Regeling vervallen per 05-07-2012

Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand 2004

Geldend van 01-08-2004 t/m 04-07-2012

Intitulé

Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand 2004

-De raad van de gemeente Someren;-

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Someren van 24 april 2004

gezien het advies van de participatiecommissie inkomen, werk en zorg

gelet op de artikelen 7, 8, 9 en 10 van de Wet Werk en Bijstand (WWB), de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (loaw), de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz) en gelet op artikel 147 van de Gemeentewet  

-BESLUIT:-

vast te stellen de navolgende Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet:

  • de Wet Werk en Bijstand

  • b.

    Ioaw:

  • de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • c.

    Ioaz:

  • de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • d.

    uitkeringsgerechtigden:

  • personen met een uitkering ingevolge de Wet Werk en Bijstand, de Ioaw of de Ioaz;

  • e.

    Anw’ers:

  • personen met een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven zijn bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI).

  • f.

    nuggers:

  • personen die als werkzoekenden zijn geregistreerd bij het CWI en die geen uitkeringsgerechtigde zijn;

  • g.

    jongeren:

  • uitkeringsgerechtigden, Anw’ers en nuggers niet ouder dan 23 jaar;

  • h.

    voorziening:

  • een voorziening bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de wet, in deze verordening en in de uitvoeringsregels als bedoeld in artikel 4, tweede lid;

  • i.

    het college:

  • het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Someren;

  • j.

    de raad:

  • de gemeenteraad van de gemeente Someren;

  • k.

    Awb:

  • de Algemene wet bestuursrecht;

  • l.

    belanghebbenden:

  • de categorieën als bedoeld in artikel d, e, f en g van dit artikel, alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet.

Artikel 2 Toepassingsgebied

De Algemene subsidieverordening van de gemeente Someren is niet van toepassing.

Paragraaf 2 Beleid en financiën

Artikel 3 Opdracht college

  • 1.

    Het college biedt belanghebbenden ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid van de wet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 3

    Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

Artikel 4 Beleidskaders en uitvoeringsregels

  • 1.

    De raad stelt beleidskaders vast, waarin de beleidsuitgangspunten en de beleidsprioriteiten worden aangegeven.

  • 2.

    Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening uitvoeringsregels vast.

  • 3.

    Het college zendt eenmaal per jaar aan de raad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid.

Artikel 5 Aanspraak op ondersteuning

  • 1.

    Belanghebbenden hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening en de in artikel 4 genoemde beleidskaders en uitvoeringsregels.

Artikel 6 Verplichtingen van de cliënt

  • 1.

    Een uitkeringsgerechtigde tot 65 jaar aan wie door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 2.

    Een belanghebbende, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde tot 65 jaar, aan wie door het college een voorziening wordt aangeboden, is verplicht hiervan gebruik te maken vanaf het moment dat overeenstemming hierover is vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst.

  • 3.

    De belanghebbende die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 4.

    Indien een uitkeringsgerechtigde tot 65 jaar die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het derde lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening Wet Werk en Bijstand 2004.

  • 5.

    Indien de belanghebbende, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde tot 65 jaar, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het derde lid, kan het college de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Artikel 7 Budget- en subsidieplafonds

  • 1.

    Het college kan bij uitvoeringsbesluit een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Het saldo kan het in de gemeentebegroting genoemde bedrag niet overschrijden.

  • 2.

    Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Paragraaf 3 Voorzieningen

Artikel 8 Werkstages

  • 1.

    Het college kan aan uitkeringsgerechtigden een werkstage aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het doel van de werkstage is het opdoen van werkervaring dan wel het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 3.

    Deze werkstage duurt maximaal twaalf maanden.

  • 4.

    In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel van de werkstage, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 9 Sociale activering

  • 1.

    Het college kan aan uitkeringsgerechtigden als onderdeel van een reïntegratietraject activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

  • 2.

    Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten ter voorbereiding op een traject of, als dat nog niet mogelijk is, gericht op maatschappelijke participatie en het voorkomen van sociaal isolement.

