Protocol vermoeden integriteitsschending politieke ambtsdragers gemeente Sliedrecht 2018.

Geldend van 29-12-2018 t/m heden

Intitulé

Protocol vermoeden integriteitsschending politieke ambtsdragers gemeente Sliedrecht 2018.

I Algemene bepalingen

Artikel 1 Algemeen

  • 1.

    Onder politieke ambtsdrager worden verstaan: de burgemeester, een wethouder of een (burger)raadslid.

  • 2.

    Onder melder wordt verstaan een ieder die een vermoeden van integriteitsschending meldt overeenkomstig het bepaalde in dit protocol.

  • 3.

    Integriteitsschending: een gedraging van een politieke ambtsdrager die in strijd is met het handelen als 'goed volksvertegenwoordiger' of 'goed bestuurder'. Het kan gaan om feiten die wettelijk strafbaar zijn, maar ook om handelingen die in strijd zijn met geschreven of ongeschreven regels.

  • 4.

    Bij het gebruik van dit protocol is de 'Gedragscode integriteit (burger)raadsleden gemeenteraad Sliedrecht 2016', en de 'Gedragscode integriteit burgemeester en wethouders gemeente Sliedrecht 2016' het uitgangspunt.

  • 5.

    De burgemeester, de (burger)raadsleden en de wethouders ontvangen na inwerkingtreding of bij hun aantreden een exemplaar van dit protocol.

  • 6.

    Het protocol is openbaar en door derden te raadplegen.

  • 7.

    Contactpersoon integriteit politieke ambtsdragers is de raadsgriffier:

    • a.

      bij hem kan de melding vermoeden integriteitsschending worden gedaan. Dat kan ook rechtstreeks bij de burgemeester;

    • b.

      hij voorziet de melder van informatie over de procedure;

    • c.

      hij adviseert gevraagd en ongevraagd de burgemeester als portefeuillehouder integriteit.

  • 8.

    Onder externe onderzoeker wordt verstaan de onderzoeker of het onderzoeksbureau die in opdracht van de burgemeester onderzoek doet naar aanleiding van een melding van een vermoeden van integriteitsschending.

II Procedurele bepalingen

Artikel 2 Melding

  • 1.

    Een melding van een vermoeden van integriteitsschending door een politieke ambtsdrager kan, al dan niet via de contactpersoon integriteit politieke ambtsdragers, door een ieder bij de burgemeester worden gedaan. Indien de melding over de burgemeester gaat, wordt de melding gedaan bij de locoburgemeester.

  • 2.

    Anonieme meldingen worden in beginsel niet behandeld.

  • 3.

    Een ieder die betrokken is bij de behandeling van een melding maakt de identiteit van de melder niet bekend zonder zijn instemming.

  • 4.

    Nadat de burgemeester is geïnformeerd over het vermoeden van een integriteitsschending begaan door een politieke ambtsdrager, bevestigt hij de ontvangst van de melding schriftelijk aan de melder.

  • 5.

    Nadat de ontvangst van de melding is bevestigd, onderzoekt de burgemeester ambtshalve de melding tegen de achtergrond van de vraag of zij zodanig concreet is en van een zodanige ernst dat een vooronderzoek als bedoeld in artikel 3 noodzakelijk is.

  • 6.

    De burgemeester bespreekt alle meldingen met de contactpersoon integriteit politieke ambtsdragers. Meldingen over de burgemeester of een wethouder worden ook met de gemeentesecretaris besproken. Meldingen over (burger)raadsleden kunnen met de gemeentesecretaris worden besproken. De burgemeester kan zich ook laten adviseren door het presidium of een extern deskundige (o.a. het Steunpunt Integriteitsonderzoek Politieke Ambtsdragers).

  • 7.

    Indien de burgemeester vaststelt dat de melding onvoldoende concreet is dan wel een onvoldoende ernstig karakter heeft, besluit hij het onderzoek niet verder voort te zetten. Van deze beslissing worden de melder en de politieke ambtsdrager over wie de melding is gedaan schriftelijk binnen drie werkdagen in kennis gesteld.

  • 8.

    Indien de burgemeester vaststelt dat de melding voldoende concreet en een voldoende ernstig karakter heeft, besluit hij een vooronderzoek als bedoeld in artikel 3 in te stellen.

  • 9.

