Verordening Commissie bezwaarschriften 2011

Geldend van 04-05-2011 t/m heden

Intitulé

Verordening Commissie bezwaarschriften 2011

Verordening commissie bezwaarschriften 2011

Artikel 1. Begripsbepalingen.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    verwerend orgaan:

    bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;

  • b.

    commissie:

    vaste commissie van advies voor de bezwaarschriften als bedoeld in artikel 7:13 Awb;

Artikel 2. Inleidende bepaling commissie.

1.Er is een commissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester.

2.De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 3. Samenstelling van de commissie.

1. De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden, die geen deel uitmaken van en niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.

2. De voorzitter en de leden worden door het college benoemd, geschorst en ontslagen.

3. Het college benoemt een aantal plaatsvervangende leden die eveneens geen deel uitmaken van en niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.

4. De commissie regelt de vervanging van de voorzitter.

Artikel 4. Secretaris.

1.De secretaris van de commissie is een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar.

2.Het college van burgemeester en wethouders wijst tevens een of meer plaatsvervangers van de secretaris aan.

Artikel 5. Zittingsduur.

1. De voorzitter en de leden van de commissie worden benoemd voor een termijn van vier jaar. Het is mogelijk herkozen te worden.

2. De voorzitter en de leden van de commissie kunnen op ieder moment ontslag nemen.

3. De aftredende voorzitter en de aftredende leden van de commissie blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.

Artikel 6. Ingediend bezwaarschrift.

1. Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.

2. Het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken wordt zo spoedig mogelijk in handen van de commissie gesteld.

Artikel 7. Bemiddeling

De commissie onderzoekt of de zaak in de minne kan worden geschikt alvorens de zaak in behandeling wordt genomen. De secretaris verricht daartoe de nodige handelingen.

Artikel 8. Uitoefening bevoegdheden.

De bevoegdheden ingevolge de hierna genoemde artikelen van de Awb worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter van de commissie:

  • a.

    2:1, tweede lid;

  • b.

    6:6, voor wat betreft het de indiener stellen van een termijn;

  • c.

    6:17, voor zover het betreft de verzending van de stukken tijdens de behandeling door de commissie;

  • d.

    7:4, tweede lid;

  • e.

    7:6, vierde lid.

Artikel 9. Vooronderzoek.

1.De voorzitter van de commissie is bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te doen inwinnen.

2.De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen daartoe op de hoorzitting te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van het college van burgemeester en wethouders vereist, die in redelijkheid niet zal worden geweigerd.

Artikel 10. Hoorzitting.

1. De voorzitter van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin de belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te doen horen.

2. De voorzitter beslist over de toepassing van artikel 7:3 Awb.

Indien de voorzitter op grond van het tweede lid besluit van het horen af te zien doet hij daarvan mededeling aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan.

Artikel 11. Uitnodiging zitting.

1.De voorzitter nodigt de belanghebbenden en het verwerend orgaan ten minste drie weken voor de zitting schriftelijk uit.

2.Binnen drie dagen na verzending van de uitnodiging kunnen de belanghebbenden of het verwerend orgaan, onder opgaaf van redenen, de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.

3.De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt uiterlijk één week voor het tijdstip van de zitting aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan meegedeeld.

4.De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen als genoemd in het eerste tot en met het derde lid.

Artikel 12. Quorum.

Voor het houden van een zitting is vereist, dat de meerderheid van het aantal leden, waaronder in ieder geval de voorzitter dan wel zijn plaatsvervanger, aanwezig is.

Artikel 13. Niet deelneming aan de behandeling.

De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift, indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.

Artikel 14. Openbaarheid zitting.

1. De zitting van de commissie is openbaar.

2. De deuren kunnen worden gesloten indien de voorzitter van de commissie of één van de aanwezige leden het nodig oordeelt of indien een belanghebbende daartoe een verzoek doet.

3. Indien de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats met gesloten deuren.

 

Artikel 15. Schriftelijke verslaglegging.

1.Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 Awb vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid.

2.Het verslag houdt een zakelijke vermelding in van hetgeen over en weer is gezegd en wat overigens ter zitting is voorgevallen.

3.Indien de zitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren plaatsvond, of indien de belanghebbenden respectievelijk hun gemachtigde niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding.

