Regeling vervallen per 30-12-2014

Beheersverordening Buitengebied Steenwijkerland

Geldend van 26-06-2013 t/m 29-12-2014

Intitulé

Beheersverordening Buitengebied Steenwijkerland

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1

Artikel 5 Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2

Artikel 6 Agrarisch met waarden

Artikel 7 Bedrijf

Artikel 8 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg

Artikel 9 Bedrijf - Waterwingebied

Artikel 10 Bos

Artikel 11 Cultuur en ontspanning

Artikel 12 Gemengd

Artikel 13 Horeca

Artikel 14 Maatschappelijk

Artikel 15 Maatschappelijk - Begraafplaats

Artikel 16 Maatschappelijk - Militair terrein

Artikel 17 Natuur

Artikel 18 Recreatie

Artikel 19 Recreatie - Woonschepen

Artikel 20 Sport

Artikel 21 Tuin

Artikel 22 Verkeer

Artikel 23 Verkeer - Railverkeer

Artikel 24 Water

Artikel 25 Wonen - Buitengebied

Artikel 26 Wonen - Woonschepen

Artikel 27 Leiding

Artikel 28 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Artikel 29 Waarde - Archeologie 1

Artikel 30 Waarde - Archeologie 2

Artikel 31 Waarde - Cultuurhistorie

Artikel 32 Waterstaat - Waterkering

Artikel 33 Waterstaat - Waterlopen

Hoofdstuk Algemene regels

Artikel 34 Antidubbeltelregel

Artikel 35 Algemene bouwregels

Artikel 36 Algemene gebruiksregels

Artikel 37 Algemene aanduidingsregels

Artikel 38 Algemene afwijkingsregels

Artikel 39 Overige regels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 40 Overgangsrecht

Artikel 41 Slotregel

Bijlagen bij regels

Bijlage 1 Inventarisatie karakteristieke panden

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 3 Overzicht aan huis gebonden beroepen/bedrijven

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 beheersverordening:

de beheersverordening Buitengebied Steenwijkerland van de gemeente Steenwijkerland, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1708.BuitengebiedSTWBV-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.2 aanbouw/uitbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis verbonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid dat op kleine schaal in een woning of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse, niet zijnde detailhandel, behoudens de ondergeschikte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten.

1.6 aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse, niet zijnde detailhandel, behoudens de ondergeschikte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten.

1.7 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.8 agrarisch:

het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.9 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waaronder tevens wordt verstaan een productiegerichte paardenhouderij, niet zijnde een agrarische nevenactiviteit.

1.10 agrarisch bedrijfsmatig gebruik:

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, ten behoeve van een agrarisch bedrijf. Hieronder wordt mede verstaan een rietteeltbedrijf.

1.11 agrarisch dienstverlenend bedrijf:

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering

van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven.

1.12 agrarisch hobbymatig gebruik:

het telen van gewassen en/of het houden van dieren, niet gericht op het voortbrengen van producten ten behoeve van een agrarisch bedrijf.

1.13 agrarisch grondgebruik:

een agrarische activiteit waarvan de productie afhankelijk is van het voortbrengend vermogen

van onbebouwde grond.

1.14 ambacht(elijk):

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, ver-/bewerken, herstellen of installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, ver- of bewerkt, ondergeschikt aan de woonfunctie. Wanneer deze activiteit in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen plaatsvindt, dient de omvang van de activiteit zodanig te zijn dat de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd.

1.15 archeologische deskundige:

de provinciaal, gemeentelijk of regionaal archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie.

1.16 archeologisch monument:

terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument.

1.17 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.

1.18 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.

1.19 architectonische waarde:

de aan een bouwwerk toegekende waarde in verband met de vormgeving, het materiaalgebruik en/of detaillering.

1.20 bebouwde kom in verband met archeologie:

voor het bepalen van de bebouwde kom als genoemd in artikel 30 wordt aangesloten bij de bebouwde kom volgens de Wegenwet.

1.21 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.22 bebouwingspercentage:

het percentage dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.23 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.24 bedrijfsvloeroppervlak:

het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

1.25 beeldkwaliteit:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde met betrekking tot de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten.

1.26 begane grond:

het gedeelte van een gebouw dat gelijk is aan het natuurlijk oppervlak van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging. Is er sprake van hoogteverschillen in het terrein, dan geldt: de hoogte van het hoogst gelegen aansluitende maaiveld of de gemiddelde hoogte.

1.27 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten. Aan-huisverbonden beroepen en bedrijven niet daaronder begrepen.

1.28 bedrijfsmatig:

via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon deelnemen aan het economisch verkeer al dan niet met winstoogmerk, en activiteiten die hiermee naar aard, omvang en regelmaat zijn gelijk te stellen.

1.29 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) één of meer personen, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw en/of terrein.

1.30 bestaand:

de op legale wijze gerealiseerde of realiseerbare bebouwing of het op legale wijze gerealiseerde of realiseerbare gebruik ten tijde van de inwerkingtreding van de beheersverordening.

1.31 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.32 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.33 bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Als hoofdregel is dit het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland.

1.34 bijgebouw:

een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.35 biomassa-vergistingsinstallatie:

een installatie waarbij minimaal 50% dierlijke mest door toepassing van technieken energie

dan wel warmte wordt opgewekt met digestaat als eindproduct.

1.36 boerderijkamer:

appartement in een daarvoor ingericht bedrijfsgebouw op een agrarisch bedrijf, ten behoeve

van recreatief nachtverblijf.

1.37 bomenteelt:

het bedrijfsmatig voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van volle grondsteelt dan wel containerteelt, dan wel glasboomteelt.

1.38 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.39 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.40 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, dakopbouw of setback.

1.41 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.42 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.43 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.44 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.45 carport:

een bouwwerk met tenminste een dak en niet, of aan maximaal twee zijden van wanden voorzien, inclusief bestaande wanden.

1.46 coffeeshop:

een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.

1.47 complementair daghorecabedrijf:

een aan de hoofdfunctie ondergeschikt horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van dranken en etenswaren.

1.48 containerveld:

uitgespreid afdekmateriaal, al dan niet op of met ondersteunende constructie, waarbij de relatie van de grond en het te telen product is verbroken en bestemd voor vollegrondsgroente-, fruit-, bloemen-, planten- en boomteelt.

1.49 cultuurgrond:

gronden die in cultuur zijn gebracht, waaronder grasland-, akkerbouw- en tuinbouwgrond alsmede grond ten behoeve van de rietteelt.

1.50 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat in de loop van de geschiedenis is ontstaan door het gebruik dat de mens van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt.

1.51 cultuurlandschappelijke waarden:

waarden die ontstaan zijn door het gebruik van de gronden in de loop van de geschiedenis door de mens.

1.52 dagrecreatie:

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden.

1.53 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop, te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren, van goederen aan diegenen die, die goederen kopen respectievelijk huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.54 digestaat:

een product ontstaan na verwerking in vergistingsinstallatie, bestaande uit minimaal 50% dierlijke mest en co-producten afkomstig van witte of positieve lijst zoals bedoeld in de Meststoffenwet.

1.55 draadomheining en draaderfafscheiding:

een omheining of erfafscheiding bestaande uit één of meerdere evenwijdig aan elkaar lopende of haaks op elkaar staande draden.

1.56 eerste bouwlaag:

bouwlaag op de begane grond.

1.57 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, mits deze inrichting in overeenstemming is met de beheersverordening.

1.58 erfafscheiding:

afscheiding welke op een grens tussen twee erven is geplaatst.

1.59 erker:

een ondergeschikte uitbouw op de begane grond van de woning, die strekt ter vergroting van het woongenot. Een erker is gelegen aan de verblijfsruimte en zorgt voor een verbijzondering van de voorgevel zonder de architectuur wezenlijk aan te tasten. Een erker heeft een diepte van maximaal 1,00 meter en is aan drie zijden geheel of gedeeltelijk voorzien van glas.

1.60 evenement:

een activiteit in de openlucht, dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden.

1.61 galerie:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient ten behoeve van tenoonstellings- en verkoopruimte voor kunst.

1.62 gastouderopvang:

kinderopvang binnen een gezinssituatie in een woning waar de gastouder zijn hoofdverblijf heeft, als bedoeld in artikel 1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

1.63 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.64 gebruiksgerichte paardenhouderij:

een paardenhouderij, waarbij het gebruik van paarden voorop staat, ten behoeve van recreatie

en sport, te onderscheiden in:

  • a.

    paardenhouderijen gericht op training van paarden waaronder worden begrepen africhtbedrijven, handels- en springstallen en draf- en renentrainementen;

  • b.

    dienstverlenende paardenhouderijen, waaronder worden begrepen manegebedrijven, paardenverhuurbedrijven en pensions;

  • c.

    paardenhouderijen ten behoeve van het houden van paarden en pony's voor eigen gebruik, als vrijetijdsbesteding, waaronder tevens begrepen oefenaccommodaties van rijverenigingen

1.65 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone als bedoeld in die wet moet worden vastgesteld.

1.66 gevellijn:

de bouwgrens die (nagenoeg) gelijk loopt aan de as van de weg of het water waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw is (zijn) geplaatst en die is gelegen aan de weg grenzende perceelsgrens, ofwel de gevellijn als aangeduid op de kaart.

1.67 glastuinbouwbedrijf:

een bedrijf gericht op het telen van gewassen door gebruik te maken van kassen.

1.68 groepsaccommodatie:

een gebouw dat periodiek dient voor recreatief nachtverblijf, waarbij wordt overnacht in gemeenschappelijke slaapzalen en/of kamers.

1.69 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering, al dan niet met beweiding, hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, zoals een melkrundveehouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een productiegerichte paardenhouderij, een biologisch veehouderijbedrijf, waarbij dieren worden gehouden overeenkomstig de regels die krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet zijn gesteld ten aanzien van de biologische productiemethoden, en naar aard daarmee gelijk te stellen aagrarische bedrijven.

1.70 herdenkingsmonument:

een gedenkteken ter nagedachtenis van een gebeurtenis.

1.71 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.72 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies.

1.73 horeca van categorie 1:

een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt.

1.74 horeca van categorie 2:

een inrichting die is gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen of kunnen te worden genuttigd. Daaronder worden begrepen: cafetaria / snackbar, fastfood en broodjeszaak, lunchroom, ijssalon / ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant.

1.75 horeca van categorie 3:

een inrichting die is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het vestrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd, alsmede de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar.

1.76 horeca van categorie 4:

een inrichting die is gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder wordt begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers. Bij de inrichting is een congrescentrum toegestaan.

1.77 horeca van categorie 5:

een inrichting die is gericht op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met live muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek / dancing, nacht-café en een zalencentrum (met nachtvergunning).

1.78 houtteelt:

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet.

1.79 intensief veehouderijbedrijf / intensieve veehouderij:

een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het houden van dieren, zoals een rundveemesterij (exclusief vetweiderij), een varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij, of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met (nagenoeg) geen weidegang.

1.80 jachthaven:

afmeergelegenheid en ligplaats ten behoeve van pleziervaartuigen, daaronder tevens begrepen recreatief nachtgebruik.

1.81 kampeerboerderij:

een gebouw (of een gedeelte daarvan) van een functionerend agrarisch bedrijf dat geschikt is gemaakt voor recreatief (nacht-)verblijf van groepen van personen.

1.82 kampeermiddel:

een middel ten behoeve van recreatief nachtverblijf, waaronder wordt begrepen een tent, een tentwagen, een kampeerauto, toercaravans, vouwwagens, campers of huifkarren.

1.83 kampeerterrein:

terrein of plaats waarop gelegenheid wordt gegeven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.84 kantoor:

een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijke administratieve aard.

1.85 karakteristiek:

de cultuurhistorisch of anderszins waardevolle eigenschappen van alle bouwwerken die zijn opgenomen in Bijlage 1 Inventarisatie karakteristieke panden.

1.86 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, groenten, bloemen, bomen of planten.

1.87 kernrandzone:

gebied met historisch gegroeide menging van kleinschalige aan buitengebied- en niet aan

buitengebied verbonden functies, grenzend aan de bebouwde kom.

kleinschalig kampeerterrein:

1.88 kleinschalig kampeerterrein/minicamping:

terrein of plaats met maximaal 15 kampeerplaatsen, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, gedurende de periode van 15 maart tot 1 november van elk kalenderjaar.

1.89 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

de in Bijlage 2 (Bedrijvenlijst ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering VNG) genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.90 lage, niet menstoegankelijke tunnels:

niet verankerde, niet menstoegankelijke tunnels van maximaal 1,5 meter hoog, die teeltgebonden zijn en uitsluitend tijdens de teeltperiode voor overkapping van gewassen wordt gebruikt.

1.91 maaiveld:

bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging.

1.92 maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge een maatvoeringssymbool in het betreffende vlak bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn toegelaten.

1.93 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca van categorie 2 en 3 ten dienste van deze voorzieningen.

1.94 manege:

een niet-agrarisch bedrijf dat derden de mogelijkheid biedt om op het manegeterrein dressuur en springen met paarden uit te oefenen en/of anderszins te trainen met paarden.

1.95 mantelzorg:

zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie.

1.96 monumenten:

alle bouwwerken conform artikel 6 Monumentenwet, alsmede gemeentelijke monumenten.

1.97 natuurbeheer:

zorg voor onderhoud van het natuurlandschap.

1.98 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige, biologische en ornithologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang, alsmede door de aanwezigheid van soorten vallende onder de soortenbescherming op basis van de Flora- en faunawet, de aanwezigheid van gebieden vallende onder de gebiedsbescherming op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 en de aanwezigheid van gebieden behorende tot de ecologische hoofdstructuur (EHS).

1.99 nevenactiviteit:

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht ondergeschikt is aan de op de ingevolge deze beheersverordening toegestane hoofdfunctie op een perceel.

1.100 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt, en dat als zodanig niet afhankeliljk is van agrarische gronden als productiemiddel, zoals een intensief kwekerijbedrijf of een intensief veehouderijbedrijf.

1.101 normale onderhoudswerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden en bouwwerken. Daaronder worden mede verstaan werken of werkzaamheden die deel uitmaken van de aciviteiten die worden uitgevoerd in het kader van een beheersplan, zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet.

1.102 omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.103 onderbouw/kelder:

een gedeelte van een gebouw, dat is gelegen binnen de buitenwerkse gevelvlakken en wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven het peil is gelegen.

1.104 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief verblijf.

1.105 permanente bewoning:

bewoning door een persoon, gezin of andere groep van personen van een gebouw, dan wel een gedeelte daarvan, als hoofdverblijf.

1.106 openbare dienstverlening:

dienstverlening door openbare instanties in het kader van het algemeen belang.

1.107 openbare nutsvoorziening:

een gebouw of bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje of een verdeelstation.

1.108 opslag:

het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al dan niet in combinatie met de productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.109 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde met een dak, dat niet of slechts aan één zijde is voorzien van een (bestaande) wand.

1.110 paardenbak:

een onoverdekte, als zodanig herkenbare ruimte, al dan niet omsloten, bedoeld voor het trainen, rijden en berijden van paarden en pony's.

1.111 paardenhouderij:

het houden van paarden en pony's ten behoeve van het gebruik van deze dieren, zoals ten behoeve van pensionstallen, wedstrijdstallen, verhuurbedrijven, rijscholen en maneges.

1.112 paardenpension:

een bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het houden van paarden van derden, waaronder tevens wordt begrepen de verhuur van stalling met accommodatie en/of weiland en het verzorgen van paarden.

1.113 parkeren:

het gedurende een aaneengesloten periode plaatsen van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen.

1.114 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.115 productiegerichte paardenhouderij:

een paardenhouderij welke is gericht op het fokken van paarden die bedoeld en geschikt zijn voor een specifieke taak, waaronder in ieder geval wordt begrepen hengstenstations, paardenmelkerijen, opfokbedrijven voor paarden en pony's, ook merriehouderijen of stoeterijen genaamd.

1.116 peil:

  • a.

    voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  • b.

    voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld;

  • c.

    indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (NAP) of het ter plaatse geldende waterpeil.

1.117 recreatie:

activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.

1.118 recreatief medegebruik:

het medegebruik van gronden voor recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, ruitersport, varen met kano en gemotoriseerde (fluister)boot, surfen, zeilen en sportvisserijen, alsmede route-ondersteunende voorzieningen, zoals picknick-, uitzicht-, rust- en informatieplaatsen, voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten.

1.119 recreatief nachtverblijf:

een (deel van een) gebouw dat dient als verblijf voor recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.120 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie waarbij elders hoofdverblijf wordt gehouden.

1.121 recreatiewoning:

een gebouw dat is bedoeld voor recreatieve bewoning en waarvan de gebruikers elders hun woonverblijf hebben.

1.122 recreatiewoonschip:

een hoofdzakelijk niet voor varen bedoeld object dat is bedoeld voor recreatieve bewoning en waarvan de gebruikers elders hun woonverblijf hebben.

1.123 risicovolle inrichting:

een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (BRZO'99) of het Vuurwerkbesluit.

1.124 ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.

1.125 silo:

een bouwwerk dat dient voor het opslaan van mest, veevoeder, graan of andere bulkstoffen ten behoeve van het agrarische bedrijf.

1.126 seksinrichting:

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waar in bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.127 shop-in-shop formule:

shops die zijn gevestigd in andere winkels en voor wat betreft oppervlakte daaraan ondergeschikt zijn. Ze voldoen niet aan de definitie van volumineuze detailhandel. Mocht dat wel het geval zijn, dan zouden ze zich immers zelfstandig kunnen vestigen. Dergelijke formules zijn onder andere herkenbaar doordat ze geen onderdeel uit maken van de rechtspersoon van de overkoepelende winkel, ze eigen kassa's hebben, beschikken over eigen personeel en ze eigen reclameuitingen gebruiken.

1.128 spoorwegvoorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van railverkeer, zoals rails, perrons, overkappingen, fietsenstallingen, viaducten en onderdoorgangen, taluds, geluidsschermen, (keer)muren, transformatorgebouwen, stationsvoorzieningen en dergelijke, met uitzondering van een restaurant, boekhandel en daarmee vergelijkbare voorzieningen.

1.129 sportcentrum:

gebouw of deel van een gebouw dat gebruikt wordt voor de beoefening van individuele of groepssporten.

1.130 statische opslag:

opslag van goederen die naar hun aard weinig verplaatsing behoeven, zoals caravans, campers, boten en (klassieke) auto's.

1.131 stedenbouwkundig beeld:

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte.

1.132 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, parkeermeters, stadsplattegronden, oplaadpunten voor elektrische auto's zitbanken, bloem- en plantenbakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, kunstobjecten, draagconstructies voor reclame alsmede telefooncellen, abri's, openbaar urinoir en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken.

1.133 teeltondersteunende voorzieningen

In, op of boven de grond aangebrachte voorzieningen ter ondersteuning van agrarische, plantaardige teelt met als doel verbetering van de productie (onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraat), verbeteren van de arbeidsomstandigheden (onder meer door gewassen verhoogd te telen) en het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijdingsmiddelen, effectief omgaan met water).

1.134 tunnelkas:

een verankerde, menstoegankelijke kas, behorende bij een vollegrondsgroente-, bloemen-, planten- en boomteeltbedrijf ter teeltondersteuning.

1.135 transportbedrijf:

een bedrijf gericht op het transport van goederen.

1.136 verblijfsrecreatie:

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats waarbij recreatief nachtverblijf centraal staat.

1.137 verdieping:

een bouwlaag die is gelegen boven de eerste bouwlaag welke is gelegen op de begane grond.

1.138 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de

detailhandel, niet zijnde de netto-vloeroppervlakte.

1.139 volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat voldoende werk en inkomen kan opleveren voor ten minste één volwaardige arbeidskracht, die in hoofdberoep aan het bedrijf is verbonden, met dien verstande dat de omvang van een volwaardig agrarisch bedrijf ten minste 70 NGE zal bedragen.

1.140 voorgevel:

gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg of het water dan wel die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt.

1.141 wasstraat:

een mechanische, meestal computergestuurde, installatie om de buitenzijde van personenwagens te reinigen.

1.142 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.143 weg:

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en daarbij behorende parkeerplaatsen.

1.144 wellness:

activiteiten gericht op het lichamelijk welzijn van de mens in de breedste zin van het woord.

1.145 windturbine:

een bouwwerk dat dient voor het omzetten van energie van bewegende lucht in andere

vormen van energie zoals elektriciteit en warmte.

1.146 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.147 woningsplitsing:

het bouwkundig en functioneel splitsen van een bestaande woning in twee of meer zelfstandige woningen ten behoeve van de vestiging van meer dan één huishouden.

1.148 woonschip:

een hoofdzakelijk niet voor varen bedoeld object voor de huisvesting van één afzonderlijke en zelfstandige huishouding.

1.149 zakelijke dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, zoals banken, verzekeringswezen, exploitatie van handel in onroerende zaken, adviesbureaus en verhuurbedrijven, met uitsluiting van detailhandel.

1.150 zolder:

ruimte(n) in een gebouw die hoofdzakelijk is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht geen deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.

1.151 zorgboerderij:

een al dan niet voormalige boerderij met de bijbehorende gebouwen, waar activiteiten plaatsvinden gericht op het bieden van zorg en begeleiding aan personen die begeleid dienen te worden in de leefsituatie en de dagbesteding.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.2 het bebouwingspercentage:

het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover op de kaart bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.7 de horizontale diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel.

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of) het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand.

2.10 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.11 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.12 de ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, tot een maximum van 1,00 meter.

2.13 de verticale diepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    agrarisch bedrijfsmatig gebruik;

  • b.

    agrarisch hobbymatig gebruik;

  • c.

    uitsluitend bomenteelt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt';

  • d.

    een biomassa-vergistingsinstallatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - biomassa-vergistingsinstallatie';

  • e.

    composteren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - composteerinstallatie';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1.

      ontsluitingsvoorzieningen;

    • 2.

      tuinen, erven en groenvoorzieningen;

    • 3.

      recreatief medegebruik, voor zover dit geen onevenredige verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft;

    • 4.

      evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' en mits voldaan wordt aan de voorwaarden van artikel 3.4.2;

    • 5.

      water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  • f.

    een modelvliegtuigbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'modelvliegtuigbaan'.

3.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 39.1.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van bestaande gebouwen, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal de bestaande bouwhoogte bedraagt.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a.

    omheiningen en/of erfafscheidingen, uitsluitend in de vorm van draadomheiningen en/of draaderfafscheidingen, met dien verstande dat de hoogte maximaal 1 meter bedraagt;

  • b.

    voerderruiven, drinkbakken en/of picknickplaatsen, met dien verstande dat de hoogte maximaal 1,50 meter bedraagt;

  • c.

    bestaande bouwwerken, geen gebouw zijnde, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal de bestaande bouwhoogte bedraagt.

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 en 3.2.2 ten aanzien van teeltondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat:

  • a.

    de oppervlakte van teeltondersteunende voorzieningen per bedrijf maximaal 500 m2 mag bedragen;

  • b.

    een goede landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • c.

    teeltondersteunende voorzieningen niet in de ecologische hoofdstructuur mogen worden gesitueerd;

  • d.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de verkeersveiligheid;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 5.

      de landschappelijke en/of natuurlijke waarden;

    • 6.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

3.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van voer- en sleufsilo's

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 ten aanzien van het oprichten van voer- en sleufsilo's, voor de opslag van voer, met dien verstande dat:

  • a.

    de silo's gedeeltelijk in of direct aangrenzend aan de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1 en/of 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2' worden gerealiseerd;

  • b.

    een goede landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • c.

    een silo niet voor de voorgevelrooilijn gesitueerd mag worden;

  • d.

    de hoogte van sleufsilo's maximaal 2 meter bedraagt;

  • e.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de milieusituatie;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 5.

      de landschappelijke en/of natuurlijke waarden;

    • 6.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;

  • b.

    terras, tennisbaan en zwembad;

  • c.

    paardenbak, tenzij daarvoor een omgevingsvergunning is verleend;

  • d.

    het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;

  • e.

    opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen;

  • f.

    opslag van mest(stoffen), tenzij daar een omgevingsvergunning voor is verleend, en andere buitenopslag, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;

  • g.

    boom- en fruitteelt, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt'.

