Regeling vervallen per 01-01-2016

Regeling bezoldiging Smallingerland

Geldend van 01-12-2009 t/m 31-12-2015

Intitulé

REGELING BEZOLDIGING SMALLINGERLAND

Burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland;

gelet op het bepaalde in artikel 3 :1 van de Arbeidsvoorwaardenregeling Smallingerland;

gehoord de Commissie voor Georganiseerd Overleg d.d. 27 november 2008;

gelet op het gestelde in artikel 156 van de Gemeentewet en op het besluit van de raad dezer gemeente d.d. 30 maart 1999 inzake de uitoefening van de macht van de raad door burgemeester en wethouders;

B E S L U I T E N :

vast te stellen de navolgende: REGELING BEZOLDIGING SMALLINGERLAND.

HOOFDSTUK I

Begripsbepalingen

Artikel 1

Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    ambtenaar : 1. de ambtenaar in de zin van de Arbeidsvoorwaardenregeling Smallingerland

    • 2.

      de werknemer als bedoeld in artikel 2:5:1 van de Arbeidsvoorwaardenregeling Smallingerland;

  • b.

    salaris : het salaris, als bedoeld in artikel 3 :1, tweede lid onder b, van de Arbeidsvoorwaardenregeling Smallingerland;

  • c.

    uurloon : het uurloon als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder o van de Arbeidsvoorwaardenregeling Smallingerland;

  • d.

    schaal : de schaal als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder a, van de Arbeidsvoorwaardenregeling Smallingerland, opgenomen in bijlage II en IIa van die regeling;

  • e.

    maximumsalaris : het hoogste bedrag van een salarisschaal;

  • f.

    bezoldiging : de bezoldiging als bedoeld in artikel 3 :1, tweede lid onder c, van de Arbeidsvoorwaardenregeling Smallingerland;

  • g.

    betrekking : de betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder b, van de Arbeidsvoorwaardenregeling Smallingerland;

  • h.

    conversie : de vertaling van de gevonden rangorde naar salarisschalen;

  • i.

    volledige : de volledige betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder

    betrekking k, van de Arbeidsvoorwaardenregeling Smallingerland;

  • j.

    overwerk : het overwerk als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder 1, van de Arbeidsvoorwaardenregeling Smallingerland;

  • k.

    inconveniënten : aspecten van een functie, die voortvloeien uit het werk, de werkmethode en/ of werkomgeving, en die - afhankelijk van algemeen maatschappelijke factoren - als extra bezwarend worden ervaren en in redelijkheid niet te vermijden zijn;

  • l.

    wezenlijke : een onderbreking van meer dan twee maanden anders dan door

    onderbreking ziekte, vakantie en dergelijke.

HOOFDSTUK II

Salaris

Artikel 2

Recht op salaris

  • 1.

    Het recht op salaris vangt aan met de dag waarop de aanstelling van de ambtenaar ingaat. Indien in het aanstellingsbesluit geen datum van ingang is vermeld, vangt het recht op salaris aan met de dag waarop de ambtenaar feitelijk in dienst is getreden.

  • 2.

    Het recht op salaris eindigt, in geval van ontslag, met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat.

Artikel 3

Gebroken tijdvakken

Wanneer het salaris of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal kalenderdagen van die maand.

Artikel 4

Onvolledige betrekking

Het salaris van de ambtenaar met een onvolledige betrekking wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris dat voor hem zou gelden bij een volledige betrekking.

Artikel 5

Salarisbedragen

De salarissen van de ambtenaren wier salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen zoals opgenomen in bijlage IIa van de Arbeidsvoorwaardenregeling Smallingerland.

Artikel 6

  • 1. De toepassing van bijlage IIa van de Arbeidsvoorwaardenregeling Smallingerland vindt plaats conform hetgeen is bepaald in artikel 3 :1, derde t/m vijfde lid, van de Arbeidsvoorwaardenregeling Smallingerland.

  • 2. Voor medewerkers die via de oude structuur naar het maximum van schaal 11A nieuwe structuur gaan is het maximum van de oude schaal, inclusief de toepassing van algemene salarismutaties, gegarandeerd.

  • 3. Burgemeester en wethouders bepalen met inachtneming van de resultaten van een functiewaarderingsonderzoek, aan de hand van de vastgestelde conversie en de Spelregels salarisinpassing, de voor de ambtenaar geldende salarisschaal.

  • 4. Met betrekking tot de uitvoering van de functiewaardering zijn nadere regels gesteld in de Verordening Organieke Functiewaardering 2002.

  • 5. Anders dan bij het aanvaarden van passende of gangbare arbeid, dan wel bij wijze van disciplinaire straf, als bedoeld in de Arbeidsvoorwaardenregeling Smallingerland, kan zonder voorafgaand ontslag voor een ambtenaar geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan dat van de reeds voor hem geldende salarisschaal.

Artikel 7

  • 1.

    Voor de ambtenaar, ten aanzien van wie een functiewaarderingssysteem wordt toegepast, is indeling op basis van diens functie mogelijk in een aanlooprang, een standaardrang of een uitlooprang.

  • 2.

    Aanstelling vindt plaats in de aanlooprang voor ambtenaren die het werk nog moeten leren. Tijd doorgebracht in een aanlooprang wordt beschouwd als leer- en inwerkperiode.

  • 3.

    Tevens wordt de aanlooprang gebruikt voor ambtenaren die:

    • a.

      in dienst treden en niet elders een soortgelijke functie vervulden;

    • b.

      die overgeplaatst zijn naar een zwaardere functie;

    • c.

      die minder dan "normaal" functioneren.

  • 4.