4.Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag worden gehecht.

5.Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.

Artikel 16. Nader onderzoek.

1.Indien na afloop van de zitting maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de andere commissieleden dit onderzoek houden.

2.De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden toegezonden.

3.De leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de nadere informatie aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot

het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist op dit verzoek.

4.Op een nieuwe hoorzitting zijn de bepalingen van deze verordening die betrekking hebben op de hoorzitting, zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17. Raadkamer en advies.

1. De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.

2. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

3. Indien bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.

4. Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt, indien die minderheid dat verlangt.

5. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.

6. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.

Artikel 18. Uitbrengen advies en verdaging.

1.Het advies wordt, onder medezending van het verslag als bedoeld in artikel 15 en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie en nader verslag, tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

2.Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissie, de termijn van twaalf weken, als bedoeld in artikel 7:10, eerste lid Awb, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies en het nemen van een beslissing, verzoekt hij het verwerend orgaan tijdig de beslissing te verdagen.

3.Van een besluit tot verdaging ontvangen de commissie, de belanghebbenden en het verwerend orgaan een afschrift.

Artikel 19. Jaarverslag.

De commissie brengt jaarlijks voor 1 april aan de bestuursorganen van de gemeente verslag uit van haar werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar.

Artikel 20. Inwerkingtreding en citeertitel.

1.Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na de datum van haar bekendmaking.

2.Op het in het eerste lid genoemde tijdstip wordt de Verordening Commissie bezwaarschriften, vastgesteld bij raadsbesluit van 2 januari 2003, ingetrokken.

3.Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening Commissie bezwaarschriften 2011.

ALGEMENE TOELICHTING

Deze verordening geeft een uitwerking van de behandeling van bezwaarschriften door een adviescommissie. Om een volledig beeld te krijgen van de procedure die moet worden gevolgd bij de behandeling van een bezwaarschrift is het noodzakelijk om de bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de verordening naast elkaar te plaatsen. In de artikelsgewijze toelichting zijn zoveel mogelijk onderdelen uit de Awb opgenomen die van belang zijn in de behandelingsprocedure.

De commissie als bestuursorgaan

Sinds de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State, 19 maart 2003, LJN AF6023, is duidelijk dat de bezwaarschriftencommissie niet alleen een adviescommissie is maar ook een bestuursorgaan. In deze Verordening zijn regels opgenomen met betrekking tot de adviestaak van de commissie. De raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester stellen de commissie in en hebben daarmee zeggenschap over de wijze waarop de commissie haar adviestaak uitoefent. Zo kunnen afspraken met de commissie worden gemaakt over de termijnen waarbinnen de bezwaarschriftencommissie advies uitbrengt. In het kader van de Wet dwangsom en beroep is het van belang dat de commissie op tijd adviseert, zodat ook tijdig een beslissing op het bezwaar kan worden genomen.

De raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester hebben geen zeggenschap over de uitoefening van de bevoegdheden van de commissie als bestuursorgaan. Er zijn een aantal mogelijkheden denkbaar waarbij de commissie als bestuursorgaan optreedt. Dit is het geval als er een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) of Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) wordt ingediend of indien er een klacht wordt ingediend.

Op grond van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. De commissie dient te beslissen op Wob verzoeken om documenten die onder haar berusten. Het gaat dan om alle documenten die vanuit de commissie worden verzonden en om alle documenten die aan de commissie zijn gericht.

Ook is de bezwaarschriftencommissie verantwoordelijk voor de verwerking van persoonsgegevens in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens. De verwerking van persoonsgegevens in het kader van de behandeling van bezwaarschriften vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de commissie. Voor het recht op inzage en het recht op verbetering, aanvulling, verwijdering en afscherming (artikel 35 en 36 Wbp) zal de belanghebbende zich tot de commissie moeten richten.

Op basis van artikel 9:1 Awb kan een ieder een klacht indienen over de wijze waarop het bestuursorgaan of een onder de verantwoordelijkheid van dat orgaan werkzame persoon zich in een concrete situatie jegens de klager of iemand anders heeft gedragen. Dit betekent dat niet alleen klachten over de commissie als geheel, over een commissielid maar ook klachten over de secretaris moeten worden afgedaan door de commissie zelf.

