Regeling vervallen per 01-01-2015

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2009

Geldend van 01-04-2009 t/m 31-12-2014

Intitulé

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2009

De raad van de gemeente Son en Breugel;Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 juni 2009, bijlage nr. : 41 - 2009;Gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7, 8, 10, 10a en 31 van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35, 36, 38 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen 34, 35, 36, 38 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers,Besluit de Wet Werk en Bijstand, de IOAW, de IOAZ;vast te stellen de volgende verordening:Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2009

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:a. uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de Wet Werk en Bijstand, de IOAW, de IOAZ;b. belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken; indien het een gehuwde betreft, wordt onder belanghebbende elk van de echtgenoten verstaan;c. Anw-ers: personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven zijn bij het UWV-werkbedrijf;d. Nuggers: Niet Uitkeringsgerechtigden die ingeschreven zijn bij het UWV-werkbedrijf;e. Voorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de wet, deze verordening en het beleidsplan als bedoeld in artikel 8 eerste lid;f. De Wet: de Wet Werk en Bijstand;g. IOAW: Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze Werknemers;h. IOAZ: Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen Zelfstandigen;i. Anw: Algemene nabestaandenwet;j. Het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Son en Breugel;k. De raad: de gemeenteraad van de gemeente Son en Breugel;l. Awb: de Algemene wet bestuursrecht;m. UWV-werkbedrijf: Werkplein Mercado te Eindhoven;n. De begripsbepalingen van de Wet zijn op deze verordening van toepassing, tenzij daarvan uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Artikel 2 Opdracht college

  • 1 Het college biedt aan uitkeringsgerechtigden tot 65 jaar, aan personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering, niet-uitkeringsgerechtigden alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid van de wet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 3 Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

  • 4 Artikel 2 lid 1 tm 3 is niet van toepassing indien de personen genoemd in artikel 2 lid 1 gebruik kunnen maken van een voorliggende voorziening, zoals mogelijkheden via UWV of de Wet Studie Financiering.

Artikel 3 Beleidsplan

  • 1 Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening een re-integratiebeleidsplan vast, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven, alsmede de hoogte en wijze van financiering.

  • 2 Dit plan, dat jaarlijks kan worden aangepast, bevat in ieder geval

    • a.

      een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillendedoelgroepen en de prioritering binnen en tussen die groepen, waarbijen evenwichtige aanpak als uitgangspunt wordt genomen;

    • b.

      de wijze waarop de uitvoering wordt vormgegeven;

    • c.

      de criteria voor het ontheffingenbeleid ten aanzien van de arbeidsverplichting, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de combinatie van arbeid en zorg;

    • d.

      het flankerend beleid ten aanzien van zorg en hulpverlening.

  • 3 Het college zendt eenmaal per jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid. Dit verslag wordt vormgegeven conform het verslag als bedoeld in artikel 77 van de wet.

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

  • 1 Uitkeringsgerechtigden, Anw-ers, Nuggers alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2 Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening, het in artikel 3 genoemde beleidsplan en legt dit vast in een individueel trajectplan.

Artikel 5 Verplichtingen van de cliënt

  • 1 1.Een persoon die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 2 2.De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 3 Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de maatregelenverordening.

  • 4 Indien een niet uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Artikel 6 Budget- en subsidieplafonds

  • 1 1.Het college stelt bij beleidsplan c.q. uitvoeringsbesluit een of meer subsidie- of budgetplafonds vast voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2 2.Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

Artikel 7 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1 In het beleidsplan als bedoeld in artikel 3 wordt vastgelegd welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden alsmede de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 2 Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 3 Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 10 van de wet niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

    • c.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

  • 4 Bij beleidsplan c.q. uitvoeringsbesluit kan het college ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 8 tot en met 18, met inachtneming van hetgeen daarover in het beleidsplan is bepaalde, nadere regels stellen. Deze regels kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

    • a.

      De voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden

    • b.

      De weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    • c.

      De intrekking of wijziging van de subsidieverlening of - vaststelling;

    • d.

      De aanvraag, van en de besluitvorming over subsidies en premies;

    • e.

      De betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • f.

      Het vragen van een eigen bijdrage;

    • g.

      Overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

Artikel 8 Bemiddeling en Begeleiding naar werk

  • 1 Het college kan aan de personen, bedoeld in artikel 1, onderdeel a tot en met d, bemiddeling en begeleiding naar werk aanbieden.

  • 2 Hierbij kan gebruik worden gemaakt van bedrijven die een plan opstellen aan de hand van de mogelijkheden van de persoon waarin de stappen benoemd worden om te komen tot inschakeling in het arbeidsproces

  • 3 Met deze bedrijven worden nadere afspraken gemaakt met betrekking tot doel, inhoud, duur en kosten van de bemiddeling en begeleiding.