Artikel 10 Detacheringbanen uitgevoerd door een reïntegratiebedrijf

  • 1.

    Het college kan aan een reïntegratiebedrijf opdracht geven een uitkeringsgerechtigde of een jongere een dienstverband aan te bieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    De werknemer wordt voor het verrichten van arbeid vanuit het reïntegratiebedrijf gedetacheerd bij een onderneming. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst.

  • 3.

    Met het reïntegratiebedrijf worden in ieder geval schriftelijke afspraken gemaakt over de van toepassing zijnde rechtspositie.

Artikel 11 Loonkostensubsidies gericht op reïntegratie

Het college kan subsidie verstrekken aan werkgevers die met een uitkeringsgerechtigde of een jongere een arbeidsovereenkomst sluiten gericht op arbeidsinschakeling.

Artikel 12 Loonkostensubsidies gericht op participatie

  • 1.

    Het college kan een subsidie verstrekken aan werkgevers die met een uitkeringsgerechtigde een arbeidsovereenkomst sluiten gericht op participatie.

  • 2.

    Het college kan subsidie verstrekken aan werkgevers met een werknemer, die op 1 januari 2004 in een dienstbetrekking werkzaam is bij die werkgever, voor zover werknemer op 31 december 2003 in dezelfde dienstbetrekking en functie werkzaam was, overeenkomstig het op 31 december 2003 geldende Besluit In en Doorstroombanen (Besluit 17-12-1999, Stb. 591) en de daarop betrekking hebbende wijzigingen en regelingen.

  • 3.

    Minimaal eenmaal per jaar wordt in overleg met de werknemer en de werkgever bezien welke mogelijkheden er voor de werknemer zijn op arbeidsinschakeling.

Artikel 13 Investeringstegemoetkoming

Het college kan een eenmalige investeringstegemoetkoming verstrekken aan werkgevers die met een uitkeringsgerechtigde of een jongere een arbeidsovereenkomst sluiten gericht op duurzame werkaanvaarding.

Artikel 14 Reïntegratietrajecten

Het college kan in de vorm van producten reïntegratietrajecten aanbieden gericht op reguliere arbeidsinschakeling.

Artikel 15 Scholing

  • 1.

    Het college kan een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde scholing kan aangeboden worden in de vorm van een subsidie.

Artikel 16 Inkomstenvrijlating

Het college kan een inkomstenvrijlating toekennen, als bedoeld in artikel 31 lid 2 sub o van de wet.

Artikel 17 Premies

Het college kan een eenmalige premie toekennen, als bedoeld in artikel 31 lid 2 sub j van de wet.

Artikel 18 Kostenvergoeding vrijwilligers

Het college kan een kostenvergoeding in verband met het deelnemen aan vrijwilligerswerk toekennen, als bedoeld in artikel 31 lid 2 sub k van de wet.

Artikel 19 Overige vergoedingen

Het college kan een vergoeding verstrekken voor kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsrelevante arbeidsinschakeling.

Artikel 20 Voorzieningen gericht op nazorg

Het college kan aan ondernemingen waarbij een belanghebbende algemeen geaccepteerde arbeid heeft aanvaard, niet zijnde een voorziening als bedoeld in de artikelen 10, 11 en 12, voorzieningen bieden gericht op nazorg.

Artikel 21 Algemene bepalingen over de voorzieningen

  • 1.

    Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 2.

    Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de belanghebbende die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 lid 1, 17 en 18 lid 1 en 2 van de wet en de artikelen 28 en 29 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet nakomt;

    • b.

      indien de belanghebbende die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

    • c.

      indien de belanghebbende algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      Indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een doelmatige arbeidsinschakeling.

  • 3.

    De beleidsaanbeveling “Subsidiëring arbeidsplaatsen in het kader van reïntegratie werkzoekenden” vormt een integraal onderdeel van deze verordening. Bij de vaststelling van loonkostensubsidies neemt de gemeente de bepalingen van de (EG) Verordening werkgelegenheidssteun in acht.

