Regeling vervallen per 01-01-2024

Algemene Subsidieverordening 2020 Gemeente Son en Breugel

Geldend van 01-01-2020 t/m 31-12-2023

Intitulé

Algemene Subsidieverordening 2020 Gemeente Son en Breugel

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders op de volgende beleidsterreinen, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is):

  • a.

    algemeen bestuur;

  • b.

    openbare orde en veiligheid;

  • c.

    verkeer, vervoer en waterstaat;

  • d.

    economische zaken;

  • e.

    onderwijs;

  • f.

    cultuur en recreatie;

  • g.

    sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;

  • h.

    volksgezondheid;

  • i.

    milieu;

  • j.

    ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.

  • 2.

    Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 1.2 Subsidieregelingen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een nadere regeling vaststellen voor activiteiten als bedoeld in artikel 1 voor zover deze in de verordening nog niet aan bod komen.

  • 2.

    Voor zover van toepassing, wordt in deze regeling tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt toegekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 1.3 Europees steunkader

  • 1.

    Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2.

    Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 1.4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    De raad kan subsidieplafonds vaststellen.

  • 2.

    In het geval van een subsidieregeling bepalen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de subsidie.

  • 3.

    De raad kan een subsidieplafond verlagen als:

  • a.

    het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

  • b.

    de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 4.

    Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 5.

    Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 1.5 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

  • a.

    een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

  • b.

    de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

  • c.

    een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

  • d.

    als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3.

    Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag.

  • 4.

    Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 1.6 Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 1 juli voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    In het geval van een wijziging van een subsidie ten opzichte van het voorgaande jaar geldt, in tegenstelling tot artikel 1.6 eerste lid, een uiterste datum van 1 april voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 3.

    De termijnen voor andere vormen van subsidies worden door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld in de subsidiebeleidsregels.

  • 4.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 1.7 Beslistermijn

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 1.6, eerste en tweede lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 1.6, derde lid, binnen acht weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 4.

    Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 1.8 Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1.

    Een subsidieaanvraag kan, in aanvulling op het eerste lid en onverminderd onverminderd artikel 4:25, tweede lid, en artikel 4:35 Awb in ieder geval geweigerd worden indien:

  • a.

    De subsidieverlening in strijd is met een wettelijk voorschrift.

  • b.

    de aanvrager niet beschikt over enige vorm van rechtspersoonlijkheid;

  • c.

    niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

  • d.

    de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

  • e.

    als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

  • f.

    in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

  • g.

    aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan burgemeester en wethouders.

  • h.

    Aannemelijk is dat activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

  • 2.

    Onverminderd het vorige lid weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

  • a.

    subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

  • b.

    de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Het bestuursorgaan kan weigeren een beschikking af te geven, dan wel subsidie te verlenen, indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking zal worden gebruikt voor de in artikel 3 van de wet Bibob genoemde weigeringsgronden.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders vorderen een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

Artikel 1.9 Subsidiebeschikking

  • 1.

    Ten behoeve van de verstrekking van een subsidie wordt er een beschikking tot subsidieverlening afgegeven.

  • 2.

    Een beschikking tot subsidieverlening bevat ten minste een beschrijving van de activiteiten en/of prestaties waarvoor een subsidie wordt verleend.

Artikel 1.10 Uitbetaling

  • 1.

    Binnen vier weken nadat het college van burgemeester en wethouders een beschikking tot subsidieverlening heeft gegeven stelt zij de middelen beschikbaar aan de subsidieontvanger.

  • 2.

    Afhankelijk van de hoogte van het subsidiebedrag kan het college van burgemeester en wethouders besluiten het subsidiebedrag in termijnen beschikbaar te stellen.

Artikel 1.11 Subsidieverantwoording

  • 1.

    Iedere subsidie-ontvangende organisatie is onderhevig aan subsidieverantwoording.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders stelt nadere regels op ten aanzien van de subsidieverantwoording.

Artikel 1.12 Algemene verplichtingen van subsidieontvangers

  • 1.

    Wanneer niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Een subsidieontvanger informeert burgemeester en wethouders onverwijld schriftelijk over:

  • a.

    beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

  • b.

    relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

  • c.

    ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

  • d.

    wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 1.13 Eindverantwoording

  • 1.

    Tenzij anders bepaald dienen organisaties die structureel een subsidie ontvangen bij de aanvraag van een subsidie voor het volgende jaar de eindverantwoording in van het afgelopen jaar.

  • 2.

    De eindverantwoording bevat:

  • a.

    een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

  • b.

    een financieel verslag of jaarrekening;

  • c.

    een accountantsverklaring van een daartoe bevoegd accountancybureau, wanneer een subsidie hoger is dan € 50.000,-.

