Regeling vervallen per 17-03-2011

Verordening op de erfgoedcommissie Stede Broec 2009

Geldend van 25-06-2009 t/m 16-03-2011

Intitulé

Verordening op de erfgoedcommissie Stede Broec 2009

De raad der gemeente Stede Broec;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders gedateerd 18 mei 2009 en gelezen het advies van de commissie Grondgebiedzaken van 11 mei 2009;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht, de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Stede Broec 2009;

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende

Verordening op de Erfgoedcommissie Stede Broec 2009

Hoofdstuk 1: Algemene Bepalingen

Artikel 1: Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

monument:

  • 1.

    zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

  • 2.

    terrein en/of water dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak, als bedoeld onder 1;

  • 3.

    complex van zaken, terreinen en/of wateren, dat van belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde en wegens de samenhang tussen de zaken, terreinen en/of wateren;

    beschermd gemeentelijk monument: onroerend monument als bedoeld in onderdeel a, dat in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening als zodanig is aangewezen, geen monument betreffende dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of op grond van de Provinciale Monumentenverordening van de provincie Noord-Holland;

    gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de in overeenstemming met de Erfgoedverordening Stede Broec 2009 aaangewezen beschermde gemeentelijke monumenten;

    erfgoedverordening: Erfgoedverordening Stede Broec 2009;

    commissie: de op basis van artikel 15, eerste lid van de Monumentenwet 1988 ingestelde Erfgoedcommissie van de gemeente Stede Broec, met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Erfgoedverordening en het cultuurhistorische beleid;

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stede Broec;

    beschermd rijksmonument: onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

    stads- of dorpsgezicht: de waardevolle verschijningsvorm van een gebied, in zijn stedenbouwkundige en architectonische samenhang, zoals deze wordt gevormd door groepen van zaken, hieronder begrepen bomen, wegen, straten, dijken, bruggen, vaarten, sloten en andere wateren, die met één of meer monumenten een beeld vormen, dat van algemeen belang is wegens de schoonheid of het eigen karakter van het geheel;

    beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht: stads- of dorpsgezichten, die overeenkomstig de bepalingen van de Erfgoedverordening Stede Broec 2009 zijn aangewezen als beschermde gemeentelijke stads- of dorpsgezichten;

    beeldbepalend pand: pand dat in een bestemmingsplan voor een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht als zodanig is aangemerkt en dat, naast de beschermde monumenten in het als zodanig aangewezen gebied, als referentie dient voor het waardevol geachte beeld van de bebouwing in het dorpsgezicht;

    karakteristiek pand: pand dat in een bestemmingsplan als zodanig is aangemerkt en dat van cultuurhistorische waarde wordt geacht op grond van typering, architectuur, landschappelijke en/of stedenbouwkundige situering, beeldbepalende onderdelen, bijzondere vormgeving, bijdrage aan herkenbaarheid van de omgeving en/of gaafheid.

Artikel 2: Taak commissie

De commissie heeft tot taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over:

  • 1.

    het aanwijzen van beschermde gemeentelijke monumenten en de samenstelling van de gemeentelijke monumentenlijst;

  • 2.

    de aanwijzing van beschermde rijksmonumenten, als bedoeld in artikel 3 van de Monumentenwet 1988;

  • 3.

    aanvragen monumentenvergunning en subsidie voor gemeentelijke monumenten;

  • 4.

    aanvragen monumentenvergunning voor beschermde rijksmonumenten als bedoeld in artikel 11 van de Monumentenwet 1988;

  • 5.

    het aanwijzen van en vergunningsaanvragen voor beschermde stads- en dorpsgezichten, beeldbepalende panden en karakteristieke panden;

  • 6.

    het archeologisch belang bij ruimtelijke ontwikkelingen;

  • 7.

    bestemmingsplannen, voor zover daarbij belangen van cultuurhistorische waarden in het geding zijn;

  • 8.

    alle overige aangelegenheden die van belang zijn voor de behartiging van het cultuurhistorisch beleid in de gemeente Stede Broec.

Artikel 3: Reikwijdte advies

Bij het uitbrengen van het advies laat de commissie zich uitsluitend leiden door overwegingen van geschiedkundig, architectonisch, archeologisch, cultuur-, kunst-, bouw- en sociaalhistorisch belang en/of historisch geografisch belang.

Artikel 4: Samenstelling commissie

  • 1.

    De commissie is samengesteld uit ten minste vijf leden, inclusief de voorzitter. De leden en voorzitter worden door het college benoemd. De commissie bestaat uit:

  • 1 restauratiearchitect;

  • 1 architectuurhistoricus of bouwhistoricus;

  • 1 lid namens de plaatselijke historische vereniging(-en);

  • 1 (amateur)archeoloog;

  • 1 overig lid.

  • 2.

    De leden hebben zitting voor een periode van vier jaar en zijn onmiddellijk hernoembaar voor nog één zittingsperiode. Na deze tweede zittingsperiode wordt in een rooster van aftreden de wisseling van de commissie leden zodanig geregeld dat jaarlijks ongeveer een vijfde deel van de commissieleden aftreedt.

  • 3.

    Een lid kan te allen tijde zijn ontslag nemen en dient dit schriftelijk in bij het college.

  • 4.

    In geval van onvoldoende functioneren van de voorzitter of een commissielid, of wanneer de voorzitter of een commissielied drie achtereenvolgende vergaderingen zonder opgaaf van redenen niet aanwezig is, kan het college de voorzitter of het commissielid ontslaan.

  • 5.