  • 4.

    Bij uitvoeringsbesluit kan het college ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 8 tot en met 20, met inachtneming van hetgeen daarover in de beleidskaders is bepaald, nadere regels stellen. Deze regels kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

    • a.

      de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • b.

      de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    • c.

      de intrekking of wijziging van de verlening of vaststelling van subsidies, premies en kostenvergoedingen;

    • d.

      de aanvraag van en de besluitvorming over subsidies, premies en kostenvergoedingen;

    • e.

      de betaling van subsidies, premies en kostenvergoedingen en het verlenen van voorschotten;

    • f.

      het vragen van een eigen bijdrage;

    • g.

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies, premies en kostenvergoedingen.

Paragraaf 4 Slotbepalingen

Artikel 22 Aansprakelijkheid, vrijwaring en wijziging

  • 1.

    De uitvoeringsregels verbonden aan artikel 11 en 12 kunnen worden gewijzigd. Indien en voorzover de inhoud van de wijzigingen daartoe aanleiding geeft zal de gemeente Someren de voorwaarden verbonden aan subsidiëring en/of de beschikking aanpassen aan de gewijzigde uitvoeringsregels. De gewijzigde voorwaarden en/of gewijzigde beschikking gaan tegelijkertijd in met de vastgestelde ingangsdatum van de gewijzigde uitvoeringsregels. De wijzigingen zullen worden toegezonden aan de werkgever en/of werknemer door of namens het college.

  • 2.

    Indien sprake is van gewijzigd gemeentelijk beleid, en de gevolgen van de wijziging van de uitvoeringsregels zijn nadelig, dan zal het college de wijzigingen laten ingaan op een nader te bepalen tijdstip, rekening houdend met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Artikel 23 Terugvordering van subsidie

  • 1.

    Terugvordering van subsidie vindt plaats, behoudens voor zover het betreft de vastgestelde eigen bijdrage, naast de redenen vermeld in deze verordening, overeenkomstig en op grond van artikel 58 lid 1 sub a en lid 3 en 4 van de wet en artikel 60 van de wet. Voor ‘bijstand’ wordt gelezen ‘subsidie’ in de zin van deze verordening.

  • 2.

    Subsidie die door het college is verstrekt op grond van verstrekte onjuiste of onvolledige inlichtingen kan te allen tijde worden teruggevorderd. Het college kan eventuele invorderingskosten verhalen.

Artikel 24 Onvoorziene omstandigheden

  • 1.

    In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing ervan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 25 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: "Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand 2004".

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste van de maand na het verstrijken van zes weken na de dag waarop zij is bekend gemaakt. Wanneer een inleidend verzoek tot het houden van een referendum onherroepelijk is toegelaten, komt het tijdstip van inwerkingtreding te vervallen.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van de raad van de gemeente Someren,
-de raadsgriffier,- de voorzitter,
-J.K.J. Boon- A.P.M. Veltman

Algemene toelichting Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand

Inleiding

Volgens de Wet Werk en Bijstand heeft B en W de opdracht te zorgen voor de reïntegratie van bijstandsgerechtigden, nuggers en Anw-ers en personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet. De WWB draagt aan de gemeenteraad op om een verordening vast te stellen waarin het beleid van de gemeente ten aanzien van haar reïntegratietaak wordt neergelegd. Tevens wordt hierin de aanspraak van burgers op ondersteuning bij reïntegratie geregeld.

De basis voor de verordening is neergelegd in de artikel 8, eerste lid onder a en tweede lid en artikel 10 eerste en tweede lid:

Artikel 8 lid 1 onder a:

De gemeenteraad stelt bij verordening regels met betrekking tot het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a.

Artikel 8 lid 2:

De regels, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, hebben in ieder geval betrekking op de evenwichtige aandacht voor de in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, genoemde groepen, alsmede voor de verschillende doelgroepen daarbinnen, en de wijze waarop rekening wordt gehouden met zorgtaken.