Wet dwangsom en beroep

Op 1 oktober 2009 is de Wet dwangsom en beroep, onderdeel van de Awb, in werking getreden. Voor de bezwaarschriftencommissie is deze wet op 2 punten van belang.

Allereerst is met de inwerkingtreding van deze wet de beslistermijn voor een bezwaarschrift verruimd. De termijn begint nu niet meer te lopen vanaf het moment dat het bezwaar wordt ingediend maar vanaf het moment dat de bezwaartermijn van het besluit is afgelopen. Deze regeling ziet op die gevallen waarbij er meerdere bezwaren tegen één besluit worden ingediend; het is nu mogelijk om deze gelijk te behandelen. Daarnaast is de beslistermijn indien er een commissie is, verlengd van 10 naar 12 weken en de mogelijkheid om te verdagen van 4 naar 6 weken.

Wordt er niet op tijd een besluit genomen door het bestuursorgaan dan is het mogelijk dat de bezwaarde een dwangsom aanvraagt. Dit proces wordt gestart door het sturen van een ingebrekestelling. Op dat moment heeft het bestuursorgaan nog twee weken de tijd om het besluit te nemen. Gebeurt dit niet dan gaat automatisch de dwangsom lopen, per dag, met een maximum van 42 dagen wat staat voor een bedrag van € 1.260. Tegelijk met de ingebrekestelling kan er beroep worden ingesteld bij de rechter. De rechter kan ook een passende dwangsom opleggen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

In de aanhef van de regelgeving is bepaald dat de bestuursorganen van de gemeente, de raad, het college en de burgemeester, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft, besluiten de verordening vast te stellen. Duidelijk is dat enkel de raad verordenende bevoegdheid heeft. Het college en de burgemeester hebben deze bevoegdheid niet, maar nemen hiermee het besluit tot het instellen van de commissie bezwaarschriften. Op deze manier is het mogelijk dat de bestuursorganen samen één en dezelfde commissie instellen om te adviseren op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester. De ondertekening gebeurt eveneens door de drie bestuursorganen.

Artikel 1. Begripsbepalingen.

In dit artikel zijn slechts die begripsbepalingen opgenomen die niet in de Awb voorkomen. Zo ontbreekt er een omschrijving voor het begrip ‘bestuursorgaan’ hoewel dat op meerdere plaatsen in de verordening terugkomt. Het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, wordt in de verordening aangeduid als ‘verwerend orgaan’. Dit kan de gemeenteraad betreffen, het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester of een commissie waaraan via delegatie bepaalde bevoegdheden van de hiervoor genoemde bestuursorganen zijn overgedragen.

Artikel 2. Inleidende bepaling commissie.

In deze bepaling wordt de commissie als zodanig geïntroduceerd. In artikel 1:5 Awb is omschreven wat onder het maken van bezwaar dient te worden verstaan.

Artikel 3. Samenstelling van de commissie.

Het eerste lid verwijst naar de adviescommissie zoals bedoeld in artikel 7:13 Awb. De wet stelt als minimale eisen aan de samenstelling van de commissie:

  • 1.

    De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden (artikel 7:13 eerste lid, onder a, van de Awb);

  • 2.

    De voorzitter maakt geen deel uit en is niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan (artikel 7:13, eerste lid, onder b, van de Awb).

In een dualistisch stelsel ligt het niet voor de hand dat een raadslid onderdeel uitmaakt van een adviescommissie welke voornamelijk adviseert over genomen collegebesluiten. Om die reden is er voor gekozen de bepaling op te nemen dat de voorzitter en de leden van de commissie geen deel kunnen uitmaken van of werkzaam kunnen zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.

Artikel 4. Secretaris.

Hoewel in de Awb nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschikt over een secretaris ter ondersteuning van de werkzaamheden.

Artikel 5. Zittingsduur.

In de oude verordening was de zittingsduur van de commissie gelijk met de zittingstermijn van de raad. Een dergelijke bepaling heeft enkel een functie als raadsleden lid van de commissie (kunnen) zijn. In de toelichting op artikel 3 is aangegeven dat dit, hoewel juridisch mogelijk, geen gewenste situatie is.

Door de wijziging is er een grotere mate van continuïteit bij de commissie, het is immers niet meer zo dat op één moment de hele commissie opstapt. Dit zal door natuurlijk verloop meer gespreid zijn.

