Regeling vervallen per 30-01-2014

Verordening tweede woningen Sluis

Geldend van 16-10-2008 t/m 29-01-2014

Intitulé

Verordening tweede woningen Sluis

Gebruiksverordening tweede woningen

Artikel 1: Begrippenlijst

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Woning: een woongebouw dat in het vigerende bestemmingsplan is bestemd voor permanente bewoning;

  • b.

    Rechthebbende: een natuurlijk persoon die eigenaar en/of huurder is voor onbepaalde duur;

  • c.

    Tweede woning: een tweede woning naast de hoofdwoning die wordt gebruikt of in gebruik gegeven voor recreatieve doeleinden.

Artikel 2: Werkingsgebied verordening

  • 1. Deze verordening is uitsluitend van toepassing in de bebouwde kommen ingevolge de Wegenverkeerswet en de Wegenwet van de kernen Aardenburg, Breskens, Cadzand(-dorp), Eede, Groede, Hoofdplaat, Nieuwvliet-dorp, Oostburg, Retranchement, Schoondijke, Sint Kruis, Sluis, Waterlandkerkje, IJzendijke en Zuidzande, zoals is aangegeven op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte situatietekeningen.

  • 2. Bij elke toekomstige uitbreiding van de bebouwde komgrens ingevolge de Wegenwet en Wegenverkeerswet geldt dat dit uitbreidingsgebied automatisch komt te vallen binnen het werkingsgebied van de verordening.

Artikel 3: Verbodsbepaling

  • 1. Het is de rechthebbende op een woning verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders deze woning te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken als tweede woning of voor andere recreatieve doeleinden.

  • 2. Onder het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken van een tot bewoning bestemd gebouw als tweede woning, wordt in elk geval verstaan het beschikbaar hebben of houden van een woning ten behoeve van zichzelf of van een ander, zonder dat hij of die ander zijn hoofdverblijf in dat gebouw heeft en er een redelijke termijn is verstreken, na welke het beschikbaar hebben of houden niet meer geacht kan worden te geschieden met het doel het gebouw te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken als hoofdverblijf. Deze bepaling geldt niet ten aanzien van woningruil in vakantieperioden of daarmee vergelijkbare gevallen.

  • 3. Als criterium voor de vaststelling of iemand zijn hoofdverblijf in een gebouw heeft geldt of hij of een ander gedurende een aaneengesloten periode van 180 dagen ten minste 2/3 van die tijd zijn hoofdverblijf in dat gebouw heeft EN dat die persoon is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op dat adres.

Artikel 4: Overgangsbepaling

  • 1. Het verbod, vervat in artikel 2, geldt niet ten aanzien van iemand die een woning als tweede woning in gebruik had op het tijdstip van inwerkingtreding van de Gebruiksverordening Tweede Woningen van de voormalige gemeente Sluis d.d. 9 juni 1994 (vastgesteld bij raadsbesluit van 24 juni 1993, laatstelijk gewijzigd op 28 mei 1994).

  • 2. Het verbod, vervat in artikel 2, geldt ook niet ten aanzien van iemand die een woning op het grondgebied van de voormalige gemeente Aardenburg als tweede woning in gebruik had op het tijdstip van inwerkingtreding van de Gebruiksverordening Tweede Woningen van de voormalige gemeente Aardenburg d.d. 1 juli 1994 (vastgesteld bij raadsbesluit van 30 juni 1994).

  • 3. Het verbod, vervat in artikel 2, geldt evenmin ten aanzien van iemand die een woning als tweede woning in gebruik had op het tijdstip van de vaststelling van de Verordening Tweede Woningen van de voormalige gemeente Oostburg d.d. 16 juni 1994.

  • 4. De uitzonderingen zoals bepaald in de leden 1, 2 en 3 hebben een persoonlijk karakter en gelden voor de rechthebbende op een tot permanente bewoning bestemd gebouw op het tijdstip van het van kracht worden van deze verordening. Voor het overige geldt het verbod onverkort.

  • 5. Het bepaalde in de leden 1, 2 en 3 is niet meer van toepassing zodra de woning weer voor permanente bewoning in gebruik wordt genomen.

