als bedoeld in artikel 4:44 van de wet.

2.Voorzover subsidie voor één of meer boekjaren is verleend, wordt de aanvraag tot vaststelling

van de subsidie binnen 6 maanden na afloop van het boekjaar ingediend.

3.Burgemeester en wethouders kunnen in voorkomende gevallen ontheffing verlenen en een ander

tijdstip bepalen.

Artikel 41 Termijn van vaststelling

1.Burgemeester en wethouders beschikken op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie binnen

drie maanden na ontvangst van de aanvraag.

2.Burgemeester en wethouders stellen het subsidiebedrag voor één of meer boekjaren definitief

vast, zo mogelijk, voor 1 oktober van het jaar volgend op het boekjaar waarvoor de subsidie is

verleend.

3.Burgemeester en wethouders kunnen zo nodig in voorkomende gevallen een andere termijn

bepalen en doen daarvan mededeling aan de betreffende organisatie.

Artikel 42 Ambtshalve vaststelling

Voorzover na de datum, op of waarvoor een aanvraag tot vaststelling van de subsidie gedaan kan

worden geen aanvraag is ingediend, kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld.

Artikel 43 Jaarrekening

Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een organisatie verplicht is een jaarrekening op te

stellen, als bedoeld in artikel 4:75, tweede lid, van de wet.

Artikel 44 Financieel verslag

Voorzover de subsidie-ontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie is

artikel 4:76 van de wet van toepassing op het financiële verslag.

Artikel 45 Vrijstelling en ontheffing

Voor subsidies, die een bedrag van £ 10.000,-- niet te boven gaan, wordt vrijstelling verleend van de

verplichtingen, bedoeld in artikel 4:78, eerste tot en met vierde lid, van de wet.

Artikel 46 Controleverplichtingen

1.Bij het onderzoek, bedoeld in artikel 4:78 van de wet, onderzoekt de accountant tevens de

naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen. 2. Burgemeester en wethouders stellen een aanwijzing over de reikwijdte en de intensiteit van de

controle, als bedoeld in artikel 4:78, tweede lid van de wet, vast.

Artikel 47 Vaststelling budgetsubsidie

Onverminderd het bepaalde over subsidievaststelling worden de volgende regels met betrekking tot

budgetsubsidie in acht genomen:

1.voorzover de subsidie-ontvanger de in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen

activiteiten realiseert tegen een lager bedrag dan is verleend, wordt bij de vaststelling van de

subsidie uitgegaan van het verleende bedrag;

2.voorzover de subsidie-ontvanger de in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen

activiteiten realiseert tegen een hoger bedrag dan is verleend, dekt de subsidie-ontvanger de extra

kosten uit eigen middelen;

3.voorzover de subsidie-ontvanger meer werkzaamheden realiseert dan in de beschikking tot

subsidieverlening opgenomen, dekt zij de kosten van de extra activiteiten uit eigen middelen;

4.voorzover de subsidie-ontvanger minder werkzaamheden realiseert dan in de beschikking tot

subsidieverlening opgenomen, wordt bij de vaststelling van de subsidie uitgegaan van een niveau

dat overeenkomt met het lagere prestatieniveau;

5.voorzover de subsidie-ontvanger, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, naar aard

en hoedanigheid andere werkzaamheden realiseert dan in de beschikking tot subsidieverlening

opgenomen, wordt bij de subsidievaststelling gehandeld overeenkomstig het bepaalde in het

vierde lid;

6.subsidie-ontvanger kan niet bestede subsidies, voorzover deze op grond van het eerste lid mogen

worden behouden, naar eigen inzicht aanwenden voor het verrichten van activiteiten ter

verwezenlijking van de doelstelling van de organisatie of reserveren, zulks onverminderd het

bepaalde in artikel 23.

Artikel 48 Schenkingen, erfstellingen en legaten

Gedurende het boekjaar ontvangen schenkingen, erfstellingen en legaten van natuurlijke personen

blijven bij de vaststelling van de subsidie buiten beschouwing.

Hoofdstuk 8 Wijziging en intrekking

Artikel 49 Intrekken en wijzigen

1.Burgemeester en wethouders kunnen een verleende of vastgestelde subsidie conform de artikelen

4:48, 4:49 en 450 van de wet intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen.

2.Een organisatie geeft van elke omstandigheid die kan leiden tot het intrekken, terugvorderen of

het beëindigen van de subsidie, onmiddellijk schriftelijk kennis aan burgemeester en wethouders.

3.Burgemeester en wethouders kunnen onverminderd afdeling 4.2.6 van de wet, besluiten tot

intrekking of wijziging van de subsidie als,

a.de organisatie schriftelijk te kennen heeft gegeven geen beroep meer te willen doen op de

gemeentelijke subsidie;

b.de organisatie in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling is verleend of

wordt opgeheven;

c.conservatoir beslag is gelegd op het vermogen of een deel van het vermogen van de

organisatie;

d.sprake is van ernstige tekortkomingen in de wijze waarop de organisatie haar financiële

middelen beheert;

  • e.

    de organisatie haar activiteiten of werkzaamheden beëindigt;

  • f.

    naar het oordeel van burgemeester en wethouders andere dringende redenen aanwezig

zijn.

4.Burgemeester en wethouders horen de organisatie voordat wordt besloten tot intrekking of

wijziging van de subsidie.

Artikel 50 Middelen van derden

1.Het beschikbaar komen van gelden van gelieerde rechtspersonen voor de organisatie kan een

reden vormen voor wijziging of intrekking.

2.Het ontvangen van schenkingen, erfstellingen en legaten van natuurlijke personen kan geen reden

vormen voor wijziging of intrekking.

Hoofdstuk 9 Subsidiebetaling en terugvordering

Artikel 51 Bevoorschotting

1.Burgemeester en wethouders kunnen besluiten één of meer voorschotten op een verleende

subsidie uit te betalen.

2.In de gevallen waarin sprake is van een uitwerkingsovereenkomst, gaan burgemeester en

wethouders niet tot uitbetaling van een voorschot over dan nadat deze overeenkomst door de

subsidie-ontvanger is ondertekend.

3.In het geval dat tegen de beschikking tot subsidieverlening bezwaar wordt gemaakt of beroep bij

de rechter wordt ingesteld, zijn burgemeester en wethouders bevoegd te besluiten tot het niet

uitbetalen van voorschotten.

Artikel 52 Betaling

1.Voorzover subsidie over meer boekjaren wordt verleend, wordt het verleende jaarlijkse

subsidiebedrag in de loop van het betreffende boekjaar volledig bevoorschot op basis van het

volgende betalingsschema,

  • a.

    subsidiebedragen tot € 2.500,-- aan het begin van het jaar in één termijn;

  • b.

    voor subsidiebedragen van € 2.500,-- tot € 50.000,-- bij aanvang van elk kwartaal 25%;

  • c.

    voor subsidiebedragen van € 50.000,-- of meer bij aanvang van elke maand 1/12deel van

de verleende subsidie.

2.Burgemeester en wethouders kunnen van dit schema afwijken.

Artikel 53 Invorderingsmaatregelen

1.Burgemeester en wethouders kunnen teveel, onverschuldigd of ten onrechte betaalde

subsidiebedragen en voorschotten terugvorderen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders horen de organisatie voordat wordt besloten tot terugvorderen.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het treffen van invorderingsmaatregelen.

Hoofdstuk 10 Bijzondere bepalingen

Artikel 54 Het programma

Burgemeester en wethouders verstrekken jaarlijks aan de raad een overzicht van hun besluiten tot:

  • a.

    subsidieverlening voor één of meer boekjaren;

  • b.

    afwijzing van subsidieaanvragen.

Artikel 55 Toezichthouders

Burgemeester en wethouders kunnen toezichthouders als bedoeld in artikel 5: 11 van de Algemene Wet

Bestuursrecht aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de voorwaarden en

verplichtingen die aan een subsidie-ontvanger zijn opgelegd.

Hoofdstuk l l Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 56 Hardheidsclausule

1.Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van subsidie ontheffing verlenen van de

bepalingen van deze verordening als onverkorte toepassing daarvan naar hun oordeel tot

onbillijkheden of bijzondere hardheden zou leiden.

2.Bij de vaststelling van de subsidie kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de in deze

verordening genoemde bepalingen, als onverkorte toepassing daarvan naar hun oordeel tot

onbillijkheden of bijzondere hardheden zou leiden.

Artikel 57 Uitleg van de verordening

Bij twijfel over de uitleg van deze verordening, en in de gevallen waarin de verordening niet voorziet,

beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 58 Overgangsrecht

1.Deze verordening is niet van toepassing op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze

verordening zijn verleend of vastgesteld.

2.Vaststelling van voor inwerkingtreding van deze verordening verleende subsidies vindt plaats

overeenkomstig de voor inwerkingtreding van deze verordening geldende bepalingen.

3.Deze verordening is van toepassing op alle aanvragen voor subsidieverlening, ongeacht de datum

van indiening, met betrekking tot subsidies die worden verleend voor een tijdstip of periode

gelegen op of na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 59 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2004.

  • 2.

    Deze verordening kan worden aangehaald als 'Algemene Subsidieverordening Sliedrecht'.