    Onder normaal functioneren wordt verstaan het volledig en voldoende vervullen van de functie, zoals deze in de functiebeschrijving is vastgelegd.

  • 5.

    Bevordering naar de standaardrang vindt plaats wanneer er op grond van een beoordeling sprake is van een volledige en voldoende functievervulling. De bevordering vindt in principe plaats na 1 jaar, te rekenen vanaf de datum van indiensttreding.

  • 6.

    De uitlooprang wordt toegekend bij het voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de ambtenaar dient de leeftijd van tenminste 35 jaar te hebben bereikt;

    • b.

      hij dient 6 jaar het maximumsalaris aan de standaardrang verbonden te hebben genoten;

    • c.

      de functievervulling moet op basis van beoordeling voldoende zijn.

  • 7.

    Het bepaalde in lid 6 wordt niet toegepast op ambtenaren wier functie als standaard ingedeeld is in een schaal voorzien van diensttijduitloopperiodieken volgens bijlage II van de Arbeidsvoorwaardenregeling Smallingerland.

In die gevallen geldt de navolgende regeling:

  • a.

    twee jaar na het bereiken van het definitieve maximum krijgt de ambtenaar de uitloop-rang toegekend waarbij aan de voorwaarden opgenomen onder 6 a en c moet worden voldaan.

    • 8.

      De periodieke verhogingen in de uitloopschaal zullen 2-jaarlijkse verhogingen zijn.

    • 9.

      De uitlooprang is niet van toepassing op ambtenaren wier functie is ingedeeld in de schalen 11A en hoger.

Artikel 8

  • 1. Het salaris van de ambtenaar die voldoende functioneert, vastgelegd op grond van een functioneringsgesprek, wordt binnen de voor hem geldende salarisschaal periodiek verhoogd tot het naast hogere bedrag.

  • 2. De periodieke verhoging wordt toegekend aan de ambtenaar die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt telkens op 1 januari van het volgende jaar.

  • 3. Het tijdstip waarop ingevolge het vorige lid voor de eerste maal een periodieke verhoging wordt toegekend, kan worden vervroegd indien daartoe naar het oordeel van burgemeester en wethouders aanleiding bestaat.

Artikel 9

Extra periodieke verhoging van het salaris

  • 1.

    Aan de ambtenaar die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, kan op grond van een beoordelingeen extra periodieke salarisverhoging tot een in de salarisschaal genoemd bedrag, niet uitgaande boven het maximumsalaris, worden toegekend op grond van zeer goede of uitstekende vervulling van de betrekking.

  • 2.

    Bij de toepassing van het vorige lid blijft het tijdstip waarop ingevolge artikel 8 een salarisverhoging wordt toegekend onverlet, tenzij anders wordt bepaald.

Artikel 10

Geen periodieke verhoging

  • 1.

    Indien een ambtenaar onvoldoende functioneert, kan op grond van een beoordeling worden bepaald dat voor hem de in artikel 8 bedoelde salarisverhoging achterwege wordt gelaten.

  • 2.

    Nadien kan worden bepaald dat de salarisverhoging, welke met toepassing van het eerste lid achterwege is gelaten, al dan niet met terugwerkende kracht alsnog wordt toegekend.

  • 3.

    Van een beslissing tot toepassing van het eerste lid wordt de ambtenaar zo spoedig mogelijk, doch in elk geval voor de datum waarop anders de salarisverhoging zou ingaan, schriftelijk mededeling gedaan, onder vermelding van de redenen welke tot de beslissing hebben geleid.

Artikel 11

Salaris bij bevordering naar hogere schaal

  • 1.

    Wanneer de ambtenaar wordt bevorderd naar een salarisschaal met een hoger maximumsalaris, wordt:

  • 2.

    a. voor de ambtenaar, als bedoeld in artikel 3 :1, derde lid onder a, van de Arbeidsvoorwaardenregeling Smallingerland het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het bedrag, gelegen onmiddellijk boven het salaris dat de ambtenaar in de oude schaal zou hebben genoten;

    • b.

      voor de ambtenaar, als bedoeld in artikel 3:1, derde lid onder b, van de Arbeidsvoorwaardenregeling Smallingerland, het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het eerst hogere bedrag in die schaal, waarmee gerealiseerd wordt dat het verschil tussen het nieuwe salaris en het oude salaris van de ambtenaar ten minste 75% bedraagt van het verschil tussen het bedrag dat de ambtenaar laatstelijk genoot en het naast hogere bedrag in die oude schaal, dan wel het naast lagere bedrag in die oude schaal, indien het salaris in de oude schaal reeds overeenkwam met het hoogste bedrag uit die schaal.

  • 3.

    Voor zover nodig zal - in afwijking van het eerste lid onder a - de vooruitgang in salaris tengevolge van de indeling in de schaal met een hoger maximumsalaris nimmer minder bedragen dan het geval zou zijn bij verhoging ingevolge artikel 7 in de schaal waarin de ambtenaar wordt ingedeeld.

HOOFDSTUK III

Instrumenten van flexibele beloning

Artikel 12

Gratificatie

1.Indien een ambtenaar een uitstekende individuele prestatie heeft geleverd, kan aan hem een gratificatie als bedoeld in artikel 15:1:28 van de Arbeidsvoorwaardenregeling Smallingerland worden toegekend.

Artikel 13

Groepsgratificatie

1.Aan een groep ambtenaren die een uitstekende collectieve prestatie hebben geleverd, kan groepsgratificatie worden toegekend.

Artikel 14

Persoonlijke toelage na bereiken maximum functionele schaal

  • 1.

