Regeling vervallen per 01-01-2010

Verordening op de heffing en invordering van precariobelastingen 2009

Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2009

De raad van de gemeente Sliedrecht;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

gelet op de artikelen artikel 216 en 228 van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de navolgende Verordening op de heffing en invordering van precariobelastingen 2009.

Artikel 1 Belastbaar feit.

Tenzij daaromtrent in andere verordeningen, overeenkomsten of concessies bepalingen zijn of worden opgenomen, worden in deze gemeente onder de naam precariobelasting belastingen geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond.

Artikel 2 Belastingplicht.

De belastingen worden geheven van degene van wie, dan wel ten behoeve van wie, de in artikel 1, bedoelde voorwerpen worden aangetroffen.

Artikel 3 Wijze van heffing en betaling.

  • 1. De belastingen worden geheven bij wege van aanslag.

  • 2. De aanslagen die worden opgelegd in het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben, moeten worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede een maand later.

  • 3. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt voor natuurlijke personen, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan meer is dan € 135,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingplichtige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste vier bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4. Andere aanslagen dan die genoemd in het eerste lid, moeten worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede een maand later.

  • 5. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 4 Belastingjaar.

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 5 Begripsomschrijving.

  • 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt, voor zover niet anders is bepaald, verstaan onder:

    • a.

      een jaar: een kalender jaar;

    • b.

      een maand: een kalendermaand;

    • c.

      een week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

    • d.

      een dag: een periode van vierentwintig achtereenvolgende uren, aanvangende 0.00 uur.

  • 2. Indien de belasting als bedoeld in artikel 1, onder b, is vastgesteld per m², wordt de belasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3. Indien enige in deze verordening genoemde belasting geheven wordt per eenheid van tijd of afmeting, worden gedeelten daarvan voor een geheel gerekend.

  • 4. Waar in deze verordening uitsluitend een tarief per jaar is vastgesteld, wordt indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar ontstaat, de belasting geheven over zoveel twaalfde gedeelte van de voor een jaar verschuldigde belasting, als er na aanvang van de heffingsplicht nog volle kalendermaanden overblijven, de maand van aanvang van de heffingsplicht inbegrepen.

  • 5. Ingeval van samenloop van tariefsbepaling wordt slechts één tarief toegepast, en wel indien de tarieven verschillen, het laagste tarief.

Artikel 6 Vrijstellingen.

Geen belastingen worden geheven:

  • 1.

    indien het gebruik of het hebben van voorwerpen strekt tot een liefdadig doel of bevordering van de wetenschap, kunst of een ander algemeen belang;

  • 2.

    voor het hebben van brievenbussen, postzegelautomaten of telefooncellen;

  • 3.

    voor het hebben van wegwijzers of soortgelijke voorwerpen van de A.N.W.B.

  • 4.

    terzake van voorwerpen of werken, welke door of vanwege het rijk en de provincie bij de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak zijn aangebracht of geplaatst;

  • 5.

    terzake van voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • 6.

    voor het hebben van aanplakborden voor verkiezingsdoeleinden;

  • 7.

    terzake van bloemen- of plantenbakken;

  • 8.

    terzake van rijwielrekken, -standaards en -tegels;

  • 9.

    terzake van verlichtingsapparatuur ten behoeve van gevel of straatversiering, mits niet permanent en voor ten hoogste zes achtereenvolgende weken aangebracht en mits geen commerciële reclame of soortgelijke aanduidingen bevattende;

  • 10.

    ter zake van het in gebruik nemen van gemeentegrond dan wel het hebben van voorwerpen op de openbare weg bij niet-commerciële activiteiten.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld.

  • 1. De belastingen die in deze verordening per jaar worden geheven zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt zijn de in het eerste lid genoemde belastingen verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelte van de voor dat jaar verschuldigde belasting, als er in dat jaar, na aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, de maand van aanvang inbegrepen.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat voor de in het eerste lid genoemde belastingen aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, de maand van aanvang inbegrepen.

  • 4. De belastingen die in deze verordening niet per jaar worden geheven zijn verschuldigd bij de aanvang van het hebben van voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond.

Artikel 8 Tarief.

  • A.

    De belasting bedraagt voor het hebben van voorwerpen als bedoeld in artikel 1:

  • 1.

    Terrassen

Voor het hebben van banken, stoelen, tafels, windschermen en dergelijke bestemd

voor horecadoeleinden per 5 m² of een gedeelte daarvan per:

-dag € 2,15

met een minimum van € 21,50

met een maximum van € 215,00

-week € 6,40

met een minimum van € 64,00

met een maximum van € 270,00

-seizoen (maximaal van februari tot en met oktober) € 32,00

met een minimum van € 53,50

2.Tappunten

Voor het hebben van een tappunt per:

  • -

    dag € 26,70

  • -

    week € 53,40

  • 3.

    Podia/attracties (niet zijnde de jaarlijkse kermis)

Voor het plaatsen van een podium/attractie van maximaal 39 m² per:

  • -

    dag € 6,40

  • -

    week € 12,80

  • 4.