  • 3.

    Met inwerkingtreding van deze verordening komen te vervallen:

    • a.

      de Verordening regelende de algemene voorwaarden voor het subsidiëren van

verenigingen, welke in de gemeente Sliedrecht werkzaam zijn op het terrein van cultuur,

sport, jeugdwerk en vrijetijdsbesteding, d.d. 29 mei 1989;

b.de Verordening financiële steun bouw/verbouw/aankoop van verenigingsaccommodaties

1980 (113 regeling);

c.de Regeling verenigingstarief muziekverenigingen na verdwijning Bonkelaar, 1997.

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad

van de gemeente Sliedrecht op 3 maart 2003,

de griffier, de voorzitter,

Deelverordening Investeringssubsidies

De raad van de gemeente Sliedrecht; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 januari 2003;

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Deelverordening Investeringssubsidies Sliedrecht 2003.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze deelverordening wordt verstaan onder

a.investeringssubsidie: een incidentele subsidie die wordt verstrekt ten behoeve van de

aanschaf of (ver)bouw van accommodaties;

b. accommodatie: ruimtelijke voorziening voor het uitoefenen van activiteiten;

c. activiteit: de prestatie op basis waarvan op basis van de Algemene

Subsidieverordening Sliedrecht subsidie wordt ontvangen of kan worden ontvangen;

d. stichtingskosten: alle kosten van nieuwbouw, verbouw of aankoop van een

accommodatie, niet zijnde de kosten van inventaris;

e. organisatie: een rechtspersoon naar burgerlijk recht, die zich zonder winstoogmerk

activiteiten ten doel stelt of mede ten doel stelt ter behartiging van belangen van ideële

of materiële aard, of een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid die is

ingeschreven in het verenigingsregister.

Artikel 2 Reikwijdte

1.Deze verordening is een deelverordening in de zin van artikel 5, eerste lid, van de Algemene

Subsidieverordening Sliedrecht.

2.De bepalingen van de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht zijn van toepassing, tenzij

hiervan in deze deelverordening wordt afgeweken.

3.Deze deelverordening is van toepassing op alle verstrekkingen van investeringssubsidies door

de gemeente Sliedrecht, als bedoelt in de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht.

Artikel 3 Doelstelling

Artikel 3 Doelstelling De regeling beoogt de mogelijkheden van plaatselijke verenigingen om investeringen te doen in

accommodaties te verruimen.

Artikel 4 Verdeling beschikbaar bedrag

1.Indien het totaal aan aangevraagde investeringssubsidies het subsidieplafond overstijgt, wordt

door burgemeester en wethouders bij de verdeling van het beschikbare budget voorrang

gegeven aan die aanvragen welke,

  • a.

    van een groter belang worden geacht voor het (we1zijns)beleid in Sliedrecht;

  • b.

    meer zullen bijdragen aan de verwezenlijking van het doel van de subsidie.

    • 2.

      Subsidieaanvragen die door de verdeling van het beschikbare budget niet worden

gehonoreerd, worden geacht voor het volgende jaar te zijn ingediend tenzij de aanvrager

anders aangeeft.

3.Burgemeester en wethouders kunnen indien voorrang geven niet mogelijk of wenselijk is, in

afwijking van het bepaalde onder het eerste lid, bepalen dat het beschikbare bedrag naar rato

over de aanvragen wordt verdeeld.

Artikel 5 Subsidiebeperking in tijd

Na honorering van een subsidieaanvraag kan de betrokken organisatie eerst na 4 jaar opnieuw een

beroep doen op een investeringssubsidie.

Specipeke voorschriften en voorwaarden

Hoofdstuk 2 Algemene eisen

Artikel 6 Algemene criteria

Onverminderd het bepaalde in artikel 6 van de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht komt een

investering slechts in aanmerking voor subsidiëring voorzover:

  • 1.

    de organisatie, van wie de subsidieaanvraag afkomstig is, in Sliedrecht gevestigd is;

  • 2.

    de accommodatie, waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, binnen de gemeentegrenzen

van Sliedrecht gelegen is of zal worden opgericht.

Hoofdstuk 3 Procedurevoorschrifen

Artikel 7 Andere procedurevoorschriften

Het bepaalde in Hoofdstuk 4 van de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht is niet van

toepassing.

Artikel 8 Verzoek om subsidie

1.De aanvrager die een verzoek om een investeringssubsidie indient, neemt daarbij het

volgende in acht:

  • a.

    aanvraag wordt schriftelijk bij burgemeester en wethouders ingediend;

  • b.

    de aanvraag is ondertekend en bevat ten minste naam en adres van de aanvrager, de

dagtekening alsmede een aanduiding dat een investeringssubsidie wordt gevraagd;

c.de ondertekening geschiedt door degenen die de organisatie rechtsgeldig mogen

vertegenwoordigen.

2.De aanvrager die een verzoek om een investeringssubsidie indient, neemt daarbij het

volgende in acht:

a.de aanvraag wordt vóór 1 april van het jaar voorafgaande aan dat waarin de te

subsidiëren investering een aanvang neemt, ingediend;

b.de aanvraag is voorzien van een raming van de investeringskosten, een dekkingsplan,

een gespecificeerde begroting met toelichting, een beschrijving van de geplande

investeringen, een beschrijving van de huisvestingsbehoefte van de organisatie,

gekoppeld aan haar activiteiten en nagestreefde doelstellingen en een tekening van de

te bouwen of te verbouwen accommodatie;

c.de aanvraag is voorzien van een overzicht van de samenstelling en de bestemming van

het vermogen van de organisatie;

d.de aanvraag is voorzien van een overzicht van met de organisatie gelieerde

rechtspersonen, alsmede van de aard van de betrekking;

e.de aanvraag is voorzien van een exploitatiebegroting voor het eerste jaar waarin naar

verwachting de financiële gevolgen van de investering geheel doorwerken.

3.Door de aanvrager wordt een bewijs overlegd waaruit blijkt dat aan hem het recht van opstal

dan wel het recht van erfpacht is verleend, indien de investering wordt gerealiseerd op grond

die niet in eigendom toebehoort aan de aanvrager.

4.Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat naast de genoemde gegevens en bescheiden

nog andere gegevens, van belang voor de beslissing op de aanvraag, moeten worden

overlegd.

5.Bescheiden die worden ingeleverd, zijn gewaarmerkt door het bestuur van de organisatie.

Artikel 9 Informatie over de organisatie

  • 1.

    De aanvraag gaat voorts vergezeld van :

    • a.

      een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statuten zoals

deze laatstelijk zijn gewijzigd;

b.een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van de

aanvraag.

2.Een organisatie die een investeringssubsidie aanvraagt, overlegt bij de aanvraag de volgende

bescheiden:

  • a.

    een opgave van de bestuurssamenstelling;

  • b.

    een beschrijving van de organisatievorm.

Artikel l0 Meerdere subsidieaanvragen

Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven ook elders subsidie heeft aangevraagd,

doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met

betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

Artikel 11 Gelieerde rechtspersonen

Onder gelieerde rechtspersonen worden in ieder geval verstaan:

a.rechtspersonen waaraan in het verleden een bedrag om niet ter beschikking is gesteld,

waarover de organisatie op enig moment weer de beschikking kan krijgen;

b.rechtspersonen ten aanzien waarvan de organisatie een beslissende invloed heeft op de

besteding van de middelen dan wel invloed heeft op de benoeming van een of meer van

de bestuursleden;

c.rechtspersonen die statutaire bepalingen kennen op grond waarvan bij liquidatie gelden

aan de organisatie kunnen toevloeien;

d.rechtspersonen waarbij statutair is bepaald dat deze mede ten doel hebben de

organisatie financieel te ondersteunen.

Hoofdstuk 4 Subsidieverlening

Artikel l2 Subsidiegerechtigden

1.Investeringssubsidies worden alleen verleend aan organisaties met rechtspersoonlijkheid naar

burgerlijk recht.

2.In afwijking van het bepaalde in artikel 20, tweede lid, van de Algemene

Subsidieverordening Sliedrecht kan van het bepaalde in het eerste lid niet worden afgeweken.

Artikel l3 Beslissingstermijn

De in artikel 18, tweede lid, van de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht genoemde termijn

vangt aan op de dag na die waarop de gemeentebegroting voor het jaar waarin de te subsidiëren

investering een aanvang neemt, door de raad is vastgesteld, en indien aan de orde, zo nodig door

Gedeputeerde Staten respectievelijk de Kroon is goedgekeurd.

Artikel l4 Voorwaarden

1.Onverminderd het bepaalde in artikel 21 van de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht

kunnen burgemeester en wethouders aan het verlenen van een investeringssubsidie, in

geëigende gevallen, voorwaarden verbinden inzake het gebruik van milieuvriendelijke

materialen en het gebruik van milieuvriendelijke productiemethoden.

2.Aan de verlening van een investeringssubsidie is de voorwaarde verbonden dat alle

benodigde vergunningen door de subsidie-ontvanger worden aangevraagd en verkregen.

Artikel l5 Maximale subsidiebedrag

1.Onverminderd het bepaalde in artikel 12 van de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht

bestaat de investeringssubsidie uit een combinatie van een bedrag à fonds perdu en een

renteloze lening, elk voor een gelijk bedrag.

