Regeling vervallen per 05-07-2022

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland houdende regels omtrent vervoersvoorzieningen Wmo

Geldend van 01-01-2020 t/m 04-07-2022

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland houdende regels omtrent vervoersvoorzieningen Wmo

Burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland;

Overwegende, dat het in het belang van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 noodzakelijk wordt geacht om nadere regels te stellen ten aanzien van de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Smallingerland 2019.

gelet op het bepaalde in Hoofdstuk 2 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

BESLUIT:

Vast te stellen de navolgende: Beleidsregels vervoersvoorzieningen Wmo 2020 Gemeente Smallingerland

Deelnemen aan het maatschappelijk verkeer en het aangaan en onderhouden van sociale contacten, brengt met zich mee dat iemand zich in de directe woon-leefomgeving moet kunnen verplaatsen. Dit kan met behulp van een vervoersvoorziening. Ondersteuning middels een vervoersvoorziening is erop gericht langdurige beperkingen bij dit verplaatsen te compenseren. Het gaat in beginsel om verplaatsingen die de gemiddelde Nederlander in zijn of haar eigen woonomgeving maakt, zoals vervoer om boodschappen te doen, vrienden en familie te bezoeken en vervoer naar clubs en sociaal-culturele instellingen. Er wordt onderzocht in hoeverre een inwoner zelf in de vervoersbehoefte kan voorzien, hulp kan inschakelen van het eigen netwerk of gebruik kan maken van een algemene voorziening.

Om te bepalen of een vervoersvoorziening voor de bewoner toegankelijk en passend is, worden, naast het algemene toetsings- en afwegingskader (artikel 2.3.2 lid 4 Wmo 2015), de volgende aspecten getoetst en/of gewogen:

  • 1.

    Aard van de beperking

  • 2.

    Vervoersbehoefte

  • 3.

    Vorm van de vervoersvoorziening

  • 4.

    Vervoersgebied

  • 5.

    Omvang

  • 6.

    Aanvullende indicaties

Hieronder worden alle hierboven genoemde aspecten nader toegelicht.

1. Aard van de beperking

Een inwoner heeft als gevolg van zijn beperking belemmeringen in het zich zelfstandig buitenshuis verplaatsen op korte en/of langere afstanden.

2. Vervoersbehoefte

Een inwoner heeft ten behoeve van zijn zelfredzaamheid en participatie een zelfstandige vervoersbehoefte voor korte en/of langere afstand en kan hiervoor vanwege zijn beperking geen gebruik maken van algemene (gebruikelijke) voorzieningen, zoals een fiets, brommer of scooter, auto en/of het openbaar vervoer. De gebruikskosten van een (eigen) auto zijn in beginsel algemeen gebruikelijk tenzij uit de financiële toets (normale bestedingspatroon) en overige criteria zoals genoemd in artikel 2.2 Wmo Besluit 2019 blijkt dat dit niet het geval is.

Vervoersbehoefte kinderen:

  • -

    Uitgangspunt is dat volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar een zelfstandige vervoersbehoefte hebben.

  • -

    Kinderen jonger dan 5 jaar hebben geen zelfstandige vervoersbehoefte, omdat de ouders hen kunnen meenemen zonder dat een voorziening hoeft te worden getroffen.

  • -

    Kinderen van 5 tot en met 11 jaar hebben in beginsel ook geen zelfstandige vervoersbehoefte, zij worden bij het zich verplaatsen bijna steeds begeleid door de ouders.

3. Vorm van de vervoersvoorziening

Op basis van de vervoersbehoefte en de aard van de beperking van een inwoner wordt bepaald welke voorziening of welke combinatie van voorzieningen het meest passend is.

Een vervoersvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een collectief systeem van aanvullend vervoer;

  • b.

    een scootmobiel;

  • c.

    een andere speciaal voor de doelgroep bedoelde vervoersvoorziening;

  • d.

    een auto-aanpassing;

  • e.

    een PGB voor de kosten van vervoer.

4. Vervoersgebied

Het vervoersgebied is in principe maximaal 25 kilometer vanuit het woonadres.

