Regeling vervallen per 08-07-2017

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Steenwijkerland 2015

Geldend van 01-01-2017 t/m 07-07-2017

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Steenwijkerland 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijkerland;

gelet op de artikelen 12, vierde en vijfde lid, 13, derde en vierde lid, 17, 18, tweede lid, en 22, vierde lid, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Steenwijkerland 2015;

besluit vast te stellen het:

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Steenwijkerland 2015

Deze nadere regels bestaan uit:

Algemeen

Begripsbepalingen

Artikel 1

Hoogte PGB

Artikel 2

Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen of pgb’s

Artikel 3

Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen

Artikel 4

Waardering mantelzorgers

Artikel 5

Tegemoetkoming ten aanzien van vervoer- en verhuiskosten personen met een beperking of chronische problemen

Artikel 6

Vaststellen netto inkomen

Artikel 7

Betrekken van ingezetenen bij het beleid

Artikel 8

Inwerkingtreding, intrekking en citeertitel

Algemeen Begripsbepalingen

In deze nadere regels en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a)

    algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en gericht op maatschappelijke ondersteuning;

  • b)

    algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;

  • c)

    bijdrage: bijdrage in de kosten als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

  • d)

    cliënt: inwoner van de gemeente die een hulpvraag heeft;

  • e)

    forfaitaire vergoeding: een bijdrage ineens die los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt;

  • f)

    hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • g)

    maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, zaken, hulpmiddelen en andere maatregelen;

  • h)

    netto inkomen: netto inkomen in het kader van de vaststelling dat bepaalde kosten indirect algemeen gebruikelijk worden geacht in relatie tot het inkomen: het inkomen zoals bedoeld in artikel 6 van dit Besluit.

  • i)

    normbedrag: een forfaitaire of gemaximeerde vergoeding;

  • j)

    PGB: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;

  • k)

    ui tvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (landelijk)

  • l)

    verordening: verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 Steenwijkerland;

  • m)

    voorliggende voorziening: voorziening op basis van een andere wet dan de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • n)

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015);

  • o)

    zaak: fysieke voorziening zoals een hulpmiddel of een woningaanpassing.

Artikel 1. Hoogte PGB

1.De hoogte van een PGB voor:

  • a.

    Een zaak wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de zaak die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt. Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering. Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering;

  • b.

    Ondersteuning Zelfstandig Leven I (OZL I), Ondersteuning Zelfstandig Leven II (OZL II), Ondersteuning Zelfstandig Leven III (OZL III) en Kortdurend Verblijf met laag intensieve ondersteuning door een niet daartoe opgeleid persoon die mantelzorger is of afkomstig is uit het sociale netwerk van de cliënt, bedraagt 50% van het tarief OZL I, OZL II, OZL III of Kortdurend Verblijf met een maximum van € 20,00 per uur;

  • c.

    OZL I, OZL II, OZL III of Kortdurend Verblijf

    1°. door een daartoe opgeleid persoon; of

    2°. waarvoor bijzondere deskundigheden zijn vereist;

    wordt bepaald op basis van 75% van het laagste tarief per uur of per resultaat voor OZL I, OZL II, OZL III of Kortdurend Verblijf in natura door een daartoe opgeleide beroepskracht werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling;

  • d.

    Ondersteuning Maatschappelijke Deelname (OMD I), Ondersteuning MaatschappelijkeDeelname II (OMD II) en Ondersteuning Maatschappelijke Deelname III (OMD III) door een niet daartoe opgeleid persoon die mantelzorger is of afkomstig is uit het sociale netwerk van de cliënt, bedraagt 50% van het tarief OMD I, OMD II of OMD III met een maximum van € 20,00 per uur.

  • e.

    OMD I, OMD II of OMD III

    1°. door een daartoe opgeleid persoon; of

    2°. waarvoor bijzondere deskundigheden zijn vereist; wordt per dagdeel bepaald op basis van 75 % van het laagste tarief per dagdeel voor dergelijke begeleiding in natura door daartoe opgeleide beroepskrachten werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling;

  • f.