    Aan de ambtenaar die, naar het oordeel van burgemeester en wethouders bijzondere persoonlijke eigenschappen bezit, welke voor de vervulling van zijn functie van belang zijn, kan een toelage worden verleend boven het maximumsalaris van de op zijn functie betrekking hebbende salarisschaal. Deze toelage zal niet meer dan 20% van zijn salaris bedragen.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde toelage wordt ingetrokken, indien de gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven

  • 3.

    Het gestelde in het eerste lid is niet van toepassing voor de ambtenaren burgerlijke stand.

  • 4.

    Het referte-tijdvak, zoals benoemd in art. 7.8:1 CAR/UWO, is 3 maanden, conform artikel 19 lid 5.

Artikel 15

Nadere regels instrumenten flexibele beloning

Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen omtrent de toepassing en de hoogte van instrumenten van flexibele beloning als bedoeld in de artikelen 12 tot en met 14.

Artikel 16

Geen afbouwregeling

Bij het beëindigen van instrumenten van flexibele beloning als bedoeld in artikelen 12 tot en met 14 wordt geen afbouwregeling toegepast.

HOOFDSTUK IV

Overige toelagen en vergoedingen

Artikel 17

Waarnemingstoelage

Een waarnemingstoelage wordt toegekend conform hetgeen is geregeld in artikel 3:1:2 van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Smallingerland.

Artikel 18

Overwerkvergoeding

  • 1.

    Op grond van artikel 3:2 van de AR Smallingerland heeft de ambtenaar tot en met het maximum van schaal 11A recht op een overwerkvergoeding zoals vastgesteld in artikel 3:2:1 van de AR Smallingerland.

  • 2.

    Op grond van artikel 3:2:1 lid 6 heeft de leidinggevende in schaal 11A en de ambtenaar in de schalen 12 en hoger geen aanspraak op een vergoeding voor overwerk.

  • 3.

    Aan de ambtenaar die op oudejaarsavond na 18.00 uur overwerk dient te verrichten bedraagt de toeslag 100%.

Artikel 19

Toelage onregelmatige dienst

  • 1.

    Aan de ambtenaar voor wie de werktijden zijn vastgesteld conform in artikel 3:3 van de Arbeidsvoorwaardenregeling Smallingerland wordt een toelage toegekend op grond van artikel 3 :3 van de Arbeidsvoorwaardenregeling Smallingerland.

  • 2.

    De toelage als bedoeld in het eerste lid bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur en wel:

    • a.

      20% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 6.00 en 8.00 uur en tussen 18.00 en 22.00 uur;

    • b.

      40% voor de uren op zaterdag tussen 6.00 en 22.00 uur;

    • c.

      40% voor de uren op maandag tot en met zaterdag tussen 0.00 en 6.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 uur;

    • d.

      65% voor de uren op zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:2:1, derde lid, van de Arbeidsvoorwaardenregeling Smallingerland, met dien verstande dat genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris per uur, dat is afgeleid van het salaris horende bij salarisschaal 6, regel 10 bijlage IIa

  • 3.

    Voor de in het vorige lid onder a genoemde ochtend - en avonduren wordt de toelage slechts toegekend, indien de arbeid is aangevangen voor 7.00 uur, respectievelijk is beëindigd na 19.00 uur.

  • 4.

    In bijzondere gevallen kan een regeling worden getroffen die het bepaalde in de vorige leden aanvult of daarvan afwijkt.

  • 5.

    Het referte-tijdvak, zoals benoemd in art. 7.8:1 CAR/UWO, is 3 maanden, conform artikel 14 lid 4.

Artikel 20

Consignatieregeling

  • 1.

    Aan de ambtenaar die buiten de werktijdenregeling als bedoeld in artikel 4:1 en 4:2 van de Arbeidsvoorwaardenregeling van de Gemeente Smallingerland ingevolge een schriftelijke aanwijzing van burgemeester en wethouders zich regelmatig of vrij regelmatig beschikbaar moet houden teneinde bij oproep daadwerkelijk werkzaamheden te verrichten, is de consignatieregeling van toepassing.

  • 2.

    Voor een volledige week geconsigneerd zijn wordt een vergoeding toegekend. Wordt geen volledige week consignatiedienst verricht, dan wordt de vergoeding naar rato uitbetaald.

  • 3.

    Wanneer in het kader van artikel 20 bij oproep arbeid verricht moet worden, buiten de vastgestelde werktijd als bedoeld in artikel 4:1 en 4:2 van de AR Smallingerland, de overwerkregeling artikel 18 van toepassing. Voor werknemers in de gladheidsbestrijding in schaal 9 tot en met 11, die leiding geven aan de uitvoering van de gladheidsbestrijding, is artikel 18, lid 2 van de overwerkregeling van toepassing.

  • 4.

    Indien noodzakelijk vanwege het organisatiebelang, kan het toegekende verlof uitbetaald worden.

  • 5.

    Indien de te verrichten werkzaamheden, genoemd onder lid 3 en 4, op een andere locatie uitgevoerd moeten worden, wordt een reiskostenvergoeding verstrekt op basis van een dienstreis.

  • 6.

    Voor de uitvoering van de consignatieregeling kan een mobiele telefoon verstrekt worden. Indien dit niet tot de mogelijkheden behoort is artikel 2d, vergoeding van de gesprekskosten, van de regeling telefoonkostenvergoeding van toepassing.

  • 7.

    Indien men geconsigneerd is in het kader van de gladheidbestrijding of als parkeerwachter dan dient men in maximaal 15 minuten op de (werk)locatie aanwezig te zijn.

  • 8.

    Lid 3, 4 en 5 zijn ook van toepassing voor die ambtenaar die niet geconsigneerd is, maar wel in het kader van deze regeling alsnog opgeroepen wordt werkzaamheden te verrichten.

