Regeling vervallen per 24-03-2021

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Smallingerland houdende regels omtrent de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordeling door het openbaar bestuur

Geldend van 28-12-2019 t/m 23-03-2021

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Smallingerland houdende regels omtrent de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordeling door het openbaar bestuur

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

overwegende

dat de integriteit van een bestuursorgaan wordt aangetast als er bij een beschikking, zoals een vergunning, overheidsopdracht of vastgoedtransactie, sprake is van het aanwenden door betrokkenen van financieel voordeel uit (reeds gepleegde) criminele activiteiten dan wel het plegen van strafbare feiten;

dat de gemeentelijke bestuursorganen verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van de Wet bevordering integriteitsbeoordeling door het openbaar bestuur en zelf de bevoegdheid hebben om te bepalen in welke van de door de wet geboden mogelijkheden, zij dit instrument daadwerkelijk zullen toepassen;

dat het college in dat kader reeds op 4 september 2012 een beleidslijn heeft vastgesteld, maar dat een uitbreiding van de gevallen waarbij dit instrument wordt toegepast, noodzakelijk is;

dat de besluiten en overeenkomsten opgenomen in dit beleid zijn gekozen op basis van ervaringen van de afgelopen jaren met als doel georganiseerde criminaliteit, witwasprakijken en een 'waterbedeffect' te voorkomen en

dat nieuw beleid nodig is om zo meer structuur, zekerheid en transparantie in de werkwijze te kunnen bieden.

B E S L U I T E N

vast te stellen:

Beleidsregels voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordeling door het openbaar bestuur gemeente Smallingerland 2019 (hierna: Bibob-Beleidslijn gemeente Smallingerland 2019),

Bibob-beleidslijn gemeente Smallingerland 2019

Paragraaf 1: Algemeen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1. De definities in artikel 1 en 2 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregels.

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

    • b.

      Bibob-toets: eigen onderzoek, waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau Bibob aan te vragen;

    • c.

      RIEC: Regionaal Informatie en Expertise Centrum Noord.

    • d.

      Apv: Algemene plaatselijke verordening gemeente Smallingerland.

    • e.

      Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 1.2 Uitvoering Bibob-toets in afwijking van beleidslijn

Deze beleidslijn laat onverlet dat al dan niet in afwijking van de hierna volgende bepalingen gemotiveerd tot uitvoering van een Bibob-toets kan worden besloten als de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.

Paragraaf 2: Publiekrechtelijke beschikkingen

Artikel 2.1 Drank- en Horecawet, Apv en Wet op de Kansspelen

  • 1. Een Bibob-toets vindt plaats bij de volgende aanvragen voor een:

    • a.

      horecavergunning, zoals bedoeld in artikel 3 Drank- en Horecawet, met uitzondering van de paracommerciële horeca inrichtingen als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet;

    • b.

      horecaexploitatievergunning, zoals bedoeld in artikel 2:28 Apv, met uitzondering van de para-commerciële horecabedrijven;

    • c.

      exploitatievergunning speelgelegenheid, zoals bedoeld in artikel 2:39 Apv;

    • d.

      exploitatievergunning smartshop, headshop, growshop, belwinkel of nachtwinkel, zoals bedoeld in artikel 2:40b Apv;

    • e.

      exploitatievergunning seksinrichting of escortbedrijf, zoals bedoeld in artikel 3:4 Apv of

    • f.

      aanwezigheidsvergunning kansspelautomaten, zoals bedoeld in artikel 30b van de Wet op de Kansspelen of

    • g.

      vestigingsvergunning speelautomatenhal, zoals bedoeld in art. 30c, eerste lid, onder b Wet op de Kansspelen

  • 2. Een Bibob-toets vindt plaats bij een aanvraag voor een evenementenvergunning, zoals bedoeld in artikel 2:25 Apv, als deze betrekking heeft op:

    • a.

      een vechtsportgala;

    • b.

      een risicogebied, waaronder vliegveld Drachten of een ander gebied dat door het bestuursorgaan al zodanig is aangewezen en bekend is gemaakt.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, vindt bij een aanvraag voor een evenementenvergunning, zoals bedoeld in artikel 2:25 Apv, een Bibob-toets plaats, als op grond van:

