Coördinatieverordening Wro Steenwijkerland 2015

Geldend van 08-07-2015 t/m heden

Intitulé

Coördinatieverordening Wro Steenwijkerland 2015

Raadsbesluit

Steenwijk, 23-6-2015

Nummer: 2015/49

De raad van de gemeente Steenwijkerland;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19-5-2015, nummer 2015/49;

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en artikel 3.30, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende Coördinatieverordening Wro Steenwijkerland 2015.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • 2.

    Wro: Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening

Deze verordening is van toepassing op het coördineren van de voorbereiding en bekendmaking van besluiten voor zover de verwezenlijking van een onderdeel van het gemeentelijk ruimtelijk beleid dat wenselijk maakt en het betreft de volgende categorieën van gevallen:

  • a.

    de bouw van één of meer woningen;

  • b.

    de vestiging of uitbreiding van een agrarisch bedrijf;

  • c.

    de uitbreiding van een agrarisch handels- of hulpbedrijf;

  • d.

    beëindiging van een agrarisch bedrijf waarbij dit bedrijf wordt vervangen door een woon- en/of bedrijfsfunctie dan wel een andere functie die in overeenstemming is met het gemeentelijke beleid voor vrijkomende agrarische bebouwing;

  • e.

    de vestiging of uitbreiding van verblijfsrecreatieve voorzieningen of verblijfsrecreatieterreinen;

  • f.

    de uitbreiding van horeca-accommodaties;

  • g.

    uitbreiding van overige bedrijfsfuncties.

Artikel 3 Gevallen waarin besluiten worden gecoördineerd

Burgemeester en wethouders kunnen, als zij hebben vastgesteld dat de besluiten gecoördineerd kunnen worden voorbereid en dat zich geen belemmering voordoet, waarbij de gevallen genoemd in artikel 4 in ieder geval als belemmering worden aangemerkt, overgaan over tot een gecoördineerde voorbereiding en bekendmaking van besluiten als bedoeld in artikel 2 als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a.

    van de te coördineren besluiten maken in ieder geval deel uit een besluit ter vaststelling, uitwerking of wijziging van een bestemmingsplan en een daarmee samenhangend besluit omtrent een omgevingsvergunning, en;

  • b.

    de aanvrager heeft zich schriftelijk akkoord verklaard met de gecoördineerde voorbereiding en met de gevolgen die dat voor hem heeft.

Artikel 4 Gevallen waarin geen coördinatie op grond van deze verordening plaatsvindt

In de volgende gevallen is een gecoördineerde voorbereiding op grond van deze verordening niet mogelijk:

  • a.

    er moet op grond van artikel 7, tweede lid, van de Wet milieubeheer een milieueffectrapport worden opgesteld en het betreft geen deelproject van een grotere ontwikkeling waarvoor al een milieueffectrapport is opgesteld;

  • b.

    er moet op grond van artikel 6.12, eerste lid, van de Wro een exploitatieplan worden opgesteld en er kan geen toepassing worden gegeven aan artikel 6.12, tweede lid, van de Wro;

  • c.

    de aanvrager is niet bereid een schriftelijke overeenkomst te ondertekenen waarmee geregeld wordt dat hij eventuele schade als bedoeld in artikel 6.1 van de Wro voor zijn rekening neemt, of;

  • d.

    er voor een besluit een verklaring van geen bedenking als bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, van de Wabo nodig is.

Artikel 5 Procedureregeling

  • 1. Voordat wordt besloten om besluiten gecoördineerd voor te bereiden worden in overleg met de aanvrager afspraken gemaakt over de in te dienen stukken en over welke besluiten gecoördineerd worden voorbereid.

  • 2. Op de voorbereiding van besluiten als bedoeld in deze verordening zijn de artikelen, 3:24, eerste en tweede lid en 3:25 van de Algemene wet bestuursrecht overeenkomstig van toepassing.

  • 3. Als een aanvrager overeenkomstig artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen worden de besluiten waarmee het nemen van het betreffende besluit wordt gecoördineerd niet behandeld totdat de aanvraag is aangevuld of totdat de gestelde termijn is verstreken.

  • 4. Als overeenkomstig artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht besloten wordt een aanvraag van één van de te nemen besluiten die worden gecoördineerd niet te behandelen kunnen burgemeester en wethouders besluiten ook de aanvragen van de andere besluiten niet te behandelen.

