Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Soest houdende regels omtrent bijtincidenten honden (Beleidsregels bijtincidenten honden)

Geldend van 06-08-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Soest houdende regels omtrent bijtincidenten honden (Beleidsregels bijtincidenten honden)

De burgemeester van de gemeente Soest;

Overwegende dat;

  • er in de gemeente meermaals bijtincidenten met honden hebben plaatsgevonden;

  • het gewenst is om beleid vast te stellen over de uitleg van het wettelijk voorschrift in artikel 2:59 van de Algemene plaatselijke Verordening;

Gelet op;

  • de Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikelen 1:3 lid 4. 4:81 lid 1, 4:83, 5:31;

  • de Gemeentewet (GW), artikelen 125 lid 3 en 172;

  • de Algemene plaatselijke verordening (Apv), artikel 2:59.

Besluit:

De beleidsregels 'Bijtincidenten honden' vast te stellen.

Artikel 1 Begripsbepalingen

Eigenaar / houder Diegene die een dier houdt (onder zich heeft)

Licht bijtincident: van een licht bijtincident is sprake wanneer een hond een persoon, hond, ander dier bijt of in plaats daarvan een voorwerp bijt, maar daarbij geen sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen.

Ernstig bijtincident: van een ernstig bijtincident is sprake:

  • 1.

    wanneer het bijtincident ernstige gevolgen heeft, doordat een persoon, hond of ander dier overlijdt als direct gevolg van het bijtincident;

  • 2.

    wanneer een hond ernstig letsel toebrengt aan een persoon, hond of ander dier;

  • 3.

    wanneer meer dan één keer binnen een periode van twee jaar een bijtincident zonder ernstig letsel of ernstige gevolgen plaatsvindt;

  • 4.

    in ieder ander geval dat door de burgemeester als ernstig wordt aangemerkt.

Ernstig letsel: van ernstig letsel is sprake als bij een persoon, hond of ander dier ingrijpende medische behandeling noodzakelijk is als gevolg van het bijtincident.

Gevaarlijke hond: een hond, die een ernstig bijtincident heeft veroorzaakt.

Hinderlijke hond: een hond, die een licht bijtincident heeft veroorzaakt.

Kort aanlijnen: aanlijnen van een hond met een deugdelijke lijn met een lengte, die

gemeten van hand tot halsband, niet langer is dan 1,50 meter.

Muilkorf: een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof of van stevig leer, of van

beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van een mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek van de hond toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

Artikel 2 Hinderlijke hond

  • 1. De burgemeester acht een hond hinderlijk, in de zin van artikel 2:59 Apv, als een hond een persoon bijt of een ander dier, maar daarbij geen sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen. De burgemeester geeft de eigenaar of houder van de hond een waarschuwing en kan daarbij een aanlijngebod opleggen.

  • 2. Het aanlijngebod geldt tenminste voor de periode van 2 jaren. Daarna kan de eigenaar gemotiveerd en schriftelijk verzoeken om de opgelegde maatregel op te heffen conform artikel 5 lid 3.

Artikel 3 Gevaarlijke hond

  • 1. De burgemeester acht een hond gevaarlijk, in de zin van artikel 2:59 (Apv), als er sprake is van een ernstig bijtincident. Afhankelijk van de ernst van het incident kan worden overgegaan tot inbeslagname van de hond, of kan worden besloten tot het opleggen van een aanlijn- en muilkorfgebod.

  • 2. Het aanlijn- en muilkorfgebod geldt tenminste voor de periode van 2 jaren. Daarna kan de eigenaar gemotiveerd en schriftelijk verzoeken om de opgelegde maatregel op te heffen conform artikel 5 lid 3.

Artikel 4 Boete

Overtreding van het opgelegde aanlijn- en/of muilkorfgebod in artikel 2 en 3 wordt op grond van 6.1 van de APV, bestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 5 Gedragstest

  • 1. In opdracht van de eigenaar of houder kan bij de hond een gedragstest worden afgenomen om aan te tonen dat de hond niet hinderlijk of gevaarlijk is. De zogenaamde risico- assessment dient altijd te worden afgenomen door een door de gemeente goedgekeurde onderzoeker of faculteit.