3.4.2 Evenemententerrein

Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' zijn evenementen toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    het evenement is toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);

  • b.

    het evenement duurt maximaal 15 dagen aaneengesloten, inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement;

  • c.

    de locatie wordt niet meer dan 1 maal per jaar voor een evenement gebruikt;

  • d.

    er vindt geen horeca ter plaatse plaats, anders dan inherent aan het toegestane evenement;

  • e.

    er vindt geen detailhandel ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement;

  • f.

    er vindt geen recreatief nachtverblijf ter plaatse plaats.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van minicampings:

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.4.1, ten behoeve van een minicamping, met dien verstande dat:

  • a.

    het aantal minicampings binnen de gemeente niet meer dan 50 bedraagt;

  • b.

    nieuwe minicampings in het Natura 2000 gebied (ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone natura 2000') en EHS gebieden niet mogelijk zijn;

  • c.

    het aantal kampeerplaatsen maximaal 15 bedraagt;

  • d.

    uitsluitend kampeermiddelen mogen worden geplaatst;

  • e.

    deze gronden direct aansluiten aan de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' of 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2';

  • f.

    een goede landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • g.

    de oppervlakte van een kampeerplaats minimaal 80 m² bedraagt;

  • h.

    de afstand van de minicamping tot de perceelsgrens met aangrenzende woningen met een woonbestemming minimaal 25 meter bedraagt;

  • i.

    het kamperen niet plaatsvindt tussen 1 november en 15 maart;

  • j.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de verkeersveiligheid;

    • 4.

      de sociale veiligheid;

    • 5.

      de milieusituatie;

    • 6.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 7.

      de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden;

    • 8.

      de waterstaatkundig en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden;

  • k.

    in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein.

3.5.2 Afwijken van de gebruiksegels ten behoeve van een paardenbak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.4 ten behoeve van het gebruik van gronden als paardenbak, met dien verstande dat:

  • a.

    de volledige paardenbak wordt gerealiseerd binnen een straal van 70 meter gemeten vanaf het aangrenzend en bijbehorend hoofdgebouw;

  • b.

    de paardenbak op een minimale afstand van 50 meter gemeten vanaf woningen van derden dient te worden aangelegd;

  • c.

    de plaatsing van lichtmasten bij de paardenbak uitsluitend is toegestaan indien dit geen lichthinder tot gevolg heeft;

  • d.

    een goede landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • e.

    de paardenbak een afmeting heeft van maximaal 20 x 40 meter;

  • f.

    de bouwhoogte van de paardenbak maximaal 1,50 meter bedraagt, uitgezonderd de hoogte van lichtmasten, die maximaal 5,00 meter bedraagt;

  • g.

    een paardenbak niet voor de voorgevelrooilijn gesitueerd mag worden;

  • h.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de verkeersveiligheid;

    • 4.

      de sociale veiligheid;

    • 5.

      de milieusituatie;

    • 6.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 7.

      de landschappelijke en/of natuurlijke en/of ecologische waarden;

    • 8.

      de waterstaatkundig en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

3.5.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mestopslag

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.4 ten behoeve van het gebruik van gronden voor mestopslag, met dien verstande dat:

  • a.

    de volledige mestopslag gedeeltelijk in of direct aangrenzend aan de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1 en/of 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2' wordt gerealiseerd;

  • b.

    een goede landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • c.

    een mestopslag niet voor de voorgevelrooilijn gesitueerd mag worden;

  • d.

    de mestopslag is gelegen op een afstand van minimaal 100 meter van woningen van derden, tenzij op grond van bijzondere omstandigheden en op basis van een milieutechnische motivering een afstand van minimaal 50 meter aanvaardbaar is;

  • e.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de milieusituatie;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 5.

      de landschappelijke en/of natuurlijke waarden;

    • 6.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a.

    het wijzigen van de kavelstructuur;

  • b.

    het verwijderen van bomen;

  • c.

    het aanleggen, verharden of verwijderen van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen of verwijderen van andere oppervlakteverhardingen;

  • d.

    het dempen of graven van sloten, vaarten, poelen en daarmee gelijk te stellen waterpartijen;

  • e.

    het aanbrengen van walbeschoeiingen, niet zijnde bouwwerken en aanleggelegenheden;

  • f.

    het verrichten van exploratieboringen en/of seismologisch onderzoek;

  • g.

    het aanleggen van ondergrondse transport- energie- en/of telecommunicatieleidingen, exclusief drainageleidingen, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet.

3.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 3.6.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;

  • c.

    werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

3.6.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.6.1 kan alleen worden verleend indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 3.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

3.6.4 Inwinnen advies bevoegd waterschapsgezag

In de volgende gevallen vraagt het bevoegd gezag advies aan het ter plaatse bevoegde waterschapsgezag, alvorens de in artikel 3.6.1 genoemde vergunning te verlenen:

  • a.

    wanneer er sprake is van een toename van verhard oppervlak groter dan 750 m²;

  • b.

    wanneer gronden worden afgegraven met als doel permanent oppervlaktewater met een oppervlakte groter dan 750 m² te realiseren.

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1

(van toepassing in voormalige gemeenten Steenwijk en Bredewiede)

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    grondgebonden agrarische bedrijven met dien verstande dat:

    • 1.

      uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij neventak' niet-grondgebonden agrarische nevenactiviteiten zijn toegestaan met een maximale oppervlakte van 1000 m² dan wel de bestaande oppervlakte, indien deze groter is;

    • 2.

      uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' niet-grondgebonden agrarische bedrijven zijn toegestaan;

    • 3.

      op een grondgebonden agrarisch bedrijf maximaal 400 melkkoeien mogen worden gehouden met dien verstande dat indien voor een bedrijf voor de inwerkingtreding van deze verordening een omgevingsvergunning is verleend op grond waarvan een hoger aantal melkkoeien mag worden gehouden, dit aantal als maximum geldt;

  • b.

    uitsluitend bomenteelt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt';

  • c.

    een bamboekwekerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bamboekwekerij';

  • d.

    een viskwekerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ''viskwekerij';

  • e.

    uitsluitend een gebruiksgerichte paardenhouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - gebruiksgerichte paardenhouderij';

  • f.

    een loonwerker, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonwerker';

  • g.

    een zorgboerderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';

  • h.

    een kinderdagverblijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf';

  • i.

    een biomassa-vergistingsinstallatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - biomassa-vergistingsinstallatie';

  • j.

    uitsluitend riet snijden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rietsnijder';

  • k.

    wonen in een bedrijfswoning;

  • l.

    horeca van maximaal categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';

  • m.

    een caravanstalling met een maximale oppervlakte van 1.000 m², uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling';

  • n.

    een kinderboerderij met theeschenkerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij';

  • o.

    een kampeerboerderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kampeerboerderij' met een oppervlakte van maximaal 250 m²;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1.

      tuinen, erven en groenvoorzieningen;

    • 2.

      ontsluitings- en parkeervoorzieningen;

    • 3.

      water en waterhuishoudkundige voorzieningen

4.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 39.1.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van de in artikel 4.1 genoemde bestemming, voor de uitoefening van één bedrijf per bestemmingsvlak, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    bedrijfswoningen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • c.

    kassen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kas';

  • d.

    de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • e.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 4.1 genoemde bestemming, waaronder begrepen silo's, teeltondersteunende voorzieningen, mestopslagplaatsen, paddocks, stapmolens en paardenbakken, zowel binnen als buiten de aanduiding ' bouwvlak', met dien verstande dat teeltondersteunende voorzieningen, mestsilo's en folie mestbassins uitsluitend binnen het bouwvlak zijn toegestaan;

met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.2.2 tot en met 4.2.5.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van de bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a.

    het bouwvlak wordt voor maximaal 100% bebouwd;

  • b.

    de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;

  • c.

    gebouwen worden met een kap van minimaal 12° en maximaal 60 °afgedekt;

  • d.

    de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal 5,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;

  • e.

    de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 12,00 meter.

4.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a.

    per bedrijf is slechts één bedrijfswoning toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' waar maximaal het aangeduide aantal bedrijfswoningen wordt gebouwd;

  • b.

    de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 600 m³, dan wel maximaal de bestaande inhoud indien deze groter is;

  • c.

    de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,50 meter, dan wel maximaal de bestaande goothoogte indien deze groter is;

  • d.

    de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 10,00 meter;

  • e.

    de bedrijfswoning wordt met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt.

4.2.4 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a.

    de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports, bedraagt maximaal 75 m²;

  • b.

    bijgebouwen worden gebouwd op ten minste 3,00 meter achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan;

  • c.

    bijgebouwen worden met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt;

  • d.

    de goothoogte bedraagt maximaal 3,50 meter;

  • e.

    de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen;

  • b.

    de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van een carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte van een carport maximaal 20 m² bedraagt;

  • c.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 10,00 meter, met dien verstande dat:

    • 1.

      de hoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt;

    • 2.

      de hoogte van sleufsilo's maximaal 2,00 meter bedraagt;

    • 3.

      de hoogte van mestsilo's maximaal 4,00 meter bedraagt;

    • 4.

      de hoogte van voersilo's maximaal 8,00 meter bedraagt.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het vergroten van de inhoud van een bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.3 ten behoeve van het vergroten van de inhoud van een bedrijfswoning tot 750 m³, met dien verstande dat:

  • a.

    ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' de karakteristieke hoofdvorm van de oorspronkelijke bedrijfswoning behouden dient te blijven;

  • b.

    een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • c.

    de inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m³ mag bedragen;

  • d.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 4.

      de landschappelijke en/of archeologische waarden van de gronden;

    • 5.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

4.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verlagen van de dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.4 ten behoeve van het verlagen van de dakhelling van een bijgebouw tot 0°, met dien verstande dat:

  • a.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 3.

      de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden.

4.3.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van een grotere hoogte van silo's

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder e ten behoeve van een grotere hoogte voor silos', met dien verstande dat:

  • a.

    de hoogte maximaal 15 meter bedraagt;

  • b.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet-grondgebonden agrarische nevenactiviteiten' en de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet-grondgebonden agrarisch bedrijf';

  • b.

    het huisvesten van meer dan 400 melkkoeien, of meer melkkoeien dan op grond van de in artikel 4.1.1 onder a sub 3 bedoelde omgevingsvergunning is toegestaan, op grondgebonden agrarische bedrijven;

  • c.

    bomenteelt, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt';

  • d.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling', een en ander met uitzondering van parkeren ten behoeve van het op de bestemming gerichte gebruik;

  • e.

    de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie;

  • f.

    het opslaan van mest en kuilvoer buiten het bouwvlak, tenzij hiervoor een omgevingsvergunning is verleend;

  • g.

    een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de bijgebouwen, anders dan bedoeld in artikel 4.4.2;

  • h.

    het gebruik van een vrijstaand bijgebouw voor bewoning;

  • i.

    mantelzorg in de bedrijfswoning en/of in de bijgebouwen;

  • j.

    detailhandel;

  • k.

    ligplaats voor boten, anders dan voor eigen gebruik;

  • l.

    buitenopslag voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

4.4.2 Aan huis gebonden beroepen

Een aan huis gebonden beroep is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    een aan huis verbonden beroep wordt uitsluitend uitgeoefend in de bedrijfswoning of de daarbij behorende bijgebouwen;

  • b.

    maximaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep;

  • c.

    de woonfunctie wordt in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;

  • d.

    er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;

  • e.

    er is slechts één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 cm;

  • f.

    het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;

  • g.

    in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein;

  • h.

    er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt;

  • i.

    buitenopslag en buitenactiviteiten zijn niet toegestaan;

  • j.

    er mag geen sprake zijn van een onevenredig verkeersaantrekkende werking.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.4 ten behoeve van de volgende ondergeschikte nevenactiviteiten naast de agrarische bedrijfsfunctie:

  • a.

    bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten die behoren tot milieucategorie 1 en 2 die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 2 bij de regels) en/of daarmee qua milieu gelijk te stellen bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten, tot maximaal van 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing;

  • b.

    statische opslag, tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing;

  • c.

    hoogwaardige recreatieve voorzieningen tot maximaal 35 % van de bedrijfsbebouwing;

  • d.

    hoogwaardige zorggerelateerde voorzieningen, tot maximaal 35% van de bedrijfsbebouwing en maximaal 10 slaapplaatsen voor logeren;

  • e.

    verblijfsrecreatie, zoals in de vorm van kleine groepsaccommodaties, boerderijkamers, logiesverstrekking en/of bed en breakfast, tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing, met een maximum van 10 slaapplaatsen per bouwperceel, ten behoeve van een gelijktijdig nachtverblijf van maximaal 10 personen;

  • f.

    kleinschalige dagrecreatie, al dan niet met een culturele of educatieve inslag, tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing;

  • g.

    complementaire daghoreca (inclusief terras), tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing, met een maximum van 100 m²;

  • h.

    toonzalen, expositieruimten, ateliers, praktijkruimten, tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing, met een maximum van 150 m²;

  • i.

    detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten, in de bestaande bebouwing tot maximaal 35% van de bedrijfsbebouwing tot een maximum van 25 m²;

met dien verstande dat:

  • 1.

    maximaal in totaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing wordt gebruikt ten behoeve van de onder a t/m j genoemde nevenactiviteiten tezamen;

  • 2.

    de functies worden gevestigd in de bestaande bebouwing;

  • 3.

    de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;

  • 4.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • -

      de verkeersveiligheid;

    • -

      de milieusituatie;

    • -

      het woon- en leefklimaat;

    • -

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • 5.

    uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;

  • 6.

    de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;

  • 7.

    in voldoende mate wordt voorzien in de parkeer behoefte;

  • 8.

    omliggende functies niet worden gehinderd.

4.5.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van minicampings

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.4, ten behoeve van een minicamping, met dien verstande dat:

  • a.

    het aantal minicampings binnen de gemeente niet meer dan 50 bedraagt;

  • b.

    nieuwe minicampings in het Natura 2000 gebied (ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone natura 2000') en EHS gebieden niet mogelijk zijn;

  • c.

    het aantal kampeerplaatsen maximaal 15 bedraagt

  • d.

    uitsluitend kampeermiddelen mogen worden geplaatst;

  • e.

    een goede landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • f.

    de oppervlakte van een kampeerplaats minimaal 80 m² bedraagt;

  • g.

    de afstand van de minicamping tot de perceelsgrens met aangrenzende woningen met een woonbestemming minimaal 25 meter bedraagt;

  • h.

    het kamperen niet plaatsvindt tussen 1 november en 15 maart;

  • i.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de verkeersveiligheid;

    • 4.

      de sociale veiligheid;

    • 5.

      de milieusituatie;

    • 6.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 7.

      de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden;

    • 8.

      de waterstaatkundig en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden;

  • j.

    in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein.

4.5.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1 ten behoeve van mantelzorg in de bedrijfswoning of in bestaande bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a.

    het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de bedrijfswoning en/of bestaande bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt, met dien verstande dat de maximale oppervlakte aan bijgebouwen niet meer mag bedragen dan het bepaalde in artikel 4.2.4

  • b.

    de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;

  • c.

    specifiek voor mantelzorg in bestaande vrijstaande bijgebouwen de volgende regels gelden;

    • 1.

      het vrijstaande bijgebouw dient binnen een afstand van 25,00 meter van de bedrijfswoning te zijn gesitueerd en een ruimtelijke eenheid te vormen met de woning;

    • 2.

      realisatie van de afhankelijke woonruimte binnen de bedrijfswoning inclusief de aangebouwde bijgebouwen niet mogelijk is;

    • 3.

      geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

      • -

        de verkeersveiligheid;

      • -

        het woon- en leefklimaat;

      • -

        de milieusituatie;

      • -

        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.5.4 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een grotere oppervlakte niet-grondgebonden agrarische nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.1.1 ten behoeve van een grotere oppervlakte aan niet-grondgebonden agrarische nevenactiviteiten, met dien verstande dat:

  • a.

    niet-grondgebonden agrarische nevenactiviteiten zijn toegestaan met een maximale oppervlakte van 2000 m²;

  • b.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het woon- en leefklimaat;

    • 2.

      de milieusituatie;

    • 3.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

    • 4.

      de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden;

    • 5.

      de waterstaatkundig en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2

(van toepassing in voormalige gemeente IJsselham)

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    grondgebonden agrarische bedrijven met dien verstande dat:

    • 1.

      uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij neventak' niet-grondgebonden agrarische nevenactiviteiten zijn toegestaan met een maximale oppervlakte van 1000 m² dan wel de bestaande oppervlakte, indien deze groter is;

    • 2.

      uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' niet-grondgebonden agrarische bedrijven zijn toegestaan;

    • 3.

      op een grondgebonden agrarisch bedrijf maximaal 400 melkkoeien mogen worden gehouden met dien verstande dat indien voor een bedrijf voor de inwerkingtreding van deze verordening een omgevingsvergunning is verleend op grond waarvan een hoger aantal melkkoeien mag worden gehouden, dit aantal als maximum geldt;

  • b.

    uitsluitend een gebruiksgerichte paardenhouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - gebruiksgerichte paardenhouderij';

  • c.

    een loonwerker, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonwerker';

  • d.

    een zuivelverwerkingsbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zuivelverwerking';

  • e.

    uitsluitend riet snijden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rietsnijder';

  • f.

    wonen in een bedrijfswoning;

  • g.

    een museum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'museum';

met daaraan ondergeschikt

    • 1.

      tuinen, erven en groenvoorzieningen;

    • 2.

      ontsluitings- en parkeervoorzieningen;

    • 3.

      water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 39.1.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van de in artikel 5.1 genoemde bestemming, voor de uitoefening van één bedrijf per bestemmingsvlak, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    bedrijfswoningen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • c.

    de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • d.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 5.1 genoemde bestemming, waaronder begrepen silo's, teeltondersteunende voorzieningen, mestopslagplaatsen, paddocks, stapmolens en paardenbakken, zowel binnen als buiten de aanduiding ' bouwvlak', met dien verstande dat teeltondersteunende voorzieningen, mestsilo's en folie mestbassins uitsluitend binnen het bouwvlak zijn toegestaan;

met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.2.2 tot en met 5.2.5.

5.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van de bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a.

    de oppervlakte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal 2.500 m2;

  • b.

    binnen een bouwvlak mogen maximaal 5 bedrijfsgebouwen aanwezig zijn waarvan de gezamenlijke oppervlakte maximaal 4.000 m2 bedraagt;

  • c.

    de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;

  • d.

    gebouwen worden met een kap van minimaal 12° en maximaal 60 °afgedekt;

  • e.

    de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal 5,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;

  • f.

    de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 14,00 meter.

5.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a.

    per bedrijf is slechts één bedrijfswoning toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' waar maximaal het aangeduide aantal bedrijfswoningen wordt gebouwd;

  • b.

    de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 600 m³, dan wel maximaal de bestaande inhoud indien deze groter is;

  • c.

    de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,50 meter, dan wel maximaal de bestaande goothoogte indien deze groter is;

  • d.

    de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 10,00 meter;

  • e.

    de bedrijfswoning wordt met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt.

5.2.4 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a.

    de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports, bedraagt maximaal 75 m²;

  • b.

    bijgebouwen worden gebouwd op ten minste 3,00 meter achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan;

  • c.

    bijgebouwen worden met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt;

  • d.

    de goothoogte bedraagt maximaal 3,50 meter;

  • e.

    de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

5.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen;

  • b.

    de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van een carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte van een carport maximaal 20 m² bedraagt;

  • c.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 10,00 meter, met dien verstande dat:

    • 1.

      de hoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt;

    • 2.

      de hoogte van sleufsilo's maximaal 2,00 meter bedraagt;

    • 3.

      de hoogte van mestsilo's maximaal 4,00 meter bedraagt;

    • 4.

      de hoogte van voersilo's maximaal 8,00 meter bedraagt.

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte van een bedrijfsgebouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.2 ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte van een bedrijfsgebouw tot maximaal 3.000 m2, met dien verstande dat:

  • a.

    de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen binnen een bouwvlak 4.000 m2 bedraagt;

  • b.

    een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • c.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 4.

      de landschappelijke en/of archeologische waarden van de gronden;

    • 5.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

5.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het vergroten van de goothoogte van een bedrijfsgebouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.2 ten behoeve van het vergroten van de goothoogte van een bedrijfsgebouw tot maximaal 3.000 m2, met dien verstande dat:

  • a.

    de goothoogte maximaal 5,5 meter bedraagt;

  • b.

    een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • c.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 4.

      de landschappelijke en/of archeologische waarden van de gronden;

    • 5.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

5.3.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het vergroten van de inhoud van een bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.3 ten behoeve van het vergroten van de inhoud van een bedrijfswoning tot 750 m³, met dien verstande dat:

  • a.

    ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' de karakteristieke hoofdvorm van de oorspronkelijke bedrijfswoning behouden dient te blijven;

  • b.

    een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • c.

    de inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m³ mag bedragen;

  • d.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 4.

      de landschappelijke en/of archeologische waarden van de gronden;

    • 5.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

5.3.4 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verlagen van de dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.4 ten behoeve van het verlagen van de dakhelling van een bijgebouw tot 0°, met dien verstande dat:

  • a.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

      • 1.

        het straat- en bebouwingsbeeld;

      • 2.

        de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

      • 3.

        de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden.

5.3.5 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van een grotere hoogte van silo's

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.2 onder f ten behoeve van een grotere hoogte voor silos', met dien verstande dat:

  • a.

    de hoogte maximaal 15 meter bedraagt;

  • b.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet-grondgebonden agrarische nevenactiviteiten' en de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet-grondgebonden agrarisch bedrijf';

  • b.

    het huisvesten van meer dan 400 melkkoeien, of meer melkkoeien dan op grond van de in artikel 5.1.1 onder a sub 3 bedoelde omgevingsvergunning is toegestaan, op grondgebonden agrarische bedrijven;

  • c.

    bomenteelt, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt';

  • d.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling', een en ander met uitzondering van parkeren ten behoeve van het op de bestemming gerichte gebruik;

  • e.

    de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie;

  • f.

    het opslaan van mest en kuilvoer buiten het bouwvlak, tenzij hiervoor een omgevingsvergunning is verleend;

  • g.

    een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de bijgebouwen, anders dan bedoeld in artikel 5.4.2;

  • h.

    het gebruik van een vrijstaand bijgebouw voor bewoning;

  • i.

    mantelzorg in de bedrijfswoning en/of in de bijgebouwen;

  • j.

    detailhandel;

  • k.

    ligplaats voor boten, anders dan voor eigen gebruik;

  • l.

    buitenopslag voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

5.4.2 Aan huis gebonden beroepen

Een aan huis gebonden beroep is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    een aan huis verbonden beroep wordt uitsluitend uitgeoefend in de bedrijfswoning of de daarbij behorende bijgebouwen;

  • b.

    maximaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep;

  • c.

    de woonfunctie wordt in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;

  • d.

    er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;

  • e.

    er is slechts één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 cm;

  • f.

    het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;

  • g.

    in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein;

  • h.

    er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt;

  • i.

    buitenopslag en buitenactiviteiten zijn niet toegestaan;

  • j.

    er mag geen sprake zijn van een onevenredig verkeersaantrekkende werking.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

5.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 5.4 ten behoeve van de volgende ondergeschikte nevenactiviteiten naast de agrarische bedrijfsfunctie:

  • a.

    bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten die behoren tot milieucategorie 1 en 2 die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 2 bij de regels) en/of daarmee qua milieu gelijk te stellen bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten, tot maximaal van 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing;

  • b.

    statische opslag, tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing;

  • c.

    hoogwaardige recreatieve voorzieningen tot maximaal 35 % van de bedrijfsbebouwing;

  • d.

    hoogwaardige zorggerelateerde voorzieningen, tot maximaal 35% van de bedrijfsbebouwing en maximaal 10 slaapplaatsen voor logeren;

  • e.

    verblijfsrecreatie, zoals in de vorm van kleine groepsaccommodaties, boerderijkamers, logiesverstrekking en/of bed en breakfast, tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing, met een maximum van 10 slaapplaatsen per bouwperceel, ten behoeve van een gelijktijdig nachtverblijf van maximaal 10 personen;

  • f.

    kleinschalige dagrecreatie, al dan niet met een culturele of educatieve inslag, tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing;

  • g.

    complementaire daghoreca (inclusief terras), tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing, met een maximum van 100 m²;

  • h.

    toonzalen, expositieruimten, ateliers, praktijkruimten, tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing, met een maximum van 150 m²;

  • i.

    detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten, in de bestaande bebouwing tot maximaal 35% van de bedrijfsbebouwing tot een maximum van 25 m²;

met dien verstande dat:

  • 1.

    maximaal in totaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing wordt gebruikt ten behoeve van de onder a t/m j genoemde nevenactiviteiten tezamen;

  • 2.

    de functies worden gevestigd in de bestaande bebouwing;

  • 3.

    de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;

  • 4.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • -

      de verkeersveiligheid;

    • -

      de milieusituatie;

    • -

      het woon- en leefklimaat;

    • -

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • 5.

    uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;

  • 6.

    de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;

  • 7.

    in voldoende mate wordt voorzien in de parkeer behoefte;

  • 8.

    omliggende functies niet worden gehinderd.