    Indien de melding over de burgemeester gaat, neemt de locoburgemeester het besluit als bedoeld in lid 7 en 8 van dit artikel, maar niet voordat hij de Commissaris van de Koning van de melding in kennis heeft gesteld.

Artikel 3 Vooronderzoek

  • 1.

    Het vooronderzoek vindt plaats op een door de burgemeester te bepalen wijze, waarbij voor de betreffende melding de meest geëigende onderzoeksmethode wordt gekozen.

  • 2.

    Van het vooronderzoek wordt een rapport van bevindingen opgemaakt.

  • 3.

    De burgemeester doet mededeling van de resultaten van het vooronderzoek aan het presidium en het college.

  • 4.

    Als het vooronderzoek geen aanleiding geeft voor het instellen van een nader onderzoek, besluit de burgemeester het onderzoek niet verder voort te zetten. Van deze beslissing worden de melder en de politieke ambtsdrager over wie de melding is gedaan schriftelijk in kennis gesteld.

  • 5.

    Indien op grond van de bevindingen uit het vooronderzoek de noodzaak blijkt tot het verrichten van een nader onderzoek, besluit de burgemeester een feitenonderzoek als bedoeld in artikel 4 in te stellen.

  • 6.

    Indien de melding over de burgemeester gaat, neemt de locoburgemeester het besluit als bedoeld in lid 4 en 5 van dit artikel, maar niet voordat hij de Commissaris van de Koning van zijn voornemen in kennis heeft gesteld.

Artikel 4 Feitenonderzoek

  • 1.

    Van de beslissing een feitenonderzoek in te stellen wordt met inachtneming van artikel 5 de betrokken politieke ambtsdrager in kennis gesteld. Tevens wordt het presidium, het college en de melder in kennis gesteld. De locoburgemeester stelt ook de Commissaris van de Koning van de beslissing in kennis in het geval de melding over de burgemeester gaat.

  • 2.

    De burgemeester kan een schriftelijke opdracht voor het feitenonderzoek aan een onafhankelijke externe onderzoeker verstrekken. De opdracht wordt voorbereid door de externe deskundige als adviseur van de burgemeester. Indien de melding over de burgemeester gaat, verstrekt de locoburgemeester de opdracht. De externe deskundige is dan adviseur van de locoburgemeester.

  • 3.

    In de opdracht is in ieder geval opgenomen:

    • a.

      de aanleiding van het feitenonderzoek;

    • b.

      de onderzoeksopdracht met duidelijk omschreven onderzoeksvragen en -methoden;

    • c.

      de verwachte duur van het feitenonderzoek;

    • d.

      de overeengekomen kosten van het feitenonderzoek;

    • e.

      van welke bevoegdheden de externe partij gebruik mag maken;

    • f.

      dat de externe partij werkt met inachtneming van dit protocol.

  • 4.

    De bevindingen uit het feitenonderzoek worden vastgelegd in een onderzoeksrapportage als bedoeld in artikel 7.

Artikel 5 Kennisgeving aan betrokken politieke ambtsdrager

  • 1.

    De betrokken politieke ambtsdrager wordt binnen drie werkdagen van het besluit tot het instellen van het feitenonderzoek per brief geïnformeerd.

  • 2.

    In de brief is in ieder geval opgenomen:

    • a.

      een omschrijving van het handelen of nalaten dat aanleiding is tot het instellen van het onderzoek;

    • b.

      de melding dat de betrokken politieke ambtsdrager en getuigen kunnen worden gehoord;

    • c.

      de melding dat de betrokken politieke ambtsdrager zelf kan bepalen of hij zich kan laten bijstaan door een raadsman;

    • d.

      de melding dat als andere feiten en omstandigheden bekend worden die van belang zijn voor het bepalen van de omvang, aard en ernst van de integriteitsschending, het onderzoek zich kan uitstrekken tot die feiten en omstandigheden;

    • e.

      dit protocol en de vigerende gedragscode worden bij de brief gevoegd.

Artikel 6 Horen

  • 1.

    De betrokken politieke ambtsdrager en getuigen kunnen worden gehoord.

  • 2.

    De gesprekken worden gehouden door minimaal twee personen.

  • 3.

    De betrokken politieke ambtsdrager en getuigen worden vooraf op de hoogte gesteld van de aard en de mogelijke duur van het gesprek. Hen wordt meegedeeld dat zij zich kunnen laten bijstaan door een raadsman.

  • 4.