  • 2. De kosten voor het laten uitvoeren van een risico-assessment door de eigenaar of houder van de hond zijn voor rekening van de eigenaar of houder van de hond.

  • 3. De burgemeester kan op schriftelijk verzoek van de eigenaar of houder van de hond de opgelegde maatregel opheffen, wanneer de eigenaar of houder van de hond door middel van de in lid 1 genoemde gedragstest aannemelijk heeft gemaakt dat de hond niet hinderlijk of gevaarlijk is.

Artikel 6 Afstand doen of inbeslagname

  • 1. Als de eigenaar of houder van een hond, welke op grond van artikel 3 van deze beleidsregels door de burgemeester is aangemerkt als gevaarlijk, in strijd met het aanlijn en/of muilkorfgebod handelt en de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt, wordt de houder of eigenaar gevraagd om vrijwillig afstand te doen van zijn hond.

  • 2. De burgemeester kan besluiten tot onvrijwillige inbeslagname van een hond op grond van artikel 5:31, tweede lid, van de Awb:

    • a.

      als de in het eerste lid genoemde situatie zich heeft voorgedaan en de eigenaar of houder hierop niet vrijwillig afstand doet van de hond, of;

    • b.

      bij (zeer ernstige vrees voor het ontstaan van) een zeer ernstig bijtincident.

  • 3. Bij het in het tweede lid, onder a en b, omschreven onvrijwillig in beslag nemen van de hond kan de burgemeester opdracht geven de hond te laten onderwerpen aan een gedragstest uitgevoerd door een gedragskliniek van de faculteit diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht.

  • 4. Wanneer uit de gedragstest, als bedoeld in het derde lid, blijkt dat de hond niet kan worden herplaatst bij een andere eigenaar of anderszins het risico op bijtincidenten kan worden voorkomen, wordt door de burgemeester besloten deze hond te laten euthanaseren. Euthanaseren wordt uitsluitend gedaan door een daartoe bevoegde dierenarts.

  • 5. De kosten van vervoer, opvang/verblijf, (medische) verzorging, gedragstest, eventuele overige noodzakelijke kosten na inbeslagname en eventueel de kosten voor het laten uitvoeren van euthanasie kunnen volledig voor rekening van de eigenaar of houder van de hond komen en op hem/haar worden verhaald.

Artikel 7 Uitzonderingen

In uitzonderlijke gevallen of zeer ernstige situaties is het mogelijk om van deze beleidsregels af te wijken en kan de burgemeester op grond van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet het bevel geven om direct over te gaan tot onvrijwillige inbeslagname van een hond, indien er vrees is voor de verstoring van de openbare orde en de eigenaar of houder van de hond geen vrijwillige afstand doet.

Artikel 8 Slotbepalingen

  • 1. Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als "Beleidsregels bijtincidenten honden“.

  • 2. De burgemeester kan, in gevallen waarbij toepassing van deze beleidsregel gelet op het te beschermen belang leidt tot onevenredige gevolgen voor belanghebbenden, afwijken van hetgeen in deze beleidsregels is bepaald.

  • 3. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking. Gelijktijdig worden de ‘beleidsregels Gevaarlijke honden’ zoals vastgesteld op 04-02-2016 ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Soest op 07-07-2020

R.T. Metz

burgemeester

Bijlage 1. Schema

afbeelding binnen de regeling

1. Procedure bijtincidenten honden

Stap 1. Bijtincidenten worden geregistreerd bij de politie

Inwoners van de gemeente Soest kunnen bij de politie melding of aangifte doen van een

bijtincident. Wanneer er een aangifte wordt opgenomen, wordt gelijk beoordeeld of strafvervolging mogelijk is.

In de registratie moet, voor zover bekend, de volgende gegevens worden opgenomen:

  • -

    personalia eigenaar/houder;

  • -

    personalia benadeelde partij;

  • -

    personalia getuige(n);

  • -

    gegevens van bijtende hond inclusief vermelding van ras, chipnummer, roepnaam hond, kopie van paspoort en/of stamboomgegevens;

  • -

    indien van toepassing gegevens slachtoffer;

  • -

    indien van toepassing gegevens van gebeten hond of inclusief vermelding van ras, chipnummer, roepnaam hond, kopie paspoort en/of stamboomgegevens;

  • -

    indien van toepassing gegevens van gebeten dier of object;

  • -

    aard en omvang van letsel en schade (indien mogelijk met foto’s);

  • -

    omstandigheden en aanleiding waaronder de hond heeft gebeten;

  • -

    of de hond mee naar huis is of in beslag is genomen en op welke grond (straf- of bestuursrecht);

  • -

    of er andere of 'oudere’ meldingen (tot 2 jaar terug) over desbetreffende hond in het systeem aanwezig zijn.