5.5.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van minicampings

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.4, ten behoeve van een minicamping, met dien verstande dat:

  • a.

    het aantal minicampings binnen de gemeente niet meer dan 50 bedraagt;

  • b.

    nieuwe minicampings in het Natura 2000 gebied (ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone natura 2000') en EHS gebieden niet mogelijk zijn;

  • c.

    het aantal kampeerplaatsen maximaal 15 bedraagt

  • d.

    uitsluitend kampeermiddelen mogen worden geplaatst;

  • e.

    een goede landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • f.

    de oppervlakte van een kampeerplaats minimaal 80 m² bedraagt;

  • g.

    de afstand van de minicamping tot de perceelsgrens met aangrenzende woningen met een woonbestemming minimaal 25 meter bedraagt;

  • h.

    het kamperen niet plaatsvindt tussen 1 november en 15 maart;

  • i.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de verkeersveiligheid;

    • 4.

      de sociale veiligheid;

    • 5.

      de milieusituatie;

    • 6.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 7.

      de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden;

    • 8.

      de waterstaatkundig en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden;

  • j.

    in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein.

5.5.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 5.4.1 ten behoeve van mantelzorg in de bedrijfswoning of in bestaande bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a.

    het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de bedrijfswoning en/of bestaande bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt, met dien verstande dat de maximale oppervlakte aan bijgebouwen niet meer mag bedragen dan het bepaalde in artikel 5.2.4

  • b.

    de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;

  • c.

    specifiek voor mantelzorg in bestaande vrijstaande bijgebouwen de volgende regels gelden;

    • 1.

      het vrijstaande bijgebouw dient binnen een afstand van 25,00 meter van de bedrijfswoning te zijn gesitueerd en een ruimtelijke eenheid te vormen met de woning;

    • 2.

      realisatie van de afhankelijke woonruimte binnen de bedrijfswoning inclusief de aangebouwde bijgebouwen niet mogelijk is;

    • 3.

      geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

      • -

        de verkeersveiligheid;

      • -

        het woon- en leefklimaat;

      • -

        de milieusituatie;

      • -

        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.5.4 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een grotere oppervlakte niet-grondgebonden agrarische nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 5.1.1 ten behoeve van een grotere oppervlakte aan niet-grondgebonden agrarische nevenactiviteiten, met dien verstande dat:

  • a.

    niet-grondgebonden agrarische nevenactiviteiten zijn toegestaan met een maximale oppervlakte van 2000 m²;

  • b.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het woon- en leefklimaat;

    • 2.

      de milieusituatie;

    • 3.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

    • 4.

      de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden;

    • 5.

      de waterstaatkundig en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Agrarisch met waarden

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    agrarisch bedrijfsmatig gebruik;

  • b.

    agrarisch hobbymatig gebruik;

  • c.

    bescherming, instandhouding en versterking van de aanwezige natuurlijke en/of landschappelijk waarden;

  • d.

    instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuur- en landschapselementen, zoals houtopstanden, houtwallen, houtsingels, sloten, beken, waterlopen en overige waterpartijen, water- en oevervegetaties;

  • e.

    instandhouding, versterking en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke en/of ecologische waarden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ecologische waarde';

  • f.

    een kampeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatie';

  • g.

    groepskamperen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepskamperen';

  • h.

    een ijsbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan';

  • i.

    recreatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatie';

  • j.

    uitsluitend een kruidentuin voor natuurgeneeskunde, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tuin';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1.

      ontsluitingsvoorzieningen;

    • 2.

      tuinen, erven en groenvoorzieningen;

    • 3.

      recreatief medegebruik, voor zover dit geen onevenredige verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft;

    • 4.

      water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

    • 5.

      evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' en mits voldaan wordt aan de voorwaarden van artikel 6.4.2.

6.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 39.1.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a.

    bestaande gebouwen, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal de bestaande bouwhoogte bedraagt;

  • b.

    één gebouw ten behoeve van de ijsbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan', met dien verstande dat:

    • 1.

      de goothoogte van het gebouw maximaal 3,50 meter bedraagt;

    • 2.

      de bouwhoogte van het gebouw maximaal 8,00 meter bedraagt;

    • 3.

      de oppervlakte van het gebouw maximaal 75 m² bedraagt.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a.

    omheiningen en/of erfafscheidingen, uitsluitend in de vorm van draadomheiningen en/of draaderfafscheidingen, met dien verstande dat de hoogte maximaal 1 meter bedraagt;

  • b.

    voerderruiven, drinkbakken en/of picknickplaatsen, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 1,50 meter bedraagt;

  • c.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van het instandhouden, versterken en/of ontwikkelen van de in artikel 6.1 genoemde natuur- en landschapselementen, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;

  • d.

    bestaande bouwwerken, geen gebouw zijnde, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal de bestaande bouwhoogte bedraagt.

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1 en 6.2.2 ten aanzien van teeltondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat:

  • a.

    teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'ecologische waarde';

  • b.

    de oppervlakte van teeltondersteunende voorzieningen per bedrijf maximaal 500 m2 mag bedragen;

  • c.

    teeltondersteunende voorzieningen niet in de ecologische hoofdstructuur mogen worden gesitueerd;

  • d.

    een goede landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • e.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de verkeersveiligheid;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 5.

      de landschappelijke en/of natuurlijke waarden;

    • 6.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;

  • b.

    terras, tennisbaan en zwembad;

  • c.

    paardenbak, tenzij daarvoor een omgevingsvergunning is verleend;

  • d.

    het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;

  • e.

    opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen;

  • f.

    buitenopslag, waaronder de opslag van mest(stoffen), behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;

  • g.

    de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie;

  • h.

    boom- en fruitteelt;

  • i.

    ligplaats voor boten, anders dan voor eigen gebruik;

  • j.

    verhuur van boten, fietsen en andere recreatieve vervoermiddelen.

6.4.2 Evenemententerrein

Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' zijn evenementen toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    het evenement is toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);

  • b.

    het evenement duurt maximaal 15 dagen aaneengesloten, inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement;

  • c.

    de locatie wordt niet meer dan 1 maal per jaar voor een evenement gebruikt;

  • d.

    er vindt geen horeca ter plaatse plaats, anders dan inherent aan het toegestane evenement;

  • e.

    er vindt geen detailhandel ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement;

  • f.

    er vindt geen recreatief nachtverblijf ter plaatse plaats.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

6.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van minicampings:

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 6.4.1, ten behoeve van een minicamping, met dien verstande dat:

  • a.

    het aantal minicampings binnen de gemeente niet meer dan 50 bedraagt;

  • b.

    nieuwe minicampings in het Natura 2000 gebied (ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone natura 2000') en EHS gebieden niet mogelijk zijn;

  • c.

    het aantal kampeerplaatsen maximaal 15 bedraagt

  • d.

    uitsluitend kampeermiddelen mogen worden geplaatst;

  • e.

    deze gronden direct aansluiten aan de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2';

  • f.

    een goede landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • g.

    de oppervlakte van een kampeerplaats minimaal 80 m² bedraagt;

  • h.

    de afstand van de minicamping tot de perceelsgrens met aangrenzende woningen met een woonbestemming minimaal 25 meter bedraagt;

  • i.

    het kamperen niet plaatsvindt tussen 1 november en 15 maart;

  • j.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de verkeersveiligheid;

    • 4.

      de sociale veiligheid;

    • 5.

      de milieusituatie;

    • 6.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 7.

      de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden;

    • 8.

      de waterstaatkundig en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden;

  • k.

    in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein.

6.5.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een paardenbak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 6.4.1 ten behoeve van het gebruik van gronden als paardenbak, met dien verstande dat:

  • a.

    de volledige paardenbak wordt gerealiseerd binnen een straal van 70 meter gemeten vanaf het aangrenzend en bijbehorend hoofdgebouw;

  • b.

    de paardenbak op een minimale afstand van 50 meter gemeten vanaf woningen van derden dient te worden aangelegd;

  • c.

    de plaatsing van lichtmasten bij de paardenbak uitsluitend is toegestaan indien dit geen lichthinder tot gevolg heeft;

  • d.

    een goede landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • e.

    de paardenbak een afmeting heeft van maximaal 20 x 40 meter;

  • f.

    de bouwhoogte van de paardenbak maximaal 1,50 meter bedraagt, uitgezonderd de hoogte van lichtmasten, die maximaal 5,00 meter bedraagt;

  • g.

    een paardenbak niet voor de voorgevelrooilijn gesitueerd mag worden;

  • h.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de verkeersveiligheid;

    • 4.

      de sociale veiligheid;

    • 5.

      de milieusituatie;

    • 6.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 7.

      de landschappelijke en/of natuurlijke en/of ecologische waarden;

    • 8.

      de waterstaatkundig en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.6.1 Vergunningplicht algemeen

Het is verboden op of in de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a.

    het aanleggen, verharden of verwijderen van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen of verwijderen van andere oppervlakteverhardingen, met dien verstande, dat ter plaatse van de aanduiding 'ecologische waarde' voor het aanleggen van containervelden geen vergunning kan worden verleend;

  • b.

    het scheuren van grasland en/of rietland;

  • c.

    het aanbrengen van (bovengrondse) leidingen, constructies, installaties en apparatuur;

  • d.

    het verrichten van exploitatieboringen;

  • e.

    het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen;

  • f.

    het wijzigen van de bodemstructuur, het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem met meer dan 0,20 meter;

  • g.

    het verwijderen van natuur- en landschapselementen;

  • h.

    het aanbrengen dan wel wijzigen van drainagesystemen;

  • i.

    het dempen van oppervlaktewater;

  • j.

    het vergraven van oevers;

  • k.

    het verleggen van watergangen.

6.6.2 Vergunningplicht ecologische hoofdstructuur

Het is verboden op of in de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden, ter plaatse van de aanduiding 'ecologische waarde', zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a.

    het aanbrengen van houtopstanden of opgaande beplantingen;

  • b.

    het aanpassen van het waterprofiel van sloten voor verhoogde afvoer;

  • c.

    het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van recreatief medegebruik.

6.6.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 6.6.1 en 6.6.2 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;

  • c.

    werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd;

  • d.

    werken of werkzaamheden die deel uitmaken van de activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van een beheersplan zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet.

6.6.4 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 6.6.1 kan alleen worden verleend indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 6.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

6.6.5 Inwinnen advies bevoegd waterschapsgezag

In de volgende gevallen vraagt het bevoegd gezag advies aan het ter plaatse bevoegde waterschapsgezag, alvorens de in artikel 6.6.1 genoemde vergunning te verlenen:

  • a.

    wanneer er sprake is van een toename van verhard oppervlak groter dan 750 m²;

  • b.

    wanneer gronden worden afgegraven met als doel permanent oppervlaktewater met een oppervlakte groter dan 750 m² te realiseren.

Artikel 7 Bedrijf

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    ter plaatse reeds legaal bestaande bedrijven, welke aanwezig zijn op het moment dat de beheersverordening in werking treedt;

  • b.

    bedrijven en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die staan vermeld bij milieucategorie 1 en 2, zoals die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 2 bij deze regels), met uitzondering van:

    • 1.

      geluidzoneringsplichtige inrichtingen, en;

    • 2.

      risicovolle inrichtingen;

  • c.

    een aannemersbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf ';

  • d.

    een botengaragebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - botengaragebedrijf';

  • e.

    een wetenschappelijke onderzoekslocatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - wetenschappelijke onderzoekslocatie';

  • f.

    elektriciteitsdistributie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - elektriciteitsdistributie';

  • g.

    uitsluitend een gebruiksgerichte paardenhouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - gebruiksgerichte paardenhouderij';

  • h.

    een gascompressorstation, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gascompressorstation';

  • i.

    een handel en reparatie in aanhangwagens, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handel en reparatie in aanhangwagens';

  • j.

    een handel in auto's en motorfietsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handel in auto's en motorfietsen';

  • k.

    een kraanverhuurbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kraanverhuurbedrijf';

  • l.

    een landbouwmechanisatiebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - landbouwmechanisatiebedrijf';

  • m.

    een loonwerker, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonwerker';

  • n.

    een mechanisatiebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - mechanisatiebedrijf';

  • o.

    een metaalbewerkingsbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerkingsbedrijf';

  • p.

    natuur- en landschapsbeheer, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - natuur- en landschapsbeheer';

  • q.

    publieke dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - publieke dienstverlening';

  • r.

    uitsluitend riet snijden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rietsnijder';

  • s.

    uitsluitend een tuincentrum ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum';

  • t.

    uitsluitend een rioolwaterzuivering, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rioolwaterzuivering';

  • u.

    een timmerbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerbedrijf';

  • v.

    een transportbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf';

  • w.

    een grondverzet-, aannemers- en transportbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - grondverzet-, aannemers- en transportbedrijf';

  • x.

    uitsluitend een kruidentuin voor natuurgeneeskunde, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tuin';

  • y.

    wonen in een bedrijfswoning, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten',

met daaraan ondergeschikt:

    • 1.

      hobbymatig agrarisch gebruik;

    • 2.

      horeca tot en met maximaal categorie 2 ten dienste van de bestemming, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2';

    • 3.

      horeca tot en met maximaal categorie 3 ten dienste van de bestemming, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 3';

    • 4.

      tuinen, erven en groenvoorzieningen;

    • 5.

      ontsluitings- en parkeervoorzieningen;

    • 6.

      water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 39.1.

7.2 Bouwregels

7.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van de in artikel 7.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    bedrijfswoningen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • c.

    de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • d.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 7.1 genoemde bestemming, waaronder ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - gebruiksgerichte paardenhouderij' ook begrepen paddocks, stapmolens en paardenbakken, zowel binnen als buiten de aanduiding ' bouwvlak';

met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.2.2 tot en met 7.2.5.

7.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van de bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a.

    ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' wordt het bouwvlak tot maximaal het aangeduide bebouwingspercentage bebouwd;

  • b.

    de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;

  • c.

    bedrijfsgebouwen worden met een kap van minimaal 15° afgedekt;

  • d.

    de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 5,00 meter;

  • e.

    de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 10,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de aangeduide maximale hoogte geldt.

7.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a.

    per bedrijf is slechts één bedrijfswoning toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' waar maximaal het aangeduide aantal bedrijfswoningen wordt gebouwd;

  • b.

    de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 600 m³, dan wel maximaal de bestaande inhoud indien deze groter is;

  • c.

    de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 3,50 meter, dan wel maximaal de bestaande goothoogte indien deze groter is;

  • d.

    de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 10,00 meter;

  • e.

    de bedrijfswoning wordt met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt.

7.2.4 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a.

    de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports, bedraagt maximaal 75 m²;

  • b.

    bijgebouwen worden uitsluitend gesitueerd op een afstand van minimaal 3,00 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;

  • c.

    bijgebouwen worden met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt;

  • d.

    de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;

  • e.

    de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

7.2.5 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a.

    de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van een carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte van een carport maximaal 20 m² bedraagt;

  • b.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 5,00 meter met dien verstande dat de hoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het vergroten van de inhoud van een bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 7.2.3 ten behoeve van het vergroten van de inhoud van een bedrijfswoning tot 750 m³, met dien verstande dat:

  • a.

    ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' de karakteristieke hoofdvorm van de oorspronkelijke bedrijfswoning behouden dient te blijven;

  • b.

    een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • c.

    de inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m³ mag bedragen;

  • d.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 4.

      de landschappelijke en/of archeologische waarden van de gronden;

    • 5.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

7.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 7.2.4 ten behoeve van een grotere bebouwde oppervlakte van bijgebouwen behorende bij een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a.

    er sprake dient te zijn van sloop van bijgebouwen, waarbij geldt dat maximaal 75% van de gesloopte oppervlakte aan bijgebouwen mag worden teruggebouwd;

  • b.

    na het slopen en terugbouwen van bijgebouwen het perceel voor maximaal 50% mag zijn bebouwd;

  • c.

    de grotere oppervlakte aan bijgebouwen bijdraagt aan versterking van de ruimtelijke kwaliteit;

  • d.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de verkeersveiligheid;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 5.

      de landschappelijke en/of archeologische waarden van de gronden;

    • 6.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

7.3.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verlagen van de dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 7.2.4 ten behoeve van het verlagen van de dakhelling van een bijgebouw tot 0°, met dien verstande dat:

  • a.

    een goede stedenbouwkundige inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • b.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 3.

      de landschappelijke waarden van de gronden.

7.4 Specifieke gebruiksregels

7.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    de vestiging van een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten anders dan bedoeld in artikel 7.1;

  • b.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, een en ander met uitzondering van parkeren ten behoeve van het op de bestemming gerichte gebruik;

  • c.

    wonen, anders dan in de bedrijfswoning;

  • d.

    zelfstandig kantoor;

  • e.

    mantelzorg in de bedrijfswoning en/of in de bijgebouwen;

  • f.

    een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de bijgebouwen, anders dan bedoeld in artikel 7.4.2;

  • g.

    detailhandel (o.a. perifere detailhandel en detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen);

  • h.

    shop-in-shop formules;

  • i.

    horeca;

  • j.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw. .

7.4.2 Aan huis gebonden beroepen

Een aan huis gebonden beroep is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    een aan huis verbonden beroep wordt uitsluitend uitgeoefend in de bedrijfswoning of de daarbij behorende bijgebouwen;

  • b.

    maximaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep;

  • c.

    de woonfunctie wordt in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;

  • d.

    er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;

  • e.

    er is slechts één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 cm;

  • f.

    het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;

  • g.

    in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein;

  • h.

    er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt;

  • i.

    buitenopslag en buitenactiviteiten zijn niet toegestaan;

  • j.

    er mag geen sprake zijn van een onevenredig verkeersaantrekkende werking.

7.4.3 Op- en overslag bij grondverzet-, aannemers- en transportbedrijf

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - grondverzet-, aannemers- en transportbedrijf' is aanverwante op- en overslag tot maximaal 500 m3 toegestaan, niet zijnde gevaarlijk afval in de zin van de Wet gevaarlijke afvalstoffen.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

7.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 7.4.1 ten behoeve van mantelzorg in de bedrijfswoning of in bestaande bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a.

    het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de bedrijfswoning en/of bestaande bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt, met dien verstande dat de maximale oppervlakte aan bijgebouwen niet meer mag bedragen dan het bepaalde in artikel 7.2.4

  • b.

    de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;

  • c.

    specifiek voor mantelzorg in bestaande vrijstaande bijgebouwen de volgende regels gelden;

    • 1.

      het vrijstaande bijgebouw dient binnen een afstand van 25,00 meter van de bedrijfswoning te zijn gesitueerd en een ruimtelijke eenheid te vormen met de woning;

    • 2.

      realisatie van de afhankelijke woonruimte binnen de bedrijfswoning inclusief de aangebouwde bijgebouwen niet mogelijk is;

    • 3.

      geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

      • -

        de verkeersveiligheid;

      • -

        het woon- en leefklimaat;

      • -

        de milieusituatie;

      • -

        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.5.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van naar aard gelijk te stellen bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 7.4.1, ten behoeve van het toestaan van naar hun aard met de toegelaten bedrijven gelijk te stellen bedrijven, met dien verstande dat:

  • a.

    de uitgeoefende bedrijfsactiviteiten niet zwaarder mogen zijn dan de bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 2, zoals die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 2 bij deze regels);

  • b.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het woon- en leefklimaat;

    • 2.

      de verkeersveiligheid;

    • 3.

      de milieusituatie;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • c.

    in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

7.5.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 7.4.1, ten behoeve van het gebruik voor detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen als nevenactiviteit naast de bedrijfsfunctie, met dien verstande dat:

  • a.

    een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • b.

    de oppervlakte van productiegebonden detailhandel bedraagt maximaal 10% van het brutovloeroppervlak, tot een maximum van 150 m²;

  • c.

    de oppervlakte van afhaalpunten van internetwinkels bedraagt maximaal 15 m², met dien verstande dat detailhandel anders dan in de aan het hoofdassortiment ondergeschikte artikelen niet is toegestaan;

  • d.

    etalages niet zijn toegestaan;

  • e.

    verkoop van etenswaren, dranken en genotsmiddelen niet is toegestaan;

  • f.

    in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;

  • g.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      de verkeersveiligheid;

    • 2.

      de milieusituatie;

    • 3.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 8 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg

8.1 Bestemmingsomschrijving

8.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    de opslag en verkoop van motorbrandstoffen inclusief lpg;

  • b.

    een handel in auto's en motorfietsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handel in auto's en motorfietsen';

  • c.

    wonen in een bedrijfswoning,

met daaraan ondergeschikt:

    • 1.

      detailhandel en horeca van categorie 1 in de vorm van een serviceshop van maximaal 150 m²;

    • 2.

      een wasstraat;

    • 3.

      groenvoorzieningen;

    • 4.

      ontsluitings- en parkeervoorzieningen;

    • 5.

      water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

8.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 39.1.

8.2 Bouwregels

8.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van de in artikel 8.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    bedrijfswoningen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • c.

    de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • d.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 8.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding ' bouwvlak';

met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.2.2 tot en met 8.2.5.

8.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van de bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a.

    ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' wordt het bouwvlak tot maximaal het aangeduide bebouwingspercentage bebouwd;

  • b.

    bedrijfsgebouwen worden met een kap van minimaal 15° afgedekt;

  • c.

    de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 5,00 meter;

  • d.

    de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 10,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de aangeduide maximale hoogte geldt.

8.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a.

    per bedrijf is slechts één bedrijfswoning toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' waar maximaal het aangeduide aantal bedrijfswoningen wordt gebouwd;

  • b.

    de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 600 m³, dan wel maximaal de bestaande inhoud indien deze groter is;

  • c.

    de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 3,50 meter, dan wel maximaal de bestaande goothoogte indien deze groter is;

  • d.

    de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 10,00 meter;

  • e.

    de bedrijfswoning wordt met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt.

8.2.4 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a.

    de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports, bedraagt maximaal 75 m²;

  • b.

    bijgebouwen worden uitsluitend gesitueerd op een afstand van minimaal 3,00 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;

  • c.

    bijgebouwen worden met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt;

  • d.

    de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;

  • e.

    de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

8.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a.

    de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van een carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte van een carport maximaal 20 m² bedraagt;

  • b.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 5,00 meter met dien verstande dat de hoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt.

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het vergroten van de inhoud van een bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.3 ten behoeve van het vergroten van de inhoud van een bedrijfswoning tot 750 m³, met dien verstande dat:

  • a.

    ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' de karakteristieke hoofdvorm van de oorspronkelijke bedrijfswoning behouden dient te blijven;

  • b.

    een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • c.

    de inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m³ mag bedragen;

  • d.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 4.

      de landschappelijke en/of archeologische waarden van de gronden;

    • 5.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

8.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.4 ten behoeve van een grotere bebouwde oppervlakte van bijgebouwen behorende bij een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a.

    er sprake dient te zijn van sloop van bijgebouwen, waarbij geldt dat maximaal 75% van de gesloopte oppervlakte aan bijgebouwen mag worden teruggebouwd;

  • b.

    na het slopen en terugbouwen van bijgebouwen het perceel voor maximaal 50% mag zijn bebouwd;

  • c.

    de grotere oppervlakte aan bijgebouwen bijdraagt aan versterking van de ruimtelijke kwaliteit;

  • d.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de verkeersveiligheid;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 5.

      de landschappelijke en/of archeologische waarden van de gronden;

    • 6.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

8.3.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verlagen van de dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.4 ten behoeve van het verlagen van de dakhelling van een bijgebouw tot 0°, met dien verstande dat:

  • a.

    een goede stedenbouwkundige inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • b.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 3.

      de landschappelijke waarden van de gronden.

8.4 Specifieke gebruiksregels

8.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, een en ander met uitzondering van parkeren ten behoeve van het op de bestemming gerichte gebruik;

  • b.

    detailhandel, anders dan bedoeld in artikel 8.1;

  • c.

    horeca, anders dan bedoeld in artikel 8.1;

  • d.

    uitstalling ten behoeve van een serviceshop van meer dan 10 m²;

  • e.

    de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie;

  • f.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

8.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 8.4.1 ten behoeve van mantelzorg in de bedrijfswoning of in bestaande bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a.

    het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de bedrijfswoning en/of bestaande bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt, met dien verstande dat de maximale oppervlakte aan bijgebouwen niet meer mag bedragen dan het bepaalde in artikel 8.2.4

  • b.

    de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;

  • c.

    specifiek voor mantelzorg in bestaande vrijstaande bijgebouwen de volgende regels gelden;

    • 1.

      het vrijstaande bijgebouw dient binnen een afstand van 25,00 meter van de bedrijfswoning te zijn gesitueerd en een ruimtelijke eenheid te vormen met de woning;

    • 2.

      realisatie van de afhankelijke woonruimte binnen de bedrijfswoning inclusief de aangebouwde bijgebouwen niet mogelijk is;

    • 3.

      geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

      • -

        de verkeersveiligheid;

      • -

        het woon- en leefklimaat;

      • -

        de milieusituatie;

      • -

        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

8.5.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van naar aard gelijk te stellen bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 8.4.1, ten behoeve van het toestaan van naar hun aard met de toegelaten bedrijven gelijk te stellen bedrijven, met dien verstande dat:

  • a.

    de uitgeoefende bedrijfsactiviteiten niet zwaarder mogen zijn dan de bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 2, zoals die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 2 bij deze regels);

  • b.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het woon- en leefklimaat;

    • 2.

      de verkeersveiligheid;

    • 3.

      de milieusituatie;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • c.

    in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

8.5.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 8.4.1, ten behoeve van het gebruik voor detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen als nevenactiviteit naast de bedrijfsfunctie, met dien verstande dat:

  • a.

    een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • b.

    de oppervlakte van productiegebonden detailhandel bedraagt maximaal 10% van het brutovloeroppervlak, tot een maximum van 150 m²;

  • c.

    de oppervlakte van afhaalpunten van internetwinkels bedraagt maximaal 15 m², met dien verstande dat detailhandel anders dan in de aan het hoofdassortiment ondergeschikte artikelen niet is toegestaan;

  • d.

    etalages niet zijn toegestaan;

  • e.

    verkoop van etenswaren, dranken en genotsmiddelen niet is toegestaan;

  • f.

    in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;

  • g.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      de verkeersveiligheid;

    • 2.

      de milieusituatie;

    • 3.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 9 Bedrijf - Waterwingebied

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf - Waterwingebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    het behoud van de kwaliteit van het grondwater als onderdeel van de drinkwatervoorziening;

  • b.

    een drinkwaterwinningsbedrijf;

  • c.

    wonen in een bedrijfswoning,

met daaraan ondergeschikt:

    • 1.

      extensief agrarisch medegebruik, waaronder rietteelt;

    • 2.

      extensief recreatief en educatief medegebruik;

    • 3.

      tuinen, erven en groenvoorzieningen;

    • 4.

      ontsluitings- en parkeervoorzieningen;

    • 5.

      water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

9.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 39.1.

9.2 Bouwregels

9.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Waterwingebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van de in artikel 9.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    bedrijfswoningen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • c.

    de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • d.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 9.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding ' bouwvlak';

met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.2.2 tot en met 9.2.5.

9.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van de bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a.

    ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' wordt het bouwvlak tot maximaal het aangeduide bebouwingspercentage bebouwd;

  • b.

    de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;

  • c.

    bedrijfsgebouwen worden met een kap van minimaal 15° afgedekt;

  • d.

    de goothoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal 4,50 meter;

  • e.

    de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal 12,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de aangeduide maximale hoogte geldt.

9.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a.

    per bedrijf is slechts één bedrijfswoning toegestaan;

  • b.

    de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 600 m³, dan wel maximaal de bestaande inhoud indien deze groter is;

  • c.

    de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 3,50 meter, dan wel maximaal de bestaande inhoud indien deze groter is;

  • d.

    de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 10,00 meter;

  • e.

    de bedrijfswoning wordt met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt.

9.2.4 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a.

    de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports, bedraagt maximaal 75 m²;

  • b.

    bijgebouwen worden uitsluitend gesitueerd op een afstand van minimaal 3,00 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;

  • c.

    bijgebouwen worden met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt;

  • d.

    de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;

  • e.

    de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

9.2.5 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a.

    de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van een carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte van een carport maximaal 20 m² bedraagt;

  • b.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 10,00 meter met dien verstande dat de hoogte van erfafscheidingen maximaal 2,00 meter bedraagt.

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het vergroten van het bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 9.2.2 ten behoeve van het verhogen van het bebouwingspercentage met maximaal 15%, met dien verstande dat:

  • a.

    de kwaliteit van het grondwater niet wordt geschaad;

  • b.

    een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • c.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 4.

      de landschappelijke en/of archeologische waarden van de gronden;

    • 5.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

9.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het vergroten van de inhoud van een bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 9.2.3 ten behoeve van het vergroten van de inhoud van een bedrijfswoning tot 750 m³, met dien verstande dat:

  • a.

    de kwaliteit van het grondwater niet wordt geschaad;

  • b.

    een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • c.

    de inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m³ mag bedragen;

  • d.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 4.

      de landschappelijke en/of archeologische waarden van de gronden;

    • 5.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

9.3.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 9.2.4 ten behoeve van een grotere bebouwde oppervlakte van bijgebouwen behorende bij een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a.

    de kwaliteit van het grondwater niet wordt geschaad;

  • b.

    er sprake dient te zijn van sloop van bijgebouwen, waarbij geldt dat maximaal 75% van de gesloopte oppervlakte aan bijgebouwen mag worden teruggebouwd;

  • c.

    na het slopen en terugbouwen van bijgebouwen het perceel voor maximaal 50% mag zijn bebouwd;

  • d.

    de grotere oppervlakte aan bijgebouwen bijdraagt aan versterking van de ruimtelijke kwaliteit;

  • e.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de verkeersveiligheid;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 5.

      de landschappelijke en/of archeologische waarden van de gronden;

    • 6.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

9.3.4 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verlagen van de dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 9.2.4 ten behoeve van het verlagen van de dakhelling van een bijgebouw tot 0°, met dien verstande dat:

  • a.

    een goede stedenbouwkundige inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • b.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 3.

      de landschappelijke waarden van de gronden.

9.4 Specifieke gebruiksregels

9.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    de vestiging van een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten anders dan bedoeld in artikel 9.1;

  • b.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, een en ander met uitzondering van parkeren ten behoeve van het op de bestemming gerichte gebruik;

  • c.

    wonen, anders dan in de bedrijfswoning;

  • d.

    zelfstandig kantoor;

  • e.

    mantelzorg in de bedrijfswoning en/of in de bijgebouwen;

  • f.

    een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de bijgebouwen, anders dan bedoeld in artikel 9.4.2;

  • g.

    agrarisch bedrijf;

  • h.

    verblijfsrecreatie;

  • i.

    detailhandel (o.a. perifere detailhandel en detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen);

  • j.

    shop-in-shop formules;

  • k.

    horeca;

  • l.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

9.4.2 Aan huis gebonden beroepen

Een aan huis gebonden beroep is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    een aan huis verbonden beroep wordt uitsluitend uitgeoefend in de bedrijfswoning of de daarbij behorende bijgebouwen;

  • b.

    maximaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep;

  • c.

    de woonfunctie wordt in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;

  • d.

    er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;

  • e.

    er is slechts één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 cm;

  • f.

    het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;

  • g.

    in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein;

  • h.

    er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt;

  • i.

    buitenopslag en buitenactiviteiten zijn niet toegestaan;

  • j.

    er mag geen sprake zijn van een onevenredig verkeersaantrekkende werking.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

9.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 9.4.1 ten behoeve van mantelzorg in de bedrijfswoning of in bestaande bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a.

    het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de bedrijfswoning en/of bestaande bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt, met dien verstande dat de maximale oppervlakte aan bijgebouwen niet meer mag bedragen dan het bepaalde in artikel 9.2.4;

  • b.

    de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;

  • c.

    specifiek voor mantelzorg in bestaande vrijstaande bijgebouwen de volgende regels gelden;

    • 1.

      het vrijstaande bijgebouw dient binnen een afstand van 25,00 meter van de bedrijfswoning te zijn gesitueerd en een ruimtelijke eenheid te vormen met de woning;

    • 2.

      realisatie van de afhankelijke woonruimte binnen de bedrijfswoning inclusief de aangebouwde bijgebouwen niet mogelijk is;

    • 3.

      geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

      • -

        de verkeersveiligheid;

      • -

        het woon- en leefklimaat;

      • -

        de milieusituatie;

      • -

        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Bos

10.1 Bestemmingsomschrijving

10.1.1 Algemeen

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    instandhouding en ontwikkeling van aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;

  • b.

    behoud en ontwikkeling van ecologische waarden;

  • c.

    bosexploitatie;

  • d.

    recreatief medegebruik;

  • e.

    water en waterhuishoudkundige voorzieningen,

met daaraan ondergeschikt:

    • 1.

      agrarisch medegebruik, waaronder rietteelt;

    • 2.

      beschoeiingen;

    • 3.

      parkeervoorzieningen.

10.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 39.1

10.2 Bouwregels

10.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Bos' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Bos' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor zover het niet betreft overkappingen, ten behoeve van de in artikel 10.1 genoemde bestemming, waaronder begrepen bouwwerken, geen gebouw zijnde:

  • a.

    noodzakelijk met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer;

  • b.

    ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;

  • c.

    behorende tot de recreatieve voorzieningen, zoals recreatieve bewegwijzering, informatieborden en kleinschalige uitzicht- en rustpunten;

  • d.

    behorende tot het straatmeubilair;

  • e.

    ten behoeve van onder- en/of bovengrondse voorzieningen voor de opvang en buffering van water,

en een paardenbak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' onder de voorwaarden dat:

    • 1.

      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 2,50 meter bedraagt, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 1,00 meter bedraagt.

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van gebouwen ten dienste van de bestemming

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 10.2.2, ten behoeve van:

  • a.

    gebouwen en overkappingen ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de oppervlakte maximaal 10 m² bedraagt en de hoogte maximaal 6,00 meter bedraagt;

  • b.

    observatiehutten voor natuur- en educatieve doeleinden, met dien verstande dat de oppervlakte per hut maximaal 10 m² bedraagt en de hoogte maximaal 10,00 meter bedraagt;

  • c.

    nestpalen, met dien verstande dat de hoogte maximaal 10,00 meter bedraagt;

onder de voorwaarden dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      de verkeersveiligheid;

    • 2.

      de milieusituatie;

    • 3.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 4.

      de landschappelijke en/of natuurlijke waarden en/of archeologische waarden van de gronden;

    • 5.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

10.4 Specifieke gebruiksregels

10.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    de stalling en opslag van aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;

  • b.

    het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie;

  • c.

    het gebruik van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden;

  • d.

    het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;

  • e.

    het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinde

10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Bos' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a.

    het wijzigen van de bodemstructuur, het ophogen, afgraven en egaliseren van gronden met meer dan 0,20 meter;

  • b.

    het aanbrengen van opgaande beplantingen, zoals bosschages, houtwallen en singels;

  • c.

    het verwijderen van opgaande;

  • d.

    het dempen, graven en/of uitdiepen van sloten, vaarten, poelen en daarmee gelijk te stellen waterpartijen;

  • e.

    het aanbrengen van walbeschoeiingen, niet zijnde bouwwerken;

  • f.

    het aanleggen van eenhelofytenfilter;

  • g.

    het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van recreatief medegebruik;

  • h.

    het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- en / of telecommunicatieleidingen, exclusief drainage systemen en met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet;

  • i.

    het verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

  • j.

    het aanbrengen dan wel wijzigen van drainage systemen;

  • k.

    het verrichten van exploratieboringen en / of seismologisch onderzoek.

  • l.

    het aanpassen van het waterprofiel van sloten voor verhoogde afvoer.

10.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 10.5.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen;

  • c.

    werken of werkzaamheden die deel uitmaken van de activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van een beheersplan zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet, welke is vastgesteld door gedeputeerde staten of het ministerie en daarmee in overeenstemming is bevonden;

  • d.

    werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

10.5.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 10.5.1 kan alleen worden verleend indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 10.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

10.5.4 Inwinnen advies bevoegd waterschapsgezag

In de volgende gevallen vraagt het bevoegd gezag advies aan het ter plaatse bevoegde waterschapsgezag, alvorens de in artikel10.5.1 genoemde vergunning te verlenen:

  • a.

    wanneer er sprake is van een toename van verhard oppervlak groter dan 750 m²;

  • b.

    wanneer gronden worden afgegraven met als doel permanent oppervlaktewater met een oppervlakte groter dan 750 m² te realiseren.

Artikel 11 Cultuur en ontspanning

11.1 Bestemmingsomschrijving

11.1.1 Algemeen

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    een indoor- en outdoorsportcentrum met orthopedagogiepraktijk, met daaraan ondergeschikt horeca tot en met maximaal categorie 3 ten dienste van de bestemming met een oppervlakte van maximaal 300 m², uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum';

  • b.

    een dierentuin, annex vogelpark met een kinderboerderij en speeltuin, met daaraan ondergeschikt horeca tot en met maximaal categorie 3 ten dienste van de bestemming, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dierentuin';

  • c.

    een museum en dagrecreatieve activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 1', met daaraan ondergeschikt horeca tot en met maximaal categorie 3 ten dienste van de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'horeca', met dien verstande dat de dagrecreatieve activiteiten uitsluitend in gebouwen zijn toegestaan;

  • d.

    een museum en verblijf in een recreatiewoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'museum';

  • e.

    een theeschenkerij, galerie en verblijf in een recreatiewoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 2';

  • f.

    een theeschenkerij, galerie en educatief centrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 3'; Hier is horeca van categorie 2 toegestaan;

  • g.

    wonen in een bedrijfswoning,

met daaraan ondergeschikt:

    • 1.

      detailhandel ten dienste van de bestemming;

    • 2.

      kantoor ten dienste van de bestemming;

    • 3.

      ontsluitings- en parkeervoorzieningen;

    • 4.

      tuinen, erven en groenvoorzieningen;

    • 5.

      water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

11.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 39.1.

11.2 Bouwregels

11.2.1 Algemeen

Op de voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van de in artikel 11.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    bedrijfswoningen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • c.

    de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • d.

    recreatiewoningen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak', ter plaatse van de aanduidingen 'museum' en 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 2';

  • e.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 11.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van het bepaalde in artikel 11.2.2 tot en met 11.2.6.

11.2.2 Gebouwen, geen woning zijnde

Voor het bouwen van de gebouwen, geen woning zijnde gelden de volgende regels:

  • a.

    ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' wordt het bouwvlak tot maximaal het aangeduide bebouwingspercentage bebouwd;

  • b.

    de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;

  • c.

    gebouwen worden met een kap van minimaal 15° afgedekt;

  • d.

    de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal 4,50 meter , met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;

  • e.

    de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 12,00 meter bedraagt, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt.

11.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a.

    per bedrijf is slechts één bedrijfswoning toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' waar maximaal het aangeduide aantal bedrijfswoningen wordt gebouwd;

  • b.

    de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 600 m³, dan wel maximaal de bestaande inhoud indien deze groter is;

  • c.

    de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 3,50 meter dan wel maximaal de bestaande goothoogte indien deze groter is;

  • d.

    de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 8,00 meter;

  • e.

    de bedrijfswoning wordt met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt.

11.2.4 Recreatiewoning (incl. bijgebouwen)

Voor het bouwen van een recreatiewoning gelden de volgende regels:

  • a.

    het aantal recreatiewoningen dat wordt gebouwd bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen' aangeduide aantal recreatiewoningen;

  • b.

    de inhoud van een recreatiewoning bedraagt, inclusief aangebouwde berging en kelders maximaal 300 m³;

  • c.

    de goothoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 3,00 meter;

  • d.

    de bouwhoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 6,50 meter;

  • e.

    de onderlinge afstand tussen recreatiewoningen bedraagt minimaal 6,00 meter;

  • f.

    bij een recreatiewoning zijn geen vrijstaande bijgebouwen toegestaan.

11.2.5 Bijgebouwen bij bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a.

    de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports, bedraagt maximaal 75 m²;

  • b.

    bijgebouwen worden uitsluitend gesitueerd op een afstand van minimaal 3,00 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;

  • c.

    bijgebouwen worden met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt;

  • d.

    de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;

  • e.

    de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

11.2.6 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen;

  • b.

    de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van een carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte van een carport maximaal 20 m² bedraagt;

  • c.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 10,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt

11.3 Afwijken van de bouwregels

11.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 14.2.3 ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a.

    een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • b.

    de inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m³ mag bedragen;

  • c.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 4.

      de landschappelijke en/of archeologische waarden van de gronden;

    • 5.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

11.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van vergroten oppervlakte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 11.2.5 ten behoeve van het vergroten van de bebouwde oppervlakte van bijgebouwen behorende bij een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a.

    er sprake dient te zijn van sloop van bijgebouwen, waarbij geldt dat maximaal 75% van de gesloopte oppervlakte aan bijgebouwen mag worden teruggebouwd;

  • b.

    na het slopen en terugbouwen van bijgebouwen het perceel voor maximaal 50% mag zijn bebouwd;

  • c.

    de grotere oppervlakte aan bijgebouwen bijdraagt aan versterking van de ruimtelijke kwaliteit;

  • d.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de verkeersveiligheid;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 5.

      de landschappelijke en/of archeologische waarden van de gronden;

    • 6.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

11.3.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verlagen van de dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 11.2.2, 11.2.3 en 11.2.5 ten behoeve van het verlagen van de dakhelling van een gebouw tot 0°, met dien verstande dat:

  • a.

    een goede stedenbouwkundige inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • b.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 3.

      de landschappelijke waarden van de gronden.

11.4 Specifieke gebruiksregels

11.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    dagrecreatieve activiteiten anders dan bedoeld in artikel 11.1 en ter plaatse van de aanduiding 'museum', dagrecreatieve activiteiten buiten de gebouwen;

  • b.

    de vestiging van een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten anders dan bedoeld in artikel 11.1;

  • c.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, een en ander met uitzondering van parkeren ten behoeve van het op de bestemming gerichte gebruik;

  • d.

    verblijfsrecreatie;

  • e.

    mantelzorg in de bedrijfswoning en/of in de bijgebouwen;

  • f.

    een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de bijgebouwen, anders dan bedoeld in artikel 11.4.2;

  • g.

    horeca, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'horeca';

  • h.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

11.4.2 Aan huis gebonden beroepen

Een aan huis gebonden beroep is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    een aan huis verbonden beroep uitsluitend wordt uitgeoefend in de bedrijfswoning of de daarbij behorende bijgebouwen;

  • b.

    maximaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep;

  • c.

    de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;

  • d.

    er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;

  • e.

    er is slechts één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 cm;

  • f.

    het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;

  • g.

    in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein;

  • h.

    er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt;

  • i.

    buitenopslag en buitenactiviteiten zijn niet toegestaan;

  • j.

    er mag geen sprake zijn van een onevenredig verkeersaantrekkende werking.

11.5 Afwijken van de gebruiksregels

11.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 11.4.1 ten behoeve van mantelzorg in de bedrijfswoning of in bestaande bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a.

    het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de bedrijfswoning en/of bestaande bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt, met dien verstande dat de maximale oppervlakte aan bijgebouwen niet meer mag bedragen dan het bepaalde in artikel 11.2.5

  • b.

    de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;

  • c.

    specifiek voor mantelzorg in bestaande vrijstaande bijgebouwen de volgende regels gelden;

    • 1.

      het vrijstaande bijgebouw dient binnen een afstand van 25,00 meter van de bedrijfswoning te zijn gesitueerd en een ruimtelijke eenheid te vormen met de woning;

    • 2.

      realisatie van de afhankelijke woonruimte binnen de bedrijfswoning inclusief de aangebouwde bijgebouwen niet mogelijk is;

    • 3.

      geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

      • -

        de verkeersveiligheid;

      • -

        het woon- en leefklimaat;

      • -

        de milieusituatie;

      • -

        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.5.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van complementaire daghoreca

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 11.4.1 ten behoeve van het gebruik voor complementaire daghoreca in bestaande gebouwen, met dien verstande dat:

  • a.

    een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • b.

    de horecavloeroppervlakte, inclusief de oppervlakte ten behoeve van een terras, maximaal 100 m² bedraagt;

  • c.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de verkeersveiligheid;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 5.

      de landschappelijke waarden waarden van de gronden;

    • 6.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden;

  • d.

    in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

11.5.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van minicampings

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 11.4, ten behoeve van een minicamping, met dien verstande dat:

  • a.

    het aantal minicampings binnen de gemeente niet meer dan 50 bedraagt;

  • b.

    nieuwe minicampings in het Natura 2000 gebied (ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone natura 2000') en EHS gebieden niet mogelijk zijn;

  • c.

    het aantal kampeerplaatsen maximaal 15 bedraagt;

  • d.

    uitsluitend kampeermiddelen mogen worden geplaatst;

  • e.

    een goede landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • f.

    de oppervlakte van een kampeerplaats minimaal 80 m² bedraagt;

  • g.

    de afstand van de minicamping tot de perceelsgrens met aangrenzende woningen met een woonbestemming minimaal 25 meter bedraagt;

  • h.

    het kamperen niet plaatsvindt tussen 1 november en 15 maart;

  • i.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de verkeersveiligheid;

    • 4.

      de sociale veiligheid;

    • 5.

      de milieusituatie;

    • 6.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 7.

      de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden;

    • 8.

      de waterstaatkundig en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden;

  • j.

    in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein.

Artikel 12 Gemengd

12.1 Bestemmingsomschrijving

12.1.1 Algemeen

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    een leef-, woon- en werkgemeenschap met gastenverblijf en groepskamperen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1'

  • b.

    een recreatiecentrum met conferentieoord, hotel, zwembad, tennisbaan en recreatiewoningen, met daaraan ondergeschikt horeca tot en met maximaal categorie 4 ten dienste van de bestemming, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 2';

  • c.

    een conferentieoord met hotel, recreatiewoningen en groepsaccommodaties, met daaraan ondergeschikt horeca tot en met maximaal categorie 3 ten dienste van de bestemming, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 3',

  • d.

    wonen in een bedrijfswoning,

met daaraan ondergeschikt:

    • 1.

      voorzieningen ten behoeve van het beheer, onderhoud en dienstverlening, zoals een receptie, kampwinkel, bergruimte, sanitaire voorzieningen en sport- en spelvoorzieningen;

    • 2.

      tuinen, erven en groenvoorzieningen;

    • 3.

      ontsluitings- en parkeervoorzieningen;

    • 4.

      water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

12.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 39.1.

12.2 Bouwregels

12.2.1 Algemeen

Op de voor 'Gemengd' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van de in artikel 12.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    bedrijfswoningen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • c.

    de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • d.

    recreatiewoningen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van gemengd - 2' en 'specifieke vorm van gemengd - 3';

  • e.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 12.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van het bepaalde in artikel 12.2.2 tot en met 12.2.6.