Artikel 9 Diagnose

  • 1 Het college kan ten behoeve van personen, bedoeld in artikel 1, onderdeel a tot en met d, zelfstandig onderzoek laten verrichten naar kwaliteit en mogelijkheden van deze personen, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2 Ter zake kundige instellingen kunnen worden ingeschakeld voor geneeskundig onderzoek, beroepskeuzetoets en dergelijke.

Artikel 10 Werkstages

  • 1 Het college kan aan de personen, bedoeld in artikel 1, onderdeel a tot en met d, een werkstage en een terugkeerbaan aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling, onder volledig behoud van de bijstandsuitkering.

  • 2 Het doel is het opdoen van werkervaring dan wel het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 3 In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel is alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 11 Werken met subsidies

  • 1 Het College kan de arbeidsinschakeling van een bijstandsgerechtigde bevorderen door het verstrekken van subsidie aan een werkgever.

Artikel 12 Werken met behoud van uitkering

  • 1 Het College kan aan een persoon werken met behoud van uitkering aanbieden onder volledig behoud van de bijstandsuitkering.

Artikel 13 Sociale activering

  • 1 Het college kan aan uitkeringsgerechtigden als onderdeel van een re-integratietraject of gericht op participatie, activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering met behoud van uitkering.

  • 2 Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten ter voorbereiding op een traject gericht op arbeidsinschakeling of gericht op het voorkomen van sociaal isolement.

Artikel 14 Detacheringsbanen uitgevoerd door een re-integratiebedrijf

  • 1 Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde een dienstverband aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2 De werknemer wordt voor het verrichten van arbeid gedetacheerd bij een onderneming. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst.

  • 3 Een werknemer wordt alleen geplaatst indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 4 Met het re-integratiebedrijf worden in ieder geval schriftelijke afspraken gemaakt over de van toepassing zijnde rechtspositie.

Artikel 15 Persoonsgebonden re-integratiebudget

  • 1 Geen inhoud aanwezig van lid

  • 2 Onder een persoonsgebonden re-integratiebudget wordt verstaan een subsidie ter voldoening van de noodzakelijk te maken kosten van werkzaamheden die zijn gericht op arbeidsinschakeling.

  • 3 Nadat de persoon een eigen trajectplan heeft overgelegd, bepaalt het college of het persoonlijk re-integratiebudget zal worden toegekend.

  • 4 Het college stelt in het Beleidsplan nadere regels met betrekking tot de uitvoering van dit artikel.

Artikel 16 Scholing

  • 1 Het college kan een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde scholing kan aangeboden worden in de vorm van een subsidie.

  • 3 Het college stelt bij uitvoeringsbesluit regels ten aanzien van de noodzakelijkheid van de scholing, de duur en de maximale kosten.

Artikel 17 Inkomstenvrijlating

Bij de uitkeringsgerechtigde die werkt in deeltijd en hieruit een inkomen verwerft dat minder bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde norm, vindt vrijlating van inkomsten uit arbeid plaats zoals bedoeld in artikel 31 tweede lid onder o van de wet.

Wettelijke aanpassingen van percentage, bedrag en duur worden gevolgd. 

Artikel 18 Premies

  • 1 Het college kan aan uitkeringsgerechtigden een premie toekennen.

  • 2 Deze premie wordt verstrekt indien

    - algemeen geaccepteerde arbeid wordt aanvaard

    - gesubsidieerde arbeid wordt aanvaard

    - scholing met succes wordt afgerond

    - volgens nader te stellen regels stage wordt verricht

  • 3 in het beleidsplan c.q. uitvoeringsbesluit worden regels opgenomen over doelgroepen en hoogte van de premies.

     

Artikel 19 3.in het beleidsplan c.q. uitvoeringsbesluit worden regels opgenomen over doelgroepen en hoogte van de premies.

Het college kan een vergoeding verstrekken voor kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling. Het gaat hierbij in ieder geval om:

  • a.

    verhuiskosten

  • b.

    reiskosten

  • c.

    kosten voor tussenschoolse opvang, dagopvang en buitenschoolse opvang, voor zover geen gebruik gemaakt kan worden van de subsidieregeling Wet Kinderopvang.

Artikel 20 Voorzieningen gericht op nazorg

Het college kan aan ondernemingen waarbij een persoon algemeen geaccepteerde arbeid heeft aanvaard, niet zijnde een voorziening als bedoeld in de artikelen 13 tot en met 16, voorzieningen bieden gericht op nazorg.