Deze melding wordt vanuit de politie aan een vast contactpersoon binnen team Veiligheid bij de

gemeente doorgegeven.

Soms worden meldingen van bijtincidenten bij de gemeente gedaan. De gemeente zorgt dat

meldingen van bijtincidenten voor registratie zo volledig mogelijk worden doorgestuurd naar de politie. De gemeente doet zelf de registratie van de bestuurlijke maatregelen die de burgemeester oplegt. Als de gemeente een verzoek om een kort aanlijngebod van de hond en/of een muilkorfgebod voor de hond krijgt van een burger voor de hond van een andere burger, dan vindt er altijd afstemming met de politie plaats.

Stap 2 Beoordeling bijtincident

Na het verzamelen van de gegevens wordt het incident door de gemeente beoordeeld en

gekwalificeerd. Uitgangspunt in onze gemeente is dat iedereen zich vrij in de openbare ruimte moet kunnen bewegen en iedereen zijn werk moet kunnen uitoefenen, zonder gebeten of aangevallen te worden door honden.

In de situatie dat een eigenaar - desgevraagd - besluit vrijwillig afstand te doen van de hond, heeft de eigenaar zelf de verantwoordelijkheid een geschikt ander adres voor de hond te zoeken en deze gegevens met de gemeente te delen.

In de situaties dat er geen vrijwillige afstand van de hond wordt gedaan, wordt een onderscheid

gemaakt tussen verschillende bijtincidenten. Afhankelijk van de kwalificatie wordt er dan opgetreden. De gemeente hanteert bij incidenten de kwalificaties lichte en ernstige bijtincidenten.

2.1 Lichte bijtincidenten

Er wordt van een licht bijtincident gesproken wanneer een hond een ander dier of persoon

bijt, waarbij er sprake is van geen of gering letsel waarbij geen medische behandeling noodzakelijk is.

Een licht bijtincident wordt bij een tweede melding van een licht bijtincident binnen twee jaar

opgeschaald naar een ernstig bijtincident.

2.2 Ernstige bijtincidenten

Er wordt van een ernstig bijtincident gesproken:

  • 1.

    wanneer het bijtincident ernstige gevolgen heeft, doordat een persoon, hond of ander dier

  • 2.

    overlijdt als direct gevolg van het bijtincident;

  • 3.

    wanneer een hond ernstig letsel toebrengt aan een persoon, hond of ander dier;

  • 4.

    wanneer meer dan één keer binnen een periode van twee jaar een bijtincident zonder ernstig letsel of ernstige gevolgen plaatsvindt;

  • 5.

    in ieder ander geval dat door de burgemeester als ernstig wordt aangemerkt.

Stap 3 Waarschuwingsbrief

Indien er sprake is van een licht bijtincident dan wordt een waarschuwingsbrief verzonden of door de politie uitgereikt aan de eigenaar/houder van de hond.

In de waarschuwingsbrief wordt aangegeven dat de gemeente het vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid onacceptabel vindt dat een mens of dier of in plaats daarvan een voorwerp gebeten wordt. Voorts wordt van de eigenaar/houder verwacht dat hij alle maatregelen zal treffen om herhaling van een dergelijk incident is voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld door uit voorzorg de hond aan te lijnen en te muilkorven op openbaar gebied, het volgen van een gedragstraining en / of maatregelen op eigen terrein zoals het plaatsen van een deugdelijke afrastering / omheining conform artikel 2:59a APV.

De burgemeester kan in voorkomende gevallen hierbij ook zelf besluiten om een aanlijn- en / of muilkorfgebod op te leggen.