    • -

      eigen ambtelijke informatie,

    • -

      informatie verkregen van het Bureau Bibob,

    • -

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC of

    • -

      vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip)

vragen ontstaan of bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of met hem in verband te brengen personen zoals onder meer de personen die direct of indirect leiding geven en/of direct of indirect zeggenschap uitoefenen en/of direct of indirect vermogen verschaffen aan de betreffende activiteiten en/of onderneming of dat in het verleden hebben gedaan en/of over de organisatiestructuur en/of de wijze van financiering. Het bestuursorgaan kan dan actief navraag doen binnen haar organisatie of bij de hierboven vermelde partners.

Artikel 2.2. Wabo

  • 1. Een Bibob-toets vindt plaats bij onderstaande aanvragen voor een vergunning, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo, als een of meer van de volgende criteria op de aanvraag van toepassing is:

    • a.

      de aanvraag heeft betrekking op een bouwsom hoger dan € 250.000,– (exclusief btw) waarbij de bouwsom door de gemeente wordt berekend;

    • b.

      de aanvraag heeft betrekking op een bouwwerk ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, de bouwsom bedraagt meer dan € 25.000,- (exclusief btw), waarbij de bouwsom door de gemeente wordt berekend en heeft betrekking op een of meer van de volgende risico categorieën:

      • -

        horeca- en seksbedrijven;

      • -

        coffeeshops, growshops, smartshops, headshops, belwinkel of nachtwinkel;

      • -

        speelautomatenhallen en gamecenters;

      • -

        zorginstellingen;

      • -

        woonwagenterreinen;

      • -

        zonneparken;

      • -

        kamerverhuur.

    • c.

      de aanvraag heeft betrekking op een of meer van de volgende risicogebieden:

      • -

        vliegveld Drachten;

      • -

        een ander gebied dat door het bestuursorgaan als zodanig is aangewezen en bekend gemaakt.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, vindt bij een aanvraag voor een vergunning, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo, een Bibob-toets plaats als op grond van:

    • -

      eigen ambtelijke informatie,

    • -

      informatie verkregen van het Bureau Bibob,

    • -

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC of

    • -

      vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip)

vragen ontstaan of bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of met hem in verband te brengen personen zoals onder meer de personen die direct of indirect leiding geven en/of direct of indirect zeggenschap uitoefenen en/of direct of indirect vermogen verschaffen aan de betreffende activiteiten en/of onderneming of dat in het verleden hebben gedaan en/of over de organisatiestructuur en/of de wijze van financiering. Het bestuursorgaan kan dan actief navraag doen binnen haar organisatie of bij de hierboven vermelde partners.

  • 3. Een Bibob-toets vindt plaats bij een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e van de Wabo die betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wabo (omgevingsvergunningen inrichtingen Wet Milieubeheer) en die behoort tot de afval- en/of vuurwerkbranche.

Artikel 2.3 Subsidies

Een Bibob-toets vindt plaats bij een aanvraag voor een subsidie als bedoeld in de gemeentelijke subsidieregeling, als

  • a.

    de aanvraag betrekking heeft op een risicogebied of een bepaald type subsidie dat als zodanig is aangewezen en bekend gemaakt of

  • b.

    op grond van:

    • -

      eigen ambtelijke informatie,

    • -

      informatie verkregen van het Bureau Bibob,

    • -

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC of

    • -

      vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip)

vragen ontstaan of bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of met hem in verband te brengen personen zoals onder meer de personen die direct of indirect leiding geven en/of direct of indirect zeggenschap uitoefenen en/of direct of indirect vermogen verschaffen aan de betreffende activiteiten en/of onderneming of dat in het verleden hebben gedaan en/of over de organisatiestructuur en/of de wijze van financiering.

Artikel 2.4 Vrijstellingen

Een Bibob-toets wordt niet toegepast als de aanvraag voor een beschikking zoals genoemd in deze paragraaf, afkomstig is van:

  • a.

    overheidsintanties,

  • b.

    semi-overheidsinstanties of

  • c.

    woningcorporaties of woningbouwverenigingen, die zijn toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting overeenkomstig het Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning.