Artikel 5: Vergunningverlening

1.Burgemeester en wethouders kunnen vergunning verlenen tot het gebruik van een woning als tweede woning en aan een zodanige vergunning voorschriften verbinden op grond van:

a) vererving

b) schenking

c) ongeschiktheid voor permanente bewoning

Om hiervoor in aanmerking te komen, dient aan de criteria te worden voldaan die worden vermeld in de bijlage met betrekking tot artikel 5.

2.De vergunning heeft een persoonlijk karakter; voor een opvolgende eigenaar geldt het verbod onverkort.

3.Degene die in strijd handelt met een aan een vergunning verbonden voorschrift wordt geacht te hebben gehandeld zonder vergunning. De verleende vergunning kan in dat geval worden ingetrokken.

Artikel 6: Nadere regels

De bevoegdheid tot het opstellen van de nadere regels als bedoeld in artikel 35 van de Huisvestingswet wordt overgedragen aan het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 7: Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

Artikel 8: Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening tweede woningen Sluis”.

Artikel 9: Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking, onmiddellijk nadat zij is bekendgemaakt. Gelijktijdig vervallen de Verordening tweede woningen van de voormalige gemeente Oostburg vastgesteld bij raadsbesluit van 16 juni 1994, gewijzigd bij raadsbesluit d.d. 19 december 1996 en de Gebruiksverordening tweede woning van de voormalige gemeente Sluis-Aardenburg vastgesteld bij raadsbesluit van 29 juni 1995, gewijzigd bij raadsbesluit van 2 juli 1998 en laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 8

februari 2001.

Artikelsgewijze toelichting op de verordening tweede woningen van de gemeente Sluis

Artikel 2: werkingsgebied verordening

Deze verordening is gebaseerd op artikel 30 van de Huisvestingswet waarin staat bepaald dat de gemeenteraad met het oog op het behoud en de samenstelling van de woonruimtevoorraad een categorie woningen kan aanwijzen die zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders niet aan de bestemming tot bewoning mag worden onttrokken.

In de toelichting op de Huisvestingswet wordt uitgelegd dat met “bewoning” bedoeld wordt dat men daar permanent zijn woonverblijf heeft. Gebruik van een woonruimte als tweede woning is derhalve geen gebruik voor bewoning in de zin van de Huisvestingswet.

Onder behoud en samenstelling van de woningvoorraad wordt tevens verstaan dat met het oog op het behoud van de leefbaarheid een onttrekkingsvergunning kan worden geëist.

Leefbaarheid is een moeilijk te definiëren begrip om hierop een keuze te kunnen maken welke kern of buurtschap onder de verordening behoort te vallen. Een goede graadmeter voor leefbaarheid is het al dan niet aanwezig zijn van voorzieningen als winkels en scholen. Ook de aanwezigheid van een actief verenigingsleven of het vormen van een hechte gemeenschap kan voor een kleinere kern een graadmeter voor leefbaarheid zijn.

Duidelijk zijn eveneens van de werking van de verordening die panden uitgesloten die een andere bestemming hebben dan de bestemming wonen. Deze panden dienen overeenkomstig hun bestemming te worden gebruikt, ook al vallen deze niet in het werkingsgebied van de verordening.

Artikel 3: Verbodsbepaling

In dit artikel is het verbod vastgelegd, inhoudende dat een woning niet mag worden gebruikt als tweede woning. Of iemand een woning al dan niet permanent bewoont, wordt getoetst aan 2 criteria zijnde de inschrijving op het adres in de Gemeentelijke Basisadministratie en het feit of iemand gedurende een aaneengesloten periode van 180 dagen ten minste 2/3 van die tijd zijn hoofdverblijf in dat gebouw heeft. Inherent aan het laatste criterium is dat bij vermoeden van tweede woninggebruik frequent zal moeten worden gecontroleerd of iemand al dan niet er zijn hoofdverblijf heeft.

Artikel 4: Overgangsbepaling

Teneinde bestaande rechten te handhaven is in de verordening een overgangsbepaling opgenomen inhoudende dat iemand die de woning reeds als tweede woning in gebruik had op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordeningen van de voormalige gemeenten Aardenburg, Oostburg en Sluis de woning als tweede woning mag blijven gebruiken. Deze uitzondering heeft een persoonlijk karakter en geldt dus enkel voor diegenen die de woning in eigendom hebben verkregen vóór de inwerkingtreding van voornoemde verordeningen en als eigenaar staan vermeld in de koopakte van de woning.