Stap 4 Voornemen tot bestuursrechtelijk traject

Indien er sprake is van een ernstig bijtincident is het uitgangspunt dat de burgemeester besluit tot

gevaarlijk verklaring van de hond op grond van artikel 2:59 Apv. De consequentie hiervan is het

opleggen van een aanlijn- en muilkorfgebod.

De eigenaar/houder ontvangt een voorgenomen besluit tot gevaarlijk verklaring waarin de aanleiding wordt beschreven en de voorgenomen maatregelen zijn opgenomen.

Stap 5 Zienswijze

Binnen 10 dagen kan de eigenaar/houder een zienswijze tegen het voorgenomen besluit indienen.

Deze termijn van 10 dagen kan korter zijn als de burgemeester dit gezien de feiten en

omstandigheden noodzakelijk acht. Is de houder/eigenaar het niet eens met het voornemen dan mag hij voor eigen rekening een gedragstest uit laten voeren via de daartoe bevoegde instantie, om aan te tonen dat zijn hond niet hinderlijk of gevaarlijk is. De gemeente dient het rapport rechtstreeks van de toetsende instantie te ontvangen.

Een risico-assessment is bijvoorbeeld een MAG-test (maatschappelijk Aanvaardbaar Gedrag),

agressietest (zoals ontwikkelt door de universiteit Utrecht) of een TOP-test (Toetsing Op

Persoonlijkheid). Een professionele gedragsbeoordelaar heeft de opleiding tot gedragskeurmeester of gedragsbeoordelaar met succes afgerond en beschikt over (voldoende recente) praktijkervaring,

zoals een door de Raad van Beheer op kynologisch gebied Nederland benoemde

gedragskeurmeester.

Stap 6 Besluit tot opleggen van geboden of verboden

Vervolgens wordt een besluit genomen. Dit kan een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod

zijn. Als dat besluit is genomen, moet de hond vanaf dat moment meteen worden aangelijnd en,

indien van toepassing, een muilkorf dragen.

Bij een ernstig bijtincident kan er ook aanleiding zijn om nader onderzoek is gelasten (gedragstest).

Voor de ernstige of herhaalde overtreding hebben we soms ook te maken met maatschappelijke

onrust binnen een wijk of directe omgeving.

Om deze onrust weg te nemen is het soms van belang dat we ook maatregelen nemen. Indien daar niet vrijwillig aan meegewerkt wordt door de eigenaar, verzorger of houder van de hond, kan op dat moment ook inbeslagname van de hond aan de orde zijn.

Stap 7 Bezwaar tegen besluit

De eigenaar/houder kan binnen 6 weken, nadat het besluit aan de eigenaar/houder bekend is

gemaakt, bezwaar maken tegen het besluit.

2. Handhaving en sancties

Boete en last onder bestuursdwang

Indien een hond als gevaarlijk of hinderlijk is aangemerkt op grond van artikel 2.59 van de Apv, zal

toegezien worden op het naleven van het opgelegde aanlijn— en/of muilkorfgebod. Het overtreden van het aanlijn- en/of muilkorfgebod is strafbaar gesteld in onze Apv. Dit betekent dat zowel

politieambtenaren als gemeentelijke opsporingsambtenaren een bestuurlijke strafbeschikking mogen uitschrijven.

Met het beboeten kan directe handhaving plaatsvinden en bestraffen we de overtreder. Er zijn

situaties denkbaar dat het - herhaaldelijk — uitschrijven van een boete niet leidt tot het naleven van artikel 2:59 van de APV. De hond blijft dan los of zonder muilkorf rondlopen. In dat geval kan de burgemeester overgaan over tot het opleggen van een last onder bestuursdwang, als er sprake is van zeer ernstige vrees voor het ontstaan van een zeer ernstig bijtincident.

Het opleggen van een last onder bestuursdwang betreft het herstellen in een normale toestand door het ongedaan maken, beëindigen of voorkomen van de overtreding. Indien de last niet wordt

uitgevoerd, zal worden overgegaan tot feitelijk handelen door de hond in beslag te nemen. Daarmee wordt de overtreding effectief beëindigd en nadere overtreding voorkomen.

In beslagname door burgemeester (spoedeisende bestuursdwang)

De burgemeester is op grond van artikel 5:31, lid 2 Awb bevoegd overtredingen van wettelijke

voorschriften met spoed te beletten of te beëindigen.