Artikel 10 lid 1en 2:

  • 1.

    Personen die algemene bijstand ontvangen, personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en niet-uitkeringsgerechtigden hebben, overeenkomstig de verordening, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel

    • a,

      aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op personen die vanwege een voorziening gericht op arbeidsinschakeling niet tot een van de groepen, bedoeld in het eerste lid, behoren.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet Werk en Bijstand. Waar dat mogelijk is, kan de gemeente via de begripsbepalingen eigen accenten leggen. De definitie van jongeren (onderdeel g) is nodig indien de gemeente specifieke voorzieningen voor jongeren wenst in te zetten.

Artikel 3 Opdracht college

In het eerste lid is de opdracht aan het college vormgegeven analoog aan artikel 7 van de WWB. Hiervoor is gekozen uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie. In de WWB is in artikel 10, derde lid aangegeven dat de aanspraak op voorzieningen alleen geldt voor die belanghebbenden die ook daadwerkelijk inwoner van de gemeente zijn, door middel van een verwijzing naar artikel 40, eerste lid van de wet. Door deze verwijzing ook aan de opdracht aan het college te koppelen, geeft de gemeente aan voorzieningen alleen voor de eigen doelgroep in te willen zetten.

Het tweede lid is de vertaling van de opdracht uit de WWB dat de gemeente evenwichtige aandacht aan de diverse doelgroepen moet besteden, en rekening moet houden met de combinatie arbeid en zorg. In de beleidkaders, maar met name in de uitvoering komt vervolgens tot uiting hoe dit punt uitgewerkt wordt.

Het derde lid geeft het college de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, dat zoveel mogelijk personen zo doelmatig mogelijk ondersteund kunnen worden.

Artikel 4 Uitvoeringsregels en beleidskaders

Zoals ook in de algemene toelichting is gesteld, vraagt de WWB aan de gemeenteraad om het reïntegratiebeleid in een verordening vast te leggen. Gekozen is voor een systematiek om niet alles in de verordening te regelen, maar ook gebruik te maken van uitvoeringregels. Het tweede lid geeft aan dat het college deze regels opstelt.

Bij de vaststelling van de uitvoeringsregels zal rekening worden gehouden met de kaders, die vastgesteld worden door de gemeenteraad. Dit is vastgelegd in het eerste lid van dit artikel.

Het derde lid biedt de basis voor de verantwoording van het beleid. De WWB geeft aan dat het college elk jaar een voorlopig en een definitief verslag over de uitvoering (VODU) naar het rijk zendt. Deze verslagen dienen gepaard te gaan van een verklaring van de gemeenteraad. Daarom is ervoor gekozen expliciet op te nemen dat er een verantwoordingsverslag aan de raad moet worden gezonden.

Artikel 5 Aanspraak op ondersteuning

De WWB stelt niet zo expliciet dat de aanspraak op voorzieningen in de verordening geregeld moet worden. Immers, het is ook al in de WWB zelf geregeld. Eveneens uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen (eerste lid).

Artikel 6 Verplichtingen van de cliënt

In de WWB is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering. Wederom uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn in het eerste en tweede lid de verplichtingen conform de wet geformuleerd.

Het derde lid biedt de verbinding met de afstemmingsverordening. Deze verordening regelt het opleggen van een maatregel indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. De maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald percentage. Echter, voor personen zonder uitkering, Anw-ers en personen in gesubsidieerde arbeid kan de gemeente de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is in het vierde lid de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen de gemeente (een deel van) de kosten die gemaakt zijn terugvordert.

Artikel 7 Budget- en subsidieplafond

Het college kan, om de financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Zij kan voor een bepaalde voorziening een subsidie- of budgetplafond instellen, of een plafond voor het aantal personen dat van de voorziening gebruik kan maken. Als het plafond voor een bepaalde voorziening is bereikt dient aan de cliënt een alternatieve voorziening te worden aangeboden.