2.De investeringssubsidie kan een bijdrage ter grootte van eenderde van de stichtingskosten

bedragen tot maximaal € 22.690,-- met een daaraan gekoppelde renteloze lening ter grootte

van eenderde van de stichtingskosten tot maximaal

€ 22.690,-- op basis van de goedgekeurde stichtingskosten.

3.De eigen investering van de subsidieontvanger dient minimaal 33,3% te bedragen van de

totale stichtingskosten.

Artikel l6 Subsidiabele kosten

1.Zaken en goederen welke in eigendom zijn bij de aanvrager of door de aanvrager in natura

worden ingebracht blijven buiten beschouwing bij de bepaling van de subsidiabele

stichtingskosten. Deze inbreng wordt niet meegeteld als eigen bijdrage in de investering;

2.Kosten verbonden aan verbouw van accommodaties welke niet in eigendom zijn bij de

aanvrager, komen niet voor subsidiëring op grond van deze deelverordening in aanmerking.

3.Onder ruimtelijke voorzieningen worden in het kader van deze deelverordening gebouwen

verstaan, als bedoeld in artikel 2 van het Bouwbesluit;

4.Bij de bepaling van de subsidiabele stichtingskosten blijven kosten verbonden aan ruimten

met een commercieel doel buiten beschouwing;

5.Bij de bepaling van de subsidiabele stichtingskosten blijven kosten die het niveau van een

sobere en adequate voorziening overstijgen of een redelijk kostenniveau te boven gaan buiten

beschouwing.

Artikel l7 Renteloze lening

De renteloze lening wordt vervat in een overeenkomst van geldlening. De aanvrager is verplicht

mee te werken aan de totstandkoming van een overeenkomst van geldlening.

Hoofdstuk 4 Subsidievaststelling

Artikel l8 Aanvraag

1.De organisatie waaraan een investeringssubsidie is verleend dient binnen een termijn van zes

maanden nadat de werkzaamheden zijn voltooid een verzoek tot vaststelling van de subsidie

in als bedoeld in artikel 4:44 van de wet.

  • 2.

    De aanvraag is voorzien van een deugdelijke financiële verantwoording.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat nadere gegevens, van belang voor de

beslissing op de aanvraag, moeten worden overlegd.

Artikel l9 Financieel verslag

1.Onverminderd het bepaalde in artikel 4:45 van de wet sluiten rekening en verantwoording

aan op de gespecificeerde begroting met toelichting op basis waarvan de investeringssubsidie

is verleend.

2.De toelichting op de rekening geeft een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan

worden gevormd of de verleende investeringssubsidie overeenkomstig haar bestemming en

voorwaarden is gebruikt en behelst tevens een vergelijking tussen geraamde en gerealiseerde

uitgaven, waarbij een onderverdeling wordt gemaakt naar subsidiabele en niet-subsidiabele

stichtingskosten.

Artikel 20 Vaststelling investeringsubsidie

Onverminderd het bepaalde over subsidievaststelling worden de volgende regels met betrekking tot

investeringssubsidie in acht genomen:

1.Indien uit de verstrekte gegevens blijkt dat de verleende subsidie overeenkomstig haar

bestemming en voorwaarden is gebruikt, vindt vaststelling dienovereenkomstig plaats.

2.Indien uit de verstrekte gegevens blijkt dat de verleende subsidie niet, of niet volledig

overeenkomstig haar bestemming en voorwaarden is gebruikt of de feitelijke stichtingskosten

lager zijn dan begroot, kan besloten worden tot vaststelling op een ander bedrag.

Hoofdstuk 5 Wijziging en intrekking

Artikel 21 Intrekken en wijzigen

1.In aanvulling op het bepaalde in artikel 49 van de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht

kunnen burgemeester en wethouders de subsidieverlening intrekken indien binnen een

periode van 12 maanden, nadat de beschikking tot subsidieverlening is genomen, met de

realisering van de te bouwen of te verbouwen accommodatie nog geen aanvang is gemaakt.

2.Indien en voor zover bij de vaststelling het subsidiebedrag lager wordt vastgesteld als

verleend, worden het bedrag à fonds perdu en de renteloze lening naar rato verlaagd. De

aanvrager is alsdan verplicht mee te werken aan de totstandkoming van een nieuwe

overeenkomst van geldlening.

Hoofdstuk 6 Subsidiebetaling en terugvordering

Artikel 22 Bevoorschotting

Onverminderd het bepaalde in artikel 51 van de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht worden

de volgende regels in acht genomen:

1.Burgemeester en wethouders kunnen voorschotten in gedeelten uitbetalen. De omvang van

het voorschot en het tijdstip van betaling worden bij de bepaling van het voorschot afgestemd

op de te verrichten activiteiten en de financiële verplichtingen waaraan de subsidie-ontvanger

moet voldoen.

  • 2.

    Van het verleende subsidiebedrag kan maximaal 90% als voorschot worden verstrekt.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders gaan niet tot bevoorschotting of uitbetaling van een renteloze

lening over dan nadat de overeenkomst van geldlening door de subsidie-onhanger is

getekend.

Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 23 Hardheidsclausule

1.Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van investeringssubsidie ontheffing

verlenen van de bepalingen van deze deelverordening als onverkorte toepassing daarvan naar

hun oordeel tot onbillijkheden of bijzondere hardheden zou leiden.

2.Bij de vaststelling van de subsidie kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de in

deze deelverordening genoemde bepalingen, als onverkorte toepassing daarvan naar hun

oordeel tot onbillijkheden of bijzondere hardheden zou leiden.

Artikel 24 Uitleg van de deelverordening

Bij twijfel over de uitleg van deze deelverordening, en in de gevallen waarin de Algemene

Subsidieverordening Sliedrecht en deze deelverordening niet voorzien, beslissen burgemeester en

wethouders.

Artikel 25 Overgangsrecht

1.Deze deelverordening is niet van toepassing op investeringssubsidies die voor de

inwerkingtreding van deze deelverordening zijn verleend of vastgesteld.

2.Vaststelling van voor inwerkingtreding van deze deelverordening verleende

investeringssubsidies vindt plaats overeenkomstig de voor inwerkingtreding van deze

deelverordening geldende bepalingen.

3.Deze deelverordening is van toepassing op alle aanvragen voor subsidieverlening, ongeacht

de datum van indiening, met betrekking tot investeringssubsidies die worden verleend voor

een tijdstip of periode gelegen op of na de datum van inwerkingtreding van deze

deelverordening.

Artikel 26 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2004.

  • 2.

    Deze verordening kan worden aangehaald als 'Deelverordening Investeringssubsidies

Sliedrecht'.

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad

van de gemeente Sliedrecht op 3 maart 2003,

de griffier, de voorzitter,

Deelverordening

Exploitatiesubsidies

De raad van de gemeente Sliedrecht;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 januari 2003;

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Deelverordening Exploitatiesubsidies Sliedrecht 2003.

Hoofdstuk l Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze deelverordening wordt verstaan onder

  • a.

    exploitatiesubsidie: een voor één of meer boekjaren verleende subsidie, die wordt

    • -

      verstrekt op basis van het exploitatietekort van een organisatie om activiteiten tot stand

    • -

      te brengen dan wel in stand te houden, zonder inhoudelijk op prestaties of resultaat te

    • -

      sturen, nadat gebleken is dat ondersteuning van de organisatie middels

    • -

      activiteitsubsidie of budgetsubsidie niet mogelijk of wenselijk is;

  • b.

    - exploitatietekort: het met toepassing van een bestendige gedragslijn berekende

    • -

      verschil tussen de lasten en de baten, exclusief de gemeentelijke subsidie, van de

    • -

      gesubsidieerde activiteiten;

  • c.

    - werkplan: een beschrijving van de inzet van personeel en middelen van de organisatie

    • -

      alsmede van voorgenomen activiteiten, voorzien van een kostenverdeelstaat;

  • d.

    - organisatie: een rechtspersoon naar burgerlijk recht, die zich zonder winstoogmerk

    • -

      activiteiten ten doel stelt of mede ten doel stelt ter behartiging van belangen van ideële

    • -

      of materiële aard, of een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid die is

    • -

      ingeschreven in het verenigingsregister.

Artikel 2 Reikwijdte

1.Deze verordening is een deelverordening in de zin van artikel 5, eerste lid, van de Algemene

Subsidieverordening Sliedrecht.

2.De bepalingen van de ~lgemene Subsidieverordening Sliedrecht zijn van toepassing, tenzij

hiervan in deze deelverordening wordt afgeweken.

3.Deze deelverordening is van toepassing op alle verstrekkingen van exploitatiesubsidies door

de gemeente Sliedrecht, als bedoelt in de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht.

Artikel 3 Doelstelling

De regeling beoogt plaatselijke organisaties te ondersteunen bij het tot stand brengen dan wel in

stand houden van activiteiten voor de Sliedrechtse bevolking.