Andere voorzieningen

Indien het collectief lokaal vervoer de vervoersbehoefte onvoldoende compenseert, wordt beoordeeld of naast of in plaats van deze voorziening een andere voorziening verstrekt moet worden.

Buiten vervoersgebied

Het verstrekken van een indicatie voor collectief lokaal vervoer buiten het vervoersgebied gebeurt slechts wanneer een contact buiten het vervoersgebied noodzakelijk is om vereenzaming te voorkomen.

Voor vervoer buiten het vervoersgebied kan een inwoner gebruik maken van Valys (landelijke vervoersaanbieder).

Reizen zonder indicatie

Indien een inwoner zonder indicatie reist buiten het vervoersgebied betaalt deze het marktconforme tarief.

5. Omvang

De omvang (vervoersbundel) voor het collectief lokaal vervoer wordt bepaald op basis van de aard van de beperking, de vervoersbehoefte en het gebruik van andere vervoersvoorzieningen, met in principe een maximum van 1500 kilometer per jaar;

Omvang bij meerdere vervoersvoorzieningen

Indien een inwoner meerdere vervoersvoorzieningen heeft, dan is dit van invloed op de omvang van de vervoersbundel voor het collectief lokaal vervoer.

Scootmobiel

Indien een inwoner ook een scootmobiel als vervoersvoorziening verstrekt krijgt, is de omvang van het collectief vervoer in principe maximaal 750 kilometer.

Fiets

Indien een inwoner ook een fiets als vervoersvoorziening gebuikt, is de omvang van het collectief vervoer in principe maximaal 750 kilometer.

WLZ-instelling

Indien een inwoner in een WLZ-instelling woont, is de omvang van het collectief vervoer in principe maximaal 750 kilometer.

Afwijken

Er kan afgeweken worden van het maximum van 750 kilometer bij de gevallen waar men tevens een scootmobiel of fiets kan gebruiken voor de afstanden in de nabije omgeving of als men in een WLZ instelling woont, indien er voldoende aannemelijk gemaakt kan worden dan het gebruik van het collectief vervoer hoger ligt dan deze 750 kilometer en dit vervoer bijdraagt aan de zelfredzaamheid en participatie van de inwoner.

6. Aanvullende indicaties

Soorten aanvullende indicaties bij collectief vervoer:

Mede afhankelijk van de aard van de beperking kan een extra aanvullende indicatie verstrekt worden, zoals een specifieke taxi voor vervoer met rolstoel of scootmobiel of een personenauto, een begeleider op (medische) indicatie, een plaats voorin of een blinde geleide hond of hulphond.

Specifiek taxi voor vervoer met rolstoel

Als een inwoner rolstoelafhankelijk is dan kan er een aanvullende indicatie verstrekt worden voor specifieke rolstoeltaxi. Hierbij is het van belang dat een inwoner niet meer zelfstandig in staat is om transfers te maken.

Specifieke taxi voor vervoer met scootmobiel

Als een inwoner voldoende aannemelijk kan maken dat hij/zij samen met haar scootmobiel vervoerd dient te worden dan dient hier een aanvullende indicatie verstrekt te worden. Hierbij is het van belang dat een inwoner zelfstandig transfers kan maken. Tevens is het van belang om in aanmerking te nemen dat een inwoner niet op de scootmobiel in de taxi vervoerd kan worden.

Begeleider op (medische) indicatie

Een indicatie voor ‘een begeleider op (medische) indicatie’ kan worden afgegeven indien een begeleider noodzakelijk is om mogelijke gevaarlijke situaties voor een inwoner, de chauffeur of overige passagiers tijdens de rit te voorkomen. De begeleider op (medische) indicatie reist gratis mee op een ‘vervoerspas met begeleiding’. Zonder (medische) indicatie kan een begeleider ook gebruik maken van het vervoerssysteem, maar dan is een marktconforme bijdrage per rit verschuldigd.

Plaats voorin

Hierbij is van belang dat de inwoner niet op een andere plek dan voorin in het voertuig vervoerd kan worden door zijn beperking.