  • 9.

    Indien de ambtenaar op een verplichte ATV-dag geconsigneerd is, ontvangt hij voor die dag een extra vergoeding.

Artikel 21

Inconveniëntentoelage

  • 1.

    Aan de ambtenaar, die een functie uitoefent, waarbij sprake is van inconveniënten, wordt een inconveniëntentoelage toegekend.

  • 2.

    De inconveniënten van een functie worden beoordeeld aan de hand van een vijftal gezichtspunten, te weten:

    • a.

      vuilwerk;

    • b.

      werken met giftige stoffen;

    • c.

      werken in vochtige/natte omgeving;

    • d.

      werken in ééntonige ongemakkelijke houding;

    • e.

      werken in een lawaaiige omgeving.

Deze gezichtspunten, welke zijn afgeleid van het INCO-systeem, zijn uitgewerkt in bijlage 1

Op basis van de mate waarin de inconveniënten - beoordeeld aan de hand van de in het voorgaande lid genoemde gezichtspunten - zich voordoen, vindt de volgende gradering van functies plaats:

  • a.

    inconveniënten < 1/5 werktijd: 0

  • b.

    inconveniënten ± 1/5 werktijd: 1

  • c.

    inconveniënten ± 2/5 werktijd: 2

  • d.

    inconveniënten ± 3/5 werktijd: 3

  • e.

    inconveniënten ± 4/5 werktijd: 4

  • f.

    inconveniënten ± 5/5 werktijd: 5

    • 3.

      De inconveniëntentoelage, bestaande uit het verschil tussen periodiek tien en elf van schaal 3, bedraagt afhankelijk van de gradatie:

  • a.

    gradatie 0 : geen toelage

  • b.

    gradatie 1 : 0,5 x toelage

  • c.

    gradatie 2 : 1 x toelage

  • d.

    gradatie 3 : 1,5 x toelage

  • e.

    gradatie 4 : 2 x toelage

  • f.

    gradatie 5 : 2,5 x toelage

    Voor de conversietabel wordt verwezen naar lid 7.

    • 4.

      Voor het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van de toelage en het overgaan in een vaste toelage wordt verwezen naar artikel 22.

    • 5.

      Ten aanzien van de ambtenaar die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling te weten 1 januari 1993, een inconveniëntentoelage gaat genieten en die 50 jaar of ouder is, zal de voorwaarde als genoemd in artikel 22 -gedurende 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten - niet van toepassing zijn. De voorwaarde genoemd in artikel 22, lid - ten minste 2 jaren zonder wezenlijke onderbreking in het genot van een inconveniëntentoelage- is wel van toepassing.

    • 6.

      Voor de vaststelling van de periode waarover de inconveniëntentoelage toegekend is geweest, zoals genoemd in artikel 22 wordt ook de periode waarover de ambtenaar in het genot was van een vuilwerktoelage meegerekend.

    • 7.

      Conversietabel

      0 tot en met 4 punten : gradering 0

5 tot en met 8 punten : gradering 1

9 tot en met 12 punten : gradering 2

13 tot en met 16 punten : gradering 3

17 tot en met 20 punten : gradering 4

21 tot en met 25 punten : gradering 5

Artikel 22

Afbouwtoelage

  • 1.

    Aan de ambtenaar wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage, als bedoeld in artikelen 19, 20 en 21, een blijvende verlaging ondergaat, wordt door burgemeester en wethouders een aflopende toelage toegekend, indien:

    • a.

      die blijvende verlaging ten minste 3% bedraagt van de som van het salaris en

    • b.

      de ambtenaar de toelage - als bedoeld in artikelen 19, 20 en 21 - direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste twee jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 2.

    De aflopende toelage gaat in met ingang van de dag waarop de in de artikelen 19, 20 en 21 genoemde toelage(n) is komen te vervallen en bedraagt in het eerste jaar 75%, het tweede jaar 50% en het derde jaar 25%.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt aan de ambtenaar van 60jaar of ouder wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage - als bedoeld in artikel 19, 20 en 21 een blijvende verlaging ondergaat, een blijvende toelage toegekend, indien de ambtenaar de toelage - als bedoeld in artikel 19, 20 en 21, direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan gedurende ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 4.

    De in het eerste lid bedoelde aflopende toelage gaat, wanneer de ambtenaar de leeftijd van 60 jaar bereikt en hij onmiddellijk voor de aanvang van die toelage gedurende tenminste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking een toelage - als bedoeld in artikel19, 20 en 21 - heeft genoten, over in een blijvende toelage als bedoeld in het vorige lid".

  • 5.

    Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt onder wezenlijke onderbreking verstaan een onderbreking van langer dan twee maanden.

Artikel 23

Vergoeding BHV/EHBO

  • 1.

    Aan de ambtenaar die het EHBO- dan wel BHV-diploma behaalt, wordt een eenmalige vergoeding verstrekt.

  • 2.

    Aan de ambtenaar die met goed gevolg de herhalingslessen heeft gevolgd, wordt een eenmalige vergoeding verstrekt per herhalingsmoment.

Artikel 24

Zorgtoeslag

  • 1.

    Aan de ambtenaar, vallende onder de CAR-UWO, die minimaal zowel de basiszorgverzekering, één aanvullende zorgverzekering en één tandartsverzekering afsluit wordt een zorgtoeslag verleend.

  • 2.

    De hoogte van de in lid 1 genoemde toeslag wordt gelijkgesteld aan de hoogte van de tegemoetkoming ziektekosten zoals bedoeld in artikel 7:24 en 7:25 CAR-UWO.

  • 3.