    Afsluiten openbare grond

Voor het afsluiten van openbare grond voor het verkeer per straat, terrein

of anderszins per:

  • -

    dag € 12,40

  • -

    week € 62,00

  • -

    maand € 123,10

  • -

    per jaar € 983,35

  • 5.

    Muziektent

Voor het in gebruik nemen van de muziektent per:

  • -

    dag € 23,50

  • -

    week € 47,00

  • 6.

    Maximumregeling

In geval van activiteiten bestaande uit een combinatie van minimaal 2

onderdelen genoemd onder de punten 1 tot en met 5 bedraagt het maximale

tarief per vergunninghouder per:

  • -

    dag € 320,00

  • -

    week € 373,00

  • 7.

    Braderieën e.d.

Voor het hebben van kramen, terrassen, podia of voor het uitstallen van koopwaar

ter gelegenheid van (openbare) activiteiten, niet zijnde de weekmarkt, per 5 m²

of een gedeelte daarvan per:

-dag € 2,15

met een maximum van € 215,00

-week € 4,30

met een maximum van € 430,00

8.Straat- of buurtfeesten

Voor het in gebruik nemen van openbare grond ten behoeve van een straat-

of buurtfeest gedurende maximaal 2 dagen € 12,35

9.Driehoeksborden/sandwichborden (ex. artikel 2.1.5.1. van de APV Sliedrecht)

Voor het plaatsen van driehoeksborden, sandwichborden, etc. per bord per week of een gedeelte

daarvan € 1,10

10.Spandoeken

Voor het plaatsen van spandoeken met een maximale afmeting van 8 meter,

per week of gedeelte daarvan per spandoek € 4,25

11.Detailhandel

Voor het uitstallen van koopwaar per 5 m² of een gedeelte daarvan per:

  • -

    dag € 2,15

  • -

    week € 6,40

  • -

    maand € 12,80

  • -

    jaar € 128,00

  • 12.

    Standplaatsen (ambulante handel)

Voor het innemen van een standplaats met een maximale oppervlakte van

20 m² per:

  • -

    dag € 7,45

  • -

    week € 22,35

  • -

    maand € 44,70

  • -

    jaar € 447,00

  • B.

    voor het hebben van voorwerpen als bedoeld in artikel 1:

    1.een brandstofpomp, persgastankzuil of oliepomp, per pomp of zuil per jaar:

voor een enkelvoudige pomp € 240,15

voor een meervoudige pomp € 601,90

  • 2.

    een apparaat voor het afleveren van lucht en water, per jaar € 61,00

  • 3.

    een olietank, deel uitmakende van een verwarmingsinstallatie, inclusief vulput

en leidingen per jaar € 61,00

4.een brandstof- of olietank, voorzover niet genoemd onder punt 3,

per jaar € 61,00

5.een vulput, in verbinding staand met een brandstof- of olietank, als bedoeld

onder punt 4, per jaar € 29,85

en voor de bijbehorende leidingen per m¹ per jaar € 1,40

6.voor het hebben van een loods, keet, afschutting, steiger of stelling, en voor

het plaatsen van bouwmaterialen en gereedschappen buiten de keet bij bouw-

verrichtingen:

a.per m² per week € 0,22

met een minimum van € 22,00;

b.per m² per maand € 0,37

met een minimum van € 37,00;

c.per m² per drie maanden € 0,64

met een minimum van € 64,00;

d.per m² per zes maanden € 0,95

met een minimum van € 95,00;

e.per m² per jaar € 1,24

met een minimum van € 124,00;

7.puin, mest en andere afvalstoffen, per ingenomen m² per dag € 0,64

met een minimum van € 6,40

8.een reclamebord of een reclamezuil per jaar € 18,10

9.antennedraden, geleidingen of kabels, per m¹ per jaar € 1,25

met een minimum van € 6,25

  • 10.automatische verkoopapparaten, weegapparaten en dergelijke:

  • -

    bij een oppervlakte van minder dan 0,10 m², per jaar € 6,15

  • -

    bij een oppervlakte van 0,10 tot en met 0,20 m² per jaar € 9,05

  • -

    bij een oppervlakte van meer dan 0,20 m², per 0,10 m² meer, per jaar € 2,50

Artikel 9 Overige tarieven

Voor het hebben van voorwerpen als bedoeld in artikel 1, buiten een der in deze verordening genoemde gevallen, bedraagt de te heffen belasting per 5 m² in gebruik genomen grondvlak of gedeelte daarvan:

  • a.

    per dag € 2,20

  • b.

    per week € 6,60

  • c.

    per maand € 13,20

  • d.

    per jaar € 132,00

met dien verstande, dat de belasting niet geheven wordt voor motorrijtuigen op de openbare weg.

Artikel 10 Kwijtschelding.

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de precariobelasting.

Artikel 12 Inwerkingtreding.

  • 1.

    De Verordening precariobelastingen 1988 wordt ingetrokken met ingang van de datum van ingang van de heffing genoemd in het derde lid met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dat na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2009.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening precariobelasting 2009’.

Vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad der gemeente Sliedrecht op 10 november 2008.

De griffier, De voorzitter,