Artikel 21 Hardheidsclausule

Het College kan in bijzondere gevallen ten gunste van een persoon uit de doelgroep afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van deze bepalingen tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. 

Artikel 22 Restbepaling

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het College.

Artikel 23 Overgangsbepalingen

Het College neemt in het kader van het overgangsrecht de bepalingen van de Invoeringswet Wet werk en bijstand in acht. 

Artikel 24 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

Artikel 25 Citeerartikel

Deze verordening kan worden aangehaald als " Re-integratieverordening Werk en bijstand 2007".

Ondertekening

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 25 juni 2009.DE RAAD VOORNOEMD,De griffier,                      De voorzitter,mr. F. den Hengst           drs. J.F.M. Gaillard.

NOTA VAN TOELICHTING 1

InleidingDe Wwb stelt de eigen verantwoordelijkheid van de burger centraal om te voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan door middel van arbeid. Pas als mensen niet in staat blijken te zijn in het eigen bestaan te voorzien hebben zij aanspraak op ondersteuning door de gemeente. De gemeente heeft daartoe de volledige verantwoordelijkheid, de middelen en ruimte voor het voeren van een actief re-integratiebeleid. Artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet werk en bijstand (Wwb) eist dat de regels met betrekking tot re-integratie worden neergelegd in een verordening die de raad vaststelt. Deze opdracht wordt ingevuld met deze verordening, die op 25 juni 2009 door de gemeenteraad van Son en Breugel is vastgesteld.Ioaw en IoazDe Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers IOAW), en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz), zijn niet ingetrokken. De artikelen uit de Wwb die inzetten op re-integratie zijn geïntegreerd in deze wetten, door wijziging via de Invoeringswet Wet werk en bijstand. Op grond van de artikel 35 Ioaw en artikel 35 Ioaz dient in het kader van deze wetten een re-integratieverordening te worden opgesteld.

 

Gemeentelijke verantwoordelijkheid.De gemeente draagt een algemene zorg voor de re-integratie van Wwb-ers, Nug-ers, Anw-ers en mensen die gebruik maken van een voorziening, maar die niet behoren tot een van de vorengenoemde doelgroepen. De gemeente dient, mede met behulp van het re-integratieadvies van het UWV-werkbedrijf, te beoordelen of belanghebbende op eigen kracht in staat is algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden of daarbij ondersteuning nodig heeft.

Wanneer belanghebbende ondersteuning nodig heeft dan is de gemeente verantwoordelijk voor het leveren daarvan. Voorzieningen die de gemeente in deze kan aanbieden worden in de artikels van de verordening genoemd. Aan de vormgeving en de mate waarin deze voorzieningen worden ingezet stelt de wet geen eisen. Hierdoor kan de gemeente de ondersteuning optimaal afstemmen op andere gemeentelijke beleidsterreinen, zoals zorg en onderwijs, en op de lokale arbeidsmarkt. Ook krijgt de gemeente ruimere mogelijkheden om personen met medische belemmeringen en/of meervoudige problemen een passend aanbod te doen, zo nodig in samenwerking met zorg- en welzijnsinstellingen.

Op grond van artikel 8 Wwb dient de gemeente het re-integratiebeleid in een verordening te concretiseren en hierbij een evenwichtige aanpak in doelgroepen te laten zien.

 

Algemeen geaccepteerde arbeid.Centraal in de Wwb staat het uitgangspunt van werk boven inkomen. De introductie van het begrip algemeen geaccepteerde arbeid in plaats van passende arbeid beoogt dit uitgangspunt sterker te benadrukken. Alle inspanningen van belanghebbende en de gemeente dienen te zijn gericht op arbeidsinschakeling. Hieronder wordt verstaan het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid, zonder dat daarbij gebruik wordt gemaakt van een voorziening als bedoeld in artikel 7 lid 1 sub a Wwb. Gesubsidieerde arbeid is, als voorziening in het kader van de wet, in deze opvatting weliswaar algemeen geaccepteerde arbeid, maar kan geen einddoel zijn en valt derhalve niet onder het begrip arbeidsinschakeling.Gesubsidieerde arbeid wordt dus beschouwd als algemeen geaccepteerde arbeid; dit geldt niet voor de Wsw-dienstbetrekking. Hierbij dient aangetekend te worden, dat daarbij recht moet worden gedaan aan het vrijwillig karakter van de Wsw. Dit houdt in dat een indicatiestelling wel verplicht kan worden gesteld, maar dat de klant niet verplicht kan worden om het indicatieadvies te volgen.Re-integratie is het geheel van activiteiten dat leidt tot arbeidsinschakeling. De Wwb stelt het college van burgemeester en wethouders daarvoor mede verantwoordelijk door de opdracht de klant bij zijn arbeidsinschakeling te ondersteunen. Daarbij wordt een voorziening aangeboden indien dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is. Het primaat van arbeidsinschakeling laat onverlet dat de gemeente de mogelijkheid heeft een voorziening aan te bieden in plaats van arbeid wanneer daarmee voor belanghebbende de kans op duurzame arbeidsinschakeling wordt vergroot. Onder duurzaamheid wordt hierbij verstaan ten minste een half jaar een reguliere baan vervullen en geen uitkering meer ontvangen.