    De toe te kennen toeslag wordt slechts één maal verstrekt. Dat wil zeggen op basis van de regeling bezoldiging Smallingerland artikel 24 lid 1 of op basis van artikel 7:24 en 7:25 CAR-UWO.

  • 4.

    De ambtenaar overlegt een kopie van de basis-, aanvullende en tandartsverzekeringspolis aan de salarisadministratie.

  • 5.

    Het moment van uitbetaling wordt gelijkgesteld aan het moment van uitbetaling van de tegemoetkoming ziektekosten zoals bedoeld in artikel 7:24 en 7:25 CAR-UWO.

  • 6.

    Aan de ambtenaar die niet het volledige jaar in dienst is wordt de toelage, zoals bedoeld in lid 1, naar rato uitbetaald.

HOOFDSTUK V

Overige bepalingen

Artikel 25

Onvoorziene gevallen

Voor gevallen waarin deze verordening niet of niet naar billijkheid voorziet, treffen burgemeester en wethouders een bijzondere regeling.

Artikel 26

Slotbepalingen

Deze regeling kan worden aangehaald als de "Regeling bezoldiging Smallingerland" en treedt in werking per 1 december 2009 onder intrekking van de Regeling bezoldiging Smallingerland maart zoals vastgesteld d.d. 1 juli 2009.

Ondertekening

Drachten, november 2009,
Burgemeester en wethouders voornoemd,
secretaris, burgemeester,
Mr. L. Maarleveld Mr. B. Middel

BIJLAGE 1

 

Gezichtspunten Inconveniënten

 

 

  • 1.

    Onder het begrip inconveniënt moet worden verstaan: een omstandigheid voortvloeiend uit het werk, die als bezwarend wordt ervaren, die in redelijkheid niet vermijdbaar is en die als zodanig een extra beroep doet op de bereidheid onder een dergelijke omstandigheid te werken.

 

I Vuilwerk

 

Verontreiniging van lichaam(sdelen) en/of kleding door:

  • vuil (droog, vochtig, nat);

  • oie/vet (schoon, verontreinigd); dat moeilijk is te verwijderen.

 

II Werken met giftige stoffen

 

Werken in situaties, die stank (onaangename geur) geven of die walging/afkeer oproepen of lichamelijke reacties (huidprikkelingen, irritatie) teweeg brengen, zoals rook, damp, nevel, faecaliën, e.d.

 

III Werken in vochtige/natte omgeving

 

Werken in weersomstandigheden (klimatologische omstandigheden), die bezwarend zijn bij de werkuitvoering door het onaangename karakter, zoals regen, sneeuw, mist, koude, hitte, wind. Werken bij grote hitte of koude of bij sterke temperatuurswisselingen (ook tocht) of in een onbehaaglijke  atmosfeer(hoge luchtvochtigheid).

 

De score wordt bepaald door de mate waarin de werkzaamheden onder bepaalde weersomstandigheden al dan niet moeten worden uitgevoerd (schuilgelegenheid, de mate van uitstel van uitvoering van de werkzaamheden, de voorzieningen die men treft om de invloed van het weer te beïnvloeden e.d.).

 

  • Werken bij overwegend gunstige weersomstandigheden.

  • Werken onder praktisch alle normale weersomstandigheden, zoals bij vorst, motregen en warm weer; bij slechte weersomstandigheden kan men schuilen.

  • Werken onder alle normale weersomstandigheden, zoals bij vorst, motregen en warm weer, maar ook bij regen, zeer warm of koud weer, maar waarbij de uitvoering van de werkzaamheden niet terstond moeten worden uitgevoerd (b.v. doordat de aard van de storing zodanig is dat enig uitstel in opheffen van de storing mogelijk is).

  • Werken onder alle normale weersomstandigheden zoals bij vorst, motregen en warm weer, maar ook bij regen, zeer warm of koud weer, maar waarbij de uitvoering van de werkzaamheden terstond moeten worden uitgevoerd (b.v. doordat de aard van de storingen zodanig is dat deze direct moeten worden opgeheven).

  • Werken onder alle weersomstandigheden, zoals bij lichte en zware vorst, regen en warm weer, (b.v. belader).

 

IV Werken in ééntonige ongemakkelijke houding

 

Het gaat hierbij om de statische belasting van één of meer spiergroepen zonder mogelijkheid van tussentijdse ontspanning. Het betreft de waardering van de mate waarin de belasting van spieren/spiergroepen in een bepaalde, éénzijdige houding bezwarend is. Bepalend voor de belasting is onder andere de tijdsduur waarin ontspanning niet mogelijk is en het aantal spiergroepen dat éénzijdig wordt belast.

 

Het gaat om de vraag in hoeverre buiten krachtuitoefening nog andere lichamelijke bijzondere weerstanden moeten worden overwonnen; bijvoorbeeld labiel evenwicht, boven de macht werken, éénzijdige belasting van bepaalde spieren (inl. de oogspieren), dan wel of er sprake is van éénzijdige en daardoor bijzonder vermoeiend spiergebruik.

 

Bij het graderen moeten in beschouwing worden genomen:

  • 1.

    de mate, waarin de houding inspannend is;

  • 2.

    de veelvuldigheid en de duur van de inspannende houding.

 

Ad a

 

Een moeilijke houding, éénzijdige belasting van spieren en éénzijdige bewegingen kunnen lichamelijk inspannend en vermoeiend zijn, terwijl toch niet van lichamelijke krachtsuitoefening - vallend onder het gezichtspunt Dynamische Spierbelasting - kan worden gesproken.