Artikel 2.5 Al verleende beschikkingen

  • 1. Bij beschikkingen die al verleend zijn, kan uitvoering worden gegeven aan de Bibob-toets als:

    • a.

      de beschikking betrekking heeft op een risicocategorie of risicogebied dat als zodanig is aangewezen en bekend gemaakt;

    • b.

      op grond van:

      • -

        eigen ambtelijke informatie,

      • -

        informatie verkregen van het Bureau Bibob,

      • -

        informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC of

      • -

        vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip)

    vragen ontstaan of bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of met hem in verband te brengen personen zoals onder meer de personen die direct of indirect leiding geven en/of direct of indirect zeggenschap uitoefenen en/of direct of indirect vermogen verschaffen aan de betreffende activiteiten en/of onderneming of dat in het verleden hebben gedaan en/of over de organisatiestructuur en/of de wijze van financiering of

    • c.

      bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstig gevaar is geconstateerd en aan betrokkene in de gemeente Smallingerland een soortgelijke beschikking is verstrekt.

Artikel 2.6 Weigering Bibob-vragenformulier en gevraagde bescheiden

Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld met de gevraagde bijbehorende bescheiden te retourneren, zullen allereerst de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht toegepast worden. Bij volharding zal de weigering worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 4 juncto artikel 3 van de wet. De aangevraagde beschikking zal worden geweigerd, danwel zal de verleende beschikking worden ingetrokken.

Paragraaf 3: Privaatrechtelijke transacties

Artikel 3.1 Vastgoedtransacties

  • 1. De Bibob-toets kan toegepast worden op vastgoedtransacties, zoals bedoeld in artikel 1 onder o van de wet, waarbij de gemeente Smallingerland partij is. Bij de start van de onderhandelingen daartoe zal de betrokkene ervan in kennis gesteld worden dat een Bibob-toets deel uit kan maken van de procedure.

  • 2. De gemeente Smallingerland neemt in vastgoedovereenkomsten standaard een integriteitsclausule op. Daarin wordt bepaald dat op grond van artikel 5a van de wet de gemeente advies kan opvragen aan het Bureau Bibob en dat de gemeente bij gevaar op misbruik zoals bedoeld in artikel 9 in samenhang met artikel 3 van de wet, kan worden overgegaan tot ontbinding, vernietiging of opschorting van de overeenkomst.

  • 3. De Bibob-toets wordt beperkt tot de gevallen die een of meerdere van de onderstaande kenmerken hebben:

    • -

      hoge mate van financiële complexiteit;

    • -

      behorend tot een risicobranche of risicogebied;

    • -

      hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur;

    • -

      exceptioneel financieel risico voor de gemeente Smallingerland;

    • -

      de betrokkene beschikt over een snel groeiend vastgoedportfolio of

    • -

      de betrokkene recent is opgericht al dan niet met een opmerkelijke of verdachte exploitatie;

  • 4. Daarnaast kan een Bibob-toets worden uitgevoerd als op grond van:

    • -

      eigen ambtelijke informatie,

    • -

      informatie verkregen van het Bureau Bibob,

    • -

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC of

    • -

      vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip)

      vragen ontstaan of bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of met hem in verband te brengen personen zoals onder meer de personen die direct of indirect leiding geven en/of direct of indirect zeggenschap uitoefenen en/of direct of indirect vermogen verschaffen aan de betreffende activiteiten en/of onderneming of dat in het verleden hebben gedaan en/of over de organisatiestructuur en/of de wijze van financiering.

  • 5. In afwijking van het bepaalde in het eerste, tweede, derde en vierde lid zal geen Bibob-toets worden toegepast als:

    • -

      het de aankoop van onroerende zaken door de gemeente zelf betreft of de overeenkomst wordt aangegaan met (semi)overheidsinstanties, schoolbesturen, toegelaten woningcorporaties of toegelaten woningbouwverenigingen, waarbij onder toegelaten wordt verstaan: toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting overeenkomstig het Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning.

