Verordening Wet inburgering gemeente Stadskanaal

Geldend van 29-03-2007 t/m heden

Intitulé

Verordening Wet inburgering gemeente Stadskanaal

De raad van de gemeente Stadskanaal;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 9 maart 2007, nr. R 6495;

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid en 35 van de Wet inburgering;

besluit

vast te stellen de navolgende

Verordening Wet inburgering gemeente Stadskanaal

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college:

    • het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stadskanaal;

    • b.

      de wet:

    • de Wet inburgering.

  • 2.

    De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen, die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

  • 2.

    Het college beoordeelt ten minste eens in de vier jaar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en rapporteert daarover aan de raad.

Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college wijst de groepen inburgeringsplichtigen aan waaraan hij bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:

  • a.

    het ontvangen van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand;

  • b.

    vrouwen met een opvoedingstaak voor kinderen in de leeftijd van 0 tot 12 jaar;

  • c.

    vrouwen die te maken hebben gehad met vormen van huiselijk geweld;

  • d.

    vrouwen in de leeftijd van 18 tot 23 jaar;

  • e.

    het hebben van een asielgerechtigde status voor bepaalde of onbepaalde tijd;

  • f.

    op grond van de wet in aanmerking komen voor een inburgeringsvoorziening en daar zelf een beroep op doen.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

  • 1.

    Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2.

    Indien de inburgeringsplichtige een voorziening, gericht op arbeidsinschakeling, wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

  • 3.

    Een inburgeringsvoorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      een onafhankelijk inburgeringsonderzoek;

    • b.

      maatschappelijke begeleiding (verplicht voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen);

    • c.

      casemanagement en de daarbij behorende voortgangsgesprekken.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

  • 1.

    De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid van de wet, wordt in ten hoogste twaalf termijnen betaald.

  • 2.

    Het college legt in de beschikking tot toekenning van een inburgeringsvoorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking één of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de aangeboden inburgeringscursus;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e.

    het melden, indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

Hoofdstuk 3. Het aanbod van een inburgeringsvoorziening

Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1.

    Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid van de wet, schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven.

  • 2.

    In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld, die aan de inburgeringsvoorziening worden verbonden.

  • 3.

    De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen vier weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4.

    Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen vier weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot toekenning van een inburgeringsvoorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de inburgeringsvoorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen moet zijn behaald;

  • d.

    de termijnen en wijze van betaling en

  • e.

    in geval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Hoofdstuk 4. De bestuurlijke boete

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 250,00 indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is, geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid van de wet.

  • 2.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 250,00 indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 500,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 10 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, bedraagt € 250,00 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, tweede lid, bedraagt € 500,00 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 750,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of artikel 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 11 Hardheidsclausule

Het college kan van de hoogte van de bestuurlijke boete afwijken in geval van bijzondere omstandigheden.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking een dag na bekendmaking.

Artikel 13 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als Verordening Wet inburgering gemeente Stadskanaal.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 26 maart 2007.
De raad
de raadsgriffier, de voorzitter,