Voorbeelden hiervan zijn:

  • het in een lastige houding verrichten van op zichzelf lichte werkzaamheden;

  • het maken van bewegingen, die ondanks hun dynamiek, geen krachtuitoefening met zich meebrengen, maar die, door hun éénzijdigheid wel tot plaatselijk overmatige en daardoor bezwaarlijke vermoeidheid aanleiding geven, b.v. het werken boven de macht,  werken in kleine ruimten e.d.;

  • het gefixeerd houden van de oogspieren bij het onafgebroken in het oog houden van een    object of persoon.

 

Ad. b

 

Bij de beoordeling van de veelvuldigheid en de duur van de inspannende houding moet in beschouwing worden genomen:

  • hoe vaak een inspannende houding voorkomt;

  • hoe lang achtereen de houding inspannend is (wisselend of langdurig achtereen).

 

Wanneer bijvoorbeeld een op zichzelf genomen aanmerkelijk inspannende houding éénmaal per dag lang achtereen moet worden volgehouden is dat bezwaarlijker dan wanneer deze houding regelmatig gedurende slechts kortere tijd voorkomt.

Indien een aanmerkelijk inspannende houding éénmaal per week/maand lang achtereen voorkomt moet deze inspannende houding worden teruggerekend naar het aantal uren per dag.

 

V Werken in een lawaaiige omgeving

 

Werken in een omgeving, waarbij lawaai hinderlijk is, dan wel onaangenaam is in fysieke zin.

Naarmate de geluidsbron verder van de werkplek verwijderd is zal de mate van onaangenaamheid lager zijn.

Werken langs wegen met normale verkeersintensiteit scoort niet.

Normale verkeersdeelname scoort niet.

TOELICHTING  Regeling bezoldiging Smallingerland

 

1. Algemeen

 

Als gevolg van het aansluiten bij de UWO met ingang van 1 april 1999, het actualiseren van de oude bezoldigingsverordening en het onderbrengen van een aantal bestaande regelingen in de verordening, is de nieuwe Regeling bezoldiging ontstaan.

Voor het actualiseren van de Regeling bezoldiging is gebruik gemaakt van de gemoderniseerde voorbeeld-bezoldigingsverordening van de VNG (kenmerk ARZ/806284, 13 november 1998)

In de nieuwe Regeling bezoldiging is uitgegaan van bestaand beleid. Daar waar op grond van de ervaring en werkwijze in de praktijk kleine aanpassingen  zijn ingevoerd, wordt dit in de toelichting van het betreffende artikel aangegeven.

 

2. Hoofdstuksgewijs

 

Aanhef

 

Bij de aansluiting van de Gemeente Smallingerland bij de UWO is vastgesteld dat in het vervolg gesproken zal worden over Arbeidsvoorwaardenregeling Smallingerland, afgekort AR Smallingerland. Onder AR Smallingerland wordt dan zowel de CAR en UWO als wel alle lokale regelingen begrepen.

 

I Begripsbepalingen

 

Artikel 1

 

Bij onderdeel a wordt verwezen naar artikel 2:5:1 van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Smallingerland.

 

Bij het begrip bezoldiging (onderdeel f) wordt eenvoudigheidshalve verwezen naar artikel 3:1 van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Smallingerland. Hierin wordt bezoldiging gedefinieerd als: het salaris, vermeerderd met het bedrag van de aan de ambtenaar toegekende emolumenten en toelagen - niet zijnde onkostenvergoedingen - als omschreven in het eerste lid van de bedoelde regeling (dus als omschreven in de lokale bezoldigingsverordening), alsmede het bedrag van de functioneringstoelage en waarnemingstoelage. Op grond van deze bezoldiging vallen alle toelagen van de hoofdstukken Il en III, onder het begrip bezoldiging. Dan blijven nog over de gratificatie, de groepsgratificatie en de overwerkvergoeding, die een incidenteel karakter dragen. Deze vallen niet onder het begrip bezoldiging.

 

II Salaris

 

Artikel 5

 

Er is bewust voor gekozen om te verwijzen naar bijlagen II en IIa van de Arbeidsvoorwaardenregeling van de gemeente en niet naar bijlagen toegevoegd aan de Bezoldigingsverordening. Het voordeel is dat als de bijlagen II en IIa wijzigen, dit automatisch wordt meegenomen voor de Bezoldigingsverordening.

 

Artikel 6

 

In het eerste lid wordt wat betreft de toepassing van bijlagen II en IIa eenvoudigheidshalve verwezen naar artikel 3:1, derde tot en met vijfde lid, van de Arbeidsvoorwaardenregeling van de gemeente.

 

 

Artikel 6 en 7

 

In de artikelen 6 en 7 zijn de bepalingen betreffende jeugdsalarissen geschrapt als gevolg van het afschaffen van de jeugdsalarissen met ingang van 1 januari 1999.

 

 

Artikel 7

 

In dit artikel zijn de spelregels salarisinpassing vastgelegd. Dit was voorheen de regeling "Regels voor de indeling van de ambtenaren in het rangenstelsel van de gemeente Smallingerland voor zover op hen een functiewaarderingssysteem van toepassing is", gedateerd 1 januari 1981

 

Artikel 8

 

Het vierde lid gaat in op de uitlooprangen in de schalen 1 tot en met 5 in de oude salarisstructuur.

 

Artikel 8 t/m 10

 

In artikel 8 t/m 10 wordt respectievelijk geregeld: periodieke verhoging, extra periodieke verhoging en het onthouden van een periodieke verhoging.