Bij dit artikel wordt uitgegaan van de bevoegdheid van het college om plafonds in te stellen. De plafonds kunnen in uitvoeringsregels worden vastgelegd. Bij de vaststelling van de plafonds wordt uitgegaan van de bedragen die in de uitvoeringsregels of in de begroting voor de verschillende voorzieningen worden gereserveerd.

Een subsidieplafond geldt voor voorzieningen die subsidies inhouden. Een subsidieplafond dient wel bekendgemaakt te worden vóór de periode waarvoor deze geldt (art. 4:27 lid 1 Awb). Een budgetplafond geldt voor de uitgaven die het college doet in het kader van voorzieningen.

Artikel 8 Werkstages

Werkstages zijn een betrekkelijk nieuw instrument voor gemeenten om langdurig werklozen te reïntegreren. Voor de term werkstage is gekozen om te benadrukken dat het gaat om een soort scholingsinstrument: niet de arbeid zelf, maar het leren werken staat centraal.

Het eerste lid van artikel 8 artikel geeft de algemene bepaling voor het aanbieden van een werkstage.

Het tweede lid geeft nog eens specifiek aan wat het doel is van de werkstage, om het verschil met een normale arbeidsverhouding aan te geven. Dit is met name van belang om te voorkomen dat de cliënt claimt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, en bij de rechter loonbetaling afdwingt. De werkstage kan twee doelen hebben. Op de eerste plaats kan het gaan om het opdoen van specifieke werkervaring. Dit is vergelijkbaar met de zogenaamde ‘snuffelstage’, waarbij de cliënt de gelegenheid krijgt om te bezien of het soort werk als passend kan worden beschouwd. Op de tweede plaats kan het gaan om het leren werken in een arbeidsrelatie. In de werkstage kan de uitkeringsgerechtigde / deelnemer wennen aan aspecten als gezag, op tijd komen, werkritme en samenwerken met collega’s.

Het derde lid geeft de maximale duur van de werkstage aan. Hierbij kan gedacht worden aan een termijn van twaalf maanden.

In het vierde lid wordt bepaald dat er voor de werkstage een schriftelijke overeenkomst (stage-overeenkomst) wordt opgesteld. Hierin kan expliciet het doel van de stage worden opgenomen, alsmede de wijze van begeleiding. In deze schriftelijke overeenkomst kan desgewenst ook gewaarborgd worden dat het een werkstage betreft en niet een reguliere arbeidsverhouding.

Artikel 9 Sociale activering

Volgens de WWB dient ook sociale activering uiteindelijk gericht te zijn op arbeidsinschakeling. Voor bepaalde doelgroepen is arbeidsinschakeling echter een te hoog gegrepen doel. Voor deze personen staat dan ook niet reïntegratie, maar participatie voorop. Er is bewust van afgezien om voor sociale activering een maximale duur vast te stellen, om ervoor te zorgen dat het instrument ingezet kan worden voor degenen voor wie uitstroom naar betaald werk nog niet mogelijk is, en voor wie sociale activering zelfstandige maatschappelijke participatie als doel heeft. Als sociale activering een onderdeel van een traject is naar betaald werk, wordt de duur beperkt doordat een traject per definitie een beperkte duur heeft.

Artikel 10 Detacheringbanen uitgevoerd door een reïntegratiebedrijf

Bij de dienstbetrekkingen uit de Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw) was de gemeente de wettelijke, formele werkgever. De WWB geeft geen regels over het werkgeverschap. Het instrument detacheringbaan kan dus ook in zijn geheel, inclusief het formeel werkgeverschap, uitbesteed worden aan een reïntegratiebedrijf. De gemeente dient ten aanzien van de rechtspositie van de werknemer afspraken te maken met het reïntegratiebedrijf. Zo kan de gemeente bepalen dat verplicht een bepaalde rechtspositie van toepassing is, of kan zij eisen stellen aan bepaalde elementen uit die rechtspositie, zoals de beloning.