De burgemeester besluit tot inbeslagname van de hond als:

  • -

    de eigenaar/houder van een hond die door de burgemeester als gevaarlijke hond is aangewezen in strijd met artikel 2:59 APV houdt en vervolgens

  • -

    de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt, waarbij sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen en direct optreden wordt verwacht of als er sprake is van (zeer ernstige vrees voor het ontstaan van) een zeer ernstig bijtincident; en

  • -

    de eigenaar/houder van de hond niet vrijwillig afstand doet van de hond.

De burgemeester geeft bevel tot inbeslagname en geeft de locatie van de hond door aan de politie.

De inbeslagname zal zo kort mogelijk gehouden worden, maar is afhankelijk van meerdere factoren zoals het acclimatiseren van de hond en het afnemen van een gedragstest, maar mag max. 8 weken duren, uitzonderingen daargelaten.

De hond kan een risico-assessment ondergaan. Afhankelijk van de uitslag moet de hond inslapen, wordt hij aangeboden aan een dierenasiel voor resocialisatie van de hond of wordt hij (onder voorwaarden) herplaatst bij een andere eigenaar.

Kostenverhaal

In de situatie dat de burgemeester bestuursdwang toepast, zullen de daarmee gepaard gaande

kosten kunnen worden verhaald worden op de eigenaar / houder van de hond. Hierbij kan gedacht worden aan de kosten van transport, opslag, noodzakelijke verzorging (voedsel) en het uitvoeren van de gedragstest.

Inbeslagname door burgemeester (verstoring van de openbare orde)

De burgemeester is op grond van artikel 172, lid 3, Gemeentewet bevoegd bij verstoring van de

openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde.

De burgemeester besluit tot inbeslagname van de hond als:

  • -

    de houder / eigenaar van een hond die door het de burgemeester als gevaarlijke hond is

  • aangewezen in strijd met artikel 2:59 APV houdt en vervolgens;

  • -

    de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt, waarbij sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen.

  • -

    er sprake is van een verstoring van de openbare orde of van ernstige vrees daarvoor en de bevelen noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde.

De gemeente is zelf verantwoordelijk voor het vervoer en opslaan van de hond.

Met de locatiehouder kan besproken worden hoe het vervoer geregeld. De gemeente is zelf verantwoordelijk voor het laten testen van de hond.

De inbeslagname zal zo kort mogelijk gehouden worden, maar is afhankelijk van meerdere factoren zoals het acclimatiseren van de hond en het afnemen van een gedragstest, maar mag max. 8 weken duren, uitzonderingen daargelaten.

De hond kan een risico-assessment ondergaan. Afhankelijk van de uitslag moet de hond inslapen, wordt hij aangeboden aan een dierenasiel voor resocialisatie van de hond of wordt hij (onder voorwaarden) herplaatst bij een andere eigenaar.

Belangrijk verschil met in beslagname op grond van spoedeisende bestuursdwang door de burgemeester:

  • -

    er is sprake van een ‘concreet en actueel gevaar voor de openbare orde'

  • -

    er geen andere, minder vergaande maatregelen aanwendbaar zijn.

  • -

    de toepassing moet voortvarend plaatsvinden

Bedreiging of verstoring van de openbare orde kan aan de orde zijn, indien gevoelens van onrust

ontstaan in de omgeving waar de hond normaliter verblijft. Dit kan blijken uit de ingewonnen

informatie, bestuurlijke rapportages of uit processen-verbaal van bevindingen. Ook het gedrag van de eigenaar van de hond kan hiertoe aanleiding geven. De eigenaar bagatelliseert bijvoorbeeld het

incident waardoor een gerechtvaardigde vrees voor herhaling bestaat en uit het dossier blijkt dat het probleem ook niet alleen bij de hond ligt.

In een situatie waarbij de openbare orde wordt bedreigd of verstoord door dreigende overtreding, zal na inbeslagname zoals aangegeven nader onderzoek gedaan moeten worden om te komen tot vervolgbesluitvorming. Door een gecertificeerde instelling zal bezien worden of de hond elders

herplaatst moet worden of - in overleg met het OM - geëuthanaseerd moet worden.