Het toekennen van een extra periodieke verhoging of geen periodieke verhoging is gebaseerd op een beoordeling. In lid 1 van artikel 9 en 10 is dit in de tekst opgenomen. Aan de toekenning van een standaard periodieke verhoging, artikel 8, is geen beoordeling gekoppeld. Wel dient voor de toekenning van een standaard periodieke verhoging het voldoende functioneren van de medewerker middels een functioneringsgesprek vastgesteld te worden. Bij het onthouden van de periodiek vindt de beoordeling plaats. Als deze lijn doorgetrokken wordt, dan betekend dit dat wanneer werknemers op basis van een beoordeling geplaatst zijn in de uitlooprang, de tweejaarlijkse periodieken weer automatische verhogingen zijn. Het eventueel niet toekennen van de periodiek is weer gekoppeld aan een beoordeling.

 

Artikel 11

 

In artikel 11 wordt de bevorderingssystematiek geregeld. Het eerste lid onder b geeft de aanvullende regels voor de nieuwe salarisstructuur weer (zie ook LOGA-brief van 20 december 1995, nummer Lbr. 95/259). Binnen de nieuwe salarisstructuur wordt de ambtenaar, bij overgang naar een hogere schaal, ingeschaald op het naast hogere bedrag in de nieuwe schaal.

 

Echter, in het geval dat het verschil tussen dit naast hogere bedrag en het oude salaris minder bedraagt dan 75% van het salarisverschil tussen het bedrag dat de ambtenaar aan salaris zou hebben ontvangen indien hij niet zou zijn overgegaan naar de nieuwe schaal, maar in zijn oude schaal een periodieke verhoging zou hebben gekregen, en het bedrag van zijn oude salaris, wordt de ambte­naar in de nieuwe schaal ingeschaald op het bedrag dat direct volgt op het naast hogere bedrag.

 

III Instrumenten van flexibele beloning

 

Artikel 12 t/m 14

 

In artikel 12 t/m 14 worden de volgende instrumenten van flexibele beloning geregeld: gratificatie, groepsgratificatie en persoonlijke toelage na het bereiken van het maximum van de functionele schaal. Al deze instrumenten hebben als kenmerk dat hiermee op flexibele wijze kan worden gedifferentieerd in beloning. De flexibiliteit zit in het (tijdelijke) karakter van deze instrumenten.

Artikel 14, persoonlijke toelage na bereiken maximum functionele schaal is artikel 10 uit de oude bezoldiging. Aan het nieuwe artikel is lid twee, de mogelijkheid om de toelage in te trekken, toegevoegd om de flexibiliteit en de prikkel naar de werknemer te kunnen vergroten.

Van de genoemde instrumenten van flexibele beloning hebben de gratificatie en de groepsgratificatie het meest een incidenteel karakter. Meestal worden deze instrumenten meteen na de prestatie toegepast.

 

Artikel 15

 

Artikel 15 biedt de mogelijkheid om nadere regels te stellen voor de toepassing en de hoogte van de beloningsinstrumenten. Op dit moment is hier nog geen behoefte aan. Maar in het kader van de ontwikkelingen rond flexibele beloning is het van belang dat deze ruimte wel blijft bestaan.

 

Artikel 16

 

Artikel 16 regelt dat bij beëindiging van (een van) de instrumenten van flexibele beloning geen afbouwregeling wordt toegepast. De gedachte hierachter is dat als de ambtenaar niet meer goed functioneert, de extra beloning zonder meer komt te vervallen. Op dit moment geldt dit artikel alleen voor artikel 14.

 

IV Overige toelagen en vergoedingen

 

Artikel 17 t/m 21

 

In de artikelen 17 t/m 21 worden respectievelijk geregeld: waanemingstoelage, overwerkvergoeding, toelage onregelmatige dienst, consignatieregeling en inconveniëntentoelage. Deze toelagen/vergoedingen hebben - met uitzondering van de inconveniëntentoelage - een grondslag in de CAR en/of de UWO.

 

Artikel 18

 

Artikel 18 is de lokale overwerkverordening, zoals besloten in de vergadering van het college van b. en w. van 18 april 1997. In verband met een betere aansluiting bij de UWO is bij de overwerkregeling voor ambtenaren in schaal 9 t/m 11 de zinsnede "en die geen leidinggevende functie hebben" vervallen.

Het regelen van overwerk in het kader van de consignatie is toegevoegd aan artikel 20 lid 3 en 4.

 

Artikel 19

 

In het laatste lid van artikel 19 wordt de basis gelegd voor het treffen van aanvullende of afwijkende regelingen. Gedacht kan worden aan de situatie dat er in de functiebeschrijving en waardering reeds rekening is gehouden met het feit dat men in een bepaalde functie geregeld onregelmatig moet werken, dan wel zich geregeld bereikbaar en beschikbaar moet houden voor oproepen. In die gevallen is geen toelage meer nodig.

 

Artikel 20

 

In het verleden is door het college van burgemeester en wethouders vastgelegd hoe omgegaan moet worden met de consignatie in het kader van de gladheidsbestrijding. Daarnaast zijn er in een later stadium afspraken gemaakt voor parkeerwachters. Twee jaar geleden zijn er afspraken gemaakt betreffende een calamiteitenregeling. Bij het actualiseren van de bezoldigingsverordening wordt het wenselijk geacht om de regelgeving in het kader van deze consignatie vast te leggen. Ongeacht om welke consignatie het gaat is er sprake van hetzelfde uitgangspunt. Wanneer een werknemer geconsigneerd is, is hij een week beschikbaar en kan opgeroepen worden voor het verrichten van bepaalde werkzaamheden. Op het moment dat er daadwerkelijk werkzaamheden verricht worden, geldt een overwerkregeling. Op grond van bovenstaande is een consignatieregeling gemaakt die voor iedere geconsigneerde gelijk is.