  • 3.

    Het college kan organisaties verzoeken om tussenrapportages aan te leveren.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de eindverantwoording van verleende subsidies.

Artikel 1.14 Berekening van subsidiabele kosten

Wanneer de hoogte van de subsidie wordt gebaseerd op subsidiabele kosten maakt het college gebruik van uniforme en objectieve kostenbegrippen

Artikel 1.15 Hardheidsclausule

  • 1.

    Als een bij of krachtens deze verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen, kunnen burgemeester en wethouders een andere termijn vaststellen.

  • 2.

    In een subsidieregeling kan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

  • 3.

    Toepassing van de vorige leden wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Hoofdstuk 2: Subsidies aan professionele organisaties

Artikel 2.1 Reikwijdte & omschrijving

Een subsidie, als bedoeld in dit hoofdstuk, kan worden verleend aan organisaties werkzaam op het terrein van maatschappelijk welzijn. Hierbij gaat het in veel gevallen om organisaties die in opdracht van de gemeente wettelijke taken uitvoeren. Een subsidie in de zin van dit hoofdstuk is daarom een sturingsmiddel van de gemeente en wordt gebruikt beleidsdoeleinden na te streven.

Artikel 2.2 Relatie met ondersteuningssubsidies

  • 1.

    Voor zover de organisatie waaraan een subsidie in de zin van dit hoofdstuk wordt toegekend tevens in aanmerking komt voor een ondersteuningssubsidie zoals bedoeld in hoofdstuk 3, maakt deze subsidie een integraal onderdeel uit van de beschikking tot verlening van de prestatiesubsidie.

  • 2.

    Wanneer in de prestatiesubsidie-beschikking een ondersteuningssubsidie is opgenomen, dan zijn de bepalingen van hoofdstuk 2 volledig van toepassing op deze subsidie.

Artikel 2.3 Aanvullende voorwaarden

  • 1.

    Subsidieontvangers treden twee maal per jaar in (bestuurlijk) overleg met de gemeente.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan aanvullende eisen en voorwaarden stellen wanneer men de prestaties van organisaties als bedoeld in artikel 2.1 van deze verordening wil beïnvloeden.

Artikel 2.4 Tussentijdse rapportage

  • 1.

    De subsidieontvanger dient minimaal eenmaal per jaar een tussentijdse rapportage in.

  • 2.

    Na aanleiding van de in lid 1 bedoelde rapportage wordt er een (bestuurlijk) overleg gepland.

Artikel 2.5 Verantwoording

  • 1.

    In aanvulling op de artikelen in hoofdstuk 1 dient de subsidieontvanger uiterlijk 1 mei van het jaar volgend op het subsidiejaar zowel de inhoudelijke als de financiële verantwoording in bij de gemeente Son en Breugel. Deze verantwoording dient te bestaan uit:

  • a.

    Een inhoudelijk jaarverslag inclusief prestatie indicatoren;

  • b.

    Een jaarrekening waaruit de verleende subsidie naar voren komt.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen ten aanzien van de vorm en de inhoud van de financiële rapportage en het verslag van de activiteiten.

  • 3.

    Indien de verstrekte subsidie hoger is dan € 50.000,-, dient aanvrager tegelijk met de aanbieding van de rapportage genoemd in lid 1, een getrouwheidsverklaring van een daartoe wettelijk bevoegd accountant over te leggen.

  • 4.

    In bijzondere gevallen kan het college van burgemeester en wethouders voor het bedrag genoemd in het derde lid een ander bedrag vaststellen.

Hoofdstuk 3: Subsidies aan vrijwilligersorganisaties

Afdeling 1: Structurele subsidies

Paragraaf 1: Ledensubsidie

Artikel 3.1 Reikwijdte

  • 1.

    Een ledensubsidie wordt verleend aan sport- en scoutingorganisaties.

  • 2.

    Een ledensubsidie wordt enkel bepaald op het aantal actieve leden van een organisatie.

  • 3.

    Het college kan, in afwijking op lid 1 en 2, besluiten een ledensubsidie ook aan andere organisaties te verlenen.

Artikel 3.2 Omschrijvingen

Onder een actief lid, als bedoeld in artikel 3.1 lid 1 wordt verstaat: een contributie betalend lid welke deelneemt aan de kernactiviteit van de organisatie.

Artikel 3.3 Subsidiegrondslagen

Voor het in artikel 3.1 lid 1 genoemde cluster (sport- en scoutingorganisaties) stelt het college in de subsidiebeleidsregels grondslagen vast, op basis waarvan de hoogte van de subsidie wordt bepaald.