Artikel 11 Loonkostensubsidies gericht op reïntegratie

Het instrument loonkostensubsidies gericht op reïntegratie is bekend van de werkervaringsplaatsen uit de Wiw, echter, onder de WWB zijn deze geheel vormvrij geworden. Het beleid van de gemeente komt tot uitdrukking in de hoogte van de subsidie (eventueel gekoppeld aan de mate van productiviteit), de termijn en de aan de subsidie verbonden verplichtingen (b.v. bieden van scholing en begeleiding). Naast de reguliere loonkostensubsidie kan de gemeente ervoor kiezen de onderneming die de werknemer aansluitend in vaste dienst neemt een aanvullende subsidie of bonus toe te kennen. Bij de inzet van dit instrument dient de Europese regelgeving in acht te worden genomen. De Europese regelgeving bepaalt dat bij de loonkostensubsidies in de private sector de subsidie maximaal 50% van de totale loonkosten mag beslaan.

Het eerste lid geeft de basis voor de loonkostensubsidie, waarbij expliciet wordt aangeven dat het primair gaat om een reïntegratievoorziening.

Artikel 12 Loonkostensubsidies gericht op participatie

Dit artikel is met name opgenomen om voortzetting van de bestaande ID-banen ‘in enige vorm’ toch mogelijk te maken, c.q. voor bestaande ID-ers indien nodig met nieuwe werkgevers afspraken te maken.

De WWB geeft aan dat gesubsidieerde arbeid geen einddoel meer kan zijn. Toch kan de gemeente ervoor kiezen personen, waarvoor dat nodig blijkt te zijn, een langduriger vorm van gesubsidieerde arbeid aan te bieden. Ook hier dient de Europese regelgeving in de gaten te worden gehouden, al ligt het meer in de lijn der verwachting dat deze banen, net als de oude ID-banen, met name worden vormgegeven in de collectieve sector. Dit instrument dient echter bij hoge uitzondering ingezet te worden en slechts voor een beperkte periode om te voorkomen dat een nieuwe ‘ID problematiek’ gaat ontstaan.

Het eerste lid geeft weer de basis voor het verstrekken van de subsidie, waarbij expliciet wordt aangegeven dat het hier gaat om een participatievoorziening.

Het tweede lid is de basis voor het verstrekken van subsidie ten behoeve van de bestaande ID banen.

Deze loonkostensubsidie is weliswaar primair een participatie-instrument dat meerdere jaren in beslag kan nemen, dat betekent niet dat de bemoeienis van de gemeente op kan houden na het plaatsen van de werknemer. De WWB gaat ervan uit dat ook deze werknemer uiteindelijk uit moeten stromen naar reguliere, niet-gesubsidieerde arbeid. Daarom is in het derde lid de bepaling opgenomen dat minimaal eens per jaar in overleg met de werknemer én de werkgever wordt bezien welke mogelijkheden daartoe aanwezig zijn.

Artikel 13 Investeringstegemoetkoming

In de praktijk blijkt de behoefte te bestaan aan een instrument waarbij de werkgever een gering bedrag meekrijgt als investeringstegemoetkoming in de startkosten bij het aannemen van een nieuwe werknemer. De werkgever wil in de praktijk vaak wel iemand aannemen maar wil niet dat de kosten voor de baten uitgaan. Om een nieuwe werknemer in dienst te nemen dienen de nodige administratieve handelingen verricht te worden. De werkgever wil vaak een tegemoetkoming in deze kosten. De startsubsidie kan in hoogte variëren per werkgever en er kunnen voorwaarden aan verbonden worden.

Artikel 14 Reïntegratietrajecten

Een reïntegratietraject bestaat uit verschillende producten die er op gericht zijn de kwalificaties c.q. competenties van de werknemer te vergroten en daarmee zijn kansen op de reguliere arbeidsmarkt. Dit artikel biedt de mogelijkheid de verschillende producten aan te bieden en maatwerk te bieden. De insteek dient daarbij te zijn dat alleen ingezet wordt op arbeidsmarktrelevante trajecten en opleidingen.