  • 5. Als een aanvraag van één van de te nemen besluiten die worden gecoördineerd ontbreekt, stellen burgemeester en wethouders de aanvrager in de gelegenheid om de ontbrekende aanvraag binnen een door burgemeester en wethouders te bepalen termijn in te dienen. Als de ontbrekende aanvraag niet tijdig wordt ingediend, zijn burgemeester en wethouders bevoegd om deze verordening ten aanzien van de andere besluiten buiten toepassing te laten.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen op verzoek van de aanvrager besluiten deze verordening buiten toepassing te verklaren ten aanzien van de verdere behandeling van één of meer van de besluiten die worden gecoördineerd.

  • 7. Burgemeester en wethouders besluiten binnen acht weken op een verzoek als bedoeld in het vorige lid.

  • 8. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten deze verordening buiten toepassing te verklaren ten aanzien van de verdere behandeling van één of meer van de te nemen besluiten die worden gecoördineerd als zij van oordeel zijn dat een meer uitgebreide behandeling van één van de aanvragen zich verzet tegen de voortzetting van de gecoördineerde behandeling.

  • 9. In het geval met betrekking tot een aanvraag besloten wordt deze verordening buiten toepassing te verklaren wordt voor de toepassing van bij wettelijk voorschrift geregelde termijnen het tijdstip waarop tot het buiten toepassing verklaren wordt beslist, gelijkgesteld met het tijdstip van ontvangst van de aanvraag.

Artikel 6 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na de dag van de bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening is niet van toepassing op een gecoördineerde voorbereiding van besluiten waarvoor op het moment van inwerkingtreding door de gemeenteraad al een apart coördinatiebesluit als bedoeld in artikel 3.30 Wro is genomen.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Coördinatieverordening Wro Steenwijkerland 2015.

Ondertekening

De raad voornoemd,
de griffier, A. ten Hoff
de voorzitter, M.A.J. van der Tas

Toelichting Coördinatieverordening Wro Steenwijkerland 2015

In deze toelichting wordt de bedoeling en werking van de coördinatieverordening artikelsgewijs uitgelegd.

Artikel 1

In dit artikel worden enkele begrippen gedefinieerd.

Artikel 2

Artikel 2 geeft aan voor welke situaties een gecoördineerde aanpak van de (ruimtelijke) besluitvorming mogelijk is (de reikwijdte van de coördinatieregeling). Het betreft hier situaties of (bouw)projecten die zich met enige regelmaat in onze gemeente voordoen en waarvoor ruimtelijke beleidskaders zijn vastgesteld. Een gecoördineerde aanpak is voor die situaties aldus in principe goed voorstelbaar. Deze lijst met situaties is mede gebaseerd op de ervaringen die in Steenwijkerland tot dusver met de Wro-coördinatieregeling zijn opgedaan. Zeer bijzondere of zeer grootschalige ontwikkelingen lenen zich, vanwege de daarmee samenhangende complexiteit, niet goed voor een toepassing van de Wro-coördinatieregeling en zijn daarom niet onder de reikwijdte van deze coördinatieverordening opgenomen. Dat laat overigens onverlet dat de gemeenteraad in bijzondere gevallen voor een specifiek project in aanvulling op de verordening op grond van artikel 3.30, eerste lid altijd nog een apart Wro coördinatiebesluit kan nemen.

Algemene randvoorwaarde is verder dat de gevallen/situaties genoemd in dit artikel in overeenstemming zijn met het gemeentelijke ruimtelijke beleid. De zinsnede “voor zover de verwezenlijking van een onderdeel van het gemeentelijk beleid dat wenselijk maakt” duidt hier op. De coördinatieverordening creëert dus geen extra mogelijkheden om in afwijking van het gemeentelijk ruimtelijk beleid (toch) ruimtelijke medewerking te verlenen aan een project.

Artikel 3

In artikel 3 zijn voor de in artikel 2 genoemde situaties de randvoorwaarden voor een gecoördineerde besluitvorming vastgelegd. Op grond van artikel 3.31. Wro zijn burgemeester en wethouders hier het bevoegde bestuursorgaan. Uit artikel 3.31 Wro blijkt dat het college niet verplicht is om de coördinatieregeling toe te passen. De wet stelt dat het college coördinatie “bevordert”. Uitgangspunt is dus dat burgemeester en wethouders, waar dat op grond van deze verordening mogelijk is, een gecoördineerde besluitvorming voorstaat. De coördinatieregeling kan echter alleen worden toegepast, als aan alle voorwaarden genoemd in dit artikel is voldaan.