Hulphond

De beperking van een bewoner wordt gecompenseerd door een hulphond. De hulphond dient bij de indicatie meegenomen te worden, zodat de bewoner samen met zijn hulphond gebruik kan maken van de vervoersvoorziening. De hulphond mag gratis mee.

Meereizende kinderen

Een Wmo-taxipashouder mag maximaal twee kinderen tot en met de leeftijd van 12 jaar gratis meenemen tijdens de taxirit.

Vormen van vervoersvoorziening:

3. a een collectief systeem van aanvullend vervoer

Collectief lokaal vervoer is een vervoersvoorziening die voorziet in een vervoersbehoefte voor korte of langere afstanden. Indien deze voorziening passend en toereikend is, kan een inwoner een vervoerspas voor het collectief lokaal vervoer krijgen, waarmee tegen een lager tarief (vergelijkbaar met het reguliere OV) kan worden gereisd. Het instaptarief en vast tarief per kilometer staan opgenomen in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Smallingerland 2019.

Om te bepalen of collectief lokaal vervoer voor een inwoner een passende voorziening is, worden de volgende aspecten gewogen:

Een inwoner komt alleen in aanmerking voor een collectief lokaal vervoer indien de inwoner vanwege zijn beperking niet in staat is gebruik te maken van:

  • -

    Algemeen gebruikelijke voorzieningen, zoals een fiets, brommer, scooter, ongeacht de bewoner deze al in eigendom heeft

  • -

    Eigen auto of auto van derden uit sociaal netwerk

En daarnaast:

  • -

    Een afstand van 800 meter niet zelfstandig, al dan niet met hulpmiddelen en in een redelijk tempo, kan afleggen en dus niet in staat is om lopend of met een ander verplaatsingsmiddel de dichtstbijzijnde bushalte te bereiken

  • -

    Niet in staat is de wachttijd voor het instappen te overbruggen

  • -

    Niet in staat is zelf in/ en of uit te stappen omdat de bewoner is aangewezen op een niet aangepaste bushalte/bus

  • -

    Niet zelf de regie kan voeren voor, tijdens of na de reis, en er niet altijd iemand is die begeleiding kan bieden

Afstemming met andere wetgeving (artikel 2.3.5 lid 5 Wmo 2015)

De maatwerkvoorziening voor vervoer moet afgestemd zijn met andere wetgeving/regelingen. Hierbij valt te denken aan:

  • -

    Wet langdurige zorg (Wlz)

  • -

    Zorgverzekeringswet (Zwv); bijvoorbeeld vervoer in verband met medische behandeling

  • -

    UWV; vervoer in het kader van arbeid

  • -

    Onderwijs; leerlingenvervoer

3. b een scootmobiel

Een scootmobiel is een vervoersvoorziening die voorziet in een vervoersbehoefte in de directe omgeving van de eigen woning, voor activiteiten als boodschappen doen, bezoek aan personen uit het sociaal netwerk of het meedoen aan maatschappelijke activiteiten. Deze vervoersvoorziening kan indien nodig gecombineerd worden met collectief lokaal vervoer.

Om te bepalen of een scootmobiel voor een inwoner een passende voorziening is en welke scootmobiel passend is, worden de volgende aspecten gewogen:

  • 1.

    Een inwoner heeft een (objectief) aantoonbare ernstige belemmering in de sta-loopfunctie en ondervindt ten gevolge hiervan problemen bij het verplaatsen buitenshuis (tot 500 meter);

  • 2.

    Er kan geen gebruik gemaakt worden van een andere algemeen gebruikelijke voorzieningen zoals OV, fiets, rollator, stok etc. Er kan niet/niet volledig voorzien worden in de vervoersbehoefte door collectief vervoer;

  • 3.

    Een inwoner dient zonder begeleider zelf zijn bestemming te kunnen bepalen en vinden;

  • 4.

    Een inwoner heeft een goede zitbalans en kan zelfstandig in-en uitstappen;.

  • 5.