Een lid kan bij zijn ontslag zelf het tijdstip van ontslag bepalen. Het kan ook een later tijdstip kiezen om zodoende eventueel nog bij de afhandeling van lopende zaken betrokken te kunnen zijn. De bepaling van het derde lid is van orde.

Artikel 6. Ingediend bezwaarschrift.

In de Awb wordt uitgebreid aandacht geschonken aan de wijze waarop een bezwaarschrift ingediend moet worden en de daarmee samenhangende ontvankelijkheidsvragen. Hieronder wordt beknopt aangegeven welke onderwerpen in de Awb aan de orde komen:

  • 1.

    Vereisten te stellen aan het bezwaarschrift (artikel 6:5 Awb);

  • 2.

    De indieningstermijn (artikel 6:7 tot en met 6:12 Awb):

    • a.

      De indieningstermijn bedraagt zes weken (artikel 6:7 Awb);

    • b.

      De indieningstermijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt (artikel 6:8 Awb);

    • c.

      De ontvangsttheorie (artikel 6:9 eerste lid Awb) of een combinatie van de verzend- en ontvangsttheorie is van toepassing (artikel 6:9 tweede lid Awb);

    • d.

      Regeling voor de ontvankelijkheid van te vroeg of te laat ingediende bezwaarschriften (artikel 6:10 en 6:11 Awb).

  • 3.

    De procedure na ontvangst van een bezwaarschrift (artikel 6:14 tot en met 6:15 Awb):

    • a.

      Schriftelijk bevestigen van de ontvangst door het orgaan waarbij het bezwaarschrift is ingediend. Hierbij wordt vermeld dat een commissie over het bezwaar zal adviseren (artikel 6:14 Awb);

    • b.

      Doorzendplicht (artikel 6:15 Awb).

Artikel 7. Bemiddeling.

Deze bepaling is bij de herziening van 2010 toegevoegd. Alternatieve geschilbeslechting wordt bij de meeste bestuursorganen en rechtbanken op een bepaalde manier toegepast. Een veel voorkomende vorm is (pre-) mediation.

Mediation is een formele vorm. Hierbij kan onder begeleiding van een mediator naar een oplossing worden gezocht waarmee beide partijen uit de voeten kunnen. Belangrijk is dat beide partijen deze stap nemen en afspraken die hierbij horen worden formeel in een overeenkomst vastgelegd.

Een andere aanpak kan zijn dat na ontvangst van het bezwaarschrift contact wordt opgenomen met bezwaarde. Op deze manier kunnen misverstanden worden rechtgezet, het besluit nader toegelicht of iets dergelijks. Een dergelijke aanpak kan leiden tot intrekking van het bezwaarschrift.

Door deze bepaling op te nemen is procedureel vastgelegd dat een bemiddelingspoging mogelijk is in het bezwaarschriftenproces. Door de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen is het van belang dat, indien er gesproken wordt over mogelijke oplossingen buiten de bezwaarprocedure om, formeel wordt vastgelegd dat de beslistermijn van het bezwaarschrift wordt opgeschort tot het moment dat aan de secretaris van de commissie wordt meegedeeld wat de uitkomst van de bemiddelingspoging is.

Artikel 8. Uitoefening bevoegdheden.

Ingevolge artikel 7:13 Awb beslist de commissie over onder andere de toepassing van artikel 7:4, zesde lid en 7:5 tweede lid Awb. Dit uitdrukkelijke voorschrift maakt het mogelijk dat deze bevoegdheid door de voorzitter van de commissie wordt uitgeoefend. De hiervoor aangehaalde bepalingen zijn in dit artikel dan ook niet genoemd.

De in dit artikel aangehaalde artikelen of artikelleden van de Awb luiden als volgt.

Artikel 2:1, tweede lid Awb

Een bestuursorgaan kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.

Artikel 6:6 Awb

Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 Awb of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, kan dit niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

Artikel 6:17 Awb

Indien iemand zich laat vertegenwoordigen, zendt het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in elk geval aan de gemachtigde.

Artikel 7:4 tweede lid Awb

Het bestuursorgaan legt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage.

Artikel 7:6 vierde lid Awb

Het bestuursorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het derde lid achterwege laten, voorzover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden.