    De hoogte van een PGB voor vervoer van en naar de dichtstbijzijnde en geschikte dagbesteding, bedraagt € 0,19 per kilometer tot een maximum van € 5,95 per dag en voor rolstoelvervoer tot een maximum van € 16,20 per dag.

  • g.

    De hoogte van het PGB voor beschermd wonen wordt bepaald op basis van een naar aard en omvang oplopend budget, zoals in bijlage 3 van dit besluit is aangegeven.

  • h.

    hulp bij het huishouden (I) door een daartoe opgeleid persoon bedraagt maximaal 100% van het laagste tarief per uur voor dergelijke hulp in natura;

  • i.

    hulp bij het huishouden (I) verleend door een dienstverlener aan huis bedraagt maximaal € 14,00 per uur.

 

Artikel 2. Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen of PGB’s

De gemeente hanteert de maximale bedragen van artikel 3.1, eerste lid, van het uitvoeringsbesluit, uitgezonderd de maatwerkvoorzieningen waar de gemeente op basis van de wet geen eigen bijdragen mag heffen. De bedragen per vier weken, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de eigen bijdrage zijn gelijk aan die genoemd in artikel 3.1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit. De bedragen per vier weken en de inkomensbedragen worden op grond van artikel 3.8 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 jaarlijks bij ministeriële regeling gewijzigd.

Artikel 3. Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen

  • 1. Voor algemene voorzieningen wordt geen in de verordening gereguleerde bijdrage opgelegd.

  • 2. De kostprijs van een maatwerkvoorziening en PGB wordt bepaald:

    • a.

      door een aanbesteding;

    • b.

      na een consultatie in de markt, of

    • c.

      in overleg met de aanbieder.

  • 3. In de gevallen, bedoeld in 2.1.4, zevende lid, van de wet, worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of PGB door de gemeente Zwollevastgesteld en geïnd.

  • 4. De bijdrage voor woonvoorziening is verschuldigd voor een voorziening van bouwkundige of woontechnische aard (woningaanpassing).

  • 5. De bijdrage voor vervoersvoorzieningen is verschuldigd voor een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen, een open elektrische buitenwagen, een ander verplaatsingsmiddel, aanschaf of gebruik van een verplaatsingsmiddel, aanpassing van een eigen auto en onderhoud en/of reparatie van, accessoires bij en aanpassingen aan een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen, een open elektrische buitenwagen of een ander verplaatsingsmiddel.

  • 6. De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of PGB ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

Artikel 4. Waardering mantelzorgers

De jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat uit:

-De mogelijkheden worden onderzocht en de keuze van het college wordt in een herziene versie van de nader regels ingevoegd –

Artikel 5. Tegemoetkoming ten aanzien van vervoer- en verhuiskosten personen met een beperking of chronische problemen

Verhuisvoorzieningen en vervoersvoorzieningen zijn in principe algemeen gebruikelijk. Meerkosten verband houdende met de beperking van de aanvrager hebben een cumulatief karakter en drukken zwaar op een inkomen van minder dan 150% van de bijstandsnorm. Indien het netto inkomen van de aanvrager minder bedraagt dan 150% van de bijstandsnorm kunnen de kosten van verhuizing of vervoer voor een tegemoetkoming in aanmerking komen. Bij een netto inkomen van meer dan 150% van de bijstandsnorm kunnen alleen aantoonbare cumulatieve meerkosten die verband houden met de beperking gewogen worden in de beoordeling van de aanvraag. Indien het netto inkomen als gevolg daarvan daalt tot minder dan 150% van de bijstandsnorm kan de aanvrager voor vergoeding van de gevraagde kosten in aanmerking komen.

De tegemoetkoming voor:

  • a.