Artikel 3.2 Aanbestedingen

  • 1. De gemeente Smallingerland kan een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot alle overheidsopdrachten in de zin van de Europese aanbestedingsrichtlijn of de Aanbestedingswet 2012, voor zover deze vallen binnen een krachtens artikel 5 van de wet aangewezen sector.

  • 2. De gemeente Smallingerland zal in ieder geval een Bibob-toets uitvoeren als er vanuit:

    • -

      eigen ambtelijke informatie,

    • -

      informatie verkregen van het Bureau Bibob,

    • -

      informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC of

    • -

      vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip)

      vragen ontstaan of bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of met hem in verband te brengen personen zoals onder meer de personen die direct of indirect leiding geven en/of direct of indirect zeggenschap uitoefenen en/of direct of indirect vermogen verschaffen aan de betreffende activiteiten en/of onderneming of dat in het verleden hebben gedaan en/of over de organisatiestructuur en/of de wijze van financiering. Het bestuursorgaan kan in dit verband in ieder geval actief navraag doen binnen haar organisatie of bij de hierboven vermelde partners.

  • 3. De gemeente Smallingerland kan in iedere fase van een aanbesteding ter zake een overheidsopdracht, als in het eerste lid van dit artikel bedoeld, een Bibob-toets uitvoeren. Derhalve kunnen aan een Bibob-toets worden onderworpen zowel degenen die de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is te selecteren tot een volgende fase van de aanbesteding, dan wel degene(n) aan wie de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is de betreffende overheidsopdracht te gunnen.

  • 4. De gemeente Smallingerland kan ook na gunning van een overheidsopdracht als bedoeld in lid 1 van dit artikel besluiten een Bibob-toets uit te voeren. Daartoe zal in de betreffende aanbestede (concept)overeenkomst(en) een nadere bepaling moeten worden opgenomen. Die bepaling heeft als strekking dat de overeenkomst zal kunnen worden ontbonden door het bestuursorgaan als (alsnog) feiten en omstandigheden in relatie tot het bedrijf of de persoon van de opdrachtgever bekend zijn geworden die, ware deze bekend geweest vóór het tot stand komen van de overeenkomst, aanleiding zouden zijn geweest om de opdrachtnemer uit te sluiten van verdere deelname aan de aanbesteding. De gemeente Smallingerland kan in het hiervoor bedoelde geval besluiten niet tot ontbinding over te gaan als zij van oordeel is dat uit de Bibob-toets gebleken mate van gevaar in voldoende mate valt te reduceren door het stellen van (nadere) uitvoeringsvoorwaarden.

Paragraaf 4: Uitvoering

Artikel 4.1 Bibob-toets

In de in deze beleidslijn bepaalde gevallen dient betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, het Bibob-vragenformulier in te vullen en in te leveren. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd die in deze vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd.

Het Bibob-vragenformulier bevat in elk geval de in artikel 30, tweede lid van de wet genoemde vragen en daarnaast aanvullende vragen, die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek te kunnen verrichten. In geval de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maakt het Bibob-vragenformulier onderdeel uit van de aanvraag hiervoor.

Alvorens het eigen onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet wordt gestart, zal een aanvraag eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van de desbetreffende vergunning.

Het daarop aansluitende eigen onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit een tweetal stappen:

Stap 1 eigen onderzoek

Het onderzoek bestaat in ieder geval uit de controle en analyse van:

  • -

    de door de aanvrager/houder van de vergunning aangereikte informatie/documenten bij de Bibob-vragenformulier(en) (inclusief bijlagen) en de door hem/haar daarbij aangeleverde documenten;

  • -

    eventuele extra, op verzoek van het bevoegd gezag, door aanvrager/houder overlegde documenten of informatie;

  • -

    open bronnen onderzoek (zoals KvK, kadaster, etc.);

  • -

    gegevens van het RIEC, politie, justitie en de Belastingdienst.

De Bibob-gronden vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Het bevoegd gezag zal echter altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken en, zo mogelijk, toepassen.

Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld. Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig aan te leveren leidt tot het buiten behandeling stellen van de nieuwe aanvraag dan wel de mogelijkheid tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning.

Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ‘ernstig gevaar’ als bedoeld in de wet, kan het de vergunning weigeren of intrekken. Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ‘mindere mate van gevaar’ als bedoeld in de wet, kan het de vergunning verlenen met voorschriften.

Stap 2 Advies Landelijk Bureau Bibob

Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Bureau Bibob worden gevraagd, als:

  • -

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd;

  • -

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden onderneming(en);

  • -

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffendebeschikking te verbinden activiteiten;

  • -

    de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een Bibob-advies aan te vragen.

  • -

    (andere) omstandigheden die doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten;

  • -

    (andere) omstandigheden die doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan welgegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

Een toetsing aan de wet met behulp van een advies van het Bureau Bibob geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen.

Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

De adviesaanvraag bij het Bureau Bibob is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is het de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.

Artikel 4.2 Informatieplicht

  • 1. Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau Bibob. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31, juncto 15. Een afschrift van deze notificatiebrief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau Bibob.

  • 2. In geval een van het Bureau Bibob ontvangen advies leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het college of de burgemeester gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.

Artikel 4.3 Adviestermijn

  • 1. Als het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het Bureau Bibob, wordt op grond van artikel 31 van de wet de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau Bibob in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 lid1 van de wet.

  • 2. Als het Bureau Bibob het advies niet binnen de in lid 1 gestelde termijn kan geven heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid van de wet, de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn genoemd in artikel 15 lid 3 van de wet.

  • 3. Een door het bestuursorgaan op grond van de wet genomen negatief besluit op de aanvraag voor een beschikking is vatbaar voor beroep en bezwaar.

  • 4. Het bestuursorgaan die een advies van het Bureau Bibob als bedoeld in de wet ontvangt, kan dit advies gedurende twee jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

Artikel 4.4 Beschikking

  • 1. Het bestuursorgaan gaat over tot een negatief besluit op de aanvraag op de beschikking dan wel een inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, als uit eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau Bibob blijkt dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. Daarbij zal in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.

  • 2. Als het bestuursorgaan voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht op grond van de wet, of het aangaan van een vastgoedtransactie wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijze in te brengen.

  • 3. Een door het bestuursorgaan op grond van de wet genomen negatief besluit op de aanvraag voor een beschikking is vatbaar voor beroep en bezwaar.

  • 4. Het bestuursorgaan die een advies van het Bureau Bibob als bedoeld in de wet ontvangt, kan dit advies gedurende twee jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

Paragraaf 5: Geheimhouding

Artikel 5. Geheimhoudingsplicht

Een ieder die krachtens de wet informatie krijgt met betrekking tot een derde is op grond van artikel 28 van de wet verplicht tot geheimhouding van deze informatie.

Paragraaf 6: inwerkingtreding

Artikel 6. Invoeringsdatum

Deze beleidslijn treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.

Met de inwerkingtreding van deze nieuwe beleidslijn, vervalt de Bibob-beleidslijn gemeente Smallingerland van 2012.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 12 december 2019.

Burgemeester en wethouders van Smallingerland

De secretaris

J. Mulder

de burgemeester

J. Rijpstra

De burgemeester van Smallingerland,

J. Rijpstra

Toelichting

1. De Wet Bibob

Het doel van de Wet Bibob is het beschermen van de integriteit van de overheid. De Wet Bibob heeft een preventief karakter en is bedoeld om te voorkomen dat de overheid ongewild criminele activiteiten faciliteert door bijvoorbeeld vergunningen of subsidies te verstrekken of vastgoedtransacties aan te gaan met malafide partners. Hiermee wordt tevens de concurrentiepositie van bonafide ondernemers beschermd.

De Wet Bibob is, vanwege het ultimum remedium karakter, bedoeld als een aanvulling op de bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren en/of in te trekken.

