Verordening van de gemeente Stadskanaal op de destructie

Geldend van 01-01-1994 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeente Stadskanaal op de destructie

De Raad der gemeente Stadskanaal;

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 10 december 1993, nr. R 4409;

gelet op artikel 17 van de Vleeskeuringswet;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening van de gemeente Stadskanaal op de destructie.

Paragraaf 1 Begripsbepalingen.

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

  • "wet":

  • destructiewet;

  • "hoofd van dienst":

  • keuringsdierenarts, hoofd van de gemeenschappelijke keuringsdienst van slachtdieren en van vlees der gemeenten Borger, Odoorn, Stadskanaal en Vlagtwedde;

  • "aangifte-plichtige":

  • degene, die als eigenaar of houder van destructiemateriaal ingevolge de wet verplicht is daarvan aangifte te doen;

  • "ondernemer":

  • de natuurlijke of rechtspersoon, aan wie een vergunning, als bedoeld in artikel 5 der wet, is verleend en in wiens krachtens artikel 10 der wet vastgestelde gebied de gemeente is gelegen;

  • "destructor":

  • inrichting, uitsluitend of in hoofdzaak bestemd tot het door verwerking onschadelijk maken van destructiemateriaal, voor welke aan de ondernemer een vergunning is verleend, als bedoeld in artikel 5 van de wet;

  • "destructiemateriaal":

  • materiaal van dierlijke herkomst, bedoeld in artikel 2 der wet;

  • "destructiemateriaal A":

  • doodgeboren slachtdieren, alsmede gestorven of in nood gedode slachtdieren, welke onbruikbaar moeten worden gemaakt voor voedsel voor mens en dier, zonder dat een nader onderzoek ingevolge de Vleeskeuringswet plaats heeft gevonden;

  • "destructiemateriaal B":

  • destructiemateriaal, bedoeld in artikel 2, eerste lid, sub b, f en h der wet;

  • "destructiemateriaal C":

  • materiaal van dierlijke herkomst, dat na een nader onderzoek ingevolge de Vleeskeuringswet voor destructie bestemd is en zich tot het tijdstip van ophalen door de ondernemer onder beheer of toezicht van de keuringsdienst van slachtdieren en van vlees bevindt.

Paragraaf 2 Aangifte, vervoer en bewaring door de aangifteplichtige.

Artikel 2

  • 1.

    De aangifte-plichtige doet van het hebben of houden van destructiemateriaal zo spoedig mogelijk doch uiterlijk op de eerste werkdag, volgende op de dag, waarop dit materiaal als zodanig is ontstaan, aangifte bij het hoofd van dienst, voor zover in de volgende artikelen niet anders wordt bepaald. Burgemeester en Wethouders regelen de plaats, waar en de uren, binnen welke deze aangifte moet geschieden.

  • 2.

    De aangifte geschiedt, onder opgave van de soort en de hoeveelheid van het destructiemateriaal, alsmede van de plaats, waar het zich bevindt. De aangifte wordt in tweevoud opgemaakt.

  • 3.

    Burgemeester en Wethouders stellen met inachtneming van het bepaalde in artikel 12, tweede lid, der wet een model van het aangifteformulier vast.

  • 4.

    Door of vanwege het hoofd van dienst wordt een gewaarmerkt exemplaar van het ingevulde aangifteformulier verstrekt aan de aangifte-plichtige.

Artikel 3

Het bepaalde in artikel 2, tweede en vierde lid geldt niet ten aanzien van destructiemateriaal B, indien Burgemeester en Wethouders ter zake van de aangifte van dat materiaal afwijkende regelen vaststellen.

Artikel 4

Het bepaalde in artikel 2 geldt niet ten aanzien van destructiemateriaal C.

Artikel 5

  • 1.

    Behoudens het bepaalde in artikel 15 is de aangifteplichtige ten aanzien van destructiemateriaal A gehouden:

    • a.

      tot vervoer van het destructiemateriaal zo spoedig mogelijk in de daguren naar de naast bijgelegen gemeentelijke verzamelplaats en afgifte aldaar, tenzij het hoofd van dienst schriftelijk ontheffing verleent:

    • b.

      tot het ter beschikking houden van het destructiemateriaal, afkomstig van gestorven dieren, geleden hebbende aan of verdacht van een ziekte, waarop titel III der Veewet van toepassing is, alsmede tot het afgeven daarvan voor vervoer door of vanwege de ondernemer ter plaatse, waar dit destructiemateriaal zich bevindt, met inachtneming van de omtrent de bewaring van dat destructiemateriaal door het hoofd van dienst gegeven aanwijzingen.

  • 2.

    Burgemeester en Wethouders geven met betrekking tot het afsluiten, het schoonhouden en het verdere beheer van verzamelplaatsen, alsmede het gemeentelijke toezicht daarop, nadere voorschriften.

Artikel 6

  • 1.

    De aangifte-plichtige is gehouden destructiemateriaal B en C te bewaren, ter beschikking te stellen en af te geven voor vervoer naar de destructor met inachtneming van de ter zake door het hoofd van dienst gegeven aanwijzingen.

  • 2.

    Destructiemateriaal, genoemd in artikel 2, eerste lid, sub b, c, d of f der wet, alsmede dat, genoemd in artikel 2, tweede lid der wet, moet worden bewaard in daarvoor bestemde bakken, dan wel metalen confiscaatemmers, tenzij het hoofd van dienst terzake van de bewaring een andere regeling met de aangifte-plichtige treft.