Artikel 4 Aanvullend subsidie-instrument

1.Organisaties worden ondersteund door middel van budgetsubsidies en activiteitsubsidies,

waarvan de hoogte is gerelateerd aan aard en omvang van de te verrichten activiteiten, op

basis van de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht en de nadere gestelde regels;

2.burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het gestelde in het vorige lid aan

organisaties onder voorwaarden subsidies in bepaalde kosten of subsidies in het nadelig

exploitatietekort tot een vooraf bepaald maximumbedrag verlenen indien ondersteuning

middels activiteitsubsidie of budgetsubsidie niet mogelijk of wenselijk is.

Artikel 5 Verdeling beschikbaar bedrag

1.Indien het totaal aan aangevraagde exploitatiesubsidies het subsidieplafond overstijgt, wordt

door burgemeester en wethouders bij de verdeling van het beschikbare budget voorrang

gegeven aan die aanvragen welke,

  • a.

    van een groter belang worden geacht voor het (we1zijns)beleid in Sliedrecht;

  • b.

    meer zullen bijdragen aan de verwezenlijking van het doel van de subsidie.

    • 2.

      Subsidieaanvragen die door de verdeling van het beschikbare budget niet worden

gehonoreerd, worden geacht voor het volgende jaar te zijn ingediend tenzij de aanvrager

anders aangeeft.

3.Burgemeester en wethouders kunnen indien voorrang geven niet mogelijk of wenselijk is, in

afwijking van het bepaalde onder het eerste lid, bepalen dat het beschikbare bedrag naar rato

over de aanvragen wordt verdeeld.

Specifieke voorschriften en voorwaarden

Hoofdstuk 2 Procedurevoorschrifen

Artikel 6 Andere procedurevoorschriften

Het bepaalde in Hoofdstuk 4 van de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht is niet van

toepassing.

Artikel 7 Verzoek om subsidie

1.De aanvrager die een verzoek om een exploitatiesubsidie indient, neemt daarbij het volgende

in acht:

  • a.

    aanvraag wordt schriftelijk bij burgemeester en wethouders ingediend;

  • b.

    de aanvraag is ondertekend en bevat ten minste naam en adres van de aanvrager, de

dagtekening alsmede een aanduiding dat een exploitatiesubsidie wordt gevraagd;

c.de ondertekening geschiedt door degenen die de organisatie rechtsgeldig mogen

vertegenwoordigen.

2.De aanvrager die een verzoek om een exploitatiesubsidie indient, neemt daarbij het volgende

in acht:

a.de aanvraag wordt vóór 1 april van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de

aanvraag betrekking heeft ingediend;

b.de aanvraag is voorzien van een werkplan met kostenverdeelstaat, waarbij de

voorgenomen activiteiten zoveel mogelijk gespecificeerd zijn naar aard, omvang,

intensiteit, doelgroep en verwacht aantal deelnemers en waarin in hoofdlijnen is

aangegeven op welke manier het aanbod van activiteiten en voorzieningen tot stand kan

worden gebracht;

c.de aanvraag is voorzien van een begroting, omvattend een overzicht van alle voor het

boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de aanvrager, voor zover deze

betrekking hebben op het werkplan waarvoor subsidie wordt aangevraagd; verder geeft

de begroting een globale vergelijking met de begroting van het lopende boekjaar en de

gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het lopende

boekjaar;

d.de aanvraag is voorzien van de balans met toelichting van het jaar voorafgaande aan

het lopende boekjaar;

e.de aanvraag is voorzien van een verslag van de in het aan de subsidie-aanvraag

voorafgaande boekjaar uitgevoerde activiteiten met een beschrijving van de gevolgde

werkwijze en het verkregen resultaat;

f.de aanvraag is voorzien van een plan, waarin aangegeven wordt welke voorzieningen

de aanvrager meent te moeten treffen, voor welke doeleinden deze moeten dienen en

tot welk bedrag zij deze wenst te vormen, alsmede een overzicht van de samenstelling

en de bestemming van het vermogen van de organisatie en de omvang van de

egalisatiereserve;

g.de aanvraag is voorzien van een overzicht van met de organisatie gelieerde

rechtspersonen, alsmede van de aard van de betrekking.

3.Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat naast de genoemde gegevens en bescheiden

nog andere gegevens, van belang voor de beslissing op de aanvraag, worden overlegd.

4.Bescheiden die worden ingeleverd, zijn gewaarmerkt door het bestuur van de organisatie.

Artikel 8 Informatie over de organisatie

  • 1.

    De aanvraag gaat voorts vergezeld van:

    • a.

      een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statuten zoals

deze laatstelijk zijn gewijzigd;

b.een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van de

aanvraag.

2.Een organisatie die een exploitatiesubsidie aanvraagt, overlegt bij de aanvraag de volgende

bescheiden:

  • a.

    een actuele opgave van de bestuurssamenstelling;

  • b.

    een beschrijving van de organisatievorm.

Artikel 9 Meerdere subsidieaanvragen

l.Voor zover de aanvrager voor dezelfde activiteiten ook elders subsidie heeft aangevraagd,

doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met

betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

2.Voor zover de aanvrager voor activiteiten ook budgetsubsidie of activiteitsubsidie heeft

aangevraagd of van plan is aan te vragen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder

vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of

aanvragen.

Artikel l0 Gelieerde rechtspersonen

Onder gelieerde rechtspersonen worden in ieder geval verstaan:

a.rechtspersonen waaraan in het verleden een bedrag om niet ter beschikking is gesteld,

waarover de organisatie op enig moment weer de beschikking kan krijgen;

b.rechtspersonen ten aanzien waarvan de organisatie een beslissende invloed heeft op de

besteding van de middelen dan wel invloed heeft op de benoeming van een of meer van

de bestuursleden;

c.rechtspersonen die statutaire bepalingen kennen op grond waarvan bij liquidatie gelden

aan de organisatie kunnen toevloeien;

d.rechtspersonen waarbij statutair is bepaald dat deze mede ten doel hebben de

organisatie financieel te ondersteunen.

Artikel l1 Niet tijdig ingediend

Indien een aanvraag niet tijdig is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders besluiten deze

buiten behandeling te laten.

Hoofdstuk 3 Subsidieverlening

Artikel l2 Beslissingstermijn

De in artikel 18, tweede lid, van de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht genoemde termijn

vangt aan op de dag na die waarop de gemeentebegroting voor het jaar waarin de te subsidiëren

investering een aanvang neemt, door de raad is vastgesteld, en indien aan de orde, zo nodig door

Gedeputeerde Staten respectievelijk de Kroon is goedgekeurd.

Artikel l3 Subsidiegerechtigden

1.Exploitatiesubsidies worden alleen verleend aan organisaties met rechtspersoonlijkheid naar

burgerlijk recht.

2.In afwijking van het bepaalde in artikel 20, tweede lid, van de Algemene

Subsidieverordening Sliedrecht kan van het bepaalde in het eerste lid niet worden afgeweken.

Artikel l4 Goedkeuring werkplan

1.Burgemeester en wethouders kunnen een ingediend werkplan geheel of gedeeltelijk

goedkeuren. De basis voor subsidieverlening wordt gevormd door de goedgekeurde delen.

2.Burgemeester en wethouders stellen voor de goedgekeurde delen van het werkplan de

benodigde personeelsformatie vast.

3.Voor zover van toepassing stellen burgemeester en wethouders de accornrnodatiebehoefte

vast, benodigd voor en verbonden aan de uitvoering van de goedgekeurde delen van het

werkplan.

Artikel l5 Lastenoverzicht

1.Bij verlening en vaststelling van de exploitatiesubsidie wordt onderscheid gemaakt tussen

vaste en variabele lasten.

  • 2.

    Onder vaste lasten worden verstaan:

    • a.

      vaste personeelslasten ten gevolge van de op basis van het werkplan vastgestelde

benodigde formatie;

b.vaste accommodatielasten welke betrekking hebben op de door B&W goedgekeurde

accommodatiebehoefte.

  • 3.

    Onder variabele lasten worden verstaan:

    • a.

      variabele personeelslasten;

    • b.

      variabele accommodatielasten;

    • c.

      organisatie- of administratielasten;

    • d.

      lasten voor werkioudelijke activiteiten.

Artikel l6 Personeelslasten

  • 1.

    Tot de vaste personeelslasten worden gerekend:

    • a.

      de salarislasten;

    • b.

      het werkgeversaandeel in de wettelijk verplichte sociale lasten;

    • c.

      het werkgeversaandeel in de pensioenpremie;

    • d.

      de door de werkgever te verlenen tegemoetkoming in ziektekosten (5%-regeling);

    • e.

      het door de werkgever uit te keren wachtgeld.

  • 2.

    Voor de berekening van de vaste personeelslasten is de ter zake geldende Collectieve

Arbeidsovereenkomst van toepassing. Zulks met dien verstande dat het subsidiabele volume

van de jaarlijkse loonkostenontwikkeling, voor lasten als bedoeld onder a in het eerste lid,

overeenkomt met het desbetreffende trendpercentage voor de salariscomponent in de kosten

van de gemeentelijke organisatie.

Alle overige personeelslasten zijn variabel.

Op de vaste personeelslasten worden bij vaststelling van de definitieve subsidie de

uitkeringen ingevolge de Ziektewet in mindering gebracht, behoudens in zoverre deze zijn

aangewend voor tijdelijk personeel, teneinde de uitvoering van de vastgestelde delen van het

werkplan niet in gevaar te brengen.