Op grond van de Wet Bibob kan diepgaand onderzoek gedaan worden naar de achtergrond van een persoon of onderneming middels eigen onderzoek en/of het vragen van een advies aan het Landelijk Bureau Bibob

Een vergunning kan op grond van de Wet Bibob worden geweigerd of ingetrokken als er een ernstig gevaar bestaat dat deze wordt gebruikt om uit strafbare feiten verkregen vermogen te benutten (de zogenaamde a-grond) of om strafbare feiten te plegen (de zogenaamde b-grond). Dit is geregeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

Bij beoordeling van de a-grond worden strafbare feiten betrokken waarmee geld kan worden verdiend zoals witwassen, drugshandel en (belasting)fraude. Er hoeft niet te worden aangetoond dat dit vermogen daadwerkelijk in de onderneming wordt geïnvesteerd. Voor het aannemen van een ernstig gevaar is het voldoende dat het aannemelijk is dat de feiten zijn gepleegd, het voordeel groot is en dat het voordeel niet is ontnomen.

Ten aanzien van de b-grond gaat de wet ervan uit dat als iemand in het (recente) verleden vaak genoeg strafbare feiten heeft gepleegd, hij dit in de toekomst opnieuw kan doen. Die strafbare feiten moeten wel zijn gepleegd bij activiteiten of overeenkomen met activiteiten waarvoor de vergunning wordt gevraagd of is verleend.

2. Het Bibob-onderzoek

Het onderzoek op basis van de Wet Bibob is in twee fasen te onderscheiden.

De eerste fase bestaat uit een onderzoek dat door de gemeente zelf wordt uitgevoerd. Dit onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

  • -

    de door de aanvrager beantwoorde vragen die zijn opgenomen in het Bibob-vragenformulier plus bijgeleverde documenten;

  • -

    open bronnen onderzoek (bijvoorbeeld Kamer van Koophandel, Kadaster, Internet, enz.);

  • -

    gegevens van politie, Openbaar Ministerie en Belastingdienst.

De BIBOB-gronden vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. De gemeente zal daarom altijd eerst de bestaande weigering- en intrekkingsgronden die te maken hebben met integriteit van de aanvrager, zoals bijvoorbeeld de eis niet in enig opzicht van slecht levensgedrag te zijn, evenals de eisen genoemd in het Besluit zedelijkheidseisen, behorend bij de Drank- en Horecawet, onderzoeken en, zo mogelijk, toepassen.

In de tweede fase kan de gemeente advies vragen aan het Landelijk Bureau Bibob (het Bureau Bibob), onderdeel van het Ministerie van Justitie. Dit gebeurt als er na het eigen onderzoek nog vragen zijn, bijvoorbeeld over de financiering of de bedrijfsstructuur.

Het Bureau Bibob heeft toegang tot gesloten bronnen die voor de gemeente niet toegankelijk zijn (bijv. politiegegevens, strafregisters en gegevens van het UWV en de Arbeidsinspectie), waardoor een bredere screening en een diepgaander onderzoek mogelijk is.

Voorwerp van onderzoek door het Bureau Bibob is bovendien niet alleen de betrokken aanvrager van een beschikking, maar ook de structuur en financiering van het bedrijf of de onderneming, de zeggenschap daarover, evenals de verhouding tot andere personen, bedrijven en ondernemingen.

Het advies van het Bureau Bibob kan drie conclusies hebben:

  • 1)

    er is ernstig gevaar,

  • 2)

    een mindere mate van gevaar of

  • 3)

    er is geen (gebleken) gevaar meer.

De mate van gevaar wordt vastgesteld op basis van de antecedenten van de betrokkene en bepaalde in de wet aangewezen derden (bijvoorbeeld financiers en bestuurders). Als er een relatie wordt vastgesteld tussen de betrokkene en de derde worden de antecedenten van die derde meegewogen bij het bepalen van het gevaar. Het doel hiervan is om stroman-constructies te voorkomen.

Een advies van het Bureau Bibob is niet bindend. Het is aan de gemeente om zelf de afweging te maken of een door het Bureau Bibob vastgesteld gevaar zo zwaarwegend is dat bijvoorbeeld een verleende vergunning moet worden ingetrokken of een vastgoedtransactie niet moet worden aangegaan. Het is ook mogelijk om voorschriften te verbinden aan een beschikking of om extra voorwaarden op te nemen in een overeenkomst.

Als de gemeente op basis van het eigen onderzoek genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet, kan de gemeente ook zonder een advies van het Bureau Bibob besluiten over te gaan tot weigering of intrekking op grond van de Wet Bibob of het niet aangaan of ontbinding van een overeenkomst.