12.2.2 Gebouwen, geen woning zijnde

Voor het bouwen van de gebouwen, geen bedrijfs- of recreatiewoning zijnde gelden de volgende regels:

  • a.

    ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' wordt het bouwvlak tot maximaal tot het aangeduide bebouwingspercentage bebouwd;

  • b.

    ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 3' worden maximaal 4 groepsaccommodaties gebouwd;

  • c.

    de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;

  • d.

    bedrijfsgebouwen worden met een kap van minimaal 15° afgedekt;

  • e.

    de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 10,00 meter;

  • f.

    bedrijfsgebouwen worden in maximaal 3 bouwlagen gebouwd.

12.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a.

    per bedrijf is slechts één bedrijfswoning toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' waar maximaal het aangeduide aantal bedrijfswoningen wordt gebouwd;

  • b.

    de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 600 m³, dan wel maximaal de bestaande inhoud indien deze groter is;

  • c.

    de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 3,50 meter, dan wel maximaal de bestaande goothoogte indien deze groter is;

  • d.

    de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 8,00 meter;

  • e.

    de bedrijfswoning wordt met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt.

12.2.4 Recreatiewoning (incl. bijgebouwen)

Voor het bouwen van een recreatiewoning gelden de volgende regels:

  • a.

    het aantal recreatiewoningen dat wordt gebouwd bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen' aangeduide aantal recreatiewoningen;

  • b.

    de inhoud van een recreatiewoning bedraagt, inclusief aangebouwde berging en kelders maximaal 300 m³;

  • c.

    de goothoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 3,00 meter;

  • d.

    de bouwhoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 6,50 meter;

  • e.

    de onderlinge afstand tussen recreatiewoningen bedraagt minimaal 6,00 meter;

  • f.

    bij een recreatiewoning zijn geen vrijstaande bijgebouwen toegestaan.

12.2.5 Bijgebouwen bij bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a.

    de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports, bedraagt maximaal 75 m²;

  • b.

    bijgebouwen worden uitsluitend gesitueerd op een afstand van minimaal 3,00 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;

  • c.

    bijgebouwen worden met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt;

  • d.

    de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;

  • e.

    de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

12.2.6 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen;

  • b.

    de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van een carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte van een carport maximaal 20 m² bedraagt;

  • c.

    de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 10,00 meter, met dien verstande dat de hoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedraagt.

12.3 Afwijken van de bouwregels

12.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het vergroten van de inhoud van een bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.3 ten behoeve van het vergroten van de inhoud van een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a.

    ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' de karakteristieke hoofdvorm van de oorspronkelijke bedrijfswoning behouden dient te blijven;

  • b.

    een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • c.

    de inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m³ mag bedragen;

  • d.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 4.

      de landschappelijke en/of archeologische waarden van de gronden;

    • 5.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

12.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 12.2.5 ten behoeve van een grotere bebouwde oppervlakte van bijgebouwen behorende bij een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a.

    er sprake dient te zijn van sloop van bijgebouwen, waarbij geldt dat maximaal 75% van de gesloopte oppervlakte aan bijgebouwen mag worden teruggebouwd;

  • b.

    na het slopen en terugbouwen van bijgebouwen het perceel voor maximaal 50% mag zijn bebouwd;

  • c.

    de grotere oppervlakte aan bijgebouwen bijdraagt aan versterking van de ruimtelijke kwaliteit;

  • d.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de verkeersveiligheid;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 5.

      de landschappelijke en/of archeologische waarden van de gronden;

    • 6.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

12.3.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van een grotere goothoogte van een bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 12.2.3 ten behoeve van het vergroten van de goothoogte van de bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a.

    een goede stedenbouwkundige inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • b.

    de goothoogte van de bedrijfswoning maximaal 5,50 meter bedraagt;

  • c.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 4.

      de landschappelijke waarden van de gronden;

    • 5.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

12.3.4 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verlagen van de dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 12.2.2, 12.2.3, 12.2.5 en 12.2.4 ten behoeve van het verlagen van de dakhelling van een gebouw tot 0°, met dien verstande dat:

  • a.

    een goede stedenbouwkundige inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • b.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 3.

      de landschappelijke waarden van de gronden

12.4 Specifieke gebruiksregels

12.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:

  • a.

    de vestiging van een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten anders dan bedoeld in artikel 12.1

  • b.

    het uitoefenen van agrarische bedrijfsactiviteiten;

  • c.

    permanente bewoning, anders dan in een bedrijfswoning;

  • d.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, een en ander met uitzondering van parkeren ten behoeve van het op de bestemming gerichte gebruik;

  • e.

    verblijfsrecreatie, anders dan bedoeld in artikel 12.1;

  • f.

    mantelzorg in de bedrijfswoning en/of in de bijgebouwen;

  • g.

    een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de bijgebouwen, anders dan bedoeld in artikel 12.4.2;

  • h.

    detailhandel;

  • i.

    horeca, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 5';

  • j.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

12.4.2 Aan huis gebonden beroepen

Een aan huis gebonden beroep is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    een aan huis verbonden beroep uitsluitend wordt uitgeoefend in de bedrijfswoning of de daarbij behorende bijgebouwen;

  • b.

    maximaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep;

  • c.

    de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;

  • d.

    er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;

  • e.

    er is slechts één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 cm;

  • f.

    het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;

  • g.

    in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein;

  • h.

    er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt;

  • i.

    buitenopslag en buitenactiviteiten zijn niet toegestaan;

  • j.

    er mag geen sprake zijn van een onevenredig verkeersaantrekkende werking.

12.5 Afwijken van de gebruiksregels

12.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 12.4.1 ten behoeve van mantelzorg in de bedrijfswoning of in bestaande bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a.

    het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de bedrijfswoning en/of bestaande bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt, met dien verstande dat de maximale oppervlakte aan bijgebouwen niet meer mag bedragen dan het bepaalde in artikel 12.2.5

  • b.

    de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;

  • c.

    specifiek voor mantelzorg in bestaande vrijstaande bijgebouwen de volgende regels gelden;

    • 1.

      het vrijstaande bijgebouw dient binnen een afstand van 25,00 meter van de bedrijfswoning te zijn gesitueerd en een ruimtelijke eenheid te vormen met de woning;

    • 2.

      realisatie van de afhankelijke woonruimte binnen de bedrijfswoning inclusief de aangebouwde bijgebouwen niet mogelijk is;

    • 3.

      geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

      • -

        de verkeersveiligheid;

      • -

        het woon- en leefklimaat;

      • -

        de milieusituatie;

      • -

        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 13 Horeca

13.1 Bestemmingsomschrijving

13.1.1 Algemeen

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    horeca van categorie 1 en 2;

  • b.

    horeca van categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';

  • c.

    wonen in een bedrijfswoning,

met daaraan ondergeschikt:

    • 1.

      terrassen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras';

    • 2.

      tuinen, erven en groenvoorzieningen;

    • 3.

      ontsluitings- en parkeervoorzieningen;

    • 4.

      water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 39.1.

13.2 Bouwregels

13.2.1 Algemeen

Op de voor 'Horeca' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van de in artikel 13.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    bedrijfswoningen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • c.

    de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • d.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 13.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van het bepaalde in artikel 13.2.2 tot en met 13.2.5.

13.2.2 Gebouwen, geen woning zijnde

Voor het bouwen van de gebouwen, geen woning zijnde gelden de volgende regels:

  • a.

    ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' wordt het bouwvlak tot maximaal het aangeduide bebouwingspercentage bebouwd;

  • b.

    de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;

  • c.

    bedrijfsgebouwen worden met een kap van minimaal 15° afgedekt;

  • d.

    de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 5,00 meter;

  • e.

    de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 10,00 meter, dan wel maximaal de bestaande bouwhoogte indien deze groter is.

13.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a.

    per bedrijf is slechts één bedrijfswoning toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' waar maximaal het aangeduide aantal bedrijfswoningen wordt gebouwd;

  • b.

    de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 600 m³, dan wel maximaal de bestaande inhoud indien deze groter is;

  • c.

    de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 3,50 meter, dan wel maximaal de bestaande goothoogte indien deze groter is;

  • d.

    de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 8,00 meter;

  • e.

    de bedrijfswoning wordt met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt.

13.2.4 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a.

    de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports, bedraagt maximaal 75 m²;

  • b.

    bijgebouwen worden uitsluitend gesitueerd op een afstand van minimaal 3,00 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;

  • c.

    bijgebouwen worden met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt;

  • d.

    de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;

  • e.

    de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

13.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen en overkappingen;

  • b.

    de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van een carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte van een carport maximaal 20 m² bedraagt;

  • c.

    de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 6 ,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt.

13.3 Afwijken van de bouwregels

13.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het vergroten van de inhoud van een bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 13.2.3 ten behoeve van het vergroten van de inhoud van een bedrijfswoning tot 750 m³, met dien verstande dat:

  • a.

    ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' de karakteristieke hoofdvorm van de oorspronkelijke bedrijfswoning behouden dient te blijven;

  • b.

    een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • c.

    de inhoud van de bedrijfswoning maximaal 750 m³ mag bedragen;

  • d.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 4.

      de landschappelijke en/of archeologische waarden van de gronden;

    • 5.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

13.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verlagen van de dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 13.2.2, 13.2.3 en 13.2.4, ten behoeve van het verlagen van de dakhelling van een gebouw tot 0°, met dien verstande dat:

  • a.

    een goede stedenbouwkundige inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • b.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 3.

      de landschappelijke waarden van de gronden.

13.4 Specifieke gebruiksregels

13.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    de vestiging van een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten anders dan bedoeld in artikel 13.1

  • b.

    het uitoefenen van agrarische bedrijfsactiviteiten;

  • c.

    permanente bewoning, anders dan in een bedrijfswoning;

  • d.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, een en ander met uitzondering van parkeren ten behoeve van het op de bestemming gerichte gebruik;

  • e.

    verblijfsrecreatie, anders dan bedoeld in artikel 13.1;

  • f.

    mantelzorg in de bedrijfswoning en/of in de bijgebouwen;

  • g.

    een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de bijgebouwen, anders dan bedoeld in artikel 13.4.2;

  • h.

    detailhandel;

  • i.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

13.4.2 Aan huis gebonden beroepen

Een aan huis gebonden beroep is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    een aan huis verbonden beroep uitsluitend wordt uitgeoefend in de bedrijfswoning of de daarbij behorende bijgebouwen;

  • b.

    maximaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep;

  • c.

    de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;

  • d.

    er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;

  • e.

    er is slechts één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 cm;

  • f.

    het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;

  • g.

    in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein;

  • h.

    er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt;

  • i.

    buitenopslag en buitenactiviteiten zijn niet toegestaan;

  • j.

    er mag geen sprake zijn van een onevenredig verkeersaantrekkende werking.

13.5 Afwijken van de gebruiksregels

13.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 13.4.1 ten behoeve van mantelzorg in de bedrijfswoning of in bestaande bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a.

    het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de bedrijfswoning en/of bestaande bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt, met dien verstande dat de maximale oppervlakte aan bijgebouwen niet meer mag bedragen dan het bepaalde in artikel 13.2.4

  • b.

    de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;

  • c.

    specifiek voor mantelzorg in bestaande vrijstaande bijgebouwen de volgende regels gelden;

    • 1.

      het vrijstaande bijgebouw dient binnen een afstand van 25,00 meter van de bedrijfswoning te zijn gesitueerd en een ruimtelijke eenheid te vormen met de woning;

    • 2.

      realisatie van de afhankelijke woonruimte binnen de bedrijfswoning inclusief de aangebouwde bijgebouwen niet mogelijk is;

    • 3.

      geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

      • -

        de verkeersveiligheid;

      • -

        het woon- en leefklimaat;

      • -

        de milieusituatie;

      • -

        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 14 Maatschappelijk

14.1 Bestemmingsomschrijving

14.1.1 Algemeen

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    bibliotheek;

  • b.

    gezondheidszorg;

  • c.

    jeugd- en kinderopvang;

  • d.

    onderwijs;

  • e.

    sociaal-culturele doeleinden;

  • f.

    openbare dienstverlening;

  • g.

    religie;

  • h.

    verenigingsleven;

  • i.

    welzijnsinstelling;

  • j.

    zorginstelling;

  • k.

    een ijsbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan';

  • l.

    gebruik voor scoutingactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - scoutingactiviteiten';

  • m.

    wonen in een bedrijfswoning,

met daaraan ondergeschikt:

    • 1.

      horeca tot en met maximaal categorie 3 ten dienste van de bestemming, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 3';

    • 2.

      tuinen, erven en groenvoorzieningen;

    • 3.

      ontsluitings- en parkeervoorzieningen;

    • 4.

      water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

    • 5.

      evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' en mits voldaan wordt aan de voorwaarden van artikel 14.4.3.

14.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 39.1.

14.2 Bouwregels

14.2.1 Algemeen

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van de in artikel 14.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    bedrijfswoningen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • c.

    de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • d.

    recreatiewoningen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';

  • e.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 14.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van het bepaalde in artikel 14.2.2 tot en met 14.2.6.

14.2.2 Gebouwen, geen woning zijnde

Voor het bouwen van de gebouwen, geen woning zijnde gelden de volgende regels:

  • a.

    ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' wordt het bouwvlak tot maximaal het aangeduide bebouwingspercentage bebouwd;

  • b.

    de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;

  • c.

    het bouwvlak wordt voor maximaal 100% bebouwd;

  • d.

    gebouwen worden met een kap van minimaal 15° afgedekt;

  • e.

    de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;

  • f.

    de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 8,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt.

14.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a.

    per maatschappelijke voorziening is slechts één bedrijfswoning toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' waar maximaal het aangeduide aantal bedrijfswoningen wordt gebouwd;

  • b.

    de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 600 m³, dan wel maximaal de bestaande inhoud indien deze groter is;

  • c.

    de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 3,50 meter, dan wel maximaal de bestaande goothoogte indien deze groter is;

  • d.

    de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 8,00 meter;

  • e.

    de bedrijfswoning wordt met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt.

14.2.4 Recreatiewoning (incl. bijgebouwen)

Voor het bouwen van een recreatiewoning gelden de volgende regels:

  • a.

    het aantal recreatiewoningen dat wordt gebouwd bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen' aangeduide aantal recreatiewoningen;

  • b.

    de inhoud van een recreatiewoning bedraagt, inclusief aangebouwde berging en kelders maximaal 300 m³;

  • c.

    de goothoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 3,00 meter;

  • d.

    de bouwhoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 6,50 meter;

  • e.

    de onderlinge afstand tussen recreatiewoningen bedraagt minimaal 6,00 meter;

  • f.

    bij een recreatiewoning zijn geen vrijstaande bijgebouwen toegestaan.

14.2.5 Bijgebouwen bij bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a.

    de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports, mag maximaal 75 m² bedragen;

  • b.

    bijgebouwen worden uitsluitend gesitueerd op een afstand van minimaal 3,00 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;

  • c.

    bijgebouwen worden met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt;

  • d.

    de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;

  • e.

    de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

14.2.6 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a.

    een carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van een carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte maximaal 20 m²;

  • b.

    de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 10,00 meter, met dien verstande dat de hoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt

14.3 Afwijken van de bouwregels

14.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 14.2.3, ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a.

    een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • b.

    de inhoud van de woning maximaal 750 m³ mag bedragen;

  • c.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 4.

      de landschappelijke en/of archeologische waarden van de gronden;

    • 5.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

14.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van vergroten oppervlakte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 14.2.5 ten behoeve van het vergroten van de bebouwde oppervlakte van bijgebouwen behorende bij een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a.

    er sprake dient te zijn van sloop van bijgebouwen, waarbij geldt dat maximaal 75% van de gesloopte oppervlakte aan bijgebouwen mag worden teruggebouwd;

  • b.

    na het slopen en terugbouwen van bijgebouwen het perceel voor maximaal 50% mag zijn bebouwd;

  • c.

    de grotere oppervlakte aan bijgebouwen bijdraagt aan versterking van de ruimtelijke kwaliteit;

  • d.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de verkeersveiligheid;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 5.

      de landschappelijke en/of archeologische waarden van de gronden;

    • 6.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

14.3.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van vergroten van de goothoogte van de bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 14.2.3 ten behoeve van het vergroten van de goothoogte van de bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a.

    een goede stedenbouwkundige inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • b.

    de goothoogte van de bedrijfswoning maximaal 5,50 meter bedraagt;

  • c.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 4.

      de landschappelijke waarden van de gronden;

    • 5.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

14.3.4 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verlagen van de dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 14.2.2, 14.2.3 en 14.2.5 ten behoeve van het verlagen van de dakhelling van een gebouw tot 0°, met dien verstande dat:

  • a.

    een goede stedenbouwkundige inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • b.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 3.

      de landschappelijke waarden van de gronden

14.4 Specifieke gebruiksregels

14.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    de vestiging van een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten anders dan bedoeld in artikel 14.1

  • b.

    het uitoefenen van agrarische bedrijfsactiviteiten;

  • c.

    permanente bewoning, anders dan in een bedrijfswoning;

  • d.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, een en ander met uitzondering van parkeren ten behoeve van het op de bestemming gerichte gebruik;

  • e.

    verblijfsrecreatie, anders dan ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';

  • f.

    mantelzorg in de bedrijfswoning en/of in de bijgebouwen;

  • g.

    een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de bijgebouwen, anders dan bedoeld in artikel 14.4.2;

  • h.

    horeca, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 3 ';

  • i.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor op de bestemming gericht tijdelijk gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

14.4.2 Aan huis gebonden beroepen

Een aan huis gebonden beroep is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    een aan huis verbonden beroep uitsluitend wordt uitgeoefend in de bedrijfswoning of de daarbij behorende bijgebouwen;

  • b.

    maximaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep;

  • c.

    de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;

  • d.

    er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;

  • e.

    er is slechts één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 cm;

  • f.

    het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;

  • g.

    in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein;

  • h.

    er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt;

  • i.

    buitenopslag en buitenactiviteiten zijn niet toegestaan;

  • j.

    er mag geen sprake zijn van een onevenredig verkeersaantrekkende werking.

14.4.3 Evenemententerrein

Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' zijn evenementen toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    het evenement is toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);

  • b.

    het evenement duurt maximaal 15 dagen aaneengesloten, inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement;

  • c.

    de locatie wordt niet meer dan 1 maal per jaar voor een evenement gebruikt;

  • d.

    er vindt geen horeca ter plaatse plaats, anders dan inherent aan het toegestane evenement;

  • e.

    er vindt geen detailhandel ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement;

  • f.

    er vindt geen recreatief nachtverblijf ter plaatse plaats.

14.5 Afwijken van de gebruiksregels

14.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 14.4.1 ten behoeve van mantelzorg in de bedrijfswoning of in bestaande bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a.

    het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de bedrijfswoning en/of bestaande bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt, met dien verstande dat de maximale oppervlakte aan bijgebouwen niet meer mag bedragen dan het bepaalde in artikel 14.2.5

  • b.

    de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;

  • c.

    specifiek voor mantelzorg in bestaande vrijstaande bijgebouwen de volgende regels gelden;

    • 1.

      het vrijstaande bijgebouw dient binnen een afstand van 25,00 meter van de bedrijfswoning te zijn gesitueerd en een ruimtelijke eenheid te vormen met de woning;

    • 2.

      realisatie van de afhankelijke woonruimte binnen de bedrijfswoning inclusief de aangebouwde bijgebouwen niet mogelijk is;

    • 3.

      geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

      • -

        de verkeersveiligheid;

      • -

        het woon- en leefklimaat;

      • -

        de milieusituatie;

      • -

        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

14.5.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van complementaire daghoreca

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 14.4.1 ten behoeve van het gebruik voor complementaire daghoreca in bestaande gebouwen, met dien verstande dat:

  • a.

    een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • b.

    de horecavloeroppervlakte, inclusief de oppervlakte ten behoeve van een terras, maximaal 100 m² bedraagt;

  • c.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de verkeersveiligheid;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 5.

      de landschappelijke waarden van de gronden;

    • 6.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden;

  • d.

    in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

Artikel 15 Maatschappelijk - Begraafplaats

15.1 Bestemmingsomschrijving

15.1.1 Algemeen

De voor Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    begraafplaats;

  • b.

    religieuze doeleinden, waaronder tevens begrepen een kerk;

  • c.

    urnenmuur;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1.

      groenvoorzieningen;

    • 2.

      ontsluitings- en parkeervoorzieningen, waaronder begrepen wegen en paden;

    • 3.

      water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

15.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 39.1.

15.2 Bouwregels

15.2.1 Algemeen

Op de voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van de in artikel 15.1 genoemde bestemming, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 15.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak',

met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.2.2 tot en met 15.2.3.

15.2.2 Gebouwen, geen woning zijnde

Voor het bouwen van gebouwen, geen woning zijnde gelden de volgende regels:

  • a.

    het bouwvlak wordt tot maximaal 100% bebouwd;

  • b.

    gebouwen worden met een kap van 0° tot maximaal 60° afgedekt;

  • c.

    de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 8,00 meter;

  • d.

    de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal 3,50 meter.

15.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 6,00 meter bedragen, met uitzondering van:

    • 1.

      erfafscheidingen met een open constructie, waarvan de bouwhoogte maximaal 3,50 meter bedraagt;

    • 2.

      overige erfafscheigingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,00 meter bedraagt

15.3 Specifieke gebruiksregels

15.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    de vestiging van een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten anders dan bedoeld in artikel 14.1

  • b.

    het uitoefenen van agrarische bedrijfsactiviteiten;

  • c.

    permanente bewoning;

  • d.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, een en ander met uitzondering van parkeren ten behoeve van het op de bestemming gerichte gebruik;

  • e.

    verblijfsrecreatie;

  • f.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor op de bestemming gericht tijdelijk gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

Artikel 16 Maatschappelijk - Militair terrein

16.1 Bestemmingsomschrijving

16.1.1 Algemeen

De voor 'Maatschappelijk - Militair terrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor militaire doeleinden.

16.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 39.1.

16.2 Bouwregels

16.2.1 Algemeen

Op de voor 'Maatschappelijk - Militair terrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van de in artikel 16.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat een bedrijfswoning niet is toegestaan;

  • b.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 16.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van het bepaalde in artikel 16.2.2 tot en met 16.2.3.

16.2.2 Gebouwen, geen woning zijnde

Voor het bouwen van de gebouwen, geen woning zijnde gelden de volgende regels:

  • a.

    het bouwvlak wordt voor maximaal 30% bebouwd;

  • b.

    gebouwen worden met een kap van minimaal 0° en maximaal 50° afgedekt;

  • c.

    de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangeduide hoogte.

16.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 20,00 meter, met dien verstande dat de hoogte van erfafscheidingen maximaal 3,00 meter bedraagt.

16.3 Afwijken van de bouwregels

16.3.1 Afwijken van de bouwregels voor gebouwen van militaire doeleinden

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 16.2 voor:

  • a.

    het buiten het bouwvlak bouwen van gebouwen ten behoeve van een compagniebasis zoals ingericht in crisisgebieden tot een maximum van 600 m²;

  • b.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van telecommunicatiemiddelen met een hoogte van maximaal 35 meter;

  • c.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals bruggen en uitkijktorens tot een hoogte van maximaal 20,00 meter,

met dien verstande dat een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd.

16.4 Specifieke gebruiksregels

16.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    de vestiging van een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten anders dan bedoeld in artikel 16.1

  • b.

    het uitoefenen van agrarische bedrijfsactiviteiten;

  • c.

    permanente bewoning;

  • d.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, een en ander met uitzondering van parkeren ten behoeve van het op de bestemming gerichte gebruik;

  • e.

    verblijfsrecreatie;

  • f.

    horeca;

  • g.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor op de bestemming gericht tijdelijk gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

Artikel 17 Natuur

17.1 Bestemmingsomschrijving

17.1.1 Algemeen

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;

  • b.

    behoud en ontwikkeling van ecologische waarden;

  • c.

    bestaand agrarisch gebruik, waaronder rietteelt;

  • d.

    recreatief medegebruik;

  • e.

    natuureducatie;

  • f.

    een ijsbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan';

  • g.

    een stacaravan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - stacaravan';

  • h.

    een vervenershuisje, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – vervenershuisje’;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1.

      beschoeiingen;

    • 2.

      parkeervoorzieningen;

    • 3.

      bestaande rietopslag- en overbindplaatsen;

    • 4.

      water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

    • 5.

      voorzieningen ten behoeve van de verwerking van biomassa, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - biomassaverwerking', waar uitsluitend door natuurbeheer vrijkomend restproduct tot een hoeveelheid van maximaal 2000 ton mag worden verwerkt;

    • 6.

      evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' en mits voldaan wordt aan de voorwaarden van artikel 17.4.2.

