Regeling vervallen per 30-03-2019

Gedragscode voor raadsleden en leden van het college van Steenwijkerland

Geldend van 12-02-2007 t/m 29-03-2019

Intitulé

Gedragscode voor raadsleden en leden van het college van Steenwijkerland

De raad van de gemeente Steenwijkerland;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 9 januari 2007, nummer 2007/1;

gelet op de artikelen 15, 41c en 69 van de Gemeentewet

overwegende dat de raad heeft kennisgenomen van de door het college vastgestelde notitie ‘Integriteit gemeente Steenwijkerland’ en de daarin verwoorde kernwaarden en thema’s waarbij de integriteit in het geding kan komen, als basis wenst te hanteren voor een gedragscode voor raadsleden en leden van het college;

b e s l u i t :

  • 1.

    kennis te nemen van de notitie ‘Integriteit gemeente Steenwijkerland’

  • 2.

    de verplichte verantwoording over het integriteitbeleid als bedoeld in artikel 125quater van de Ambtenarenwet te laten plaatsvinden via het sociaal jaarverslag bedrijfsvoering

  • 3.

    vast te stellen de navolgende

Gedragscode voor raadsleden en leden van het college van de gemeente Steenwijkerland

Inleiding

Het doel van deze gedragscode is om bestuurders een houvast te bieden bij het bepalen van normen omtrent de integriteit van het bestuur. De code bevat regels zowel voor het bestuursorgaan in zijn geheel als voor bestuurders afzonderlijk. Onder bestuurders worden burgemeester en wethouders en de leden van de gemeenteraad verstaan. Op grond van de Gemeentewet is een gedragscodes voor deze bestuurders verplicht. Bestuurders zijn op de naleving van gedragscodes aanspreekbaar en wanneer zij zich er niet aan houden kan dat gevolgen hebben voor hun functioneren en voor hun positie. De code bestaat uit twee onderdelen.

Deel I beschrijft een aantal kernbegrippen van integriteit en plaatst daarmee het vraagstuk in een breder kader. Zij vormen als het ware de algemene uitgangspunten voor de gedragscode.

Deel II bevat de feitelijke gedragsregels, waarbij een aantal thema's wordt onderscheiden:

- algemene bepalingen

- belangenverstrengeling en aanbesteding

- nevenfuncties

- informatie

- aannemen van geschenken

- bestuurlijke uitgaven

- declaraties

- gebruik van gemeentelijke voorzieningen

- reizen buitenland

Deel I. Kernbegrippen van bestuurlijke integriteit

De leden van de raad en het college van burgemeester en wethouders stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur centraal. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de gemeente, en in het verlengde daarvan die van de burgers, zijn het primaire richtsnoer.

Bestuurlijke integriteit houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording af te leggen. Verantwoording wordt intern afgelegd aan collega-bestuurders, de gemeenteraad, maar ook extern aan organisaties en burgers voor wie bestuurders hun functie vervullen.

Een aantal kernwaarden is daarbij leidend en plaatst bestuurlijke integriteit in een breder perspectief:

Dienstbaarheid

Het handelen van een bestuurder is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken.

Functionaliteit

Het handelen van een bestuurder heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult in het bestuur.

Onafhankelijkheid

Het handelen van een bestuurder wordt gekenmerkt door onafhankelijkheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.

Openheid

Het handelen van een bestuurder is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de bestuurder en zijn beweegredenen daarbij.

Betrouwbaarheid

Op een bestuurder moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.

Zorgvuldigheid

Het handelen van een bestuurder is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.

Deze kernwaarden zijn de toetssteen voor de nu volgende gedragsafspraken. Gedragingen moeten aan deze kernwaarden getoetst kunnen worden.

Deel II. Gedragscode bestuurlijke integriteit

1 Algemene bepalingen

  • 1.1

    Onder het college wordt verstaan: het college van burgemeester en wethouders.

  • 1.2

    Deze gedragscode geldt voor de voorzitter en leden van het college, alsmede voor de leden van de raad.

  • 1.3

    In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in het college dan wel ingeval het van toepassing is op de leden van de raad, het presidium.

  • 1.4

    De code is openbaar en door derden te raadplegen.

  • 1.5

    De leden van het college en de leden van de raad ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de code.

2 Belangenverstrengeling en aanbesteding

  • 2.1

    Een bestuurder doet opgave van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt. Daarnaast doet de bestuurder opgave van zijn lidmaatschappen van c.q. participaties in ondernemingen en maatschappelijke organisaties binnen de gemeente. De opgave is openbaar en door derden te raadplegen.

  • 2.2

    Bij privaat-publieke samenwerkingsrelaties voorkomt de bestuurder (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen.

  • 2.3

    Een oud-bestuurder wordt het eerste jaar na de beëindiging van zijn ambtstermijn uitgesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden voor de gemeente.

  • 2.4

    Een bestuurder die familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan de gemeente, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.

  • 2.5

    Een bestuurder neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kan beïnvloeden.

3 Nevenfuncties

  • 3.1

    Een bestuurder vervult geen nevenfuncties waarbij strijdigheid is of kan zijn met het belang van de gemeente.

  • 3.2

    Een bestuurder maakt melding van al zijn nevenfuncties waarbij tevens wordt aangegeven of de functie wel of niet bezoldigd is. Deze gegevens worden openbaar gemaakt.