Artikel 3.4 Subsidievoorwaarden

  • 1.

    Deze subsidie is bedoeld voor het bekostigen van activiteiten die worden gedaan door of voor de leden van een vereniging.

  • 2.

    Aanvullend op lid 1 dient een organisatie, voor zover mogelijk, specifieke aandacht te hebben voor de volgende doelgroepen: jeugdleden tot 18 jaar, leden met een beperking en senioren.

  • 3.

    De in lid 2 bedoelde doelgroepen en de specifieke aandacht die een organisatie heeft voor deze doelgroepen dient te blijken uit de jaarlijkse subsidieverantwoording.

Paragraaf 2: Accommodatiesubsidie

Artikel 3.5 Reikwijdte

  • 1.

    Deze paragraaf is enkel van toepassing op organisaties die vallen onder de volgende clusters:

  • a.

    Sport- en scoutingorganisaties;

  • b.

    Sociaal-culturele en culturele organisaties.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan besluiten in specifieke gevallen gemotiveerd af te wijken van hetgeen bedoeld in lid 1 van dit artikel.

Artikel 3.6 Omschrijvingen

  • 1.

    Huurtarief: de vergoeding die voor het gebruik van een accommodatie betaald moet worden.

  • 2.

    Commerciële verhuur: het huren van een accommodatie van een instelling met een winstoogmerk en bedrijven die bedrijfsmatig worden gevoerd, dan wel aan natuurlijke personen die met de door hun ontplooide activiteiten een dienovereenkomstig doel nastreven.

Artikel 3.7 Subsidiegrondslagen

  • 1.

    De subsidie bedraagt een percentage van het huurtarief dat voor de betreffende accommodatie is vastgesteld.

  • 2.

    De in lid 1 bedoelde percentages worden door het college opgenomen in de gemeentelijke subsidiebeleidsregels.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen per cluster van organisaties afwijkende percentages vast te stellen.

Artikel 3.8 Aanvullende voorwaarden

  • 1.

    Enkel organisaties die hoofdhuurder zijn van een accommodatie komen in aanmerking voor een accommodatiesubsidie.

  • 2.

    Een accommodatiesubsidie wordt niet verstrekt voor huurcontracten die kunnen worden bestempeld als commerciële verhuur.

  • 3.

    In afwijking op het eerste lid kan een accommodatiesubsidie ook worden verleend aan een sportvereniging die een zaal huurt in een gemeentelijke sportaccommodatie.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen, gemotiveerd, afwijken van de voorwaarde genoemd in lid 2 van dit artikel.

Paragraaf 3: Waarderingssubsidie

Artikel 3.9 Reikwijdte

  • 1.

    Deze paragraaf is enkel van toepassing op organisaties die vallen onder de volgende clusters:

  • a.

    Sociaal-culturele en culturele organisaties;

  • b.

    Zorg- en maatschappelijke organisaties.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan besluiten ook aan andere organisaties dan bedoeld in lid 1, een waarderingssubsidie te verstrekken.

Artikel 3.10 Subsidiegrondslagen

De subsidiegrondslagen en de hoogte van de waarderingssubsidie worden vastgesteld in de gemeentelijke subsidiebeleidsregels.

Artikel 3.11 Aanvullende voorwaarden

Het college van burgemeester en wethouders kan aanvullende voorwaarden stellen aan het verlenen van een waarderingssubsidie.

Paragraaf 4: Subsidie voor belangenbehartigers

Artikel 3.12 Reikwijdte

  • 1.

    Een subsidie voor belangenbehartigers is enkel van toepassing op organisaties die vallen onder de volgende clusters:

  • a.

    Zorg- en maatschappelijke organisaties.

  • 2.

    Aanvullend op lid 1 wordt een subsidie voor belangenbehartigers verstrekt aan wettelijke adviesorganen.

  • 3.

    Een subsidie voor belangenbehartigers wordt verstrekt aan organisaties uit de plaatselijke samenleving die belangen behartigen van een specifieke doelgroepen.

  • 4.

    Onder de in lid 3 bedoelde specifieke doelgroepen wordt ten minste verstaan: jeugdigen, senioren, mensen met een chronische ziekte of beperking en mantelzorgers.

Artikel 3.13 Subsidiegrondslagen

  • 1.

    Aan een organisatie als bedoeld in artikel 3.12 lid 2 wordt een subsidie verstrekt op basis van een specifieke subsidieregeling als bedoeld in artikel 1.2 Van deze verordening.

  • 2.

    Een organisatie als bedoeld artikel 3.12 lid 3 wordt een vast subsidiebedrag verstrekt, dit bedrag wordt door het college van burgemeester en wethouders opgenomen in de gemeentelijke subsidiebeleidsregels.