Artikel 5: Vergunningverlening

In dit artikel is de mogelijkheid opgenomen tot het verlenen van een vergunning. Een vergunning wordt slechts in bijzondere gevallen en bij wijze van uitzondering verleend. Dit uitgangspunt sluit nauw aan op de bedoelingen van de verordening en dat is het toeroepen van een halt aan de ongecontroleerde uitbreiding van het aantal (illegale) tweede woningen. De vergunning heeft een persoonlijk karakter. Hiermee is tevens aangegeven dat bij wijziging van het eigendom de vergunning komt te vervallen en de woning waarvoor vergunning is verleend vervolgens weer voor permanente bewoning moet worden gebruikt. De verordening kent 3 vergunningsgronden, namelijk:

  • ·

    vererving

  • ·

    schenking

  • ·

    op grond van ongeschiktheid voor permanente bewoning

De bijlage met betrekking tot dit artikel geeft de criteria aan waaraan men moet voldoen om voor een vergunning in aanmerking te kunnen komen.

Voor wat betreft het criterium ongeschiktheid voor permanente bewoning, rust bij de verkoper van het pand een inspanningsverplichting. Deze houdt in dat het pand gedurende een periode van 12 maanden door een erkend makelaar vruchteloos te koop moet zijn aangeboden tegen een gepubliceerde en voor permanente verkoop getaxeerde verkoopprijs. Hierdoor kan worden aangetoond dat het pand blijkens voornoemde onverkoopbaarheid niet geschikt is voor permanente bewoning. Daarnaast dient ten allen tijde te worden bekeken of de woning tegen lonende kosten alsnog geschikt te maken is voor permanente bewoning.

Artikel 6: Nadere regels

De Huisvestingswet biedt in artikel 35 de mogelijkheid tot het vaststellen van nadere regels die overwegend procedureel van aard zijn. Hoewel de Algemene Wet Bestuursrecht hiervoor een goede regelgeving biedt, is zekerheidshalve deze bevoegdheid ook hier vastgelegd.

Artikel 7: Hardheidsclausule

Teneinde onrechtvaardigheden in de toepassing van de verordening te ondervangen, is in dit artikel voorzien in een hardheidsclausule.

Artikel 8 en 9: Citeertitel en Inwerkingtreding

Deze artikelen spreken voor zich, zodat een nadere toelichting achterwege kan blijven.

Bijlagen bij artikel 5

Bijlage 1: Vergunningscriterium vererving

De Verordening Tweede Woningen biedt in artikel 5 de mogelijkheid om vergunning te verlenen aan de nieuwe eigenaar(s) van een woning. Deze mogelijkheid dient echter te worden beperkt daar het primaire doel van de verordening de handhaving van de permanente woningvoorraad blijft. De vergunning wordt dan ook enkel verleend als aan de volgende bepalingen is voldaan:

1.de erflater heeft de woning, bestemd voor permanente bewoning, als tweede woning in gebruik op het tijdstip van inwerkingtreding van:

  • ·

    de Gebruiksverordening Tweede Woningen van de voormalige gemeente Sluis d.d. 9 juni 1994;

  • ·

    de Gebruiksverordening Tweede Woningen van de voormalige gemeente Aardenburg d.d. 1 juli 1994;

  • ·

    de Verordening Tweede Woningen van de voormalige gemeente Oostburg d.d. 16 juni 1994.

EN

2.de opvolgende rechthebbende heeft geen rechtspersoonlijkheid. De opvolgende rechthebbende dient dus een natuurlijk persoon te zijn.

EN

3.onder het begrip “de opvolgende rechthebbende in geval van vererving” wordt verstaan: die rechthebbende die conform de regels van erfrecht “de opvolgende rechthebbende” zou zijn. Onder het begrip “vererving” wordt verstaan datgene wat bepaald is in boek 4 Burgerlijk Wetboek. In het geval dat door testament/uiterste wil, de woning door een andere opvolgende rechthebbende verkregen wordt, wordt aan deze nieuwe rechthebbende geen vergunning verleend. Bijvoorbeeld: door testament/uiterste wil verkrijgt niet het kind van de rechthebbende de woning, maar een vriend of kleinkind van de rechthebbende. In dit geval vervalt de bestaande vergunning en wordt aan de nieuwe rechthebbende geen vergunning verleend.