De Wwb legt aan iedereen de verplichting op om naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te aanvaarden. Er wordt geen beperkende voorwaarde meer opgelegd aan aard en omvang van het werk en aan de aansluiting op opleiding en ervaring

 

Ontheffingen.Het wordt niet wenselijk geacht om groepen uit te sluiten van re-integratie; iedereen heeft immers mogelijkheden en talenten. Categoriale ontheffingen zijn dan ook niet meer toegestaan.Wel kan het college van burgemeester en wethouders in individuele gevallen om dringende redenen afzien van het opleggen van re-integratieverplichtingen, voor zover en voor zolang re-integratie in redelijkheid niet mogelijk is. Zorgtaken kunnen hierbij als dringende reden worden aangemerkt voor zover met deze taken geen rekening kan worden gehouden in het kader van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, Wwb. De gemeente houdt hierbij rekening met een verantwoorde invulling van de combinatie arbeid en zorg en dient ook voorzieningen ter beschikking te stellen die deze combinatie mogelijk maken.Voor personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt kan sociale activering een eerste stap zijn. Deelname aan deze activiteiten is derhalve geen grond om tijdelijke ontheffing van de arbeidsverplichtingen te verlenen. Anderzijds geldt echter ook, dat de verplichtingen afgestemd moeten worden op de mogelijkheden om eventueel pas op termijn uit te stromen naar regulier werk.Eventuele belemmeringen om deelname aan arbeid te realiseren, kunnen worden weggenomen door het aanbieden van voorzieningen. Bij uitzondering kunnen zich tijdelijk echter situaties voordoen waarbij ook dit niet mogelijk is. Het college van burgemeester en wethouders dient dan de op te leggen verplichtingen aan te passen aan de mogelijkheden die de betrokkene wel nog heeft. Medische belemmeringen zijn als zodanig geen aanleiding voor een ontheffing. Om een juiste, individuele beoordeling te garanderen dient het college gebruik te maken van adviezen van extern deskundigen, zoals het UWV-werkbedrijf, gespecialiseerde re-integratiebedrijven, GGD, Wsw-indicatiecommissie et cetera.

 

Aanspraak van belanghebbende.Naast de verantwoordelijkheid van de gemeente om voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling aan te bieden, heeft de belanghebbende een aanspraak op ondersteuning door de gemeente bij re-integratie. Het gaat daarbij niet om een recht op een specifieke voorziening, maar om het recht om door de gemeente geholpen te worden bij de re-integratie. Zo´n aanspraak stimuleert de eigen verantwoordelijkheid van de belanghebbende voor zijn re-integratie en kan ertoe bijdragen dat gemeenten dat niet ten onrechte negeren of over het hoofd zien bij het aanbieden van voorzieningen. Het is aan de gemeente om te beoordelen op welke wijze het verzoek van de belanghebbende wordt gehonoreerd. De gemeente bepaalt op de eerste plaats of ondersteuning richting arbeidsinschakeling noodzakelijk is. Zij doet dit mede op basis van het re-integratieadvies van het UWV-werkbedrijf. Vervolgens moet de gemeente bepalen uit welke elementen deze ondersteuning bestaat. Het uiteindelijke aanbod zal moeten passen binnen wat de gemeente, mede gelet op de beschikbare financiële kaders, in een verordening heeft opgenomen over haar re-integratiebeleid.Van belang bij de uiteindelijke keuze voor een traject is een actieve opstelling van de belanghebbende in de contacten met de klantmanager en met het eventuele re-integratiebedrijf. Belanghebbenden die hun eigen traject mee kunnen samenstellen zijn meestal gemotiveerd. Inspelen op persoonlijke voorkeur en persoonlijke aandacht zijn belangrijke succesfactoren voor een geslaagde re-integratie. De ideeën en voorstellen van de belanghebbende worden hierbij beoordeeld op hun bijdrage aan het vergroten van het arbeidsperspectief en aan het realiseren van de doelstelling van een (op termijn) duurzame plaatsing in een reguliere baan. De aanspraak op ondersteuning door de gemeente bij re-integratie geldt ook voor personen aan wie de gemeente tijdelijk een ontheffing heeft verleend. Het kan immers voorkomen dat de belanghebbende van mening is dat de situatie is veranderd en dat toeleiding naar de arbeidsmarkt weer aan de orde is. Wanneer bijstand aan gehuwden wordt verleend geldt de aanspraak op een voorziening voor beide partners. Ook geldt de aanspraak voor personen die op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, Wwb werkzaam zijn in gesubsidieerde arbeid.Wanneer het college van burgemeester en wethouders een aanspraak op ondersteuning afwijst, zal dit met redenen omkleed moeten gebeuren. Tegen deze beslissing staat bezwaar en beroep open.Het college van burgemeester en wethouders moet bij het besluit op deze aanvraag maatwerk leveren. Dat geldt voor alle doelgroepen en categorieën die de gemeente op een evenwichtige wijze moet bedienen. Diverse aspecten maken deel uit van die individuele afweging zoals de individuele capaciteiten, mogelijkheden en omstandigheden, de noodzaak van een traject, het re-integratieadvies van het UWV-werkbedrijf, de beoordeling van het re-integratieadvies, de aanwezigheid van de benodigde voorzieningen of alternatieven daarvoor, de beschikbaarheid van zorg- en hulpverlening en de financiële middelen die beschikbaar zijn gesteld door de gemeenteraad op basis van de gemeentelijke verordening. De gemeente moet dus naar aanleiding van een aanspraak altijd een individuele afweging maken of zij die aanspraak wil of kan honoreren, gelet op het te bereiken doel van arbeidsinschakeling, al dan niet op langere termijn.