  • 3.

    Burgemeester en Wethouders kunnen ten aanzien van het bepaalde in dit artikel afwijkende regelen met betrekking tot destructiemateriaal B of C vaststellen, indien ter zake van de afgifte van dit materiaal een voorziening is getroffen, als bedoeld in artikel 20 der wet.

ArtikeI 6a

De aangifte-plichtige is gehouden, zolang destructiemateriaal onder zijn bewerking is, bederf of vermenging met andere stoffen tegen te gaan, zulks overeenkomstig door het hoofd van dienst gegeven aanwijzingen.

Artikel 7

Aanwijzingen van het hoofd van dienst omtrent de bewaring van destructiemateriaal, anders dan op grond van artikel 6a, kunnen slechts strekken ter voorkoming van gevaren, schade of hlnder van de openbare gezondheld.

Paragraaf 3 Ophalen en vervoer van destructiemateriaal ; door of vanwege de ondernemer.

Artikel 8

  • 1.

    De ondernemer is verplicht tot het ophalen van het destructiemateriaal van de plaats, waar dit zich ingevolge de bepalingen van deze verordening bevindt.

  • 2.

    Het ophalen geschiedt uiterlijk op de werkdag, volgende op die, waarop het destructiemateriaal is aangemeld, tenzij het betreft destructiemateriaal B of C, dat door de ondernemer, ingevolge een met het hoofd van dienst getroffen regeling, op gezette tijden wordt opgehaald.

  • 3.

    Burgemeester en Wethouders kunnen ten aanzien van het bepaalde in het eerste lid afwijkende regelen met betrekking tot destructiemateriaal B of C vaststellen, indien ter zake van de afgifte van dit materiaal een voorziening is getroffen, als bedoeld in artikel 20 der wet

Artikel 9

Het vervoer van destructiemateriaal binnen de gemeente dient langs de kortste weg plaats te vinden. De vervoerder is verplicht er voor zorg te dragen, dat het vervoer geen sporen van het destructiemateriaal op de openbare weg nalaat.

Paragraaf 4 Overdracht.

ArtikeI 10

  • 1.

    Ten dienste van de overdracht aan de ondernemer wordt destructiemateriaal A door of vanwege het hoofd van dienst op de dag van aangifte telefonisch aangemeld bij de ondernemer, onder mededeling van de gegevens, bedoeld in artikel 2, tweede lid.

  • 2.

    De aanmelding bij de ondernemer van destructiemateriaal B of C geschiedt door het hoofd van dienst zo spoedig mogelijk, tenzij het betreft destructiemateriaal, dat door de ondernemer, ingevolge een met het hoofd van dienst getroffen regeling, op gezette tijden wordt opgehaald.

ArtikeI 11

  • 1.

    De overdracht van destructiemateriaal geschiedt door inlading in een daarvoor bestemd vervoermiddel van de ondernemer.

  • 2.

    De ondernemer is verplicht de overdracht van destructiemateriaal B of C jaarlijks vóór 1 maart, onder opgave van de totale hoeveelheid over het voorafgaande jaar, aan het gemeentebestuur te bevestigen.

Paragraaf 5 Dode honden en katten.

ArtikeI 12

Het destructiemateriaal bedoeld in artikel 2, 1e lid, sub g van de wet valt onder de voorschriften van aangifte, vervoer, het ophalen en de overdracht, alsmede de aangifte aan de van gemeentewege aangewezen kadaverbak, tenzij dit materiaal wordt begraven op een terrein, ter beschikking staande aan de eigenaar of houder van dit destructiemateriaal.

Paragraaf 6 Slotbepalingen.

ArtikeI 13

  • 1.

    De aanwijzing van materiaal, als bedoeld in artikel 2, derde lid, laatste alinea der wet, geschiedt door de Burgemeester op voorstel van het hoofd van dienst of het hoofd van dienst gehoord; zij wordt onverwijld aan de eigenaar of houder meegedeeld.

  • 2.

    Het hoofd van dienst houdt aantekening van het ingevolge het eerste lid aangewezen destructiemateriaal.

ArtikeI 14

Burgemeester en Wethouders kunnen, met afwijking van het bepaalde in artikel 2, eerste lid bepalen, dat de aangifte geschiedt bij een door hen aangewezen ambtenaar. Hetzelfde geldt met betrekking tot de aanmelding, bedoeld in artikel 10, eerste lid.

ArtikeI 15

Indien het hoofd van dienst, dan wel de eigenaar of houder van destructiemateriaal A, sektie van dit destructiemateriaal noodzakelijk of wenselijk acht, wordt de sektie verricht in een daartoe bestemde lokaliteit van de gemeentelijke noodslachtplaats dan wel de destructor. De eigenaar of houder is, indien de sektie niet aan de destructor geschiedt, verplicht het destructiemateriaal naar eerstgenoemde lokaliteit te vervoeren of te doen vervoeren.

ArtikeI 16

Deze verordening kan worden aangehaald als "Destructieverordening voor de gemeente Stadskanaal" en treedt in werking met ingang van 1 januari 1994.

Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de "Destructieverordening voor de gemeente Onstwedde" van 18 augustus 1958 ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 20 december 1993.
De Raad voornoemd,
De Secretaris, De Voorzitter,