    In het geval van een feitenonderzoek wordt er een gespreksverslag opgemaakt. Dit verslag wordt ondertekend door de onderzoekers en degene die is gehoord.

  • 5.

    Degene die is gehoord krijgt de mogelijkheid om binnen vijf werkdagen schriftelijk te reageren op het betreffende gespreksverslag.

  • 6.

    Als degene die is gehoord weigert het gespreksverslag te ondertekenen wordt daarvan melding gemaakt in het verslag. Als degene die is gehoord dat wilt, wordt er een schriftelijke weergave van diens afwijkende mening bij het gespreksverslag gevoegd.

Artikel 7 Onderzoeksrapportage

  • 1.

    De onderzoeksrapportage bevat alle informatie die nodig is om een oordeel te kunnen vormen over de aannemelijkheid en mate van verwijtbaarheid van het vermoeden van de integriteitsschending.

  • 2.

    De burgemeester biedt de onderzoeksrapportage aan de raad en het college aan, maar niet voordat hij hierover advies aan het presidium heeft gevraagd. In het geval de melding betrekking heeft op een wethouder vraagt de burgemeester ook eerst advies aan het college. Met inachtneming van de bepalingen uit de Gemeentewet neemt hij ook een standpunt in over het opleggen van geheimhouding op de onderzoeksrapportage en andere op de zaak betrekking hebbende stukken.

  • 3.

    Indien de melding betrekking heeft op de burgemeester handelt de locoburgemeester als bepaald in lid 2 van dit artikel, maar hij stelt hier ook de Commissaris van de Koning van in kennis.

Artikel 8 Besluitvorming

  • 1.

    Na kennisname van de onderzoeksrapportage oordeelt de raad of het rapport aanleiding geeft om aangifte te doen of een ander middel in te zetten.

  • 2.

    Met inachtneming van de bepalingen uit de Gemeentewet besluit de raad eveneens de eventueel opgelegde geheimhouding van de onderzoeksrapportage en andere op de zaak betrekking hebbende stukken te bekrachtigen, dan wel deze op te heffen.

Artikel 9 Communicatie

  • 1.

    De burgemeester zorgt voor de interne- en externe communicatie.

  • 2.

    Voor de interne- en externe communicatie worden de verschillende belangen, voornamelijk het belang van het onderzoek, het belang van het beschermen van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken politieke ambtsdrager en het belang van transparantie, nauwkeurig afgewogen.

Artikel 10 Aangifte

  • 1.

    Als er op enig moment een vermoeden is van een strafbaar feit doet de burgemeester aangifte bij de politie. Hij stelt het presidium en het college hiervan in kennis.

  • 2.

    Vanaf dat moment wordt alle beschikbare informatie voorgelegd aan de politie, eventueel na overleg met de officier van justitie.

  • 3.

    Het bestaan van een strafrechtelijk onderzoek naar een strafbaar feit laat onverlet dat de burgemeester een feitenonderzoek, zoals bedoeld in artikel 4, kan instellen of een civielrechtelijke procedure tegen de betrokken politieke ambtsdrager kan instellen.

Artikel 11 Vermoeden van een opzettelijke valse beschuldiging

De gemeente kan bij een vermoeden van een opzettelijke valse beschuldiging de betreffende melder aansprakelijk te stellen voor eventuele door de gemeente geleden schade (o.a. gemaakte onderzoekskosten).

III Slotbepalingen

Artikel 12 Hardheidsclausule

In gevallen waarin dit protocol niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, wordt de handelwijze bepaald door de burgemeester. Indien de melding betrekking heeft op de burgemeester, beslist de locoburgemeester.

Artikel 13 Nazorg

Indien nodig en mogelijk verleent de burgemeester op verzoek nazorg aan de melder en/of de betrokken politieke ambtsdrager. Hij kan hen verwijzen naar externe deskundigen.

Artikel 14 Verslag

De burgemeester informeert de raad en het college jaarlijks schriftelijk over het gevoerde integriteitsbeleid, o.a. een geanonimiseerd overzicht van de gedane meldingen en de afhandeling daarvan.

Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking.

  • 2.

    Deze regeling wordt aangehaald als: Protocol vermoeden integriteitsschending politieke ambtsdragers gemeente Sliedrecht 2018.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad van de gemeente Sliedrecht

op 27 november 2018.

De griffier, De voorzitter,

mr. R.P.A. van Aalst drs. A.P.J. van Hemmen