In afwijking van het bepaalde in het vierde lid zijn burgemeester en wethouders bevoegd in

bijzondere gevallen de meerkosten, voor zover onvermijdelijk ter vervanging van de

betrokken werknemer, voor subsidie in aanmerking te brengen.

Artikel l7 Accommodatielasten

  • 1.

    Tot de vaste accornrnodatielasten worden gerekend:

    • a.

      huur, alsmede vergoedingen ingevolge enig zakelijk recht;

    • b.

      afschrijvingen op de accommodatie, de eerste inrichting en installaties betrekking

hebbende investeringen, alsmede rente voor geldleningen ter zake;

  • c.

    de onroerende-zaakbelastingen;

  • d.

    premies voor verzekeringen.

    • 2.

      Alle overige lasten welke betrekking hebben op de accommodatie zijn variabel.

    • 3.

      Subsidiëring in accornrnodatielasten geschiedt naar evenredigheid van het gebruik dat van de

accommodatie wordt gemaakt.

Artikel l8 Eigen bijdragen

Met betrekking tot eigen bijdragen kunnen door burgemeester en wethouders nadere regels worden gesteld.

Artikel l9 Subsidiabele kosten

1.In de beschikking tot subsidieverlening wordt de hoogte van de te verlenen

exploitatiesubsidie bepaald aan de hand van een door burgemeester en wethouders

goedgekeurd werlcplan en een goedgekeurde exploitatiebegroting;

2.Kosten zijn slechts subsidiabel voor zover deze kosten zijn toe te rekenen aan de uitvoering

van het werkplan en het daarmee samenhangende gedeelte van het exploitatietekort en niet

reeds uit andere hoofde gesubsidieerd of door derden gedragen worden;

3.Ter dekking van de goedgekeurde vaste lasten wordt 100% subsidie verleend voor vaste

personeelslasten en wordt 40% subsidie verleend voor vaste accommodatielasten.

Burgemeester en wethouders kunnen een maximum subsidiebedrag vaststellen met betrekking

tot de subsidie voor vaste accomrnodatielasten. De subsidie wordt definitief vastgesteld op

basis van de werkelijke, subsidiabele lasten met betrekking tot artikel 15, tweede lid.

4.Als tegemoetkoming in de variabele lasten worden budgetten vastgesteld, waarvan de hoogte

is gerelateerd aan aard en omvang van de te verrichten activiteiten. Burgemeester en

wethouders kunnen normeringen vaststellen voor de berekeningsgrondslag van de hoogte van

de budgetten.

5.Herschikking van middelen tussen de rubriek vaste lasten en de rubriek variabele lasten is

toegestaan na voorafgaande toestemming van burgemeester en wethouders. Herschikking

tussen de budgetten voor de variabele lasten is zonder toestemming toegestaan. Evenmin is

toestemming nodig voor herschikking binnen het budget voor vaste personeelslasten.

6.Het goedgekeurde werkplan en de goedgekeurde exploitatiebegroting zijn in hun geheel en op

onderdelen bindend;

7.In de beschikking tot subsidieverlening bepalen burgemeester en wethouders op welke wijze

de subsidievaststelling berekend wordt.

Artikel 20 Meerdere boekjaren

1.Indien exploitatiesubsidie wordt verleend voor een langere periode dan een jaar, wordt het

besluit ter instemming voorgelegd aan de raad;

2.Exploitatiesubsidies kunnen ten hoogste voor een periode van vier jaren worden verleend.

Artikel 21 Wijziging van begroting of werkplan

1.Tenzij de wijziging van een begrotingspost het bedrag van £ 5.000,--niet te boven gaat,

worden voorgenomen wijzigingen van 10% of meer ten opzichte van de aan burgemeester en

wethouders toegezonden begroting niet eerder doorgevoerd dan nadat daarover het oordeel

van burgemeester en wethouders is verkregen.

2.Voordat wijzigingen in het werkplan worden aangebracht wordt daarover eerst het oordeel

van burgemeester en wethouders gevraagd.

Hoofdstuk 4 Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

Artikel 22 Bescheiden

1.De subsidie-ontvanger is verplicht voor de subsidievaststelling een overzicht van de

verrichtte activiteiten in relatie tot het goedgekeurde werkplan te verstrekken, alsmede de

exploitatierekening en verantwoording met toelichting over het betreffende boekjaar.

2.Burgemeester en wethouders kunnen

bepalen dat naast de genoemde gegevens en bescheiden

nog andere gegevens, van belang voor de vaststelling van de subsidie, worden overlegd.

Artikel 23 Tussentijdse rapportage

Onverminderd het bepaalde in artikel 4:70 van de wet geldt:

1.Uiterlijk op 1 september van het subsidiejaar brengt de subsidie-ontvanger verslag uit

omtrent de voortgang van de uitvoering van het werkplan in de eerste zes maanden van het

jaar en geeft een prognose voor de tweede zes maanden. Indien de voortgang van de

uitvoering van het werkplan niet correspondeert met de planning, wordt door de subsidie-

ontvanger aangegeven op welke wijze realisatie van het werkplan alsnog zal worden bereikt.

2.Burgemeester en wethouders kunnen aangeven in welke vorm deze rapportage dient plaats te

vinden.

Artikel 24 Urenverantwoordingssysteem

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 6 van de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht wordt

door de subsidie-ontvanger voor het aan de uitvoering van het werkplan toe te rekenen aantal

bestede uren een adequaat, controleerbaar, urenveranhvoordingssysteem toegepast.

Hoofdstuk 5 Subsidievaststelling

Artikel 25 Termijn aanvraag

Een organisatie waaraan exploitatiesubsidie is verleend, dient binnen zes maanden na afloop van

het subsidiejaar een verzoek in als bedoeld in artikel 4:44 van de wet.

Artikel 26 Vaststelling exploitatiesubsidie

Onverminderd het bepaalde over subsidievaststelling worden de volgende regels met betrekking tot exploitatiesubsidie in acht genomen:

l.De subsidie wordt op basis van het exploitatieresultaat van de activiteiten, zoals opgenomen

in het geheel of op onderdelen goedgekeurde werkplan, binnen de toegestane subsidiabele

kosten vastgesteld.

2.De subsidie wordt niet hoger vastgesteld dan het tekort van de exploitatierekening over het

jaar waarvoor de subsidie is toegekend en tot maximaal het bij de subsidieverlening bepaalde

subsidiebedrag voor het geheel en op onderdelen.

3.Indien er, met de maximale exploitatiesubsidie, een tekort resteert dan wordt dit tekort

verrekend met de gevormde egalisatiereserve.

4.In de toelichting bij het financieel verslag of de jaarrekening wordt aangegeven hoe een

ongedekt tekort wordt ingelopen als de in het derde lid bedoelde reserve geen of onvoldoende

ruimte biedt.

Artikel 27 Rente vermogen instelling

1.Opbrengsten van het vermogen van een organisatie worden aangemerkt als exploitatie-

inkomsten van de organisatie.

2.Aan het vermogen van de organisatie mag geen rente toegevoegd worden, dan wel ten laste

van de exploitatie gebracht worden.

Artikel 28 Afschrijvingslasten

1.De organisatie mag de werkelijke kosten van rente en afschrijving van materiële vaste activa

ten laste van de exploitatie brengen.

2.Afschrijvingen vinden volgens de voor de betreffende branche algemeen gebruikelijke

gedragslijnen plaats, zijn stelselmatig en niet afhankelijk van het exploitatieresultaat.

3.De organisatie neemt in het financieel verslag of de jaarrekening als afzonderlijke bijlage op

de staat van materiële vaste activa.

Artikel 29 Egalisatiereserve bij vaststelling

1.De jaarlijkse toevoeging aan de egalisatiereserve bedraagt niet meer dan 15 % van de in dat

jaar verstrekte subsidie.

2.Bij de bepaling van het in artikel 26, tweede lid, bedoelde tekort worden dotaties aan de

egalisatiereserve meegenomen voor zover de egalisatiereserve daarmee niet meer bedraagt

dan 25 % procent van de totale jaarinkomsten van de organisatie tot een maximum van

€ 250.000,--.

3.Indien de bij lid 2 bedoelde grens wordt overschreden wordt het meerdere betrokken bij de

subsidievaststelling.

4.De met gemeentelijke middelen gevormde egalisatiereserve wordt, geheel of gedeeltelijk,

afzonderlijk op de balans opgenomen.

Artikel 30 Bestemmingsreserves bij vaststelling

1.De jaarlijkse toevoeging aan bestemmingsreserves, voorzover burgemeester en wethouders

daartoe op grond van artikel 23 van de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht eerder

instemming hebben verleend, bedraagt niet meer dan het bij de beschikking tot

subsidieverlening bepaalde percentage van de in dat jaar verstrekte subsidie.

2.Bij de bepaling van het in artikel 26, tweede lid, bedoelde tekort worden dotaties aan

bestemmingsreserves, waar burgemeester en wethouders mee hebben ingestemd,

meegenomen voor zover de bestemmingsreserves daarmee niet meer bedragen dan het bij de

beschikking tot subsidieverlening bepaalde percentage van de totale jaarinkomsten van de

organisatie of een bij de beschikking tot subsidieverlening bepaald maximum bedrag.