    Een lid dat aftreedt of ontslag neemt blijft lid, totdat een opvolger de benoeming heeft aanvaard.

  • 6.

    Bij afwezigheid van de voorzitter kan een ander lid van de commissie, daartoe door de commissie aangewezen, als voorzitter optreden.

Hoofdstuk 2 Vergaderingen commissie

Artikel 5: Werkwijze

  • 1.

    De commissie vergadert:

  • a.

    na schriftelijke oproep van de voorzitter en/of secretaris;

  • b.

    op verzoek van tenminste twee van haar leden;

  • c.

    op verzoek van het college.

    De voorzitter en/of secretaris belegt vervolgens binnen twee weken na ontvangst van het verzoek de vergadering.

  • 2.

    De commissie vergadert minimaal vier keer per kalenderjaar.

  • 3.

    De commissie vergadert slechts indien minimaal 3 leden aanwezig zijn. Wanneer het vereiste aantal leden niet is opgekomen, zal een nieuwe vergadering worden belegd.

  • 4.

    In spoedeisende gevallen kan van het bepaalde in het derde lid van dit artikel worden afgeweken, waarvan mededeling wordt gedaan in het uit te brengen advies.

  • 5.

    De commissie is bevoegd om zich te laten adviseren door andere personen en/of instanties.

  • 6.

    De vergaderingen van de commissie zijn in beginsel openbaar. Op voorstel van de voorzitter en/of een lid van de commissie, kan de commissie besluiten om de vergadering achter gesloten deuren voort te zetten.

Artikel 6: Advisering

  • 1.

    Adviezen worden uitgebracht met volstrekte meerderheid van stemmen. Staande de vergadering van de commissie wordt het advies geformuleerd.

  • 2.

    Indien geen eenstemmig advies wordt uitgebracht, wordt het gevoelen van de minderheid in het advies vermeld.

  • 3.

    Geen lid mag tegenwoordig zijn bij de beraadslaging en bij de vaststelling van een advies over zaken, waarbij het lid als belanghebbende is betrokken.

  • 4.

    Alle adviezen zijn met redenen omkleed.

Artikel 7: De voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • het leiden van de vergadering;

  • het handhaven van de orde van de vergadering;

  • het doen naleven van deze verordening;

  • hetgeen deze verordening de voorzitter verder opdraagt.

Artikel 8: Secretariaat

  • 1.

    Het college wijst een ambtenaar aan als secretaris voor de commissie.

  • 2.

    De secretaris heeft tot taak:

    • het in overleg met de voorzitter samenstellen van de vergaderagenda;

    • het maken van een verslag van het tijdens de vergadering behandelde;

    • het ondersteunen van de commissie bij het formuleren van de adviezen;

    • het college in kennis stellen van de adviezen van de commissie;

    • de commissie in kennis stellen van de besluiten van het college aangaande de door de commissie uitgebrachte adviezen.

Artikel 9: Vergoeding commissieleden

  • 1.

    De commissieleden en de voorzitter ontvangen per bijgewoonde commissievergadering presentiegeld en een reiskostenvergoeding voor de reisafstand groter dan 10 kilometer tussen hun woonplaats en het gemeentehuis of een nader bepaalde vergaderlocatie.

  • 2.

    De commissieleden en de voorzitter ontvangen ingeval van een werkbezoek op locatie, indien dit werkbezoek wordt uitgevoerd op verzoek van de gemeente en noodzakelijk is voor het uitbrengen van een advies, een vergoeding en een reiskostenvergoeding voor de reisafstand groter dan 10 kilometer tussen hun woonplaats en de locatie van het werkbezoek.

  • 3.

    De commissieleden en de voorzitter ontvangen ingeval van een werkbezoek op locatie, indien dit werkbezoek wordt uitgevoerd op eigen initiatief, een reiskostenvergoeding voor de reisafstand groter dan 10 kilometer tussen hun woonplaats en de locatie van het werkbezoek.

  • 4.

    Ingeval van advisering over veelomvattende cultuurhistorische aangelegenheden, waarbij naar het oordeel van het college een onevenredige hoeveelheid uren gemoeid is met de voorbereiding door leden en voorzitter op deze advisering , kan het college besluiten een extra vergoeding toe te kennen aan de voorzitter en de leden, in aanvulling op het bovengenoemde presentiegeld.

  • 5.

    De hoogte van het presentiegeld, de vergoeding voor werkbezoek, de reiskosten en de eventuele extra vergoeding wordt vastgesteld door het college.

Artikel 10: Horen derden

De commissie is bevoegd derden te horen, met dien verstande dat de commissie machtiging van het college behoeft, indien aan het horen van derden kosten zijn verbonden voor de gemeente. Het verzoek tot machtiging wordt gedaan onder overlegging van een kostenoverzicht.

Artikel 11: Ondertekening

Alle stukken welke van de commissie uitgaan worden getekend door de voorzitter en de secretaris.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 12: Overige bepaling

In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, evenals bij gerezen geschillen, beslist het college, de commissie gehoord hebbende.

Artikel 13: Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking van de verordening.

  • 2.

    De bepalingen betreffende de monumentencommissie, zoals opgenomen in de Monumentenverordening Stede Broec 1991, vastgesteld door de raad op 2 mei 1991, vervallen op de datum waarop de Verordening op de Erfgoedcommissie Stede Broec 2009 in werking is getreden.

Artikel 14: Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op de Erfgoedcommissie Stede Broec 2009.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad

van de gemeente Stede Broec, gehouden op 11 juni 2009.

De raadsgriffier, De voorzitter,