EN

4.de vergunningstermijn wordt gekoppeld aan het leven van de vergunningsverkrijger. Artikel 5 lid 2 spreekt over “persoonlijk karakter”.

EN

5.de te verlenen vergunning wordt slechts éénmalig verleend. Overdragen door middel van vererving, schenking of legaat kan hierna niet meer plaatsvinden.

De vergunning verliest zijn kracht op het moment dat:

a.de woning permanent wordt bewoond

of

b.op het moment dat de woning wordt verkocht.

Bijlage 2: Vergunningscriterium Schenking

De reden om ook schenking als vergunningscriterium op te nemen, is dat het niet gerechtvaardigd is om slechts door vererving een vergunning “door te geven”. Een burger kan meer belang hebben bij schenking in plaats van vererving, bijvoorbeeld om belastingtechnische redenen of emotionele redenen. Het verschil tussen schenking en vererving is gelegen in het moment van de eigendomswisseling. Deze wordt bij schenking vervroegd ten opzichte van vererving.

De vergunning wordt enkel verleend als aan de volgende bepalingen is voldaan:

  • 1.

    de erflater heeft de woning, bestemd voor permanente bewoning, als tweede woning in gebruik op het tijdstip van inwerkingtreding van:

    • ·

      de Gebruiksverordening Tweede Woningen van de voormalige gemeente Sluis d.d. 9 juni 1994;

    • ·

      de Gebruiksverordening Tweede Woningen van de voormalige gemeente Aardenburg d.d. 1 juli 1994;

    • ·

      de Verordening Tweede Woningen van de voormalige gemeente Oostburg d.d. 16 juni 1994.

EN

2.de opvolgende rechthebbende heeft geen rechtspersoonlijkheid. De opvolgende rechthebbende dient dus een natuurlijk persoon te zijn.

EN

3.onder het begrip “de opvolgende rechthebbende in geval van schenking” wordt verstaan: die rechthebbende die conform de regels van erfrecht “de opvolgende rechthebbende” zou zijn in geval van vererving. Onder het begrip “vererving” wordt verstaan datgene wat bepaald is in boek 4 Burgerlijk Wetboek. In het geval dat door schenking, de woning door een andere opvolgende rechthebbende verkregen wordt, wordt aan deze nieuwe rechthebbende geen vergunning verleend. Bijvoorbeeld: door schenking verkrijgt niet het kind van de rechthebbende de woning, maar een vriend of kleinkind van de rechthebbende. In dit geval vervalt de bestaande vergunning en wordt aan de nieuwe rechthebbende geen vergunning verleend.

EN

4.de vergunningstermijn wordt gekoppeld aan het leven van de vergunningsverkrijger. Artikel 5 lid 2 spreekt over “persoonlijk karakter”.

EN

5.de te verlenen vergunning wordt slechts éénmalig verleend. Overdragen door middel van vererving, schenking of legaat kan hierna niet meer plaatsvinden.

De vergunning verliest zijn kracht op het moment dat:

a.de woning permanent wordt bewoond

of

b.op het moment dat de woning wordt verkocht.

Bijlage 3: Vergunningscriterium op grond van ongeschiktheid voor permanente bewoning

Op grond van onredelijke bouwkosten kan door het college van burgemeester en wethouders een vergunning ingevolge artikel 5 van de Verordening Tweede Woningen Sluis worden verleend. Deze vergunning kan worden verleend onder de volgende bepalingen:

1.De woning wordt niet geschikt geacht voor permanente bewoning en is ook niet op basis van redelijkheid, tegen lonende kosten, daartoe geschikt te maken;

EN

2.De woning is gedurende een periode van 12 maanden door een erkend makelaar, tegen een voor permanente bewoning getaxeerde, gepubliceerde prijs vruchteloos te koop aangeboden.

De vergunning verliest zijn kracht op het moment dat:

a.de woning permanent bewoond gaat worden

of

b.de woning verkocht wordt

of

c.het bouwvolume van de woning uitgebreid wordt