    Een inwoner kan de scootmobiel zelfstandig bedienen en besturen

Aanvullingen bij de hierboven genoemde aspecten:

  • -

    Algemeen gebruikelijk (mits getoetst aan de criteria zoals genoemd in artikel 2.2 van het Besluit Wmo 2019): Bijvoorbeeld een schootkleed, stokhouder, tweede accu.

  • -

    Goedkoopst adequate oplossing: Tevens zal er rekening gehouden moeten worden met het feit dat de scootmobiel de goedkoopst adequate voorziening dient te zijn voor de desbetreffende situatie. Daarnaast zal er afhankelijk van de vervoersbehoefte en beperking van de cliënt beoordeeld worden wat de goedkoopst adequate scootmobiel is en daarmee ook welke maximum snelheid volstaat. Indien de cliënt een duurdere scootmobiel wenst, betaalt deze het meerdere zelf.

  • -

    Stalling/opladen: Bij een indicatie voor een individuele scootmobiel dient er een geschikte stallingsmogelijkheid met oplaadpunt voor opladen aanwezig te zijn of deze mogelijkheid dient gerealiseerd te kunnen worden.

  • -

    Service/Onderhoud: De kosten van service, onderhoud en reparatie maken onderdeel uit van de verstrekking van de voorziening, tenzij de schade als gevolg van verwijtbaar gedrag of nalatigheid is ontstaan. De kosten voor de reparatie van de voorziening als gevolg van verwijtbaar gedrag of nalatigheid zijn voor rekening van de cliënt zelf. De kosten van het opladen van een scootmobiel worden beschouwd als algemeen gebruikelijke kosten en zijn voor rekening van de cliënt zelf.

  • -

    Combinatie: Als er zich buiten het bereik van de scootmobiel een vervoersprobleem voordoet dan kan deze gecombineerd worden met collectief vervoer.

3. c een andere speciaal voor de doelgroep bedoelde vervoersvoorziening

Het betreft hier een bijzondere op een aan de beperking van een inwoner aangepaste vervoersvoorziening zoals bijvoorbeeld een driewielfiets. Fietsen die algemeen verkrijgbaar zijn, worden als algemeen gebruikelijke voorziening beschouwd.

Daarmee worden in elk geval de volgende fietsen als algemeen gebruikelijke voorziening beschouwd: fiets met lage instap, ligfiets, tandem, loopfiets, spartamet, elektrische fiets, bakfiets, fietskar, aanhangfiets. Deze opsomming is niet limitatief.

3. d een auto-aanpassing

Indien een inwoner aangewezen is op een eigen auto als vervoersmiddel én er als gevolg van de beperking een autoaanpassing naar het oordeel van de gemeente noodzakelijk is, kan deze als voorziening verstrekt worden. Een autoaanpassing wordt niet preventief verstrekt.

Om te bepalen of een inwoner in aanmerking komt voor een auto-aanpassing, worden de volgende aspecten gewogen:

  • -

    Een andere vervoersvoorziening biedt geen passende oplossing (algemeen gebruikelijke voorziening of een maatwerkvoorziening als een bijzondere fiets, scootmobiel of collectief vervoer);

  • -

    Het gebruik van de eigen auto is vanwege de aard van de beperking noodzakelijk voor het zich lokaal kunnen verplaatsen;

  • -

    Eigenaar/bestuurder: een inwoner of ouder/verzorger van een jeugdige waar de autoaanpassing voor bestemd is, is eigenaar en/of bestuurder van de auto.

  • -

    Er is sprake van meerkosten ten opzichte van de periode voordat de beperkingen ontstonden;

  • -

    Een autoaanpassing is de goedkoopst adequate oplossing;

  • -

    De te maken kosten van de autoaanpassing staan in redelijke verhouding tot het gebruik, de geldigheidsduur van het rijbewijs, de verwachte levensduur en technische staat van de auto. Om te kunnen beoordelen of de aanpassing nog verantwoord is, kan een technische keuring van de auto door een onafhankelijke instantie (bijvoorbeeld de ANWB) onderdeel uitmaken van de beoordeling.