    Het collectief vraag afhankelijke vervoer (Regio Taxi), een (eigen) auto en/of een taxi wordt vastgesteld op basis van de individuele vervoersbehoefte van de gehandicapte tot een maximum normbedrag van € 340,00 per jaar. De vergoeding bij gebruikmaking van (eigen) auto bedraagt € 0,19 per door de gehandicapte afgelegde kilometer tot maximaal het normbedrag van €340,00 per jaar.

  • b.

    rolstoeltaxikosten wordt vastgesteld op basis van de individuele vervoersbehoefte van de gehandicapte tot een maximum normbedrag van € 1.503,00 per jaar.

  • c.

    Aanpassing eigen auto, aanschaf of gebruik van een ander verplaatsingsmiddel en aanpassing van een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen, een open elektrische buitenwagen of gebruik van een ander verplaatsingsmiddel bedraagt 100 % van de voor vergoeding in aanmerking komende voorzieningen.

  • d.

    Voor een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten een forfaitaire vergoeding van € 2.782,00

  • e.

    Voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening 100 % van de voor de vergoeding in aanmerking komende kosten.

  • f.

    Voor een woonvoorziening van niet-bouwkundige of technische aard 100 % van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

  • g.

    Voor onderhoud en keuring van een woonvoorziening zal het bedrag als bedoeld in Bijlage II niet te boven gaan.

  • h.

    Voor tijdelijke huisvesting de werkelijke kosten van de kale huur (minus huurtoeslag) als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een zelfstandig woonruimte of het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte (dubbele woonlasten) of de werkelijke kosten als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte.

  • i.

    Voor huurderving bedraagt de hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming maximaal het bedrag van de laatstgenoten kale huur.

Artikel 6. Vaststellen netto inkomen

  • 1. Het netto inkomen wordt als volgt vastgesteld:

    • a.

      Loontrekkenden of uitkeringsgerechtigden, inclusief ouderen met alleen een AOW uitkering: nettoloon op loonstrookje of uitkeringsspecificatie, vermeerderd met vakantietoeslag en de fiscale heffingskortingen voor zover deze niet zijn vrijgelaten.

    • b.

      Zelfstandigen: inkomen volgens de belastingopgave van het laatst verstreken kalenderjaar minus verschuldigde inkomstenbelasting (forfaitair percentage conform artikel 6 lid 2 Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004).

    • c.

      Ouderen met pensioen: netto inkomsten, inclusief AOW uitkering, vermeerderd met vakantietoeslag en de fiscale heffingskortingen voor zover deze niet zijn vrijgelaten.

  • 2. Bij de vaststelling van het netto inkomen wordt het inkomen uit vermogen in aanmerking genomen voor zover dit vermogen het bedrag van vrijstelling sparen en vermogen per volwassenen volgens de inkomstenbelasting te boven gaat. Bij de vaststelling van het netto inkomen uit vermogen wordt conform de regels in box 3 van de inkomstenbelasting uitgegaan van het door de belastingdienst veronderstelde rendement verminderd met de vermogensrendementsheffing.

  • 3. De periode waarover het netto inkomen wordt vastgesteld is de kalendermaand waarin de aanvraag voor de voorziening is gedaan.

  • 4. In afwijking van het vierde lid wordt het inkomen, ingeval dit maandelijks in hoogte varieert, vastgesteld over de periode van 3 maanden voorafgaande aan de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ingediend en gemiddeld naar een bedrag per maand.

Artikel 7. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

Het college betrekt ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij het beleid zoals is bepaald in de regeling ten aanzien van de instelling van de Wmo-raad Steenwijkerland. Dit artikel geeft uitvoering aan artikel 2.1.3, derde lid, Wmo 2015 en artikel 22 van de Verordening.

Artikel 8. Inwerkingtreding, intrekking en citeertitel

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Het Besluit maatschappelijke ondersteuning Steenwijkerland 2012 wordt met ingang van 1 januari 2015 ingetrokken.

  • 3.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning Steenwijkerland 2015.