 

Niet-uitkeringsgerechtigden (Nug-ers) en Anw-gerechtigden.Gemeenten hebben sinds 1 januari 2002 de taak om ook niet-uitkeringsgerechtigden en personen met een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw), indien nodig een traject aan te bieden. Deze taak vloeit voort uit het algemeen belang om te komen tot verhoging van de arbeidsparticipatie als voorwaarde voor een economisch gunstige ontwikkeling. In de Wwb is derhalve uitdrukkelijk de taak voor de gemeente opgenomen om ook te voorzien in voorzieningen voor deze beide doelgroepen. Van de andere kant hebben deze doelgroepen eveneens een aanspraak op re-integratie. Ook hierbij geldt dat het gaat om een voorziening die via de kortste weg leidt naar duurzame arbeidsparticipatie.Sluitende aanpakEen sluitende aanpak wordt niet dwingend voorgeschreven in de Wwb; doordat de wet condities en mogelijkheden creëert voor gemeenten meent het Kabinet dat het niet nodig is een sluitende aanpak wettelijk vast te leggen. De gemeente heeft door haar financiële verantwoordelijkheid, in met name het Inkomensdeel, al het belang om iedereen een aanbod te doen. De schadelast van het jarenlang in de uitkering laten zitten van cliënten kan aanzienlijk oplopen. Daarbij heeft de gemeente door de verruimde beleidsvrijheid en het vrije re-integratiebudget de mogelijkheid iedere klant een traject op maat aan te bieden.Voor jongeren geldt het nog sterker dat het voor de gemeente loont om op korte termijn een aanbod te doen. Jongeren zonder werkervaring zijn een gevoelige groep die in een vroeg stadium een aanbod moeten krijgen. Hiermee wordt voorkomen dat zij langdurig in een uitkeringssituatie terechtkomen en hieraan wennen. Hierbij kan gekozen worden voor duale trajecten om werken te combineren met het behalen van een startkwalificatie.Iedere uitkeringsgerechtigde die nieuw instroomt als werkloos werkzoekende zal zeker een aanbod in het kader van de inschakeling in de arbeid krijgt. Ook voor het zittende bestand geldt dat deze personen allen een aanbod richting werk krijgen.Ook gesubsidieerde arbeid kan indien nodig en mogelijk worden aangeboden. Daarnaast kan het instrument werken met behoud van uitkering worden ingezet.

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Artikel 1 Begripsbepalingen Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet Werk en Bijstand. Waar dat mogelijk is, worden eigen gemeentelijke accenten gelegd.