17.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 39.1.

17.2 Bouwregels

17.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van:

  • a.

    één gebouw ten behoeve van de ijsbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan', met dien verstande dat:

    • 1.

      de goothoogte van het gebouw maximaal 3,50 meter bedraagt;

    • 2.

      de bouwhoogte van het gebouw maximaal 8,00 meter bedraagt;

    • 3.

      de oppervlakte van het gebouw maximaal 75 m² bedraagt.

  • b.

    een stacaravan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - stacaravan', met een goothoogte van maximaal 3,00 meter en een bouwhoogte van 4,00 meter;

  • c.

    een vervenershuisje, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – vervenershuisje’, met een goothoogte van maximaal 2,00 meter en een bouwhoogte van maximaal 4,00 meter;

  • d.

    één gebouw met een goothoogte van maximaal 3,50 meter, ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch'.

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde:

  • a.

    noodzakelijk met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer;

  • b.

    ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;

  • c.

    behorende tot de recreatieve voorzieningen, zoals recreatieve bewegwijzering, informatieborden en kleinschalige uitzicht- en rustpunten;

  • d.

    behorende tot het straatmeubilair;

  • e.

    ten behoeve van onder- en/of bovengrondse voorzieningen voor de opvang en buffering van water;

  • f.

    gefundeerde verhardingen ten behoeve van bestaande rietopslag- en overbindplaatsen;

  • g.

    beschoeiingen ter voorkoming van afslag en/of ten behoeve van de instandhouding van bevaarbaar water,

onder de voorwaarden dat:

    • 1.

      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 2,00 meter bedraagt, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 1,00 meter bedraagt;

    • 2.

      geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden.

17.3 Afwijken van de bouwregels

17.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 17.2.1 ten behoeve van:

  • a.

    gebouwen en overkappingen ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de oppervlakte maximaal 10 m² bedraagt en de hoogte maximaal 6,00 meter bedraagt;

  • b.

    observatiehutten voor natuur- en educatieve doeleinden, met dien verstande dat de oppervlakte per hut maximaal 10 m² bedraagt en de hoogte maximaal 10,00 meter bedraagt;

  • c.

    nestpalen, met dien verstande dat de hoogte maximaal 10,00 meter bedraagt;

onder voorwaarden dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      de verkeersveiligheid;

    • 2.

      de milieusituatie;

    • 3.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 4.

      de landschappelijke en/of natuurlijke waarden en/of archeologische waarden van de gronden;

    • 5.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

17.4 Specifieke gebruiksregels

17.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    de stalling en opslag van aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;

  • b.

    het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie;

  • c.

    het gebruik van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden;

  • d.

    het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;

  • e.

    het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden.

  • f.

    opslag- en overbindplaats voor riet, met uitzondering van bestaande rietopslag- en overbindplaatsen.

17.4.2 Evenemententerrein

Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' zijn evenementen toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    het evenement is toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);

  • b.

    het evenement duurt maximaal 15 dagen aaneengesloten, inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement;

  • c.

    de locatie wordt niet meer dan 1 maal per jaar voor een evenement gebruikt;

  • d.

    er vindt geen horeca ter plaatse plaats, anders dan inherent aan het toegestane evenement;

  • e.

    er vindt geen detailhandel ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement;

  • f.

    er vindt geen recreatief nachtverblijf ter plaatse plaats.

17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

17.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Natuur' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a.

    het wijzigen van de bodemstructuur, waaronder het ophogen, afgraven en egaliseren van gronden met meer dan 0,20 meter;

  • b.

    het aanbrengen van opgaande beplantingen, zoals bosschages, houtwallen en singels;

  • c.

    het verwijderen van opgaande beplantingen, zoals bosschages, houtwallen en singels;

  • d.

    het dempen, graven en/of uitdiepen van sloten, vaarten, poelen en daarmee gelijk te stellen waterpartijen;

  • e.

    het aanbrengen van walbeschoeiingen, niet zijnde bouwwerken;

  • f.

    het aanleggen van een helofytenfilter;

  • g.

    het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van dagrecreatief medegebruik;

  • h.

    het verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  • i.

    het aanleggen van ondergrondse transport-, energie en/of telecommunicatieleidingen;

  • j.

    het aanbrengen dan wel wijzigen van drainagesystemen;

  • k.

    het verrichten van exploratieboringen en / of seismologisch onderzoek.

17.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 17.5.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen;

  • c.

    werken of werkzaamheden die deel uitmaken van de activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van een beheersplan zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet;

  • d.

    werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheerverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

17.5.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 17.5.1 kan alleen worden verleend indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 17.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

17.5.4 Inwinnen advies bevoegd waterschapsgezag

In de volgende gevallen vraagt het bevoegd gezag advies aan het ter plaatse bevoegde waterschapsgezag, alvorens de in artikel 17.5.1 genoemde vergunning te verlenen:

  • a.

    wanneer er sprake is van een toename van verhard oppervlak groter dan 750 m²;

  • b.

    wanneer gronden worden afgegraven met als doel permanent oppervlaktewater met een oppervlakte groter dan 750 m² te realiseren.

Artikel 18 Recreatie

18.1 Bestemmingsomschrijving

18.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', uitsluitend verblijfsrecreatie in de vorm van recreatiewoningen;

  • b.

    ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie', uitsluitend verblijfsrecreatie in de vorm van een groepsaccommodatie;

  • c.

    ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - uitkijktoren', uitsluitend dagrecreatie in de vorm van een uitkijktoren;

  • d.

    ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zwemstrand', uitsluitend dagrecreatie in de vorm van een zwemstrand;

  • e.

    een vervenershuisje, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – vervenershuisje’;

  • f.

    wonen in een bedrijfswoning,

met daaraan ondergeschikt:

    • 1.

      tuinen, erven en groenvoorzieningen;

    • 2.

      ontsluitings- en parkeervoorzieningen;

    • 3.

      water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

18.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 39.1.

18.2 Bouwregels

18.2.1 Algemeen

Op de voor 'Recreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen, geen woning zijnde en overkappingen ten behoeve van de in artikel 18.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • a.

    recreatiewoningen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    bedrijfswoningen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

  • c.

    de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • d.

    een vervenershuisje, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - vervenershuisje', met een goothoogte van maximaal 2,00 meter en een bouwhoogte van maximaal 4,00 meter;

  • e.

    bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de in artikel 18.1 genoemde bestemming, voor zover dit niet betreft overkappingen,zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van het bepaalde in artikel 18.2.2 tot en met 18.2.6.

18.2.2 Gebouwen, geen woning zijnde

Voor het bouwen van gebouwen, geen woning zijnde gelden de volgende regels:

  • a.

    ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' wordt het bouwvlak tot maximaal het aangeduide bebouwingspercentage bebouwd;

  • b.

    de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;

  • c.

    de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal 4,50 meter, dan wel maximaal de bestaande goothoogte indien deze groter is, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' de aangeduide maximale hoogte geldt;

  • d.

    de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 12,00 meter, dan wel maximaal de bestaande bouwhoogte indien deze groter is, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' de aangeduide maximale hoogte geldt;

  • e.

    gebouwen worden met een kap van minimaal 15° afgedekt.

18.2.3 Recreatiewoning (incl. bijgebouwen)

Voor het bouwen van de recreatiewoning gelden de volgende regels:

  • a.

    per bouwvlak is slechts één recreatiewoning toegestaan;

  • b.

    de inhoud van een recreatiewoning, inclusief kelder en berging, bedraagt maximaal 300 m³, dan wel maximaal de bestaande inhoud indien deze groter is;

  • c.

    de goothoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 3,00 meter;

  • d.

    de bouwhoogte van een recreatiewoning bedraagt maximaal 6,50 meter;

  • e.

    de onderlinge afstand tussen recreatiewoningen bedraagt minimaal 6,00 meter;

  • f.

    bij een recreatiewoning zijn geen vrijstaande bijgebouwen toegestaan.

18.2.4 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a.

    per aanduiding 'bedrijfswoning' is slechts één bedrijfswoning toegestaan;

  • b.

    de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 600 m³, dan wel maximaal de bestaande inhoud indien deze groter is;

  • c.

    de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 3,50 meter, dan wel maximaal de bestaande goothoogte indien deze groter is;

  • d.

    de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 8,00 meter;

  • e.

    de bedrijfswoning wordt met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt.

18.2.5 Bijgebouwen bij bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a.

    de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports, bedraagt maximaal 75 m²;

  • b.

    bijgebouwen worden uitsluitend gesitueerd op een afstand van minimaal 3,00 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;

  • c.

    bijgebouwen worden met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt;

  • d.

    de goothoogte bedraagt maximaal 3,50 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;

  • e.

    de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

18.2.6 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a.

    de carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van een carport maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte van een carport maximaal 20 m² bedraagt;

  • b.

    de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 6,00 meter, met dien verstande dat de hoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt

18.3 Afwijken van de bouwregels

18.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 18.2.4 ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a.

    een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • b.

    de inhoud van de woning maximaal 750 m³ mag bedragen;

  • c.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 4.

      de landschappelijke en/of archeologische waarden van de gronden;

    • 5.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

18.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verlagen van de dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 18.2.2, 18.2.4 en 18.2.5 ten behoeve van het verlagen van de dakhelling van een gebouw tot 0°, met dien verstande dat:

  • a.

    een goede stedenbouwkundige inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • b.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 3.

      de landschappelijke waarden van de gronden.

18.4 Specifieke gebruiksregels

18.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    de vestiging van een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten anders dan bedoeld in artikel 18.1

  • b.

    het uitoefenen van agrarische bedrijfsactiviteiten;

  • c.

    permanente bewoning, anders dan in een bedrijfswoning;

  • d.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, een en ander met uitzondering van parkeren ten behoeve van het op de bestemming gerichte gebruik;

  • e.

    mantelzorg in de bedrijfswoning en/of in de bijgebouwen;

  • f.

    een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de bijgebouwen, anders dan bedoeld in artikel 18.4.2;

  • g.

    horecadoeleinden;

  • h.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

18.4.2 Aan huis gebonden beroepen

Een aan huis gebonden beroep is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    een aan huis verbonden beroep uitsluitend wordt uitgeoefend in de bedrijfswoning of de daarbij behorende bijgebouwen;

  • b.

    maximaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep;

  • c.

    de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;

  • d.

    er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;

  • e.

    er is slechts één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 cm;

  • f.

    het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;

  • g.

    in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;

  • h.

    er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt;

  • i.

    buitenopslag en buitenactiviteiten zijn niet toegestaan;

  • j.

    er mag geen sprake zijn van een onevenredig verkeersaantrekkende werking.

18.5 Afwijken van de gebruiksregels

18.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 18.4.1 ten behoeve van mantelzorg in de bedrijfswoning of in bestaande bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a.

    het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de bedrijfswoning en/of bestaande bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt, met dien verstande dat de maximale oppervlakte aan bijgebouwen niet meer mag bedragen dan het bepaalde in artikel 18.2.5

  • b.

    de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;

  • c.

    specifiek voor mantelzorg in bestaande vrijstaande bijgebouwen de volgende regels gelden;

    • 1.

      het vrijstaande bijgebouw dient binnen een afstand van 25,00 meter van de bedrijfswoning te zijn gesitueerd en een ruimtelijke eenheid te vormen met de woning;

    • 2.

      realisatie van de afhankelijke woonruimte binnen de bedrijfswoning inclusief de aangebouwde bijgebouwen niet mogelijk is;

    • 3.

      geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

      • -

        de verkeersveiligheid;

      • -

        het woon- en leefklimaat;

      • -

        de milieusituatie;

      • -

        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 19 Recreatie - Woonschepen

19.1 Bestemmingsomschrijving

19.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie - Woonschepen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    verblijfsrecreatie in woonschepen op het water;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1.

      water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

19.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 39.1.

19.2 Bouwregels

19.2.1 Algemeen

Op de voor 'Recreatie - Woonschepen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. worden afgemeerd:

  • a.

    woonschepen, woonboten en/of woonarken;

  • b.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, uitgezonderd op de oever;

onder de volgende voorwaarden:

  • 1.

    ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen' is maximaal het aangeduide aantal woonschepen, woonboten en/of woonarken toegestaan;

  • 2.

    de lengte van woonschepen, woonboten en/of woonarken bedraagt maximaal 15,00 meter, dan wel de bestaande lengte indien deze meer bedraagt op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening;

  • 3.

    de breedte van woonschepen, woonboten en/of woonarken bedraagt maximaal 4,00 meter, dan wel de bestaande breedte indien deze meer bedraagt op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening;

  • 4.

    de bouwhoogte van woonschepen, woonboten en/of woonarken bedraagt maximaal 3,00 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening;

  • 5.

    woonschepen, woonboten en/of woonarken worden met een plat dak afgedekt.

19.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

  • a.

    Bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen niet op de oever worden gebouwd;

  • b.

    De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 3,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 1,00 meter mag bedragen.

19.3 Afwijken van de bouwregels

19.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het vergroten van de afmetingen van een woonschip, woonboot en/of woonark

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 19.2.1 ten behoeve van het vergroten van de afmetingen van een woonschip, woonboot en/of woonark, met dien verstande dat:

  • a.

    de lengte maximaal 20,00 meter bedraagt;

  • b.

    de breedte maximaal 6,00 meter bedraagt;

  • c.

    de bouwhoogte maximaal 4,00 meter bedraagt;

  • d.

    er geen gevaar is te verwachten voor de scheepvaart;

  • e.

    vooraf advies wordt ingewonnen bij de vaarweg- c.q. waterbeheerder.

19.4 Specifieke gebruiksregels

19.4.1 Afmeren woonschepen, woonboten en/of woonarken, geen bouwwerk zijnde

Op de voor 'Recreatie - Woonschepen' aangewezen gronden mogen woonschepen, woonboten en/of woonarken geen bouwwerk zijnde worden afgemeerd met in acht name van de volgende regels:

  • a.

    ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen' is maximaal het aangeduide aantal woonschepen, woonboten en/of woonarken toegestaan;

  • b.

    de lengte van woonschepen, woonboten en/of woonarken bedraagt maximaal 15,00 meter, dan wel de bestaande lengte indien deze meer bedraagt op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening;

  • c.

    de breedte van woonschepen, woonboten en/of woonarken bedraagt maximaal 4,00 meter, dan wel de bestaande breedte indien deze meer bedraagt op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening;

  • d.

    de bouwhoogte van woonschepen, woonboten en/of woonarken bedraagt maximaal 3,00 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening;

  • e.

    woonschepen, woonboten en/of woonarken worden met een plat dak afgedekt.

19.4.2 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    permanente bewoning;

  • b.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, een en ander met uitzondering van parkeren ten behoeve van het op de bestemming gerichte gebruik;

  • c.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor op de bestemming gericht tijdelijk gebruik;

  • d.

    een aan huis verbonden beroep of bedrijf;

  • e.

    detailhandel.

19.5 Afwijken van de gebruiksregels

19.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van het vergroten van de afmetingen van een woonschip, woonboot en/of woonark

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 19.4.1 ten behoeve van het vergroten van de afmetingen van een woonschip, woonboot en/of woonark, met dien verstande dat:

  • a.

    de lengte maximaal 20,00 meter bedraagt;

  • b.

    de breedte maximaal 6,00 meter bedraagt;

  • c.

    de bouwhoogte maximaal 4,00 meter bedraagt;

  • d.

    er geen gevaar is te verwachten voor de scheepvaart;

  • e.

    vooraf advies wordt ingewonnen bij de vaarweg- c.q. waterbeheerder.

Artikel 20 Sport

20.1 Bestemmingsomschrijving

20.1.1 Algemeen

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    het uitoefenen van sportactiviteiten;

  • b.

    een zwembad, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zwembad';

  • c.

    evenementen waarbij voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 20.4.2;

  • d.

    groepskamperen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepskamperen';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1.

      ondersteunende voorzieningen en voorzieningen voor onderhoud en beheer, zoals kleedruimten en sanitaire voorzieningen;

    • 2.

      horeca tot en met categorie 2;

    • 3.

      ontsluitings- en parkeervoorzieningen;

    • 4.

      tuinen, erven en groenvoorzieningen;

    • 5.

      water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

20.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 39.1.

20.2 Bouwregels

20.2.1 Algemeen

Op de voor 'Sport' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen en overkappingen ten behoeve van de in artikel 20.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 13.1 genoemde bestemming, niet zijnde overkappingen, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van het bepaalde in artikel 20.2.2 tot en met 20.2.3.

20.2.2 Gebouwen, geen woning zijnde

Voor het bouwen van gebouwen, geen woning zijnde gelden de volgende regels:

  • a.

    het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het aangeduide maximum bebouwingspercentage geldt;

  • b.

    de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;

  • c.

    gebouwen worden met een kap van minimaal 15° afgedekt;

  • d.

    de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;

  • e.

    de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 8,00 meter.

20.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a.

    buiten het bouwvlak mag maximaal 25,00 m2 per bestemmingsvlak aan gebouwen en overkappingen worden gebouwd;

  • b.

    de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 3,00 meter;

  • c.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 6,00 meter, met uitzondering van:

    • 1.

      erfafscheidingen met een open constructie, waarvan de bouwhoogte maximaal 3,50 meter bedraagt;

    • 2.

      lichtmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 8,00 meter bedraagt;

    • 3.

      ballenvangers, waarvan de bouwhoogte maximaal 10,00 meter bedraagt

20.3 Afwijken van de bouwregels

20.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verlagen van de dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 20.2.2, ten behoeve van het verlagen van de dakhelling van een gebouw tot 0°, met dien verstande dat:

  • a.

    een goede stedenbouwkundige inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • b.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 3.

      de landschappelijke waarden van de gronden.

20.4 Specifieke gebruiksregels

20.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    de vestiging van een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten anders dan bedoeld in artikel 20.1

  • b.

    het uitoefenen van agrarische bedrijfsactiviteiten;

  • c.

    permanente bewoning;

  • d.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, een en ander met uitzondering van parkeren ten behoeve van het op de bestemming gerichte gebruik;

  • e.

    detailhandel;

  • f.

    horeca, anders dan bedoeld in artikel 20.1, onder 1;

  • g.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor op de bestemming gericht tijdelijk gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

20.4.2 Evenementen

Evenementen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    het evenement is toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);

  • b.

    het evenement duurt maximaal 15 dagen aaneengesloten, inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement;

  • c.

    een locatie wordt niet meer dan 3 maal per jaar voor een evenement gebruikt;

  • d.

    er vindt geen horeca ter plaatse plaats, anders dan inherent aan het toegestane evenement;

  • e.

    er vindt geen detailhandel ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten;

  • f.

    er vindt geen recreatief nachtverblijf ter plaatse plaats;

  • g.

    in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien;

  • h.

    het evenement leidt niet tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;

  • i.

    er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:

    • 1.

      de verkeersveiligheid;

    • 2.

      de milieusituatie;

    • 3.

      het woon- en leefklimaat;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

20.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

20.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Sport' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:

a.het aanbrengen van halfverhardingen ten behoeve van evenementen.

20.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 20.5.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;

  • c.

    werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

20.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 20.5.1 kan alleen worden verleend indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 20.1 genoemde doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden benadeeld.

Artikel 21 Tuin

21.1 Bestemmingsomschrijving

21.1.1 Algemeen

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    tuinen behorende bij op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;

  • b.

    parkeren;

  • c.

    water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende voorzieningen.

21.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 39.1.

21.2 Bouwregels

21.2.1 Algemeen

Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt;

  • b.

    vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 6,00 meter bedraagt;

  • c.

    erkers, luifels, balkons en dergelijke, mits:

    • 1.

      de diepte gemeten vanaf de bouwgrens binnen de bestemming 'Wonen - Buitengebied' niet meer dan 1,00 meter bedraagt;

    • 2.

      de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de woning;

    • 3.

      de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter.

21.3 Specifieke gebruiksregels

21.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, een en ander met uitzondering van parkeren ten behoeve van het op de bestemming gerichte gebruik;

  • b.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor op de bestemming gericht tijdelijk gebruik.

Artikel 22 Verkeer

22.1 Bestemmingsomschrijving

22.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    verkeersdoeleinden;

  • b.

    parkeervoorzieningen;

  • c.

    paden, wegen en straten,

met daaraan ondergeschikt:

    • 1.

      groenvoorzieningen;

    • 2.

      speelvoorzieningen;

    • 3.

      geluidwerende voorzieningen;

    • 4.

      nutsvoorzieningen;

    • 5.

      straatmeubilair;

    • 6.

      kunstwerken;

    • 7.

      herdenkingsmonumenten;

    • 8.

      afvalinzameling;

    • 9.

      bruggen, tunnels, viaducten, dammen en/of duikers;

    • 10.

      water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

    • 11.

      evenementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' en mits voldaan wordt aan de voorwaarden van artikel 22.4.2.

22.1.2 Dubbelbestemmingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 39.1.

22.2 Bouwregels

22.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, met dien verstande dat;

    • 1.

      de bouwhoogte van deze gebouwen maximaal 3,00 meter bedraagt;

    • 2.

      de oppervlakte maximaal 15 m2 bedraagt.

22.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde:

  • a.

    noodzakelijk met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer;

  • b.

    ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;

  • c.

    behorende tot het straatmeubilair;

  • d.

    ten behoeve van speelvoorzieningen;

  • e.

    ten behoeve van afvalinzameling;

  • f.

    in de vorm van kunstwerken, zoals bruggen en duikers;

  • g.

    betreffende de beeldende kunsten;

  • h.

    ten behoeve van onder- en/of bovengrondse voorzieningen voor de opvang en buffering van water;

  • i.

    met sub a t/m h vergelijkbare bouwwerken;

met dien verstande dat:

    • 1.

      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 10,00 meter bedraagt;

    • 2.

      de bouwhoogte van een openbaar toilet maximaal 2,50 meter bedraagt

22.3 Afwijken van de bouwregels

22.3.1 Afwijken van de bouwregels ten aanzien van het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 22.2 ten aanzien van het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering, welke niet vergunningsvrij zijn, met dien verstande dat:

  • a.

    deze passen binnen het stedenbouwkundige en landschappelijk beeld ter plaatse;

  • b.

    belangen van derden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

  • c.

    de totale bouwhoogte van de antenne-installatie inclusief bebouwing niet meer dan 40,00 meter bedraagt.

22.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen met een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 22.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a.

    de goothoogte maximaal 3,00 meter mag bedragen;

  • b.

    de bouwhoogte maximaal 6,00 meter mag bedragen;

  • c.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingbeeld;

    • 2.

      de verkeersveiligheid;

    • 3.

      de milieusituatie;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

22.4 Specifieke gebruiksregels

22.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 22.1;

  • b.

    opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  • c.

    het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste en vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

22.4.2 Evenemententerrein

Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' zijn evenementen toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    het evenement is toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);

  • b.

    het evenement duurt maximaal 15 dagen aaneengesloten, inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement;

  • c.

    de locatie wordt niet meer dan 1 maal per jaar voor een evenement gebruikt;

  • d.

    er vindt geen horeca ter plaatse plaats, anders dan inherent aan het toegestane evenement;

  • e.

    er vindt geen detailhandel ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement;

  • f.

    er vindt geen recreatief nachtverblijf ter plaatse plaats.

Artikel 23 Verkeer - Railverkeer

23.1 Bestemmingsomschrijving

23.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    spoorwegvoorzieningen,

met daaraan ondergeschikt:

    • 1.

      groenvoorzieningen;

    • 2.

      geluidwerende voorzieningen;

    • 3.

      wegen en paden;

    • 4.

      nutsvoorzieningen;

    • 5.

      water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

23.1.2 Dubbelbestemmingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 39.1.

23.2 Bouwregels

23.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    gebouwen ten behoeve van de in artikel 23.1 genoemde bestemming, met dien verstande dat;

    • 1.

      de bouwhoogte van deze gebouwen maximaal 3,00 meter bedraagt;

    • 2.

      de oppervlakte maximaal 25 m2 bedraagt.