Kostenverhaal

De kosten die gepaard gaan met de inbeslagname op grond van artikel 172 Gemeentewet kunnen

niet verhaald worden.

3. STRAFRECHTELIJK TRAJECT

Strafrechtelijke inbeslagname van de hond

Wanneer er sprake is van het door de eigenaar aanhitsen tot agressief gedrag of het niet

terughouden van een hond, die een mens aanvalt (artikel 425, onder ten 1e of ten 2e Wetboek

van strafrecht), kan de politie aangifte opnemen en in een heterdaad situatie (al dan niet in

overleg met de officier van justitie) overgaan tot (strafrechtelijke) inbeslagname van de hond. De

politie dient altijd te vragen of de eigenaar/houder afstand wil doen van de hond.

Strafrechtelijke overtreding van een kort aanlijn- en/of muilkorfgebod

Bij overtreding van het korte aanlijn— en zo mogelijk het muilkorfgebod in combinatie met een

nieuw bijtincident kan de officier van justitie onttrekking van de hond aan het verkeer vorderen. In

het uitzonderlijke geval dat tot inbeslagname is overgegaan, gaat het OM over tot vervreemden

van de hond en zal in het uiterste geval overgaan tot het laten inslapen van de gevaarlijke hond.

Het laten inslapen van de gevaarlijke hond gebeurt onder toezicht (direct en op kosten) van

verdachte/betrokkene.

4. CIVIELRECHTELIJK TRAJECT

Civielrechtelijk

Het is mogelijk dat slechts sprake is van een civielrechtelijk schade-incident. De politie wijst de dader en het slachtoffer van het bijtincident op rechten en plichten en adviseert partijen om de schade onderling te regelen.

5. Heroverweging van het aanlijn- en/of muilkorfgebod

Een aanlijn— en/of muilkorfgebod worden in principe opgelegd voor de periode van tenminste 2 jaren. De eigenaar of houder van een hond, die een aanlijn- en/of muilkorfgebod opgelegd heeft gekregen, kan handelingen verrichten waardoor de burgemeester het besluit heroverweegt. De eigenaar van de hond kan de hond zelf laten onderzoeken door een daartoe gecertificeerde instelling. Dit gebeurt op zijn kosten. Indien uit het onderzoek blijkt dat de hond geen gevaar (meer) vormt, of indien de eigenaar en/of hond (een) cursus(sen) heeft/hebben gevolgd, die door de onderzoeker wordt voorgesteld en uit het onderzoek vervolgens blijkt dat de hond geen gevaar (meer) vormt, kan de burgemeester het besluit tot het opleggen van een aanlijn- en/of muilkorfgebod van de hond heroverwegen.

De eigenaar/houder van de hond dient een schriftelijk verzoek in te dienen met het verzoek het

besluit te heroverwegen met toevoeging van een schriftelijke rapportage van het onderzoek.

De burgemeester zal het resultaat van het onderzoek meenemen in de heroverweging van het

besluit. Mocht de burgemeester bij de heroverweging afwijken van het advies van de onderzoeker,

dan zal dit in het besluit worden gemotiveerd.

6. Afwijken van beleid

In dit beleid is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met bijtincidenten. Deze incidenten zijn

afhankelijk van de situatie. In voorkomende gevallen is het voor de burgemeester mogelijk om af te wijken van het bovenstaande beleid, zowel met lichtere maatregelen als met verzwarende

maatregelen. Dit betekent dat stappen kunnen worden overgeslagen, dan wel dat een lichtere vorm kan worden gekozen bij het afhandelen van een melding.

Redenen voor lichtere maatregelen kunnen zijn:

  • -

    het gevolgd hebben van een cursus;

  • -

    maatregelen treffen, zoals de hond altijd aangelijnd uitlaten;

  • -

    de reden voor het bijtincident is gelegen in zelfverdediging van de hond.

Redenen voor verzwarende maatregelen kunnen zijn:

  • -

    als de eigenaar het incident bagatelliseert;

  • -

    als de eigenaar de hond heeft aangezet tot bijten.

Bij afwijking van het beleid, wordt dit gemotiveerd. Deze mogelijkheid om van het beleid af te wijken is van groot belang, juist omdat een goede afhandeling van een bijtincident afhankelijk is van de specifieke aard en omvang van het incident.