Artikel 3.14 Aanvullende voorwaarden

Het college van burgemeester en wethouders kan aanvullende voorwaarden stellen aan het verlenen van een subsidie voor belangenbehartigers.

Afdeling 2: Eenmalige ondersteuningssubsidies

Artikel 3.15 Reikwijdte

Deze afdeling is enkel van toepassing op:

  • a.

    Activiteiten welke niet kunnen worden aangemerkt als evenementen in de zin van hoofdstuk 4 van deze verordening of een nadere subsidieregeling in de zin van artikel 1.2 van deze verordening;

  • b.

    Projecten;

  • c.

    Investeringen.

Artikel 3.15 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Een subsidieaanvraag voor een eenmalige ondersteuningssubsidie dient uiterlijk 10 weken voorafgaand aan de activiteit/ het project/ de investering te worden ingediend.

  • 2.

    Lid 1 is enkel van toepassing op een investeringssubsidie indien deze investering niet vergunning plichtig is, of er reeds een vergunning onafwendbaar is verleend. In alle andere gevallen geldt een uiterlijke indieningstermijn van 26 weken.

  • 3.

    Iedere subsidieaanvraag dient vergezeld te gaan van een begroting en een beschrijving van het project/ de investering of de activiteit.

Artikel 3.16 Varianten van eenmalige ondersteuningssubsidies

  • 1.

    Deze verordening onderscheidt de volgende eenmalige ondersteuningssubsidies:

  • a.

    Projectsubsidies

  • b.

    investeringssubsidies

  • 2.

    Het college van burgemeester kan in gevallen waarbij de in lid 1 genoemde subsidie-varianten niet volstaan een meer passende ondersteuningssubsidie ontwikkelen.

Artikel 3.17 Subsidievoorwaarden

Het college van burgemeester en wethouders kan aanvullende voorwaarden stellen aan het verlenen van een eenmalige ondersteuningssubsidie.

Hoofdstuk 4: Evenementensubsidie (vervallen)

Artikel 4.1 Reikwijdte & omschrijving (vervallen) Artikel 4.2 Subsidiegrondslagen (vervallen) Artikel 4.3 Aanvullende voorwaarden (vervallen)

Hoofdstuk 5: Slotbepalingen

Artikel 5.1 Ontheffing / hardheidsclausule

  • 1.

    In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan in individuele gevallen van een of meer verplichtingen van deze verordening ontheffing verlenen.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald, wanneer strikte toepassing daarvan tot kennelijke onbillijkheden leidt.

Artikel 5.2 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2020.

  • 2.

    Subsidieaanvragen voor het jaar 2020 worden getoetst aan de ‘Subsidieverordening Welzijn 2005’ en in het verleden gevoerde beleid.

  • 3.

    De ‘Subsidieverordening Welzijn 2005’ en het in het verleden gevoerde beleid blijven ongewijzigd van toepassing ten aanzien van de subsidies die tot en met 2019 zijn of worden toegekend.

Artikel 5.3 Intrekken verordeningen

Onverkort het bepaalde in artikel 5.2 lid 3 worden met ingang van de datum waarop de “Algemene Subsidieverordening 2020” van kracht is geworden de “Subsidieverordening Welzijn 2005” ingetrokken.

Artikel 5.4 Overgangsregeling

  • 1.

    Instellingen die op grond van deze verordening aanspraak kunnen maken op een hogere dan wel lagere subsidie dan zij op grond van de “Subsidieverordening Welzijn 2005” zouden ontvangen, wordt subsidie verstrekt volgens een opbouw- respectievelijk afbouwregeling voor de duur van maximaal 3 jaren.

  • 2.

    De hoogte van de op grond van de in het 1e lid bedoelde subsidie wordt bepaald aan de hand van de volgende tabel:

Verschilbedrag

Opbouwregeling

afbouwregeling

< € 500,-

Geen opbouwregeling

2020: 100% van het verschil

2021: geen verdere regeling

€ 500,- t/m € 1.000,-

Geen opbouwregeling

2020: 100% van het verschil

2021: 50% van het verschil

2022: geen verdere regeling

> € 1.000,-

2020: 50% van het verschil

2020: 100% van het verschil

2021: 66,66% van het verschil

2022: 33,33% van het verschil

2023: geen verdere regeling

Artikel 5.5 Citeerartikel

Deze verordening kan worden aangehaald als de “Algemene Subsidieverordening 2020”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 9 mei 2019

DE RAAD VOORNOEMD,

De griffier, F. den Hengst

De voorzitter, J.F.M. Gaillard