3.Indien de bij lid 2 bedoelde grens wordt overschreden wordt het meerdere betrokken bij de

subsidievaststelling.

4.De met gemeentelijke middelen gevormde bestemmingsreserves worden, geheel of

gedeeltelijk, afzonderlijk op de balans opgenomen.

Artikel 31 Voorzieningen bij vaststelling

1.De jaarlijkse toevoeging aan voorzieningen, voorzover burgemeester en wethouders daartoe

op grond van artikel 23 van de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht eerder instemming

hebben verleend, bedraagt niet meer dan het bij de beschikking tot subsidieverlening

bepaalde percentage van de in dat jaar verstrekte subsidie.

2.Bij de bepaling van het in artikel 26, tweede lid, bedoelde tekort worden dotaties aan

voorzieningen, waar burgemeester en wethouders mee hebben ingestemd, meegenomen voor

zover de bestemmingsreserves daarmee niet meer bedragen dan het bij de beschikking tot

subsidieverlening bepaalde percentage van de totale jaarinkomsten van de organisatie of een

bij de beschikking tot subsidieverlening bepaald maximum bedrag.

3.Indien de bij lid 2 bedoelde grens wordt overschreden wordt het meerdere betrokken bij de

subsidievaststelling.

4.De met gemeentelijke middelen gevormde voorzieningen worden, geheel of gedeeltelijk,

afzonderlijk op de balans opgenomen.

Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 32 Hardheidsclausule

1.Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van exploitatiesubsidie ontheffing

verlenen van de bepalingen van deze deelverordening als onverkorte toepassing daarvan naar hun

oordeel tot onbillijkheden of bijzondere hardheden zou leiden.

2.Bij de vaststelling van de subsidie kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de in

deze deelverordening genoemde bepalingen, als onverkorte toepassing daarvan naar hun oordeel tot onbillijkheden of bijzondere hardheden zou leiden.

Artikel 33 Uitleg van de deelverordening

Bij twijfel over de uitleg van deze deelverordening, en in de gevallen waarin de Algemene

Subsidieverordening Sliedrecht en deze deelverordening niet voorzien, beslissen burgemeester en

wethouders.

Artikel 34 Overgangsrecht

1.Deze deelverordening is niet van toepassing op exploitatiesubsidies die voor de

inwerkingtreding van deze deelverordening zijn verleend of vastgesteld.

2.Vaststelling van voor inwerkingtreding van deze deelverordening verleende

exploitati&ubsidies vindt plaats overeenkomstig de voor inwerkingtreding van deze

deelverordening geldende bepalingen.

3.Deze deelverordening is van toepassing op alle aanvragen voor subsidieverlening, ongeacht

de datum van indiening, met betrekking tot exploitatiesubsidies die worden verleend voor een

tijdstip of periode gelegen op of na de datum van inwerkingtreding van deze

deelverordening.

Artikel 35 Slotbepalingen

  • 1.

    - Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2004.

  • 2.

    - Deze verordening kan worden aangehaald als 'Deelverordening Exploitatiesubsidies

    • -

      Sliedrecht'.

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad

van de gemeente Sliedrecht op 3 maart 2003,

de griffier, de voorzitter,

BIJLAGE Wettelijke bepalingen

Algemene Wet bestuursrecht

Titel 4.2. Subsidies

Afdeling 4.2.1. Inleidende bepalingen

Artikel 4:21

1.Onder subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaangeleverde goederen of diensten. 2. Deze titel is niet van toepassing op aanspraken of verplichtingen die voortvloeien uit een

wettelijk voorschrift inzake belastingen of de heffing van een premie dan wel een

premievervangende belasting ingevolge de Wet financiering volksverzekeringen.

3.Deze titel is niet van toepassing op de aanspraak op financiële middelen die wordt verstrekt op

grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die

krachtens publiekrecht zijn ingesteld.

4.Deze titel is van overeenkomstige toepassing op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek.

Artikel 4:22

Onder subsidieplafond wordt verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste

beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.

Artikel 4:23

1.Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt

voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.

2.Indien een zodanig wettelijk voorschrift is opgenomen in een niet op een wet berustende

algemene maatregel van bestuur, vervalt dat voorschrift vier jaren nadat het in werking is getreden,

tenzij voor dat tijdstip een voorstel van wet bij de Staten-Generaal is ingediend waarin de subsidie

wordt geregeld.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing:

    • a.

      in afwachting van de totstandkoming van een wettelijk voorschrift gedurende ten hoogste

een jaar of totdat een binnen dat jaar bij de Staten-Generaal ingediend wetsvoorstel is

verworpen of tot wet is verheven en in werking is getreden;

b.indien de subsidie rechtstreeks op grond van een door de Raad van de Europese Unie, het

Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese

Gemeenschappen vastgesteld programma wordt verstrekt;

c.indien de begroting de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste

kan worden vastgesteld, vermeldt, of

  • d.

    in incidentele gevallen, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt.

    • 4.

      Het bestuursorgaan publiceert jaarlijks een verslag van de verstrekking van subsidies met

toepassing van het derde lid, onderdelen a en d.

Artikel 4:24

Indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, wordt ten minste eenmaal in de vijf jaren

een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk,

tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

Afdeling 4.2.2. Het subsidieplafond

Artikel 4:25

  • 1.

    Een subsidieplafond kan slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld.

  • 2.

    Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond

zou worden overschreden.

3.Indien niet tijdig, dan wel in bezwaar of beroep of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak

omtrent verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting van het tweede lid slechts voor zover zij

ook gold op het tijdstip, waarop de beslissing in eerste aanleg werd genomen of had moeten worden

genomen.

Artikel 4:26

  • 1.

    Bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 2.

    Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling vermeld.

Artikel 4:27

1.Het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is

vastgesteld.

2.Indien het subsidieplafond of een verlaging daarvan later wordt bekendgemaakt, heeft deze

bekendmaking geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen.

Artikel 4:28

Artikel 4:27, tweede lid, is niet van toepassing, indien:

a.de aanvragen voor het tijdvak waarvoor het subsidieplafond is vastgesteld ingevolge

wettelijk voorschrift moeten worden ingediend op een tijdstip waarop de begroting nog niet is

vastgesteld of goedgekeurd;

b.het een verlaging betreft die voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de

begroting, en

c.bij de bekendmaking van het subsidieplafond is gewezen op de mogelijkheid van verlaging

en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

Afdeling 4.2.3. De subsidieverlening

Artikel 4:29

Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald kan voorafgaand aan een subsidievaststelling een

beschikking omtrent subsidieverlening worden gegeven, indien een aanvraag daartoe is ingediend

voor de afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor de subsidie wordt gevraagd.

Artikel 4:30

1.De beschikking tot subsidieverlening bevat een omschrijving van de activiteiten waarvoor

subsidie wordt verleend.

2.De omschrijving kan later worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening

dit vermeldt.

Artikel 4:31

1.De beschikking tot subsidieverlening vermeldt het bedrag van de subsidie, dan wel de wijze

waarop dit bedrag wordt bepaald.

2.Indien de beschikking tot subsidieverlening het bedrag van de subsidie niet vermeldt, vermeldt

zij het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, tenzij bij wettelijk

voorschrift anders is bepaald.

Artikel 4:32

Een subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiëële middelen wordt verleend voor

een bepaald tijdvak, dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld.

Artikel 4:33

Een subsidie kan niet worden verleend onder de voorwaarde dat uitsluitend het bestuursorgaan of

uitsluitend de subsidieontvanger een bepaalde handeling verricht, tenzij het betreft de voorwaarde

dat:

a.de subsidieontvanger medewerkt aan de totstandkoming van een overeenkomst ter

uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening, of

b.de subsidieontvanger aantoont dat een gebeurtenis, niet zijnde een handeling van het

bestuursorgaan of van de subsidieontvanger, heeft plaatsgevonden.

Artikel 4:34

1.Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of

goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking

worden gesteld.

2.De voorwaarde kan niet worden gesteld, voor zover zulks voortvloeit uit het wettelijk

voorschrift waarop de subsidie berust.

3.De voorwaarde vervalt, indien het bestuursorgaan daarop niet binnen vier weken na de

vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep heeft gedaan,

4.Het beroep op de voorwaarde geschiedt bij een subsidie voor een activiteit die door het

bestuursorgaan ook in het voorafgaande begrotingsjaar werd gesubsidieerd door een intrekking

wegens veranderde omstandigheden overeenkomstig artikel 450.

5.In andere gevallen geschiedt het beroep op de voorwaarde door een intrekking overeenkomstig

artikel 4:48, eerste lid.

Artikel 4:35

1.De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om

aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • b.

    de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen

omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover

deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 2.

    De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager:

    • a.

      in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de

verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben

geleid, of

b.failliet is verklaard of aan hem sursééance van betaling is verleend of ten aanzien van hem

de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een

verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 4:36

  • 1.

    Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten.

  • 2.

    Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de subsidie zich daartegen

verzet, kan in de overeenkomst worden bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de

activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.