Het derde lid van genoemd artikel luidt: Wanneer belanghebbenden afzonderlijk zijn gehoord, wordt ieder van hen op de hoogte gesteld van het verhandelde tijdens het horen buiten zijn aanwezigheid.

Artikel 9. Vooronderzoek.

Het spreekt voor zich dat de voorzitter van de commissie er zorg voor dient te dragen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift voldoende voor te bereiden. Hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen, zowel intern als extern. Zo moet het mogelijk zijn om met de bezwaarde in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijvoorbeeld hem bij kennelijke niet-ontvankelijkheid in overweging te geven het bezwaarschrift in te trekken.

Artikel 10. Hoorzitting.

Artikel 7:3 Awb geeft aan in welke gevallen van horen van belanghebbenden kan worden afgezien. Voor een ingediend bezwaarschrift is dat indien:

  • a.

    het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is;

  • b.

    het bezwaarschrift kennelijk ongegrond is;

  • c.

    de belanghebbenden verklaard hebben geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord;

  • d.

    aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.

Ad d.

Het ligt voor de hand dat indien het verwerend orgaan aan het bezwaar van appellant volledig tegemoet denkt te kunnen komen, het daarover met de voorzitter van de commissie contact opneemt. In dit verband wordt ook gewezen op artikel 6:18 en 6:19 Awb. In artikel 6:18 Awb gaat het over het tijdens het aanhangig zijn van bezwaar intrekken of wijzigen van het bestreden besluit. In artikel 6:19 Awb wordt bepaald dat indien een bestuursorgaan zo’n intrekkings- of wijzigingsbesluit heeft genomen, het bezwaar geacht wordt mede gericht te zijn tegen het nieuwe besluit tenzij dat besluit geheel tegemoet komt aan het bezwaar.

De bevoegdheid om van horen af te zien wordt door de verordening toegekend aan de voorzitter van de commissie. Deze beslissing is dus niet aan het bestuursorgaan dat het bezwaarschrift heeft ontvangen.

Het bepaalde in het derde lid spreekt voor zich. Daarnaast zal in het uiteindelijk uit te brengen advies hier nogmaals op teruggekomen moeten worden. Dat is noodzakelijk omdat ingevolge artikel 7:12 Awb bij de beslissing op een bezwaarschrift, indien van het horen is afgezien, aangegeven moet worden op welke grond dat is geschied.

Artikel 11. Uitnodiging zitting.

Ingevolge het eerste lid van deze bepaling wordt ook het verwerend orgaan uitgenodigd voor de zitting. Het is van groot belang dat dit orgaan zich ook ter zitting laat vertegenwoordigen. Daarmee kan worden voorkomen dat er, vanwege de inbreng van de bezwaarmaker, een eenzijdig beeld ontstaat. Voorts is het voor een externe commissie van groot belang om van bestuurlijke zijde te vernemen hoe een beslissing tot stand is gekomen. Anders kan het voor de commissie moeilijk worden om een goede afweging te maken.

In het eerste lid wordt een termijn van drie weken vastgesteld tussen de oproeping en de zitting zelf. Deze termijn is zodanig dat belanghebbenden zich behoorlijk op de zitting kunnen voorbereiden.

Voorts is in dit artikel een regeling opgenomen over het desgevraagd wijzigen van het tijdstip van de zitting. Uitstel hoeft niet altijd te worden verleend. Betrokkene dient wel tijdig uitsluitsel over zijn verzoek om uitstel te krijgen. Met de inwerkingtreding van de wet Dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen is het verstandig om indien een bezwaarde verzoekt om uitstel, hiermee in te stemmen onder voorwaarde dat de beslistermijn met eenzelfde periode opgeschort wordt en dit schriftelijk te bevestigen.

De toelichting op deze verordening is de plaats om te wijzen op het bepaalde in artikel 7:4 en 7:8 Awb.

Artikel 7:4 Awb

  • 1.

    Tot 10 dagen voor het horen kunnen belanghebbenden nadere stukken indienen.

  • 2.

    Het bestuursorgaan legt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken, voorafgaand aan het horen, gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage.

  • 3.

    Bij de oproeping voor het horen worden belanghebbenden gewezen op het eerste lid en wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage liggen.