 

Artikel 2 Opdracht CollegeDit artikel geeft invulling aan de doelgroepafbakening waarvoor de gemeente reintegratieplichtig is. De gemeente heeft een wettelijke plicht om uitkeringsgerechtigden met een uitkering ingevolge de Wwb, de Ioaw en de Ioaz te reïntegreren naar arbeidsinschakeling. Verder vallen ook uitkeringsgerechtigden met een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet en niet- uitkeringsgerechtigden onder de re-integratieplicht van de gemeente.De definitie van arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 6, tweede lid, Wwb, artikel 4a, onderdeel b, Ioaw en artikel 4a, onderdeel b, Ioaz luidt: het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening. Met een voorziening wordt bedoeld de voorziening uit de onderscheiden wet en genoemd in hoofdstuk 3 van deze verordening. Het college is bevoegd om te bepalen wanneer een voorziening noodzakelijk wordt geacht voor de arbeidsinschakeling en biedt die voorziening vervolgens aan.Artikel 3 Beleidsplan De gemeente heeft eind 2006 de prioriteiten van gemeentelijk re-integratiebeleid bepaald. Daarin is een gezamenlijke indeling van klanten in doelgroepen en daaraan gekoppelde profielen gehanteerd. Dit is een inkoopbestek opgenomen. De contracten met de re-integratiebedrijven zullen daar op worden gebaseerd. Deze praktijk wordt in de verordening voortgezet. Het college zal nadere regels stellen over de inhoud van de doelgroepen en het onderhoud daarvan.

 

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning De WWB stelt niet zo expliciet dat de aanspraak op voorzieningen in de verordening geregeld moet worden. Immers, het is ook al in de WWB zelf geregeld. Eveneens uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen (eerste lid). In het tweede lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de cliënt en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen. Daarbij wordt verwezen naar de documenten waarin die criteria geformuleerd worden, namelijk de verordening en het beleidsplan.

 

Artikel 5 Verplichtingen van de cliënt In de WWB is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering.Wederom uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn in het eerste en tweede lid de verplichtin- gen conform de wet geformuleerd. Het derde lid biedt bij uitkeringsgerechtigden de verbinding met de maatregelenverordening. Deze verordening regelt het opleggen van een maatregel indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet.In beginsel treedt de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand in werking en dienen burge- meester en wethouders een verlaging op de uitkering toe te passen.Bij personen zonder uitkering, Nuggers, ANW-ers en personen in gesubsidieerde arbeid kan de gemeente uiteraard geen verlaging toepassen.Dan geldt onverminderd het bepaalde in artikel 4:46 van de Algemene wet bestuursrecht en wordt een subsidie voor een traject voor nuggers en Anw-ers teruggevorderd wegens verwijtbaar gedrag van de cliënt (civiele procedure).De terugvordering blijft achterwege indien hiervoor dringende redenen bestaan. De hoogte van de terugvordering is conform de bepalingen die zijn opgenomen in de individuele trajectovereenkomst. Eventuele kosten in verband met de terugvordering worden ook verhaald op de cliënt.

 

Artikel 6 Subsidie- en budgetplafonds Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. Om dat wel mogelijk te maken heeft gemeente bij de verordening subsidie- en budgetplafonds ingesteld. In het beleidsplan wordt hiervan melding gemaakt.In feite wordt de subsidie begrensd door het jaarlijkse werkdeel en het eventueel van het voorgaande jaar over te hevelen inkomensdeel van de WWB.

 

Artikel 7 Algemene bepalingen over voorzieningen In de lijn van het systeem van deze verordening strekt dit artikel ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen, ook die voorzieningen die niet met name in de verordening zijn opgenomen. Het eerste lid geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van voorzieningen bevat. Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bepaald worden dat een cliënt ge- durende het traject op gezette tijden met de consulent de voortgang bespreekt.Het derde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringsbaan. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen.Een bijzonder aandachtspunt is hier het uitbesteden van voorzieningen aan re-integratiebedrijven.Immers, bij uitbesteden wordt een deel van de regie uit handen gegeven. Het verdient dan ook aanbeveling dat in het contract met het re-integratiebedrijf wordt verklaard dat deze re-integratieverorde- ning van toepassing is.Het vierde lid geeft het college de algemene bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft met name tot doel om bij subsidieverstrekking de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten.De bepaling over het vragen van een eigen bijdrage heeft betrekking op de doelgroep Nuggers. Immers, van deze groep is het niet vanzelfsprekend dat zij op een laag inkomensniveau zitten. Het vragen van een eigen bijdrage, eventueel gerelateerd aan de hoogte van het inkomen, kan dan op zijn plaats zijn.