Afdeling 4.2.4. Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 4:37

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:

    • a.

      aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b.

      de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

    • c.

      het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn

voor een beslissing omtrent de subsidie;

  • d.

    de te verzekeren risico’s;

  • e.

    het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

  • f.

    het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de

daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de

subsidie van belang zijn;

  • g.

    het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;

  • h.

    het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van

Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële

beheer en de financiële verantwoording daarover.

2.Indien een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt opgelegd, zijn de

artikelen 4:3 en 4:4 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4:38

1.Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken

tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

2.Indien de subsidie op een wettelijk voorschrift berust, worden de verplichtingen opgelegd bij

wettelijk voorschrift of krachtens wettelijk voorschrift bij de subsidieverlening.

3.Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kunnen de verplichtingen worden

opgelegd bij de subsidieverlening.

Artikel 4:39

1.Verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie kunnen slechts

aan de subsidie worden verbonden voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.

2.Verplichtingen als bedoeld in het eerste lid kunnen slechts betrekking hebben op de wijze

waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 4:40

De verplichtingen kunnen na de subsidieverlening worden uitgewerkt, voor zover de beschikking

tot subsidieverlening dit vermeldt.

Artikel 4:41

1.In de gevallen, genoemd in het tweede lid, is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken

van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan het

bestuursorgaan, mits:

a.dit bij wettelijk voorschrift of, indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust,

bij de subsidieverlening is bepaald, en

  • b.

    daarbij is aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

    • 2.

      De vergoeding is slechts verschuldigd indien:

  • a.

    de subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen

vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

b.de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van

voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

  • c.

    de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

  • e.

    de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

    • 3.

      De vergoeding wordt vastgesteld binnen een jaar nadat het bestuursorgaan op de hoogte is

gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder

geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling.

Afdeling 4.2.5. De subsidievaststelling

Artikel 4:42

De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op

betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig afdeling 4.2.7.

Artikel 4:43

1.Indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bevat de beschikking tot

subsidievaststelling een aanduiding van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt.

2.De artikelen 4:32, 4:35, tweede lid, 4:38 en 4:39 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4:44

1.Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, dient de subsidieontvanger na afloop

van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van

de subsidie in, tenzij:

  • a.

    de subsidie met toepassing van artikel 4:47, onderdeel a, ambtshalve wordt vastgesteld;

  • b.

    bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald dat de aanvraag wordt

ingediend telkens na afloop van een gedeelte van het tijdvak waarvoor de subsidie is

verleend, of

c.de vaststelling van de subsidie bij een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36, eerste lid,

anders is geregeld.

2.Indien bij wettelijk voorschrift geen termijn is bepaald, wordt de aanvraag tot vaststelling

ingediend binnen een bij de subsidieverlening te bepalen termijn.

3.Indien voor de indiening van de aanvraag tot vaststelling geen termijn is bepaald of de aanvraag

na afloop van de daarvoor bepaalde termijn niet is ingediend kan het bestuursorgaan de subsidie-

ontvanger een termijn stellen binnen welke de aanvraag moet zijn ingediend.

4.Indien na afloop van deze termijn geen aanvraag is ingediend, kan de subsidie ambtshalve

worden vastgesteld.

Artikel 4:45

1.Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten hebben

plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de subsidie

voor de aanvang van de activiteiten wordt vastgesteld.

2.Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager rekening en verantwoording af omtrent

de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van

de subsidie van belang zijn.

Artikel 4:46

1.Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het bestuursorgaan de subsidie

overeenkomstig de subsidieverlening vast.

  • 2.

    De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

    • b.

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking

van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot

subsidieverlening zou hebben geleid, of

d.de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde

te weten.

3.Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten

waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen

worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.

Artikel 4:47

Het bestuursorgaan kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien:

a.bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening een termijn is bepaald binnen welke de

subsidie ambtshalve wordt vastgesteld;

  • b.

    toepassing wordt gegeven aan artikel 4:44, vierde lid, of

  • c.

    de beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling wordt

ingetrokken of ten nadele van de ontvanger wordt gewijzigd.

Afdeling 4.2.6. Intrekking en wijziging

Artikel 4:48

1.Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of

ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien:

a.de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of

zullen plaatsvinden;

  • b.

    de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking

van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot

subsidieverlening zou hebben geleid;

d.de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde

te weten, of

e.met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat

voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

2.De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend,

tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 4:49

1.Het bestuursorgaan kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger

wijzigen:

a.op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling

redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan

overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

b.indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te

weten, of

c.indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan aan de

subsidie verbonden verplichtingen.

2.De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld,

tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

3.De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger

worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan

wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd

met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

Artikel 4:50

1.Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening met

inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen:

  • a.

    voor zover de subsidieverlening onjuist is;

  • b.

    voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate

tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, of

  • c.

    in andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen.

    • 2.

      Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, vergoedt het

bestuursorgaan de schade die de subsidieontvanger lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie

anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan.

Artikel 4:51

1.Indien aan een subsidieontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is

verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of

gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat

veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde

voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.

2.Voor zover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking

van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is

verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend, zo nodig in

afwijking van artikel 4:25, tweede lid.

Afdeling 4.2.7. Betaling en terugvordering

Artikel 4:52

1.Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, onder verrekening van

de betaalde voorschotten.

2.Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald, tenzij bij

wettelijk voorschrift anders is bepaald.

3.Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan bij de subsidieverlening, of,

indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling, een andere

termijn worden bepaald waarbinnen het subsidiebedrag wordt betaald.

Artikel 4:53

1.Het subsidiebedrag kan in gedeelten worden betaald, mits bij wettelijk voorschrift is bepaald hoe

de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.

2.Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan het subsidiebedrag in gedeelten

worden betaald, mits bij de subsidieverlening, of indien geen beschikking tot subsidieverlening is

gegeven, bij de subsidievaststelling, is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke

tijdstippen zij worden betaald.

Artikel 4:54

1.Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger voorschotten verlenen, voor zover dit bij wettelijk

voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald.

2.De beschikking tot voorschotverlening vermeldt het bedrag van het voorschot, dan wel de wijze

waarop dit bedrag wordt bepaald.

Artikel 4:55

  • 1.

    Voorschotten worden overeenkomstig de voorschotverlening betaald.

  • 2.

    De voorschotten worden binnen vier weken na de voorschotverlening betaald, tenzij bij wettelijk

voorschrift of bij de voorschotverlening anders is bepaald.

Artikel 4:56

De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang

van de dag waarop het bestuursorgaan aan de subsidieontvanger schriftelijk kennis geeft van het

ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 4:48 of 4:49, tot en met

de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag

waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.

Artikel 4:57

Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor

zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling als bedoeld in artikel 4:49,

eerste lid, onderdeel c, heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken.

Afdeling 4.2.8. Per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen

Paragraaf 4.2.8.1. Inleidende bepalingen

Artikel 4:58

l.Deze afdeling is van toepassing op per boekjaar verstrekte subsidies, indien dat bij wettelijk

voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald.

2.Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat deze afdeling van toepassing is op

daarbij aangewezen subsidies.

Artikel 4:59

1.Het bestuursorgaan dat met toepassing van deze afdeling een subsidie verleent kan een of meer

toezichthouders aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de ontvanger

van die subsidie opgelegde verplichtingen.

2.De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, vermeld in de artikelen 5:18 en 5: 19.

Paragraaf 4.2.8.2. De aanvraag

Artikel 4:60

Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag van de subsidie uiterlijk

dertien weken voor de aanvang van het boekjaar ingediend.

Artikel 4:61

  • 1.

    De aanvraag van de subsidie gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a.

      een activiteitenplan, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen

behoefte is, en

b.een begroting, tenzij deze voor de berekening van het bedrag van de subsidie niet van

belang is.

2.Indien de aanvrager beschikt over een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, vermeldt de

aanvraag de omvang daarvan.

Artikel 4:62

Het activiteitenplan behelst een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en

de daarmee nagestreefde doelstellingen en vermeldt per activiteit de daarvoor benodigde personele

en materiëële middelen.

Artikel 4:63

1.De begroting behelst een overzicht van de voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven

van de aanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt

gevraagd.

  • 2.

    De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien.

  • 3.

    Tenzij voor de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft nog niet eerder subsidie werd

verstrekt, behelst de begroting een vergelijking met de begroting van het lopende boekjaar en de

gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het lopende boekjaar.

Artikel 4:64

1.Tenzij de aanvraag wordt ingediend door een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon,

gaat deze, indien voor het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar geen subsidie werd aangevraagd,

voorts vergezeld van:

a.een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statuten zoals

deze laatstelijk zijn gewijzigd, en

b.de laatst opgemaakte jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk

Wetboek dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop of, indien

deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiëële positie van de aanvrager op het

moment van de aanvraag.

2.De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde bescheiden dan wel het verslag over de financiëële

positie zijn voorzien van een van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2

van het Burgerlijk Wetboek afkomstige schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid

onderscheidenlijk een mededeling, inhoudende dat van onjuistheden niet is gebleken.