3. Wijziging van de Wet Bibob/nieuwe beleidslijn

Door de wetgever was de toepasbaarheid van de Wet Bibob bij de inwerkingtreding in 2003 beperkt tot vergunningen, subsidies en aanbestedingen in de branches horeca, prostitutie-inrichtingen, coffeeshops/smartshops, speelautomatenhallen, milieu en bouw. De toepasbaarheid van de Wet Bibob is met de wetswijziging in 2013 verruimd met de volgende sectoren:

  • -

    Vastgoed- en grondtransacties waarbij de overheid is betrokken;

  • -

    Bepaalde vergunningen op grond van de Huisvestingswet;

  • -

    Iedere gemeentelijke vergunning of ontheffing mits dit bij verordening is geregeld;

  • -

    Alle subsidies.

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de Wet Bibob. Het betreft een facultatieve wet, waarbij het bestuursorgaan zelf de bevoegdheid heeft om te bepalen in welke van de door de wet geboden mogelijkheden, zij dit instrument daadwerkelijk toe wil passen.

Door het vaststellen van een beleidslijn biedt de gemeente meer structuur en zekerheid in haar werkwijze aan zowel de betrokkene(n) als de eigen organisatie en het voorkomt dat er sprake is van willekeur door het bestuursorgaan in de toepassing van het beleid. De gemeente geeft met de beleidslijn een nadrukkelijk signaal af voor de bescherming van haar integriteit en dat kan een preventieve werking tot gevolg hebben.

In de nieuwe beleidslijn is vastgelegd voor welke beschikkingen en overeenkomsten de Wet Bibob door de burgemeester of het college toegepast zal of kan worden.

Ten aanzien van vergunningaanvragen betreffende de horeca, Wet op de Kansspelen, coffeeshop en prostitutiebranche wordt het beleid van de afgelopen jaren voortgezet.

Nieuw is de toepassing van de Wet Bibob op vergunningen betreffende de smartshops, headshops, belwinkels en avondwinkels. Ook de omgevingsvergunningen op basis van de Wabo zijn nieuw. Daarnaast is de mogelijkheid om Bibob toe te passen op vastgoedtransacties, aanbestedingen en subsidies opgenomen in de beleidslijn.

De beleidslijn laat overigens onverlet dat al dan niet in afwijking van de inhoud daarvan tot uitvoering van een Bibob-toets kan worden besloten als de omstandigheden van het geval daartoe aanleidinggeven.

Toelichting artikel 2.2 (omgevingsvergunning bouw)

Uitgangspunt is dat een Bibob-toets plaats vindt in gevallen waarin sprake is van een financiële investering van redelijke omvang dan wel het bouwwerk op enige wijze een faciliterende rol kan spelen in bedrijfsmatige activiteiten die een vergroot risico in zich hebben voor criminele invloeden.

De in lid 1, sub b genoemde risicocategorieën en -gebieden zijn niet limitatief en kunnen, als de ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, door het college van burgemeester en wethouders worden aangepast.

De aanvrager van een Wabo-vergunning is vaak slechts een schakel bij deze zaaksgebonden vergunning. Het is niet ongebruikelijk dat anderen dan de toekomstig gebruiker de vergunning aanvragen. Door het zaaksgebonden karakter kunnen minder bonafide personen buiten schot blijven. Bovendien is de vergunning na verlening eenvoudig over te dragen. Daarom is de Bibob-toets ook van toepassing op degene die op grond van feiten en omstandigheden redelijkerwijs met een aanvrager kan worden gelijkgesteld.

Als een aanvrager binnen een periode van twee jaar (gerekend vanaf de eerste aanvraag) meer aanvragen voor een Wabo-vergunning bouw indient, dan zal bij de volgende aanvragen geen Bibob-toets worden toegepast, indien er voldaan wordt aan onderstaande criteria:

  • Er is sprake van ongewijzigde omstandigheden ten opzichte van de eerste aanvraag (bedrijfsstructuur, financiering, zakelijke partners, enz.);

  • De uitkomst van de Bibob-toets op de eerste aanvraag was positief.