 

Artikel 8 Bemiddeling en Begeleiding naar werk In dit artikel wordt de tot nu toe meest gebruikte voorziening omschreven: de trajecten die uitgezet worden bij re-integratiebedrijven. Hierbij zijn niet alleen de opgestelde trajectplannen belangrijk, maar ook de controle hierop door de gemeente. Lid 1 omschrijft de doelgroep die van de voorziening gebruik kan maken. Lid 2 noemt de inschakeling van bedrijven en de inhoud van het trajectplan. Lid 3 bevat de afspraken met de bedrijven en daarmee ook de mogelijkheid van een controle op deze afspraken. De gemeente kan de bemiddeling en begeleiding natuurlijk ook zelf ter hand nemen.

 

Artikel 9 Diagnose Indien twijfel bestaat over de mogelijkheden van de persoon kan een onderzoek worden verricht. Dit kan zowel op medisch gebied (is de persoon medisch gezien in staat tot het verrichten van arbeid in loondienst) als met betrekking tot de beroepskeuze.

 

Artikel 10 ParticipatieplaatsParticipatieplaatsen zijn instrumenten voor gemeenten om langdurig werklozen te re-integreren. Voor de term particatieplaats is gekozen om te benadrukken dat het gaat om een soort scholingsinstrument/ opdoen van ervaring: niet de arbeid zelf, maar het Ieren werken en zich in de praktijk bewijzen staan centraal. Indien nodig wordt afzonderlijke ondersteunde scholing aangeboden.

 

Artikel 11 Werken met subsidiesEen nieuwe vorm van gesubsidieerde arbeid, als onderdeel van het pakket van voorzieningen, wordt door het college vastgesteld. Door gebruik van de term ‘Werken met subsidies’ wordt expliciet gemaakt dat het om een andere vorm van gesubsidieerde arbeid gaat dan de voormalige vorm.Deze voorziening wordt ingezet als een opstap naar regulier werk, waarbij het wel moet gaan om een reguliere baan.Het College wordt op basis van dit artikel de ruimte gegeven om vanuit een integrale benadering een nieuwe vorm van gesubsidieerde arbeid in te richten.De voorziening zal alleen openstaan voor klanten met een Wwb-, een Ioaw- of een Ioaz-uitkering.De gesubsidieerde arbeidsplaats in eerdere wetten of besluiten wordt niet meer aangeboden (WIW en ID). Het kostenaspect speelt in die overweging een grote rol. Verder is gebleken dat die soorten van gesubsidieerde arbeid tot weinig doorstroom naar de reguliere arbeidsmarkt hebben geleid. Per 1 januari 2005 zijn de ID- en WIW-regelingen komen te vervallen. Voor de bestaande medewerkers is een afbouwregeling vastgesteld.

 

Artikel 12 Werken met behoud van uitkeringMet werken met behoud van uitkering wordt bedoeld: het verrichten van al dan niet productieve werkzaamheden in het kader van een opgesteld re-integratietraject gedurende een door het college vooraf vastgestelde termijn, met als doel werkervaring op te doen, dan wel als eindresultaat van een re-integratietraject. Verschil met de participatieplaats is dat het in deze gevallen gaat om een laatste steuntje in de rug naar een reguliere baan. De fase van oriënteren is voorbij, het gaat nu om het opdoen van concrete werkervaring.

Artikel 13 Sociale activering Volgens de WWB dient ook sociale activering uiteindelijk gericht te zijn op arbeidsinschakeling. Voor bepaalde doelgroepen is arbeidsinschakeling echter een te hoog gegrepen doel. Voor deze personen staat dan ook niet re-integratie, maar participatie voorop.

 

Artikel 14 Detacheringsbanen uitgevoerd door een re-integratiebedriif Bij de dienstbetrekkingen uit de Wet Inschakeling Werkzoekenden (WIW) was de gemeente de wettelijke, formele werkgever. De WWB geeft geen regels over het werkgeverschap. Het instrument detacheringsbaan kan dus ook in zijn geheel, inclusief het formeel werkgeverschap, uitbesteed worden aan een re-integratiebedrijf. Daar waar het gaat om de rechtspositie van de werknemer, maakt de gemeente daarover afspraken met het re-integratiebedrijf. Zo kan de gemeente bepalen dat verplicht een bepaalde rechtspositie van toepassing is, of kan zij eisen stellen aan bepaalde elementen uit die rechtspositie, zoals de beloning.

 

Artikel 15 Persoonsgebonden re-integratiebudget Indien een traject op maat niet wordt gevonden heeft het college de mogelijkheid om personen zelf een traject te laten samenstellen. Als dit plan naar het oordeel van het college gedegen en betrouw- baar leidt tot uitstroom naar reguliere arbeid, kan een persoonlijk budget vertrekt worden.Het komt zeer zelden voor dat geen enkel traject op maat passend blijkt te zin. Voor uitzonderingsgevallen biedt dit artikel in de verordening een mogelijkheid.