Algemeen gebruikelijke autoaanpassingen

Een aantal autoaanpassingen zijn algemeen gebruikelijk, zoals stuurbekrachtiging, rembekrachtiging, automatische versnelling, een auto met hoge instap, een (verstelbare) autostoel met een goed zitcomfort en/of zithouding, bredere pedalen. Dit betreft geen limitatieve opsomming.

Van een inwoner wordt verwacht dat bij de aanschaf van een auto rekening heeft gehouden met de op dat moment aanwezige of voorzienbare beperkingen en daarbij voldoende aandacht heeft besteed aan de genoemde algemeen gebruikelijke mogelijkheden.

De afstand van het vervoer

De gemeente heeft een compensatieplicht voor een afstand conform het collectief lokaal vervoer (25 km vanaf de woning). Indien een inwoner als gevolg van zijn beperking pas klachten krijgt na het rijden van langere afstanden, wordt hiervoor geen voorziening verstrekt.

3. e een PGB voor de kosten van vervoer

Indien een inwoner vanwege de aard van de beperking geen gebruik kan maken van het collectief lokaal vervoer, ook niet als deze een extra indicatie ontvangt voor individueel vervoer of begeleider op medische indicatie, en een ander verplaatsingsmiddel ook onvoldoende toereikend is voor de vervoersbehoefte, kan er een PGB worden verstrekt, indien er gebruik wordt gemaakt van een speciaal aangepast voertuig, die erop ingericht is, om ondanks de beperkingen van de bewoner, te kunnen voorzien in zijn vervoersbehoefte. Hierbij valt te denken aan een rolstoelbus of een aangepaste auto.

Het vervoersgebied (25 km vanuit het woonadres) en de wijze waarop het de omvang van het aantal kilometers op jaarbasis wordt vastgesteld is bij een PGB lokaal vervoer gelijk aan collectief vervoer in natura.

PGB gebruik (eigen) auto:

Een vervoersvergoeding wordt alleen verstrekt indien de gebruikskosten van een (eigen) auto voor de inwoner als persoon niet algemeen gebruikelijk zijn.

De hoogte van een vervoersvergoeding voor het gebruik van een (eigen) auto bedraagt

€ 0,19 per kilometer (conform belastingsystematiek).

De totale hoogte van het PGB wordt mede gebaseerd op de omvang van het vervoer. De omvang (vervoersbundel) wordt op maat vastgesteld op basis van de aard van de beperking, de vervoersbehoefte en het gebruik van andere vervoersvoorzieningen, met een maximum omvang van 1500 km per jaar.

De vervoersvergoeding is daarmee maximaal € 285,- op jaarbasis.

PGB lokaal vervoer:

De hoogte van een PGB lokaal vervoer, in plaats van collectief vervoer via de door de gemeente gecontracteerde aanbieder, wordt gebaseerd op basis van de werkelijke kosten van het vervoer, echter met een maximum van het tarief dat dat gemeente verschuldigd is aan vervoerder in geval van gecontracteerd vervoer.

De totale hoogte van het PGB wordt mede gebaseerd op de omvang van het vervoer.

De omvang (vervoersbundel) wordt op maat vastgesteld op basis van de aard van de beperking, de vervoersbehoefte en het gebruik van andere vervoersvoorzieningen, met een maximum omvang van 1500 km per jaar.

Voor inwoners die naast een vervoersvergoeding of een PGB lokaal vervoer ook een scootmobiel in gebruik hebben, wordt de omvang beperkt tot maximaal 750 kilometers per jaar;

Voor zover echtgenoten beiden in aanmerking komen voor een vervoersvergoeding of een PGB lokaal vervoer en de vervoersbehoefte vrijwel geheel samenvalt, wordt de omvang beperkt tot maximaal 1500 km per jaar.

Voor zover echtgenoten beiden in aanmerking komen voor een vervoersvergoeding of een PGB lokaal vervoer en de vervoersbehoefte gedeeltelijk samenvalt, zal nader worden bepaald welk deel samenvalt en welk deel voor een persoonsgebonden budget in aanmerking kan komen.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van

10 september 2019.

Burgemeester en wethouders van Smallingerland,

Jan Rijpstra

burgemeester.

Jelmer Mulder

secretaris.