3.Bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan kan vrijstelling of ontheffing

worden verleend van het in het tweede lid bepaalde.

Artikel 4:65

Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij een

of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding

van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

Paragraaf 4.2.8.3. De subsidieverlening

Artikel 4:66

De subsidie wordt slechts verleend aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.

Artikel 4:67

  • 1.

    De subsidie wordt voor een boekjaar of voor een bepaald aantal boekjaren verleend.

  • 2.

    Indien de subsidie voor twee of meer boekjaren wordt verleend, wordt aan de subsidie de

verplichting verbonden tot het periodiek aan het bestuursorgaan verstrekken van de gegevens die

voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

3.De beschikking tot subsidieverlening vermeldt welke gegevens de subsidieontvanger krachtens

het tweede lid moet verstrekken, alsmede op welke tijdstippen de gegevens moeten worden

verstrekt.

Paragraaf 4.2.8.4. Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 4:68

Tenzij bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening anders is bepaald, stelt de subsidie-

ontvanger het boekjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 4:69

1.De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de

voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de

betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

2.De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende zeven jaren bewaard.

Artikel 4:70

Indien gedurende het boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de

werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten doet de subsidieontvanger

daarvan onverwijld mededeling aan het bestuursorgaan onder vermelding van de oorzaak van de

verschillen.

Artikel 4:71

1.Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, behoeft de subsidie-

ontvanger de toestemming van het bestuursorgaan voor:

  • a.

    het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

  • b.

    het wijzigen van de statuten;

  • c.

    het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen,

indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten

daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

d.het aangaan en beëëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of

bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen

geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven

daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

  • e.

    het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

  • f.

    het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot

zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij

hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

  • g.

    het vormen van fondsen en reserveringen;

  • h.

    het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidieontvanger in de gewone

uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;

  • i.

    het ontbinden van de rechtspersoon;

  • j.

    het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn sursééance van

betaling.

  • 2.

    Het bestuursorgaan beslist binnen vier weken omtrent de toestemming.

  • 3.

    De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.

  • 4.

    Indien omtrent de toestemming niet tijdig is beslist, wordt de toestemming geacht te zijn

verleend.

Artikel 4:72

1.Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, vormt de ontvanger een

egalisatiereserve.

2.Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor

subsidie werd verleend komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

  • 3.

    De egalisatiereserve wordt zo hoog rentend en zo veilig als redelijkerwijs mogelijk is belegd.

  • 4.

    De van de egalisatiereserve genoten rente wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd.

  • 5.

    In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, onderdelen c, d en e, is de subsidieontvanger

ter zake van de egalisatiereserve vergoedingsplichtig naar evenredigheid van de mate waarin de

subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen.

Paragraaf 4.2.8.5. De subsidievaststeìüng

Artikel 4:73

De subsidie wordt per boekjaar vastgesteld.

Artikel 4:74

De subsidieontvanger dient binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een aanvraag tot

vaststelling van de subsidie in, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de subsidie met

toepassing van artikel 4:67, tweede lid, voor twee of meer boekjaren is verleend.

Artikel 4:75

1.De aanvraag tot vaststelling gaat in ieder geval vergezeld van een financieel verslag en een

activiteitenverslag.

2.Indien de subsidieontvanger ingevolge wettelijk voorschrift verplicht is tot het opstellen van een

jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, of indien dit bij de

subsidieverlening is bepaald, legt hij in plaats van het financieel verslag de jaarrekening over,

onverminderd artikel 4:45, tweede lid.

Artikel 4:76

1.Indien de subsidieontvanger zijn inkomsten geheel ontleent aan de subsidie omvat het

fmanciëële verslag de balans en de exploitatierekening met de toelichting en zijn het tweede tot en

met vijfde lid van toepassing.

2.Het fmanciëële verslag geeft volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als

aanvaardbaar worden beschouwd, een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden

gevormd omtrent:

  • a.

    het vermogen en het exploitatiesaldo, en

  • b.

    voor zover de aard van het financiëële verslag dat toelaat, omtrent de solvabiliteit en de

liquiditeit van de subsidieontvanger.

3.De balans met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte en de

samenstelling in actief- en passiefposten van het vermogen op het einde van het boekjaar weer.

4.De exploitatierekening met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte van

het exploitatiesaldo van het boekjaar weer.

5.Het financiële verslag sluit aan op de begroting waarvoor subsidie is verleend en behelst een

vergelijking met de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het

boekjaar.

Artikel 4:77

Indien de subsidieontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie kan bij

wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening worden bepaald dat artikel 4:76 van

overeenkomstige toepassing is.

Artikel 4:78

1.De subsidieontvanger geeft opdracht tot onderzoek van het financiëële verslag aan een

accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

2.De accountant onderzoekt of het financiëële verslag voldoet aan de bij of krachtens de wet

gestelde voorschriften en of het activiteitenverslag, voor zover hij dat verslag kan beoordelen, met

het fmanciëële verslag verenigbaar is.

3.De accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring omtrent de

getrouwheid van het fmanciëële verslag.

4.De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van de in het derde lid bedoelde

verklaring.

5.Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening kan vrijstelling of ontheffing worden

verleend van het eerste tot en met het vierde lid.

Artikel 4:79

1.Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening kan worden bepaald dat de in artikel 4:78,

eerste lid, bedoelde opdracht tevens strekt tot onderzoek van de naleving van aan de subsidie

verbonden verplichtingen.

2.Bij toepassing van het eerste lid gaat de opdracht vergezeld van een bij of krachtens wettelijk

voorschrift of bij de subsidieverlening vast te stellen aanwijzing over de reikwijdte en de intensiteit

van de controle.

3.Bij toepassing van het eerste lid, gaat het financiëële verslag te~ensver~ezeld van een

schriftelijke verklaringvan de accountant over de naleving door de subsidieontvanger van de aan

de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 4:80

Het activiteitenverslag beschrijft de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd

verleend en bevat een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een

toelichting op de verschillen.

Toelichting op de Algemene Subsidieverordening Sliedrecht 2003

1. Algemeen

Met ingang van 1 januari 1998 is de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van

kracht geworden. Thans is in de Awb een titel 4.2 opgenomen, welke een uitgebreide regeling

terzake van het verstrekken van subsidies bevat. Als gevolg van het van kracht worden van deze

wettelijke regeling dienen de gemeentelijke subsidieverordeningen van voor 1 januari 1998 te

worden aangepast.

De aanpassingen betreffen onder andere:

-de terminologie:

gesproken wordt over beschikkingen tot subsidieverlening en subsidievaststelling.

- de procedure:

aansluiting dient te worden gezocht bij de procedurestappen, zoals deze in de Awb

thans zijn opgenomen.

- bevoedheidsgrondslag:

subsidie mag -behoudens in de wet genoemde uitzonderingen- niet meer worden verstrekt

anders dan op grond van een wettelijke grondslag, waarin is geregeld de bevoegdheid van het

bestuursorgaan dat op de subsidieaanvragen dient te beschikken.

- het karakter:

de wettelijke subsidieregeling is in beginsel een open-einde regeling, hetgeen wil zeggen dat

aanvragen om subsidie niet mogen worden afgewezen op de enkele grond dat onvoldoende

middelen beschikbaar zijn. De wettelijke regeling kent slechts twee instrumenten om het

bedoelde open-einde karakter te doorbreken, te weten: het begrotingsvoorbehoud en het

subsidieplafond. De wijziging van het karakter van subsidieverstrekking en de dualisering

van het gemeentebestuur heeft in de praktijk ook gevolgen voor de bevoegdheidsverdeling

tussen de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders. De feitelijke

uitvoering van het subsidiebeleid komt te liggen bij burgemeester en wethouders. Zij zijn

daarin binnen de door de raad vastgestelde budgettaire grenzen autonoom. De financiële

eindverantwoordelijkheid berust nog wel bij de raad, daar de raad uiteindelijk de begroting

vaststelt.

- de gelaagde opbouw:

in de wettelijke regeling kan worden onderscheiden bepalingen met een 'dwingend', een

'aanvullend', een 'alternatief' en een 'facultatief' karakter. Met name de dwingende en

aanvullende bepalingen brengen met zich mee dat het anders dan in de 'oude'

subsidieverordeningen van voor 1998 niet meer voldoende is om kennis te nemen van de

gemeentelijke regels, maar dat tevens kennis genomen moet worden van de

subsidiebepalingen in de Awb. (In de onderhavige verordening is dit vergemakkelijkt door

direct te verwijzen naar sommige wettelijke bepalingen). Voorts is in de wettelijke

bepalingen de mogelijkheid opgenomen om regels te geven 'krachtens wettelijk voorschrift',

hetgeen betekent dat in beleidsregels nadere uitwerking van de wettelijke voorschriften (wet

en verordening) gegeven kan worden.

Dit maakt dat het proces van gemeentelijke subsidieverstrekking een gelaagde opbouw krijgt; de

dwingende wettelijke bepalingen in de Awb, de aanvullende, alternatieve en facultatieve bepalingen

in de verordening (en deelverordening) en een uitwerking hiervan naar specifieke beleidsgebieden

in beleidsregels.

Verdere toelichting nog in ontwikkeling!