 

Artikel 16 Scholing Scholing is bij uitstek een maatwerkinstrument, waarbij het moeilijk is vooraf algemene richtlijnen te geven die in de verordening moeten worden opgenomen. Daarom is dit artikel alleen nodig indien de gemeente op het niveau van de verordening een aantal randvoorwaarden wil formuleren, zoals die genoemd zijn in het derde lid. Het tweede lid geeft aan dat de scholing zowel aangeboden kan worden als voorziening die door de gemeente ingekocht kan worden, als in de vorm van een subsidie. Dit laatste kan van belang zijn indien de cliënt op eigen initiatief met een vorm van scholing komt die door het college als noodzakelijk wordt geacht, maar die niet bestaat binnen het reguliere scholingsaanbod van de gemeente bijvoorbeeld een alfabetiseringscursus.

 

Artikel 17 Inkomstenvrijlating Op grond van de Wwb, de Ioaw of Ioaz is het mogelijk om inkomsten uit werkzaamheden vrij te laten. De vrijlating van de Wwb is geregeld in art 31, lid 2 sub o. Voorwaarde die de wet daarbij stelt is dat het college beoordeelt of die werkzaamheden bijdragen aan de arbeidsinschakeling van de klant. In lid 3 wordt geregeld dat dit aan de orde is als de werkzaamheden worden verricht in het kader van een re-integratietraject. Dit wil overigens niet zeggen dat personen die de werkzaamheden niet verrichten in het kader van een re-integratietraject niet in aanmerking kunnen komen voor deze premie. Criteria in deze is of de werkzaamheden bijdragen aan de arbeidsinschakeling. Hiertoe zal een individuele beoordeling gemaakt moeten worden. Omtrent de nadere invulling van de premies en de vrijlating kan het college nadere regels stellen.

 

Artikel 18 PremiesIn de WWB is geregeld in art. 31 lid 2 sub j dat jaarlijks een activeringspremie kan worden verstrekt. Deze premie is onbelast, en telt dus ook niet mee bij de toepassing van inkomensafhankelijke regelingen. Dit is alleen het geval als in datzelfde jaar geen onkostenvergoeding voor vrijwilligerswerk is verstrekt. De gemeente kan haar premiebeleid afstemmen op de verschillende activiteiten die in het kader van activering verricht worden en daarbij de hoogte van de premie laten variëren.Per 1 april 2009 dient voor het verrichten van participatieplaatsen een halfjaarlijkse premie te worden aangeboden. Daarnaast dient ondersteunende begeleiding-scholing te worden aangeboden. In het beleidsplan re-integratie 2009 worden hiervoor de gemeentelijke regels opgenomen.De WWB regelt in art. 31 lid 2 sub k de maximale onkostenvergoedingen bij het verrichten van vrijwilligerswerk. Ook deze zijn onbelast en werken niet door bij inkomensafhankelijke regelingen.

 

Artikel 19 Overige vergoedingen Andere flankerende voorzieningen zijn vergoedingen voor specifieke kosten, zoals reiskosten. Deze kostensoorten worden niet vooraf gelimiteerd omdat ze zich in individuele gevallen in verschillende mate van noodzakelijkheid kunnen voordoen. Of een vergoeding wordt verstrekt wordt per individueel geval bezien in het licht van het re-integratietraject.

 

Artikel 20 Voorzieningen gericht op nazorg Door aandacht te besteden aan nazorg kan werkelijk duurzame plaatsing gerealiseerd worden. Bij dit artikel is ervan uitgegaan dat nazorg geboden kan worden ná acceptatie van algemeen geaccepteerde arbeid, dus niet bij gesubsidieerde arbeid. Bij gesubsidieerde arbeid maakt begeleiding en advisering normaalgesproken al onderdeel uit van het traject.

 

Artikel 21 Hardheidsclausule Bijzondere omstandigheden in individuele gevallen zouden aanleiding kunnen zijn om af te wijken van deze verordening, zeker als toepassing leidt tot aanwijsbare onbillijkheden. Derhalve wordt in dit artikel de mogelijkheid geboden om de hardheidsclausule toe te passen.

Artikel 22 Restbepaling De verordening dient zoveel mogelijk de voorzieningen waar de klant aanspraak op kan maken te regelen. In de praktijk kan het echter voorkomen dat zich een specifieke situatie voordoet waar de verordening niet in voorzien heeft. In dat geval hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid om een besluit te nemen.De overige artikelen spreken voor zich en behoeven geen afzonderlijke toelichting