Regeling vervallen per 04-01-2012

Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Sluis 2009

Geldend van 01-01-2009 t/m 03-01-2012

Intitulé

Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Sluis 2009

Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Sluis 2009

Hoofdstuk 1 – Algemene bepalingen

Artikel 1 – Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de Wet: de Wet werk en bijstand.

  • b.

    Referteperiode: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum.

  • c.

    Peildatum: de datum waartegen langdurigheidstoeslag wordt aangevraagd.

  • d.

    Inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet, voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien.

  • e.

    Gehuwdennorm: de norm van artikel 21 onderdeel c van de wet.

Artikel 2 – Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 2 – Recht op langdurigheidstoeslag

Artikel 3 – Langdurig, laag inkomen

1.Aan de in artikel 36, eerste lid, van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig, laag inkomen is voldaan als gedurende de referteperiode het gemiddelde inkomen per maand niet uitkomt boven de bijstandsnorm.

2.Ten aanzien van perioden waarin een belanghebbende is uitgesloten van het recht op bijstand wordt een belanghebbende voor de toepassing van het eerste lid geacht tenminste een inkomen te hebben ter hoogte van 100 procent van de bijstandsnorm.

3.Ten aanzien van perioden waarin bij gehuwden één echtgenoot is uitgesloten van het recht op bijstand worden zij voor de toepassing van het eerste lid geacht tenminste een inkomen te hebben ter hoogte van de gehuwdennorm, waarbij voor ‘bijstandsnorm’ gelezen moet worden ‘gehuwdennorm’.

Artikel 4 – Hoogte van de langdurigheidstoeslag

  • 1.

    De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar:

    • a.

      voor gehuwden € 500,00

    • b.

      voor een alleenstaande ouder € 500,00,

    • c.

      voor een alleenstaande € 350,00.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 3.

    Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

Hoofdstuk 3 – Slotbepalingen

Artikel 5 – Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald, indien strikte toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 6 – Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Sluis 2009.

Artikel 7 – Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

Nota-toelichting

Algemeen

Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel d Wet werk en bijstand (Wwb) dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te stellen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag. Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig, laag inkomen, zoals die in artikel 36 lid 1 Wwb worden gebruikt.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Begrippen die in de Wwb voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de Wwb. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de Wwb zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening. Met betrekking tot het begrip ‘inkomen’ is een van de Wwb afwijkende definitie opgenomen. Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht gegeven heeft om in de verordening regels te geven met betrekking tot het begrip ‘langdurig, laag inkomen’, is de gemeenteraad bevoegd

om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 lid 1 Wwb nader te definiëren. Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36 lid 1 Wwb (tekst zoals geldend tot 1 januari 2009), doch wordt de wetstechnische imperfectie weggenomen.

Artikel 2

De uitvoering die berust bij het college impliceert ook dat het college nadere beleidsregels omtrent de uitvoering kan opstellen.

Artikel 3

Een referteperiode van 60 maanden, zoals artikel 36 Wwb (tekst zoals geldend tot 1 januari 2009) voorschreef wordt als te lang ervaren. Nadat belanghebbenden 36 maanden op een minimum inkomen zijn aangewezen is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over. Daarom wordt hier een termijn van 36 maanden aangehouden. Dit sluit ook aan bij de impliciet door de wetgever gegeven termijn. De minimumleeftijd is immers door de wetgever teruggebracht van 23 naar 21 jaar. Een belanghebbende is immers (normaal gesproken) vanaf zijn 18e voor de Wwb een zelfstandig rechtssubject.

Het begrip ‘langdurig, laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat gemiddeld niet hoger is dan (100% van) de bijstandsnorm. Marginale overschrijdingen van deze 100% grens dienen genegeerd te worden (zie CRvB 19-08-2008, nrs. 06/1163 WWB e.a.). Het is zeker niet de bedoeling dat een belanghebbende perioden waarin hij een inkomen boven de bijstandsnorm heeft kan middelen met periode waarin hij vanwege een

uitsluitingsgrond, zoals bijvoorbeeld detentie, geen recht op bijstand had. Dit geldt overeenkomstig voor gehuwden van wie één partner is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag. Daarom wordt in het tweede lid bepaald dat dergelijke perioden voor het berekenen van het gemiddelde inkomen meetellen als perioden waarin tenminste 100% van de bijstandsnorm is ontvangen. Het woord ‘tenminste’ in deze leden, maakt, dat als er in bedoelde perioden in werkelijkheid meer inkomen dan bijstandsnorm is geweest, dit hogere, werkelijke inkomen moet meetellen.

Er is bewust niet voor gekozen om het recht op langdurigheidstoeslag ook toe te kennen bij een inkomen boven bijstandsniveau. Van deze bevoegdheid wordt om een tweetal redenen geen gebruik gemaakt. Ten eerste omdat dit ongewenste armoedeval-effecten in zich heeft. Ten tweede omdat het in aanmerking laten komen van belanghebbenden met een inkomen van bijvoorbeeld 110% van de bijstand niet valt te rijmen met de wettelijke uitsluiting van belanghebbenden van 65 jaar en ouder. Zij zijn immers uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag, omdat hun inkomen al voldoende hoger zou zijn dan de bijstandsnorm voor belanghebbenden tot 65 jaar. Het verschil is echter maar ongeveer 5 tot 9% (precieze percentage is afhankelijk van de vraag of iemand een alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwde is). Het hanteren van een grens van 110% zou daarom maken dat de uitsluiting van 65-plussers in dat geval strijdig met het verbod op leeftijdsdiscriminatie zoals dat is vastgelegd in artikel 26 van Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten. De feitelijke ruimte is dus beperkt tot een grens van maximaal ongeveer 105% van de bijstandsnorm.

Artikel 4

In het derde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 Wwb gegeven voor situaties waarin bij gehuwden één van beide partners is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 Wwb. De Wwb voorziet immers niet in een afwijzingsgrond voor de rechthebbende echtgenoot, terwijl daarentegen het toekennen van het bedrag voor gehuwden in dergelijke situaties ook niet opportuun is. NB: Dit derde lid ziet enkel op de situatie dat er bij een echtgenoot sprake is van een uitsluitingsgrond op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 Wwb. Indien één van beide gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 Wwb of in deze verordening, hebben beide echtgenoten geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt gehuwden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.

Artikel 7

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking per 1 januari 2009. Het betreft een verruiming ten opzichte van de bestaande regels. Ook bestaat er geen conflict met het overgangsrecht zoals beschreven in artikel 36 Wwb.