Burgemeester en wethouders van Steenwijkerland,

de secretaris, drs. S.S. Weistra

de burgemeester, M.A.J. van der Tas

BIJLAGE I

Aantal m² waarvoor een financiële tegemoetkoming kan worden gegeven. Conform de beleidsregels is mogelijk om een tegemoetkoming te krijgen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk zou zijn. Het aantal m² wat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt is per vertrek (zie onderstaande tabel) gemaximaliseerd.

  • 1a.

    Aantal m² waarvoor ten hoogste een financiële tegemoetkoming kan worden verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning.

Aantal m² waarvoor ten hoogste financiële tegmoetkoming wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek

Aantal m² waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek

Soort

Woonkamer

30

6

Keuken

10

4

Zit- slaapkamer

18

8

Eenpers.slp.kr.

10

4

Tweepers.slp.kr

18

4

Toiletruimte

2

1

Badkamer

-Wastafelruimte

3

1

-Doucheruimte

3

2

-Badruimte

5

3

Entree/gang/hal

5

2

Berging

6

4

  • 1b.

    Het aantal m² verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt, bedraagt 20 m².

  • 1c.

    Het aantal m² verharding ten behoeve van de aanleg van een nieuw terras dan wel aanpassing van een bestaande terras direct bij een woonruimte, dat ten hoogste voor de financiële tegemoetkoming in aanmerking komt, bedraagt 6m².

BIJLAGE II

Tarieven liften (prijspeil per 1-1-2006)

Maximale vergoeding van kosten van onderhoud, keuring en reparatie van liften. Alleen de werkelijk gemaakte kosten (met een maximum van de in de tabel genoemde bedragen) van keuring, onderhoud en reparatie aan de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming.

  • a.

    Stoelliften (het Liftinstituut spreekt van een traplift)

  • b.

    Rolstoelliften (het Liftinstituut spreekt van een traplift)

  • c.

    Woonhuisliften (met kooi)

  • d.

    Staplateaulift of hefplateauliften (het Liftinstituut spreek van een platformlift zonder schat tot maximaal 1.80 hoogte)

  • e.

    Balansliften (worden niet meer gemaakt)

  • f.

    De mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel

  • g.

    Elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren.

Hieronder wordt de vergoeding van kosten weergegeven voor keuring van soorten liften in woningen en trappenhuizen zoals ze bij de uitvoering van de Wmo te verwachten zijn.

In de tabel staan de kosten bij de benamingen van de liften weergegeven zoals hierboven omschreven bij a tot en met e.

Keuring van liften

Kosten beginkeuring excl. btw

Kosten periodieke keuring excl. btw

Kosten onderhoud excl. btw inclusief voorrijkosten

Stoellift (a)

295,60

216,20 (1 keer per 4 jaar)

443,30 (1 keer per jaar)

Rolstoellift (b)

295,60

216,20 (1 keer per 4 jaar)

443,30 (1 keer per jaar)

Woonhuislift (c)

456,60

263,40 (1 keer per 1,5 jaar)

886,60 (want 2 keer per jaar)

Staplateaulift (d)

463,20

267,20 (1 keer per 4 jaar)

443,30 (1 keer per jaar)

Hefplateaulift (e)

463,20

267,20 (1 keer per 1,5 jaar)

886,60 (want 2 keer per jaar)

Balansliften (e)

76,50 per uur (1 keer per 1,5 jaar)

443,30 (1 keer per jaar)

In de bovengenoemde bedragen zijn opgenomen de kosten voor de keuring door het Liftinstituut (voorrijkosten + keuringstarieven), vermenigvuldigd met een factor 2 (er komen 2 personen) vanwege de noodzakelijk assistentie door de onderhoudsfirma.

Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:

  • -

    50% voor installaties geplaatst buiten de woninge

  • -

    50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen

  • -

    50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging respectievelijk elektrisch wegklapbare raildelen.

De bovengemelde bedragen dienen jaarlijks te worden verhoogd met het prijsindexcijfer.

BIJLAGE III

afbeelding binnen de regeling