  • 4.

    Belanghebbenden kunnen van deze stukken tegen vergoeding van ten hoogste de kosten afschriften verkrijgen.

  • 5.

    Voor zover de belanghebbenden daarmee instemmen, kan toepassing van het tweede lid achterwege worden gelaten.

  • 6.

    Het bestuursorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het tweede lid voorts achterwege laten, voorzover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden. Van de toepassing van deze bepaling wordt mededeling gedaan.

  • 7.

    Gewichtige redenen zijn in elk geval niet aanwezig, voorzover ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur de verplichting bestaat een verzoek om informatie, vervat in deze stukken, in te willigen.

  • 8.

    Indien een gewichtige reden is gelegen in de vrees voor schade aan de lichamelijke of geestelijke gezondheid van een belanghebbende, kan inzage van de desbetreffende stukken worden voorbehouden aan een gemachtigde die hetzij advocaat, hetzij arts is.

Volgens de parlementaire geschiedenis zal voor het aannemen van geheimhoudingsgronden een sterkere grond aanwezig moeten zijn dan de in de Wob opgenomen weigeringsgronden. In de bezwaarschriftenprocedure is aangaande inzage in en geheimhouding van stukken niet de Wob, maar artikel 7:4 Awb van toepassing.

Artikel 7:8 Awb

  • 1.

    Op verzoek van de belanghebbende kunnen door hem meegebrachte getuigen en deskundigen worden gehoord.

  • 2.

    De kosten van getuigen en deskundigen zijn voor rekening van de belanghebbende die hen heeft meegebracht.

Artikel 12. Quorum.

Dit artikel spreekt voor zich. Opgemerkt zij dat er geen wettelijk bezwaar is tegen het horen in het kader van de bezwaarprocedure door de voorzitter en één lid van de adviescommissie, mits advisering door de voltallige commissie heeft plaatsgevonden.

Artikel 13. Niet-deelneming aan de behandeling.

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 14. Openbaarheid zitting.

Ingevolge artikel 7:5, tweede lid Awb besluit het bestuursorgaan, voorzover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. In artikel 7:13 , vierde lid Awb wordt deze bevoegdheid aan de commissie toegekend.

In de onderhavige verordeningsbepaling is vastgelegd dat de hoorzitting in principe in het openbaar plaatsvindt. Uitzondering op deze regel blijft mogelijk, bijvoorbeeld indien bijzonder persoonlijk zaken van familiaire, medische of financiële aard of andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen.

De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die ingevolge artikel 16 van de verordening achter gesloten deuren plaats heeft.

Artikel 15. Schriftelijke verslaglegging.

Artikel 7:7 Awb vereist zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijke vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld.

Uit het verslag zal duidelijk moeten blijken welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht.

Artikel 16. Nader onderzoek.

Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het verwerend orgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In artikel 7:9 Awb wordt bepaald dat indien het in het hier bedoelde geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel hoor en wederhoor). Is de nieuwe informatie niet van aanmerkelijk belang dan kan er voor gekozen worden om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren. Na de hoorzitting gehouden telefoongesprekken kunnen gezien worden als nader onderzoek (Nationale ombudsman 9 juli 2001, AB 2001/263). Een zorgvuldige procedure houdt ook in dat het bestuursorgaan zich niet rechtstreeks tot de adviescommissie kan wenden zonder dat de andere belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om hun standpunt dienaangaande kenbaar te maken (Rb. Rotterdam, 10 november 1999, JB 1999/311).

Artikel 17. Raadkamer en advies.

De hoorzitting is in principe openbaar, de hier bedoelde beraadslaging vindt achter gesloten deuren plaats.

Het horen kan plaatsvinden door een niet-voltallige commissie, de advisering dient plaats te vinden door een commissie die voldoet aan de eisen van artikel 7:13, eerste lid onder a Awb. Hoe het advies tot stand komt, is niet voorgeschreven.

Advisering door de voorzitter en één lid van de commissie is in strijd met artikel 7:13, eerste lid onder a Awb (ABRS 19 oktober 1998, JB 1998/257). Uit het derde lid van dit artikel volgt niet dat de gehele advisering kan worden opgedragen aan de voorzitter en één lid.