Artikel 15 Scholing

Scholing is bij uitstek een maatwerkinstrument, waarbij het moeilijk is vooraf algemene richtlijnen te geven die in de verordening moeten worden opgenomen. Het tweede lid geeft aan dat de scholing zowel aangeboden kan worden als voorziening die door de gemeente ingekocht kan worden, als in de vorm van een subsidie. Dit laatste kan van belang zijn indien de cliënt op eigen initiatief met een vorm van scholing komt die door het college als noodzakelijk wordt geacht, maar die niet bestaat binnen het reguliere scholingsaanbod van de gemeente.

De insteek dient te zijn dat alleen ingezet wordt op arbeidsmarktrelevante instrumenten en opleidingen.

Artikel 16 Inkomstenvrijlating

Artikel 31 lid 2 onder o van de WWB regelt de maximale inkomstenvrijlating. Deze vrijlating kan het college toepassen bij inkomsten uit arbeid voor zover deze naar het oordeel van het college bijdraagt aan arbeidsinschakeling.

Artikel 17 Premies

De WWB regelt in artikel 31 lid 2 sub j de eenmalige maximale premie die door het college kan worden toegekend in het kader van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

Artikel 18 Kostenvergoeding vrijwilligers

De WWB regelt in artikel 31 lid 2 sub k de maximale forfaitaire kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk.

Artikel 19 Overige vergoedingen

Het is denkbaar dat de gemeente, ter stimulering van de arbeidsinschakeling, besluit diverse kosten te vergoeden voor activiteiten die daaraan bijdragen, zoals bijvoorbeeld een gedeelte van de reiskosten en kosten voor kinderopvang.

Artikel 20 Voorzieningen gericht op nazorg

Mede gezien de beperkte budgetten is het belangrijk ervoor te zorgen dat cliënten na uitstroom niet na een korte periode terugvallen in de uitkering. De gemeente kan ertoe besluiten veel aandacht te besteden aan nazorg, met als doel een werkelijk duurzame plaatsing te realiseren. Bij dit artikel is ervan uitgegaan dat nazorg geboden kan worden ná acceptatie van algemeen geaccepteerde arbeid, dus niet bij gesubsidieerde arbeid. Bij gesubsidieerde arbeid maakt begeleiding en advisering al onderdeel uit van het traject.

Artikel 21 Algemene bepalingen over voorzieningen

In de lijn van het systeem van deze verordening strekt dit artikel ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen, ook die voorzieningen die niet met name in de verordening zijn opgenomen.

Het eerste lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bepaald worden dat een cliënt gedurende het traject op gezette tijden met de consulent de voortgang bespreekt.

Het tweede lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringbaan. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen.

Gesubsidieerde arbeid kan als één van de voorzieningen worden ingezet om de arbeidsinschakeling te bevorderen. In de WWB zijn geen specifieke eisen opgenomen voor gesubsidieerde arbeid. Ondanks het vervallen van de landelijke regelgeving op dit punt blijft de Europese regelgeving gelden. Op grond van de EU-regelgeving worden overheidssubsidies onder bepaalde omstandigheden aangemerkt als staatssteun. Door het derde lid van artikel 21 op te nemen in de verordening wordt voorkomen dat de gemeente acties moet ondernemen richting Europese commissie.

Het vierde lid geeft het college de algemene bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft met name tot doel om bij subsidieverstrekking de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten.

De bepaling over het vragen van een eigen bijdrage heeft betrekking op de doelgroep Nuggers. Immers, van deze groep is het niet vanzelfsprekend dat zij op een laag inkomensniveau zitten. Het vragen van een eigen bijdrage, (eventueel) gerelateerd aan de hoogte van het inkomen, kan dan op zijn plaats zijn. Dit is ook met zoveel woorden terug te vinden in de Nota naar aanleiding van het verslag van de WWB.

Artikel 22 Aansprakelijkheid, vrijwaring en wijziging

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 23 Terugvordering van subsidie

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 24 Onvoorziene omstandigheden

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 25 Citeertitel en inwerkintreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.