23.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde die noodzakelijk zijn met het oog op de regeling van de veiligheid van het (rail)verkeer, dan wel ten behoeve van nutsvoorzieningen, met dien verstande dat:

  • a.

    de bouwhoogte maximaal 10,00 meter bedraagt , met uitzondering van:

    • 1.

      erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2,00 meter bedraagt;

    • 2.

      samenhangende bouwwerken ten behoeve van het railverkeer en (licht)masten, waarvan de bouwhoogte maximaal 8,00 meter bedraagt;

    • 3.

      bruggen waarvan de bouwhoogte maximaal 15,00 meter mag bedragen;

    • 4.

      geluidwerende voorzieningen, deze mogen worden opgericht tot een bouwhoogte, welke vereist is op grond van een akoestisch onderzoek op basis van de Wet geluidhinder.

23.3 Afwijken van de bouwregels

23.3.1 Afwijken van de bouwregels ten aanzien van het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 23.2 ten aanzien van het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering, welke niet vergunningsvrij zijn, met dien verstande dat:

  • a.

    deze passen binnen het stedenbouwkundige en landschappelijk beeld ter plaatse;

  • b.

    belangen van derden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

  • c.

    de totale bouwhoogte van de antenne-installatie inclusief bebouwing niet meer dan 40,00 meter bedraagt.

23.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen met een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 23.1, ten behoeve van het bouwen van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a.

    de goothoogte maximaal 3,00 meter mag bedragen;

  • b.

    de bouwhoogte maximaal 6,00 meter mag bedragen;

  • c.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingbeeld;

    • 2.

      de verkeersveiligheid;

    • 3.

      de milieusituatie;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

23.4.1 Specifieke gebruiksregels

23.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, anders dan bedoeld in artikel 23.1;

  • b.

    opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  • c.

    het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste en vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 24 Water

24.1 Bestemmingsomschrijving

24.1.1 Algemeen

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    de aanleg en/of instandhouding van waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals watergangen, waterbergingen met de bijbehorende kaden, bermen en taluds;

  • b.

    verkeersfunctie voor de beroeps- en recreatievaartvaart;

  • c.

    watersportvoorzieningen;

  • d.

    recreatief medegebruik;

  • e.

    bruggen;

  • f.

    behoud en ontwikkeling van ecologische waarden in relatie tot de waterhuishoudkundige voorzieningen;

  • g.

    gebruik voor scoutingactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - scoutingactiviteiten'.

24.1.2 Dubbelbestemmingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 39.1.

24.2 Bouwregels

24.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

24.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend verkeerstekens worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 3,00 meter bedraagt.

24.3 Specifieke gebruiksregels

24.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    ligplaats voor woonschepen, woonarken of casco's (caisons) die tot woonschip of woonark kunnen worden omgebouwd;

  • b.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - scoutingactiviteiten'.

24.4 Afwijken van de gebruiksregels

24.4.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van scoutingactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 24.3.1, ten behoeve van het plaatsen van kampeermiddelen ten behoeve van scoutinggroepen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - scoutingactiviteiten', met dien verstande dat:

  • a.

    dit niet plaatsvindt tussen 1 november en 15 maart;

  • b.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de verkeersveiligheid;

    • 4.

      de sociale veiligheid;

    • 5.

      de milieusituatie;

    • 6.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 7.

      de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden;

    • 8.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

24.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

24.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Water' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a.

    het aanbrengen van wal- en oeverbeschoeiingen;

  • b.

    het vergraven van oevers;

  • c.

    het aanbrengen van duikers;

  • d.

    het dempen of graven van sloten, vaarten, poelen en daarmee gelijk te stellen waterpartijen;

  • e.

    het aanleggen van helofietenfilters;

  • f.

    het aanleggen voorzieningen ten behoeve van recreatief medegebruik;

  • g.

    het verrichten van exploratieboringen en/of seismologisch onderzoek;

  • h.

    het aanleggen van ondergrondse transport-, energie en/of telecommunicatieleidingen, exclusief drainagegeleidingen.

24.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 24.5.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    werken of werkzaamheden die deel uitmaken van de activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van een beheersplan zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet, welke is vastgesteld door gedeputeerde staten of het ministerie en daarmee in overeenstemming is bevonden;

  • c.

    werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

24.5.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 24.5.1 kan alleen worden verleend indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel 24.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 25 Wonen - Buitengebied

25.1 Bestemmingsomschrijving

25.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - Buitengebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    wonen;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1.

      een hondenpension, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hondenpension';

    • 2.

      detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';

    • 3.

      kleinschalige bedrijvigheid, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kleinschalige bedrijvigheid';

    • 4.

      een bed and breakfast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bed and breakfast';

    • 5.

      een vervenershuisje, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – vervenershuisje’;

    • 6.

      tuinen, erven en groenvoorzieningen;

    • 7.

      ontsluitings- en parkeervoorzieningen;

    • 8.

      water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

25.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 39.1.

25.2 Bouwregels

25.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen - Buitengebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    woningen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';

  • b.

    de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';

  • c.

    bijgebouwen ten behoeve van kleinschalige bedrijvigheid, uitsluitend binnen de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kleinschalige bedrijvigheid';

  • d.

    een botenhuis, uitsluitend gelegen aan bevaarbaar water;

  • e.

    een vervenershuisje, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - vervenershuisje', met een goothoogte van maximaal 2,00 meter en een bouwhoogte van maximaal 4,00 meter;

  • f.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 25.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten de aanduidingen 'bouwvlak' en 'bijgebouwen';

met inachtneming van het bepaalde in artikel 25.2.2 tot en met 25.2.6.

25.2.2 Woningen

Voor het bouwen van de woningen gelden de volgende regels:

  • a.

    per bouwvlak is maximaal 1 woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' maximaal het aangeduide aantal woningen is toegestaan;

  • b.

    de voorgevels van de woning worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;

  • c.

    de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke, mits:

    • 1.

      de diepte gemeten vanaf de bouwvlakgrens niet meer dan 1,00 meter bedraagt;

    • 2.

      de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de woning;

    • 3.

      de goothoogte maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer + 0,30 meter;

  • d.

    de goothoogte bedraagt minimaal 2,50 meter en maximaal 3,50 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale goothoogte' minimaal respectievelijk maximaal de aangeduide goothoogte is toegestaan;

  • e.

    de bouwhoogte bedraagt minimaal 6,50 meter en maximaal 7,50 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale bouwhoogte' minimaal respectievelijk maximaal de aangeduide bouwhoogte is toegestaan;

  • f.

    gebouwen zullen met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° worden afgedekt;

  • g.

    de inhoud van een woning bedraagt maximaal 600 m³, dan wel maximaal de bestaande inhoud indien deze groter is;

  • h.

    ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan.

25.2.3 Bijgebouwen behorende bij de woning

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij de woning gelden de volgende regels:

  • a.

    de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van botenhuizen en carports, mag maximaal bedragen:

Oppervlakte bestaand bouwperceel

Toegestane oppervlakte bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Bouwperceel tot 500 m²

50 m² dan wel maximaal de bestaande oppervlakte

Bouwperceel van 500 m² tot 1.000 m²

70 m² dan wel maximaal de bestaande oppervlakte

Bouwperceel van 1.000 m² tot 2.500 m²

80 m² dan wel maximaal de bestaande oppervlakte

Bouwperceel vanaf 2.500 m²

100 m² dan wel maximaal de bestaande oppervlakte

  • b.

    de grond ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' wordt voor maximaal 60% bebouwd;

  • c.

    bijgebouwen worden met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt;

  • d.

    de goothoogte bedraagt maximaal 3,50 meter;

  • e.

    de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

25.2.4 Bijgebouwen ten behoeve van kleinschalige bedrijvigheid

Voor het bouwen van bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kleinschalige bedrijvigheid', ten behoeve van kleinschalige bedrijvigheid, gelden de volgende regels:

  • a.

    de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte' aangegeven oppervlakte;

  • b.

    bijgebouwen worden met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt;

  • c.

    de goothoogte bedraagt maximaal 3,50 meter;

  • d.

    de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

25.2.5 Botenhuizen

Voor het bouwen van botenhuizen gelden de volgende regels:

  • a.

    de goothoogte van een botenhuis bedraagt maximaal 3,50 meter;

  • b.

    de bouwhoogte van een botenhuis bedraagt maximaal 4,00 meter;

  • c.

    een botenhuis wordt met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt;

  • d.

    de oppervlakte van een botenhuis bedraagt maximaal 25 m²;

  • e.

    er mag maximaal één botenhuis per bouwperceel worden opgericht.

25.2.6 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a.

    een carport wordt op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van carports maximaal 3,00 meter bedraagt en de oppervlakte van carports maximaal 20 m² bedraagt;

  • b.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen en vlaggenmasten;

  • c.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 6,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen.

25.3 Afwijken van de bouwregels

25.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de woning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 25.2.2 ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de woning, met dien verstande dat:

  • a.

    een goede stedenbouwkundige inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • b.

    de inhoud van de woning maximaal 750 m³ mag bedragen;

  • c.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de verkeersveiligheid;

    • 4.

      de landschappelijke en/of archeologische waarden van de gronden;

    • 5.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

25.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van grotere oppervlakte na sanering bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 25.2.3 en 25.2.4 ten behoeve van een grotere bebouwde oppervlakte van bijgebouwen behorende bij een woning, met dien verstande dat:

  • a.

    er sprake dient te zijn van sloop van bijgebouwen, waarbij geldt dat maximaal 100% van de gesloopte oppervlakte aan bijgebouwen mag worden teruggebouwd;

  • b.

    na sanering het perceel voor niet meer dan 60% is bebouwd;

  • c.

    de grotere oppervlakte aan bijgebouwen bijdraagt aan versterking van de ruimtelijke kwaliteit;

  • d.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      de verkeersveiligheid;

    • 3.

      de milieusituatie;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 5.

      de landschappelijke e en/of archeologische waarden van de gronden;

    • 6.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

25.3.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van een grotere oppervlakte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 25.2.3 en 25.2.4 ten behoeve van een grotere bebouwde oppervlakte van bijgebouwen behorende bij een woning, tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 150 m2 per bouwperceel, met dien verstande dat:

  • a.

    het bouwperceel voor maximaal 50% wordt bebouwd;

  • b.

    de bijgebouwen vrijstaand worden uitgevoerd;

  • c.

    de goothoogte van de bijgebouwen maximaal 3,50 meter bedraagt en de bouwhoogte maximaal 80% van de bouwhoogte van de woning;

  • d.

    de bijgebouwen passen in het stedenbouwkundige beeld waarbij geldt dat clustering en concentratie van de bijgebouwen op het bouwperceel de voorkeur heeft;

  • e.

    landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden worden niet onevenredig aangetast.

25.3.4 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van vergroten van de goothoogte van de bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 25.2.3 ten behoeve van het vergroten van de goothoogte van de bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a.

    een goede stedenbouwkundige inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • b.

    de goothoogte van de bedrijfswoning maximaal 5,50 meter bedraagt;

  • c.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 4.

      de landschappelijke waarden van de gronden;

    • 5.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

25.3.5 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verlagen van de dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 25.2.2, 25.2.3 en 25.2.4 ten behoeve van het verlagen van de dakhelling van een gebouw tot 0°, met dien verstande dat:

  • a.

    een goede stedenbouwkundige inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • b.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 3.

      de landschappelijke waarden van de gronden.

25.4 Specifieke gebruiksregels

25.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, met uitzondering van bestaande mini-campings, van al dan niet afgedankte wagens en/of voer- en vaartuigen van derden, een en ander met uitzondering van parkeren ten behoeve van het op de bestemming gerichte gebruik;

  • b.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor op de bestemming gericht tijdelijk gebruik en anders dan bedoeld in artikel 25.1.1;

  • c.

    een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de bijgebouwen, anders dan bedoeld in artikel 25.4.2 en 25.5.1;

  • d.

    woningsplitsing;

  • e.

    mantelzorg in de woning en/of in de bijgebouwen;

  • f.

    vrijstaande bijgebouwen als logiesruimte;

  • g.

    gebouwen voor recreatieve bewoning;

  • h.

    detailhandel en horeca.

25.4.2 Aan huis verbonden beroepen

Een aan huis gebonden beroep is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    een aan huis verbonden beroep uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of de daarbij behorende bijgebouwen;

  • b.

    maximaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep;

  • c.

    de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;

  • d.

    er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;

  • e.

    er is slechts één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 cm;

  • f.

    het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;

  • g.

    in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;

  • h.

    er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende beroep gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden beroep gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt;

  • i.

    buitenopslag en buitenactiviteiten zijn niet toegestaan;

  • j.

    er mag geen sprake zijn van een onevenredig verkeersaantrekkende werking.

25.5 Afwijken van de gebruiksregels

25.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven

  • a.

    Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 25.4, ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf als opgenomen in het overzicht aan huis gebonden beroepen/bedrijven (Bijlage 3 bij deze regels), met dien verstande dat:

    • 1.

      een aan huis verbonden bedrijf uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;

    • 2.

      de bestaande bouwmogelijkheden mogen niet worden verruimd;

    • 3.

      maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt voor een aan huis verbonden bedrijf, tot een maximum van 25 m², met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 25.5.2, 25.5.3, 25.5.4 en/of 25.5.6 genoemde nevenactiviteiten tezamen;

    • 4.

      de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;

    • 5.

      er mogen maximaal 2 personen werkzaam zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;

    • 6.

      het onbebouwde gedeelte van het perceel mag niet worden gebruikt voor bereoeps- of bedrijfsmatige activiteiten, met uitzondering van parkeren;

    • 7.

      er is slechts één reclame-uiting toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 cm;

    • 8.

      in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;

    • 9.

      er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van detailhandel in aan het betreffende bedrijf gerelateerde producten, waarvoor maximaal 10% van de voor het aan huis verbonden bedrijf gebruikte oppervlakte mag worden gebruikt;

    • 10.

      bij een aan huis verbonden bedrijf mag geen buitenopslag en mogen geen buitenactiviteiten plaatsvinden.

    • 11.

      indien een of meer van de activiteiten genoemd in artikel 25.5.1, 25.5.2, 25.5.3, 25.5.4, 25.5.5, 25.5.6 en 25.5.7 worden gecombineerd, de activiteiten ook samen ondergeschikt dienen te zijn aan de hoofdfunctie.

  • b.

    Een omgevingsvergunning, vrijstelling of ontheffing die ten tijde van de inwerkingtreding van de beheersverordening is verleend voor een bestaand aan huis verbonden bedrijf wordt gelijkgesteld met de omgevingsvergunning als bedoeld onder sub a.

25.5.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van complementaire daghoreca

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 25.4 ten behoeve van het gebruik van gronden en bouwwerken voor complementaire daghoreca als ondergeschikte nevenactiviteit, met dien verstande dat:

  • a.

    een goede stedenbouwkundige en/op landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • b.

    de voor bezoekers toegankelijke ruimten alleen zijn toegestaan op de begane grond van de woning of in een bijgebouw;

  • c.

    de bestaande bouwmogelijkheden niet mogen worden verruimd;

  • d.

    maximaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt voor de horeca-activiteiten, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 25.5.1, 25.5.3, 25.5.4 en/of 25.5.6 genoemde nevenactiviteiten tezamen;

  • e.

    de totale oppervlakte, inclusief terras, die wordt gebruikt voor de horeca-activiteiten mag maximaal 100 m² bedragen;

  • f.

    de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;

  • g.

    minimaal één bewoner werkzaam is in het horecabedrijf;

  • h.

    er ten hoogste één reclame-uiting is toegestaan met een maximale afmeting van 20 x 30 centimeter;

  • i.

    in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;

  • j.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      de verkeersveiligheid;

    • 2.

      de milieusituatie;

    • 3.

      het woon- en leefklimaat;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • k.

    indien een of meer van de activiteiten genoemd in artikel 25.5.1, 25.5.2, 25.5.3, 25.5.4, 25.5.5, 25.5.6 en 25.5.7 worden gecombineerd, de activiteiten ook samen ondergeschikt dienen te zijn aan de hoofdfunctie.

25.5.3 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van detailhandel, kunstnijverheid en/of atelier

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 25.4, ten behoeve van het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, kunstnijverheid en/of atelier als ondergeschikte activiteit, met dien verstande dat:

  • a.

    een goede stedenbouwkundige en/op landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • b.

    de ondergeschikte detailhandel uitsluitend wordt uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;

  • c.

    maximaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte mag worden gebruikt als verkoopruimte en productieruimte, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 25.5.1, 25.5.2, 25.5.4 en/of 25.5.6 genoemde nevenactiviteiten tezamen;

  • d.

    de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;

  • e.

    er maximaal 2 personen werkzaam mogen zijn, waarbij minstens één persoon tevens de bewoner van de woning is;

  • f.

    de oppervlakte van productiegebonden detailhandel maximaal 10% van het brutovloeroppervlak, tot een maximum van 150 m² mag bedragen;

  • g.

    etalages niet zijn toegestaan;

  • h.

    verkoopruimten zijn enkel toegestaan op de begane grond;

  • i.

    er ten hoogste één gevelreclame-uiting is toegestaan tot een maximum van 20 x 30 centimeter;

  • j.

    verkoop van producten met veiligheidsrisico's niet zijn toegestaan;

  • k.

    vrachtverkeer ten behoeve van bevoorrading niet is toegestaan;

  • l.

    in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, waarbij als uitgangspunt geldt dat de bestaande parkeervoorzieningen niet onevenredig mogen worden belast;

  • m.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      de verkeersveiligheid;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de milieusituatie;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • n.

    indien een of meer van de activiteiten genoemd in artikel 25.5.1, 25.5.2, 25.5.3, 25.5.4, 25.5.5, 25.5.6 en 25.5.7 worden gecombineerd, de activiteiten ook samen ondergeschikt dienen te zijn aan de hoofdfunctie.

25.5.4 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van verblijfsrecreatie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 25.4, ten behoeve van verblijfsrecreatie, zoals in de vorm van logiesverstrekking of bed en breakfast, met dien verstande dat:

  • a.

    een goede stedenbouwkundige en/op landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • b.

    er maximaal 10 slaapplaatsen per bouwperceel worden toegestaan, ten behoeve van een gelijktijdig nachtverblijf van maximaal 10 personen;

  • c.

    de woning waarin de verblijfsrecreatieve voorzieningen worden gerealiseerd, is bewoond door de hoofdbewoner, op het moment dat nachtverblijf wordt verstrekt;

  • d.

    maximaal 35% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw voor bed- en breakfastactiviteiten mag worden gebruikt, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 25.5.1, 25.5.2, 25.5.3 en/of 25.5.6 genoemde nevenactiviteiten tezamen;

  • e.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      de verkeersveiligheid;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de milieusituatie;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • f.

    uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;

  • g.

    de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets), waarbij geldt dat de bestaande waterhuishouding niet mag verslechteren als gevolg van de ontwikkeling;

  • h.

    in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;

  • i.

    omliggende functies niet worden gehinderd;

  • j.

    indien een of meer van de activiteiten genoemd in artikel 25.5.1, 25.5.2, 25.5.3, 25.5.4, 25.5.5, 25.5.6 en 25.5.7 worden gecombineerd, de activiteiten ook samen ondergeschikt dienen te zijn aan de hoofdfunctie.

25.5.5 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een minicamping

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 25.4, ten behoeve van een minicamping, met dien verstande dat:

  • a.

    het aantal minicampings binnen de gemeente niet meer dan 50 bedraagt;

  • b.

    nieuwe minicampings in het Natura 2000 gebied (ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone natura 2000') en EHS gebieden niet mogelijk zijn;

  • c.

    minicampings uitsluitend mogelijk zijn bij een woning, die is gerealiseerd in een voormalig agrarisch bedrijf;

  • d.

    het aantal kampeerplaatsen maximaal 15 bedraagt;

  • e.

    uitsluitend kampeermiddelen mogen worden geplaatst;

  • f.

    een goede landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • g.

    de oppervlakte van een kampeerplaats minimaal 80 m² bedraagt;

  • h.

    de afstand van de minicamping tot de perceelsgrens met aangrenzende woningen met een woonbestemming minimaal 25 meter bedraagt;

  • i.

    het kamperen niet plaatsvindt tussen 1 november en 15 maart;

  • j.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de verkeersveiligheid;

    • 4.

      de sociale veiligheid;

    • 5.

      de milieusituatie;

    • 6.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 7.

      de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden;

    • 8.

      de waterstaatkundig en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden;

  • k.

    in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein;

  • l.

    indien een of meer van de activiteiten genoemd in artikel 25.5.1, 25.5.2, 25.5.3, 25.5.4, 25.5.5, 25.5.6 en 25.5.7 worden gecombineerd, de activiteiten ook samen ondergeschikt dienen te zijn aan de hoofdfunctie.

25.5.6 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van verhuur van boten, fietsen en andere recreatieve vervoermiddelen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 25.4, ten behoeve van het gebruik van gronden en bouwwerken voor verhuur van boten, fietsen en andere recreatieve vervoermiddelen als ondergeschikte activiteit, met dien verstande dat:

  • a.

    een goede stedenbouwkundige en/op landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd;

  • b.

    maximaal 35% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw voor verhuur van boten, fietsen en andere recreatieve vervoermiddelen mag worden gebruikt, met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen 25.5.1, 25.5.2, 25.5.3 en/of 25.5.4 genoemde nevenactiviteiten tezamen;

  • c.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de verkeersveiligheid;

    • 4.

      de milieusituatie;

    • 5.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 6.

      de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden;

    • 7.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden;

  • d.

    in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;

  • e.

    indien een of meer van de activiteiten genoemd in artikel 25.5.1, 25.5.2, 25.5.3, 25.5.4, 25.5.5, 25.5.6 en 25.5.7 worden gecombineerd, de activiteiten ook samen ondergeschikt dienen te zijn aan de hoofdfunctie.

25.5.7 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 25.4.1 ten behoeve van mantelzorg in de woning of in bestaande bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a.

    het oppervlak van de mantelzorgvoorziening in de woning en/of bestaande bijgebouwen maximaal in totaal 75 m² bedraagt, met dien verstande dat de maximale oppervlakte aan bijgebouwen niet meer mag bedragen dan het bepaalde in artikel 25.2.3;

  • b.

    de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;

  • c.

    specifiek voor mantelzorg in bestaande vrijstaande bijgebouwen de volgende regels gelden;

    • 1.

      het vrijstaande bijgebouw dient binnen een afstand van 25,00 meter van de woning te zijn gesitueerd en een ruimtelijke eenheid te vormen met de woning;

    • 2.

      realisatie van de afhankelijke woonruimte binnen de woning inclusief de aangebouwde bijgebouwen niet mogelijk is;

    • 3.

      geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

      • -

        de verkeersveiligheid;

      • -

        het woon- en leefklimaat;

      • -

        de milieusituatie;

      • -

        de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • d.

    indien een of meer van de activiteiten genoemd in artikel 25.5.1, 25.5.2, 25.5.3, 25.5.4, 25.5.5, 25.5.6 en 25.5.7 worden gecombineerd, de activiteiten ook samen ondergeschikt dienen te zijn aan de hoofdfunctie.

Artikel 26 Wonen - Woonschepen

26.1 Bestemmingsomschrijving

26.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - Woonschepen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    wonen op het water;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1.

      water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

26.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 39.1.

26.2 Bouwregels

26.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen - Woonschepen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    woonschepen, woonboten en/of woonarken, tot maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangeduide aantal woonschepen, woonboten en/of woonarken;

  • b.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 26.1 genoemde bestemming, maar niet op de oever;

met inachtneming van het bepaalde in artikel 26.2.2 tot en met 26.2.3.