De commissie adviseert eveneens over een verzoek om vergoeding van kosten (artikel 7:15 Awb) welk verzoek schriftelijk, dan wel mondeling voor of tijdens de hoorzitting is gedaan. Deze advisering bestaat eruit dat zal worden aangegeven of recht bestaat op vergoeding en zo ja, over de hoogte van het vergoedingsbedrag. Dit laatste wordt ontleend aan het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Artikel 18. Uitbrengen advies en verdaging.

Volgens artikel 7:13 Awb maakt in de bezwaarschriftprocedure het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht.

De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 Awb 12 weken, behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging. De onderhavige bepaling verlangt van de voorzitter van de commissie dat indien hij voorziet dat de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan verzoekt de beslissing op het bezwaar te verdagen. Het besluit tot verdaging is een beschikking.

Afronding van de procedure

De verordening spitst zich toe op de behandeling van bezwaarschriften en eindigt er in feite mee dat door de commissie schriftelijk advies wordt uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

In de Awb is geregeld wat er daarna dient te gebeuren. Indien het bezwaar ontvankelijk is, dient op grondslag van daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats te vinden. Is een bezwaarschrift niet-ontvankelijk, dan wordt aan heroverweging niet toegekomen. Voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, herroept het bestuursorgaan het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in plaats daarvan een nieuwe besluit. Dit nieuwe besluit treedt daarmee in de plaats van het oorspronkelijke (bestreden) besluit.

Toetsing van het bezwaarschrift dient niet beperkt te blijven tot vragen van rechtmatigheid, maar moet, binnen de grenzen van de wet, zich uitstrekken tot beleidsmatige en bestuurlijke aspecten. De heroverweging dient ex nunc plaats te vinden, dat wil zeggen dat rekening moet worden gehouden met inmiddels gewijzigde feiten en omstandigheden. De feiten en omstandigheden op het moment waarop het nieuwe besluit wordt genomen zijn van belang.

Daarnaast dient de heroverweging op grondslag van het bezwaar te geschieden. Hieruit vloeit voort dat die onderdelen van het besluit die geheel los van de aangevoerde bezwaren staan, in beginsel buiten beschouwing blijven. Het bestuursorgaan zal daarbij de naar voren gebrachte bezwaren voldoende ruim naar hun strekking moeten opvatten. Indien bijvoorbeeld tijdens de hoorzitting blijkt dat deze, ondanks een beperkte omschrijving in het bezwaarschrift, ruimer bedoeld zijn, dan zal daarmee rekening moeten worden gehouden.

Verder is het niet de bedoeling dat er verslechtering van de positie van diegene die het bezwaarschrift indient tijdens de bezwaarschriftenprocedure mag optreden (het verbod van reformatio in peius). Natuurlijk staat dit er niet aan in de weg dat als een derde bezwaar maakt tegen bijvoorbeeld een afgegeven vergunning, die bezwaren gehonoreerd kunnen worden. Dit is het wezen van de bezwaarschriftenprocedure en niet in strijd met genoemd beginsel.

In artikel 7:12 Awb is voorgeschreven dat de beslissing op het bezwaarschrift dient te berusten op een deugdelijke motivering die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. Daarbij is het van belang dat indien van het advies van de commissie wordt afgeweken in de beslissing de reden van die afwijking wordt vermeld en het advies met de beslissing wordt meegezonden.

Artikel 19. Jaarverslag.

Deze bepaling is opgenomen bij deze wijzing van de verordening. Enerzijds legt de commissie in het jaarverslag verantwoording af voor haar werkzaamheden in het voorgaande kalenderjaar, anderzijds is het een instrument voor de commissie om aan de bestuursorganen adviezen te geven over de verbeterpunten op het gebied van juridische kwaliteit.

De invulling van het jaarverslag wordt aan de commissie overgelaten. Het ligt voor de hand dat de commissie rapporteert over het aantal ingediende bezwaarschriften, het aantal uitgebrachte adviezen, wat de adviezen inhielden, of het bestuursorgaan contrair heeft besloten, in welke gevallen beroep wordt ingediend en wat de uitkomst van dit beroep is.

In ieder geval rapporteert de commissie in het jaarverslag over tegen haar ingediende klachten.

Artikel 20 Inwerkingtreding en citeertitel.

Dit artikel vergt geen nadere toelichting.