  • 3.3

    De kosten die een bestuurder maakt in verband met een nevenfunctie uit hoofde van het ambt (q.q.-nevenfunctie), worden vergoed door de instantie waar de nevenfunctie wordt uitgeoefend.

  • 3.4

    Een bestuurder die een nevenfunctie wil vervullen anders dan uit hoofde van het ambt, bespreekt dit voornemen in het college dan wel ingeval het van toepassing is op de leden van de raad, het presidium. Daarbij komt tevens aan de orde hoe wordt gehandeld met betrekking tot eventuele vergoedingen en de te maken kosten.

4 Informatie

  • 4.1

    Een bestuurder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij verstrekt geen geheime informatie.

  • 4.2

    Een bestuurder houdt geen informatie achter, tenzij deze geheim of vertrouwelijk is en het niet geven van informatie mogelijk is op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.

  • 4.3

    Een bestuurder maakt niet ten eigen bate of van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

5Aannemen van geschenken

  • 5.1

    Geschenken en giften die een bestuur uit hoofde van zijn/haar functie ontvangt, of in relatie met deze functie te brengen zijn, worden gemeld en geregistreerd en zijn eigendom van de gemeente. Er wordt een gemeentelijke bestemming voor gezocht.

6 Bestuurlijke uitgaven

  • 6.1

    Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond.

  • 6.2

    Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven worden de volgende criteria gehanteerd.

    • -

      Met de uitgave is het belang van de gemeente gediend

    • -

      De uitgave vloeit voort uit de functie.

7 Declaraties

  • 7.1

    De bestuurder declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

  • 7.2

    Declaraties worden afgewikkeld volgens een daartoe vastgestelde administratieve procedure.

  • 7.3

    Een declaratie wordt ingediend door middel van een daartoe vastgesteld formulier. Bij het formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld.

  • 7.4

    Gemaakte kosten worden binnen een maand gedeclareerd. Eventuele voorschotten worden voorzover mogelijk binnen een maand afgerekend.

  • 7.5

    De gemeentesecretaris respectievelijk de griffier is verantwoordelijk voor een deugdelijke administratieve afhandeling en registratie van declaraties. Declaraties van bestuurders worden administratief afgehandeld door een daartoe aangewezen ambtenaar.

  • 7.6

    In geval van twijfel omtrent een declaratie, wordt deze voorgelegd aan de burgemeester. Zonodig wordt de declaratie ter besluitvorming aan het college dan wel ingeval het van toepassing is op de leden van de raad,het presidium voorgelegd.

8 Gebruik van gemeentelijke voorzieningen

  • 8.1

    Het incidenteel gebruik van gemeentelijke eigendommen of voorzieningen voor privé-doeleinden is uitsluitend mogelijk wanneer dit geen onevenredig voordeel in welke vorm dan ook oplevert. Voor het in dit artikel bedoelde gebruik dient toestemming door het betreffende afdelingshoofd te zijn verkregen. Bij twijfel of sprake is van onevenredig voordeel wordt het verzoek voorgelegd aan het college dan wel ingeval het van toepassing is op de leden van de raad, het presidium.

  • 8.2

    Bestuurders kunnen op basis van een overeenkomst ter zake voor zakelijk gebruik een computer met toebehoren in bruikleen ter beschikking krijgen.

9 Reizen buitenland

  • 9.1

    Een bestuurder die het voornemen heeft een buitenlandse dienstreis te maken, heeft toestemming nodig van het college dan wel ingeval het van toepassing is op de leden van de raad, het presidium.

  • 9.2

    Een bestuurder die het voornemen van een dienstreis meldt, verschaft informatie over het doel van de dienstreis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap en de geraamde kosten.

  • 9.3

    Uitnodigingen voor reizen, werkbezoeken en dergelijke op kosten van derden worden altijd besproken in het college dan wel ingeval het van toepassing is op de leden van de raad, het presidium en onder meer getoetst op het risico van belangenverstrengeling. Het gemeentelijk belang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming.

  • 9.4

    Van de dienstreis wordt een verslag opgesteld. Buitenlandse dienstreizen worden vermeld in een jaarverslag.

  • 9.5

    Het ten laste van de gemeente meereizen van de partner van een bestuurder is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van de gemeente daarmee gediend is. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming van het college, dan wel ingeval het van toepassing is op de leden van de raad, het presidium betrokken.

  • 9.6

    Het anderszins meereizen van derden op kosten van de gemeente is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is toegestaan en wordt in dat geval bij de besluitvorming van het college, dan wel ingeval het van toepassing is op de leden van de raad, het presidium betrokken.

  • 9.7

    Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privé-doeleinden is toegestaan, mits dit is betrokken bij de besluitvorming van het college dan wel ingeval het van toepassing is op de leden van de raad, het presidium. De extra reis- en verblijfkosten komen volledig voor rekening van de bestuurder.

  • 9.8

    De in verband met de buitenlandse dienstreis gedane functionele uitgaven worden vergoed conform de geldende regelingen. Uitgaven worden vergoed voorzover zij redelijk en verantwoord worden geacht.

Ondertekening

De raad voornoemd,
de griffier, R.G.H.P. Moonen
de voorzitter, drs. H.H. Apotheker