Daar er in de feitelijke uitvoering bij de gladheidsbestrijders sprake is van langdurig overwerk, vaak meerdere dagen achter elkaar op zeer ongebruikelijke tijden en slechte weersomstandigheden, is voor de opzichters van de gladheidsbestrijding een uitzondering gemaakt in het toepassen van de overwerkregeling.

 

Voor een volledige week geconsigneerd zijn wordt een vergoeding toegekend. De hoogte van de vergoeding is eenmalig vastgesteld op anderhalf maal het verschil tussen regel 11 en 12, bijlage II oude structuur, stand 1 januari 2001 (f. 166,50: € 75,55) en zal vervolgens verhoogd worden met de procentuele salarisverhogingen zoals afgesproken tussen de LOGA-partners. Wordt geen volledige week consignatie verricht, dan wordt de vergoeding naar rato uitbetaald. (Met ingang van 1 juni 2008 is de hoogte van de consignatievergoeding € 92,41 bruto)

 

Voor de parkeerwachters betekent deze regeling dat zij nu ook bij daadwerkelijk in actie komen recht hebben op de overwerkregeling. Indien dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de dagelijkse werkzaamheden kunnen de opgebouwde overuren in het kader van de consignatie uitbetaald worden. Daar tegenover staat dat de vergoeding van de consignatie van de parkeerwachters teruggebracht wordt naar f. 178,50; € 81,00 bruto. Afhankelijk van inkomen lag dit ongeveer tussen f. 197,-- en f. 250,--. (resp. € 89,39 en € 113,45) De consignatie was voor hen afgeleid van 5% voor de uren van maandag tot en met vrijdag en 10% voor de uren op zaterdag en zondag tot het maximum van schaal 6.

 

Artikel 20 lid 9

De hoogte van de vergoeding voor het werken op een verplichte ATV-dag wordt gelijk aan de consignatievergoeding met de procentuele salarisverhoging verhoogd. Op 1 juni 2008 bedraagt de vergoeding € 18,10 bruto.

 

Voor de gladheidsbestrijders was het tot op heden gebruikelijk dat zij bij het bereiken van de leeftijd van 55 jaar niet meer geconsigneerd werden. Er is geen reden waarom zei eigenlijk niet langer kunnen deelnemen. Wanneer gekeken wordt naar de Wet op de leeftijdsdiscriminatie en het stimuleren om ouderen langer aan het arbeidsproces deel te laten nemen, dan is er alles voor te zeggen het criterium van 55 jaar niet langer te handhaven.

 

In artikel 21 is de inconveniëntenregeling 1994 opgenomen. Inhoudelijk hebben er geen wijzigingen plaatsgevonden. Toegevoegd is lid 7 met de conversietabel. Deze tabel was in de oude regeling niet opgenomen en ook niet als zodanig vastgesteld.

De hoogte van de inconveniëntentoelage wordt eenmalig vastgesteld op het verschil tussen regel 19 en regel 20, bijlage II oude structuur, stand 1 januari 2001 (f. 105,-- (€ 47,65); met ingang van 1 juni 2008 is het bedrag € 60,00 bruto en zal vervolgens verhoogd worden met de procentuele salarisverhogingen zoals afgesproken tussen de LOGA-partners.

 

In artikel 22 wordt de afbouwtoelage voor het wegvallen of verminderen van de toelage onregelmatige dienst, calamiteiten en de inconveniëntentoelage geregeld. Er is juist voor gekozen om bij deze toelagen een afbouwtoelage toe te kennen, omdat deze toelagen sterk zijn gerelateerd aan de uitoefening van bepaalde functies en het wegvallen of verminderen de betreffende ambtenaar (ervan uitgaande dat het buiten zijn toedoen gebeurt) onevenredig veel schade berokkent. Er is gekozen voor een aflopende afbouwtoelage in plaats van een garantieregeling, om ervoor te zorgen dat er geen sprake is van een eindeloze compensatie. Gezien de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, schaarste en werknemers worden gestimuleerd langer in dienst te blijven, is de leeftijd voor het toekennen van een vaste toelage verhoogd van respectievelijk 55 en 57 jaar, naar 60 jaar.

 

Artikel 23

De hoogte van de vergoedingen zoals bedoeld in artikel 23 lid 1 en 2 wordt met de procentuele salarisverhoging zoals afgesproken tussen de LOGA-partners verhoogd. Op 1 januari 2008 bedraagt de vergoeding zoals bedoeld in artikel 23, lid 1 € 75,00 (bruto). Op 1 januari 2008 bedraagt de vergoeding zoals bedoeld in artikel 23, lid 2 € 50,00 (bruto).

 

De uitwerking voor de vergoedingsmomenten, zoals bedoeld in artikel 23 lid 2, is als volgt:

  • EHBO volledig kent twee herhalingsblokken per jaar,

  • EHBO kort (reanimatie) kent één herhalingsblok per jaar,

  • BHV levensreddende handelingen ken één herhalingsblok per jaar en

  • BHV brandbestrijding kent 1 herhalingsmoment per twee jaar.

 

Artikel 24

Artikel 24 heeft als doel dat alle medewerkers van de Gemeente Smallingerland een goede zorgverzekering nemen. Lid 3 regelt dat ambtenaren die een goede, zoals in lid 1 gedefinieerde, zorgverzekering afsluiten slechts eenmaal de toeslag ontvangen, dan wel op basis van artikel 7:24 en 7:25 CAR-UWO, dan wel op basis van de regeling bezoldiging Smallingerland artikel 24, lid 1. Met andere woorden, ambtenaren die op basis van artikel 7:24 en 7:25 CAR-UWO de tegemoetkoming ziektekosten ontvangen, komen niet in aanmerking voor de zorgtoeslag, zoals bedoeld in dit artikel.