26.2.2 Woonschepen, woonboten en/of woonarken

Voor het bouwen van woonschepen, woonboten en/of woonarken gelden de volgende regels:

  • a.

    de lengte van woonschepen, woonboten en/of woonarken bedraagt maximaal 15,00 meter, dan wel de bestaande lengte indien deze meer bedraagt op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening;

  • b.

    de breedte van woonschepen, woonboten en/of woonarken bedraagt maximaal 4,00 meter, dan wel de bestaande breedte indien deze meer bedraagt op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening;

  • c.

    de bouwhoogte van woonschepen, woonboten en/of woonarken bedraagt maximaal 3,00 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening;

  • d.

    woonschepen, woonboten en/of woonarken worden met een plat dak afgedekt.

26.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a.

    Bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen niet op de oever worden gebouwd;

  • b.

    De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 3,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 1,00 meter mag bedragen.

26.3 Afwijken van de bouwregels

26.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het vergroten van de afmetingen van een woonschip, woonboot en/of woonark

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 26.2.1 ten behoeve van het vergroten van de afmetingen van een woonschip, woonboot en/of woonark, met dien verstande dat:

  • a.

    de lengte maximaal 20,00 meter bedraagt;

  • b.

    de breedte maximaal 6,00 meter bedraagt;

  • c.

    de bouwhoogte maximaal 4,00 meter bedraagt;

  • d.

    er geen gevaar is te verwachten voor de scheepvaart;

  • e.

    vooraf advies wordt ingewonnen bij de vaarweg- c.q. waterbeheerder

26.4 Specifieke gebruiksregels

26.4.1 Afmeren woonschepen, woonboten en/of woonarken, geen bouwwerk zijnde

Op de voor 'Wonen - Woonschepen' aangewezen gronden mogen woonschepen, woonboten en/of woonarken geen bouwwerk zijnde worden afgemeerd met in acht name van de volgende regels:

  • a.

    ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is maximaal het aangeduide aantal woonschepen, woonboten en/of woonarken toegestaan;

  • b.

    de lengte van woonschepen, woonboten en/of woonarken bedraagt maximaal 15,00 meter, dan wel de bestaande lengte indien deze meer bedraagt op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening;

  • c.

    de breedte van woonschepen, woonboten en/of woonarken bedraagt maximaal 4,00 meter, dan wel de bestaande breedte indien deze meer bedraagt op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening;

  • d.

    de bouwhoogte van woonschepen, woonboten en/of woonarken bedraagt maximaal 3,00 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening;

  • e.

    woonschepen, woonboten en/of woonarken worden met een plat dak afgedekt.

26.4.2 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;

  • b.

    buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor op de bestemming gericht tijdelijk gebruik;

  • c.

    een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning;

  • d.

    woningsplitsing;

  • e.

    mantelzorg;

  • f.

    gebouwen voor recreatieve bewoning;

  • g.

    detailhandel.

26.5 Afwijken van de gebruiksregels

26.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van het vergroten van de afmetingen van een woonschip, woonboot en/of woonark

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 26.4.1 ten behoeve van het vergroten van de afmetingen van een woonschip, woonboot en/of woonark, met dien verstande dat:

  • a.

    de lengte maximaal 20,00 meter bedraagt;

  • b.

    de breedte maximaal 6,00 meter bedraagt;

  • c.

    de bouwhoogte maximaal 4,00 meter bedraagt;

  • d.

    er geen gevaar is te verwachten voor de scheepvaart;

  • e.

    vooraf advies wordt ingewonnen bij de vaarweg- c.q. waterbeheerder.

Artikel 27 Leiding

27.1 Bestemmingsomschrijving

27.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse hoge druk gastransportleiding en de daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'.

27.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 39.1.

27.2 Bouwregels

27.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Leiding' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

27.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Leiding' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken, geen gebouw zijnde van geringe omvang, die noodzakelijk zijn voor de aanleg en instandhouding van de in 27.1 bedoelde leiding, met dien verstande dat:

  • a.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde maximaal 2,00 meter bedraagt

27.3 Afwijken van de bouwregels

27.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 27.2.1, ten behoeve van het bouwen van gebouwen of andere bouwwerken, geen gebouw zijnde op de voor 'Leiding' aangewezen gronden, met dien verstande dat:

  • a.

    het doelmatig functioneren van de in artikel 27.1 bedoelde leiding niet wordt aangetast;

  • b.

    vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder;

  • c.

    bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming;

  • d.

    geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

27.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Leiding' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:

  • a.

    aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  • b.

    het ontginnen, woelen, mengen, diepploegen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem en het aanleggen van drainage;

  • c.

    het aanbrengen en rooien van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen en/of bomen;

  • d.

    het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem;

  • e.

    het aanleggen van andere kabels en leidingen dan de in artikel 27.1 bedoelde leiding(en);

  • f.

    het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

27.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 27.4.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.

27.4.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 27.4.1 kan alleen worden verleend indien:

  • a.

    door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen het doelmatig functioneren van de in artikel 27.1 bedoelde leiding(en) niet wordt aangetast;

  • b.

    daarover vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 28 Leiding - Hoogspanningsverbinding

28.1 Bestemmingsomschrijving

28.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding en de daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding'.

28.1.2 Bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 39.1.

28.2 Bouwregels

28.2.1 Algemeen

Op de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

28.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken, geen gebouw zijnde, die noodzakelijk zijn voor de aanleg en instandhouding van de in artikel 28.1 bedoelde hoogspanningsverbinding, met dien verstande dat:

  • a.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 3,00 meter bedraagt, met uitzondering van:

    • 1.

      masten ten behoeve van de in artikel 28.1 bedoelde hoogspanningsverbinding, waarvan de bouwhoogte maximaal 40,00 meter bedraagt

28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

28.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:

  • a.

    het aanbrengen van hoog opgroeiende beplantingen en bomen;

  • b.

    het aanleggen van andere kabels en leidingen dan de in artikel 28.1 bedoelde hoogspanningsverbinding en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

28.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 28.3.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;

  • c.

    werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

28.3.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 28.3.1 kan alleen worden verleend indien:

  • a.

    door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen het doelmatig functioneren van de in artikel 28.1 bedoelde hoogspanningsverbinding niet wordt aangetast;

  • b.

    daarover vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de leiding.

Artikel 29 Waarde - Archeologie 1

29.1 Bestemmingsomschrijving

29.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

29.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 39.1.

29.2 Bouwregels

29.2.1 Onderzoek ten behoeve van verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen

Een aanvraag om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op het bouwen en/of vergroten van gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bestaande bebouwing wordt vergroot met een oppervlakte van meer dan 100 m² en/of de bestaande fundering niet wordt benut, dient door de aanvrager een aanvullend en/of definitief archeologisch rapport te worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  • a.

    de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgelegd, en;

  • b.

    in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd, dan wel:

  • c.

    in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn.

29.2.2 Voorwaarden verlening omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in artikel 29.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a.

    de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  • b.

    de verplichting tot het doen van opgravingen;

  • c.

    de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

29.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a.

    het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;

  • b.

    het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;

  • c.

    het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  • d.

    voorzover de ingreep dieper gaat dan 50 cm beneden het maaiveld en een grotere oppervlakte dan 100 m² beslaat.

29.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 29.3.1 is niet van toepassing, indien:

  • a.

    door middel van een aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn;

  • b.

    het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

  • c.

    werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

  • d.

    de werken en werkzaamheden worden verricht in het kader van een aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.

29.3.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 29.3.1 kan alleen worden verleend indien mede op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

29.3.4 Onderzoeksplicht

De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 29.3.1 die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 1 dient een rapport te overleggen waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  • a.

    de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgelegd, en;

  • b.

    in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd, dan wel:

  • c.

    in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn.

29.3.5 Voorwaarden verlening omgevingsvergunning

Indien uit het in artikel 29.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a.

    de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  • b.

    de verplichting tot het doen van opgravingen;

  • c.

    de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 30 Waarde - Archeologie 2

30.1 Bestemmingsomschrijving

30.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

30.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 39.1.

30.2 Bouwregels

30.2.1 Onderzoek ten behoeve van verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken:

  • 1.

    met een oppervlakte groter dan 250 m² wanneer deze zich bevindt binnen de bebouwde kom, dan wel,

  • 2.

    met een oppervlakte groter dan 2.500 m² wanneer deze zich bevindt buiten de bebouwde kom,

dient door de door de aanvrager een aanvullend en/of definitief archeologisch rapport te worden overgelegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:

    • a.

      de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld en

    • b.

      in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard of gedocumenteerd, dan wel:

    • c.

      in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn.

30.2.2 Voorwaarden verlening omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in artikel 30.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a.

    de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  • b.

    de verplichting tot het doen van opgravingen;

  • c.

    de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

30.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a.

    het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;

  • b.

    het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;

  • c.

    het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

voorzover de ingreep:

    • 1.

      dieper gaat dan 50 cm beneden het maaiveld en een grotere oppervlakte dan 250 m² beslaat, wanneer deze zich bevindt binnen de bebouwde kom;

    • 2.

      dieper gaat dan 50 cm benden het maaiveld en een grotere oppervlakte dan 2.500 m² beslaat, wanneer deze zich bevindt buiten de bebouwde kom.

30.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 30.3.1 is niet van toepassing, indien:

  • a.

    door middel van een aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn;

  • b.

    het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

  • c.

    werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

  • d.

    de werken en werkzaamheden worden verricht in het kader van een aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.

30.3.3 Toepassingscriteria

DDe omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 30.3.1 kan alleen worden verleend indien mede op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

30.3.4 Onderzoeksplicht

De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 30.3 die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 2' dient een rapport te overleggen waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  • a.

    de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgelegd, en;

  • b.

    in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd, dan wel:

  • c.

    in voldoende mate is aangegeven dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel niet (meer) aanwezig zijn.

30.3.5 Voorwaarden verlening omgevingsvergunning

Indien uit het in artikel 30.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a.

    de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  • b.

    de verplichting tot het doen van opgravingen;

  • c.

    de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 31 Waarde - Cultuurhistorie

31.1 Bestemmingsomschrijving

31.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande cultuurhistorisch waardevolle karakteristieke bebouwing en de daaraan gerelateerde patronen (beplantingspatronen, verkavelingen, wegenpatronen, het stedenbouwkundig beeld), zoals vastgelegd in Bijlage 1 Inventarisatie karakteristieke panden.

31.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 39.1.

31.2 Bouwregels

31.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden mag slechts worden gebouwd indien en voor zover zulks nodig is voor het behoud en/of herstel van de bestaande bebouwing, met dien verstande, dat:

  • a.

    bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;

  • b.

    geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in het stedenbouwkundige beeld, bepaald door situering hoofd- en bijgebouwen, kapvorm, nokrichting, hoogtematen, gevel- en raamindeling.

31.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 31.2.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    bouwwerken, welke op het tijdstip van het inwerkingtreden van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

31.3 Afwijken van de bouwregels

31.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen van gebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 31.2.1 ten behoeve van het bouwen van gebouwen overeenkomstig de onderliggende bestemming(en), met dien verstande dat:

  • a.

    dit verenigbaar is met behoud, herstel en/of versterking van de cultuurhistorische waarden en kwaliteiten van de bestaande bebouwing;

  • b.

    dit conform advies van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie, niet leidt tot een wezenlijke verandering van de aanwezige cultuurhistorische waarden en kwaliteiten.

31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

31.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a.

    het aanbrengen van veranderingen in de aanwezige stedenbouwkundige/landschappelijke structuur;

  • b.

    het geheel of gedeeltelijk planten of rooien van bomen, bosschages, houtwallen en singels;

  • c.

    het geheel of gedeeltelijk dempen/graven van watergangen;

  • d.

    het aanbrengen van verhardingen.

31.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 31.4.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;

  • c.

    werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

31.4.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 31.4.1 kan alleen worden verleend indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel 31.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

31.4.4 Voorwaarden verlening omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan aan de in artikel 31.5.1 genoemde vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gebied.

31.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

31.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige cultuurhistorische waardevolle en/of karakteristieke bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.

31.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 31.5.1 is niet van toepassing op:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

31.5.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 31.5.1 kan alleen worden verleend indien:

  • a.

    de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijziging aan het pand kan worden hersteld;

  • b.

    de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde in redelijkheid niet is te handhaven;

  • c.

    het delen van panden of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek dan wel cultuurhistorisch waardevol vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde plaatsvindt;

  • d.

    een positief advies wordt verkregen van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie.

Artikel 32 Waterstaat - Waterkering

32.1 Bestemmingsomschrijving

32.1.1 Algemeen

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a.

    primaire waterkering;

  • b.

    regionale waterkering;

  • c.

    hoofdwatergang;

  • d.

    watergang;

  • e.

    behoud en bescherming van de aanwezige cultuurhistorische waarden;

32.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 39.1.

32.2 Bouwregels

32.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

32.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming, waarvan de hoogte maximaal 10,00 meter mag bedraagt.

32.3 Afwijken van de bouwregels

32.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van gebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 32.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen of andere bouwwerken, geen gebouw zijnde op de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden, met dien verstande dat:

  • a.

    vooraf advies wordt ingewonnen bij het bevoegd waterschapsgezag;

  • b.

    bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming;

  • c.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      het straat- en bebouwingsbeeld;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de verkeersveiligheid;

    • 4.

      de sociale veiligheid;

    • 5.

      de milieusituatie;

    • 6.

      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

    • 7.

      de landschappelijke en/of natuurlijke waarden en/of archeologische waarden van de gronden;

    • 8.

      de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden

32.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a.

    het ophogen en afgraven van de gronden

  • b.

    het verwijderen en aanbrengen van verhardingen;

  • c.

    het wijzigen van het waterpeil;

  • d.

    het dempen van watergangen;

  • e.

    het verwijderen en aanbrengen van oeverbeschoeiingen.

32.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 32.4.1 is niet van toepassing indien:

  • a.

    normale onderhoudswerkzaamheden;

  • b.

    werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.

32.4.3 Toepassingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 32.4.1 kan alleen worden verleend indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvoor hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de waterstaatkundige en waterkerende functies niet in gevaar wordt of kan worden gebracht. Hiertoe wordt schriftelijk advies ingewonnen bij het bevoegde waterschapsgezag.

Artikel 33 Waterstaat - Waterlopen

33.1 Bestemmingsomschrijving

33.1.1 Algemeen

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van primaire wateren, zoals watergangen en regenwaterbuffers, overeenkomstig de Keur van het waterschap.

33.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 39.1.

33.2 Bouwregels

33.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

33.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken, geen gebouw zijnde van geringe omvang, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van primaire wateren, met dien verstande dat:

  • a.

    de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 3,50 meter bedraagt.

33.3 Afwijken van de bouwregels

33.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen van bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 33.2.2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde of gebouwen binnen de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden, met dien verstande dat:

  • a.

    het belang van het primaire water, gehoord het waterschap, niet onevenredig wordt aangetast;

  • b.

    bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 34 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 35 Algemene bouwregels

35.1 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a.

    ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', uitgezonderd zwembaden binnen de bestemming 'Wonen - Buitengebied';

  • b.

    de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan de toegestane oppervlakte van bouwwerken boven peil, daarbij worden niet meegerekend zwembaden binnen de bestemming 'Wonen - Buitengebied';

  • c.

    de ondergrondse bouwdiepte mag maximaal 4,00 meter onder peil bedragen;

  • d.

    om het ondergrondse bouwwerk toegankelijk te maken is overschrijding van het bouwvlak toegestaan, mits de voorgevelrooilijn niet wordt overschreden;

  • e.

    de regels van de betreffende bestemmingen zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 36 Algemene gebruiksregels

36.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a.

    een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;

  • b.

    een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf, voor zover daarvoor door de burgemeester geen gedoogtoestemming is verleend;

  • c.

    straatprostitutie;

  • d.

    het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, tenzij de betreffende bestemming daarin wel uitdrukkelijk voorziet.

Artikel 37 Algemene aanduidingsregels

37.1 'geluidzone - industrie'

37.1.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mogen geen geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd.

37.1.2 Afwijken van de regels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 37.1.1, met dien verstande dat de geluidsbelasting vanwege industrielawaai op de gevels van de te realiseren geluidgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeurgrenswaarde of een verleende hogere grenswaarde.

37.2 'geluidzone - spoor'

37.2.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding ''geluidzone - spoor'' mogen geen geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd.

37.2.2 Afwijken van de regels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 37.2.1, met dien verstande dat de geluidbelasting vanwege spoorweglawaai op de gevels van de te realiseren geluidgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeurgrenswaarde of een verleende hogere grenswaarde.

37.3 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'

37.3.1 Verbod

Ter plaatse van 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die noodzakelijk zijn in verband met de drinkwatervoorziening en de bescherming daarvan, met dien verstande dat de hoogte maximaal 2,50 meter bedraagt.

37.3.2 Afwijken van de regels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 37.3.1, met dien verstande dat de kwaliteit van het grondwater daardoor niet wordt geschaad.

37.4 'milieuzone - waterwingebied'

37.4.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die noodzakelijk zijn in verband met de openbare drinkwaterwinning.

37.4.2 Uitzondering

Artikel 37.4.1 is niet van toepassing op bouwwerken waarvoor gedeputeerde staten ontheffing hebben verleend.

37.5 'veiligheidszone - leiding'

37.5.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd.

37.5.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 37.5.1, met dien verstande dat:

  • a.

    voldaan wordt aan de normen die gelden voor het plaatsgebonden risico;

  • b.

    indien sprake is van toename van het groepsrisico, hiervoor een verantwoording als bedoeld in paragraaf 5 van het 'Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen' (BEVI) plaatsvindt.

37.6 'veiligheidszone - lpg'

37.6.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd.

37.6.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 37.6.1, met dien verstande dat:

  • a.

    voldaan wordt aan de normen die gelden voor het plaatsgebonden risico;

  • b.

    indien sprake is van toename van het groepsrisico, hiervoor een verantwoording als bedoeld in paragraaf 5 van het 'Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen' (BEVI) plaatsvindt.

37.7 veiligheidszone - plasbrandaandachtsgebied

37.7.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - plasbrandaandachtsgebied' mogen geen kwetsbare objecten worden opgericht.

37.7.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsverguning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 37.7.1 ten behoeve van de bouw van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, overeenkomstig de ter plaatse voorkomende bestemming(en), met uitzondering van gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals ziekenhuizen, bejaardenhuizen, verpleeghuizen, scholen, of gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen, mits:

  • a.

    de risico's voor in de gebouwen verblijvende personen uit oogpunt van externe veiligheid redelijkerwijs aanvaardbaar kunnen worden geacht;

  • b.

    het bestuur van de veiligheidsregio in de gelegenheid wordt gesteld om advies uit te brengen over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

37.8 vrijwaringszone - laagvliegroute

37.8.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - laagvliegroute' mag geen bebouwing hoger dan 40 meter worden gebouwd.

37.9 'vrijwaringszone - molenbiotoop'

37.9.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' mag niet worden gebouwd.

37.9.2 Afwijken van de regels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 37.9.1, met dien verstande dat:

  • a.

    de windvang van de molen daardoor niet in onevenredige mate wordt aangetast. Uitgangspunt hierbij is dat de optimale windvang tot maximaal 5% mag worden beperkt;

  • b.

    dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt verantwoord is.

37.10 'vrijwaringszone - spoor'

37.10.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - spoor' mag niet worden gebouwd en mogen geen werken of werkzaamheden worden uitgevoerd in strijd met de Spoorwegwet, zonder vergunning of ontheffing door of vanwege het daartoe bevoegde gezag.

37.11 'vrijwaringszone - weg 0-50 meter'

37.11.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 0-50 meter' mogen geen bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken gerelateerd aan of ten behoeve van de verkeersbestemming c.q. het wegverkeer.

37.11.2 Afwijken van de regels

Het bevoegd gezag kan, gehoord Rijkswaterstaat, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van bebouwing op de gronden gelegen binnen de 'vrijwaringszone - weg 0-50 meter' overeenkomstig het bepaalde in de onderliggende bestemming, mits:

  • a.

    dit toekomstige infrastructurele uitbreidingen niet onmogelijk maakt;

  • b.

    dit niet leidt tot uit milieuhygiënisch en/of veiligheidsoogpunt onaanvaardbare situaties.

37.12 'vrijwaringszone - weg 50-100 meter'

37.12.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 50-100 meter' mag worden gebouwd, nadat vooraf overleg is gevoerd met en overeenstemming is bereikt met de wegbeheerder, i.c. Rijkswaterstaat.

Artikel 38 Algemene afwijkingsregels

38.1 Meetverschillen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de aangeduide bouwgrenzen indien een meetverschil of onnauwkeurigheid ten opzichte van de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, mits de afwijking maximaal 3,00 meter bedraagt.

38.2 Kleine bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan, behoudens op de voor de voor 'Natuur' aangewezen gronden en met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bouw- en/of gebruiksregels voor het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, pinautomaten, afval- en glascontainers en dergelijke, met dien verstande dat:

  • a.

    de oppervlakte maximaal 15 m2 mag bedragen;

  • b.

    de goothoogte maximaal 3,00 meter mag bedragen;

  • c.

    de bouwhoogte maximaal 6,00 meter mag bedragen.

38.3 3 Functiewijzigingen onbebouwde gronden

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de gebruiksregels voor een wijziging van het gebruik van onbebouwde gronden, zonder dat daarbij wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a.

    de oppervlakte maximaal 1.000 m2 mag bedragen;

  • b.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      de verkeersveiligheid;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de milieusituatie;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

38.4 4 Omgevingsvergunning evenementen

Het bevoegd gezag kan, behoudens op de voor de voor 'Natuur' aangewezen gronden en met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels van de beheersverordening ten aanzien van het toestaan van evenementen die met een zekere regelmaat plaatsvinden en een planologische relevantie hebben vanwege de duur van de activiteit, waaronder het opbouwen en afbreken en/of vanwege de omvang van de activiteit, waaronder het aantal deelnemers/toeschouwers, mits:

  • a.

    de evenementen zijn toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);

  • b.

    het evenement maximaal 15 dagen aaneengesloten duurt, inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement;

  • c.

    een locatie niet meer dan 3 maal per jaar voor een evenement wordt gebruikt;

  • d.

    er geen horeca ter plaatse plaatsvindt, anders dan inherent aan het toegestane evenement;

  • e.

    er geen detailhandel ter plaatse plaatsvindt, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten;

  • f.

    er geen recreatief nachtverblijf ter plaatse plaatsvindt;

  • g.

    in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien;

  • h.

    aan de van toepassing zijnde milieuwet- en regelgeving wordt voldaan;

  • i.

    het evenement niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;

  • j.

    er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      de verkeersveiligheid;

    • 2.

      de milieusituatie;

    • 3.

      het woon- en leefklimaat;

    • 4.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende grond.

38.5 Verleende omgevingsvergunningen of andere toestemmingenerleende omgevingsvergunningen of andere toestemmingen

Een omgevingsvergunning, vrijstelling of ontheffing die ten tijde van de inwerkingtreding van de beheersverordening is verleend voor een bouw- en/of gebruiksactiviteit waarvoor ingevolge deze regels een omgevingsvergunning voor het afwijken van de beheersverordening is vereist, wordt gelijkgesteld met een dergelijke omgevingsvergunning.

Artikel 39 Overige regels

39.1 Voorrangsregels

39.1.1 Voorrang dubbelbestemming

In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming gaat het belang van de dubbelbestemming voor.

39.1.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen

Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat dubbelbestemmingen gericht op het instandhouden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:

  • a.

    Waarde - Archeologie 1;

  • b.

    Waarde - Archeologie 2;

  • c.

    Leiding;

  • d.

    Leiding - Hoogspanningsverbinding;

  • e.

    Waterstaat - Waterkering;

  • f.

    Waarde - Cultuurhistorie;

  • g.

    Waterstaat - Waterlopen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 40 Overgangsrecht

  • 40.

    • 1.

      Overgangsrecht bouwwerken

    • a.

      Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

      • 1.

        gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

      • 2.

        na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

    • b.

      Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

    • c.

      Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheerverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

  • 40.2

    • 2.

      Overgangsrecht gebruik

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  • b. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 41 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van de beheersverordening "Buitengebied Steenwijkerland".

Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Steenwijkerland van 18 juni 2013.

Mij bekend,

de raadsgriffier.