Coördinatie van besluiten is in de eerste plaats alleen mogelijk indien burgemeester en wethouders hebben vastgesteld dat zich daarvoor geen belemmeringen voordoen. In artikel 4 zijn een aantal gevallen vastgelegd waarbij een gecoördineerde behandeling in ieder geval niet mogelijk is. Maar ook los van de belemmeringen als bedoeld in artikel 4 biedt artikel 3 burgemeester en wethouders de mogelijkheid om op grond van een andere reden/belemmering (toch) af te zien van een gecoördineerde besluitvorming. Bijvoorbeeld wanneer burgemeester en wethouders constateren of inschatten dat de gemeenteraad geen bestemmingsplanwijziging wil, of omdat een project of onderdelen daarvan niet in overeenstemming met gemeentelijke beleidskaders blijken te zijn. Ook kan het zijn dat burgemeester en wethouders weten of verwachten dat een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling tot veel en grote bezwaren vanuit de omgeving zal leiden. Ook een dergelijke gevoeligheid of complicatie kan een reden zijn om de coördinatieregeling niet toe te passen.

Als door burgemeester en wethouders is vastgesteld dat er geen belemmeringen zijn die zich verzetten tegen een gecoördineerde behandeling, kan de coördinatieregeling worden toegepast als aan de voorwaarden genoemd onder a. en b. van artikel 3 is voldaan.

Onderdeel a

Dit onderdeel vormt de basis van de coördinatieverordening: coördinatie op grond van de coördinatie verordening is alleen mogelijk als tenminste een besluit over een bestemmingsplan (of over een wijzigings- of uitwerkingsplan) eneen besluit over een omgevingsvergunning tot de coördineren besluiten behoren.

De omgevingsvergunning moet een (bouw)plan betreffen dat op het moment van indienen op grond van artikel 2.10, lid 1, sub c van de Wabo wegens strijd met het bestemmingsplan geweigerd zou moet worden en die slechts op grond van artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3 van de Wabo kan worden verleend. Het (nieuwe) bestemmingsplan dat de coördinatieregeling volgt, moet die strijdigheid opheffen zodat de vergunning verleend kan worden.

Het coördineren van de procedure van de omgevingsvergunning met een bestemmingsplanprocedure vormt aldus de basis van de gecoördineerde aanpak. Dat laat onverlet dat ook andere besluiten die een relatie hebben met de omgevingsvergunning en/of het bestemmingsplan kunnen aanhaken bij de coördinatie. Vandaar dat in dit onderdeel wordt gesteld dat een bestemmingsplan en een omgevingsvergunning in ieder geval deel uitmaken van de te coördineren besluiten. Die andere besluiten kunnen besluiten zijn op basis van bijzondere wetten of op basis van gemeentelijke verordeningen. Deze moeten dan wel gericht zijn op de verwezenlijking van het beoogde ruimtelijke beleid. Wat tot de mogelijkheden behoort, is bijvoorbeeld de combinatie van een bestemmingsplan met een omgevingsvergunning bouwen, milieu, kappen, slopen, aanleggen en brandveilig gebruik. Burgemeester en wethouders stellen vast welke voor een project voor een project noodzakelijke besluiten gecoördineerd zullen worden volgens de regels van deze verordening.

Onderdeel b

Dit onderdeel maakt duidelijk dat de aanvrager en het gemeentebestuur samen de coördinatieregeling moeten willen toepassen. Een aanvrager kan niet gedwongen worden om mee te werken aan een gecoördineerde besluitvorming. Dat zou namelijk inhouden dat de aanvrager gedwongen zou kunnen worden om (op een bepaald moment) een vergunning aan te vragen. De aanvrager kan natuurlijk goede redenen hebben om af te zien van coördinatie Zo kan het zijn dat de aanvrager eerst zeker wil weten dat bestemmingsplanwijziging is doorgevoerd, voordat hij kosten willen maken voor het uitwerken van zijn bouwplan.

Artikel 4

In artikel 4 wordt aangegeven in welke gevallen coördinatie in ieder geval niet mogelijk is. Het betreft besluiten waarbij de uitkomst van de voorbereiding van die besluiten (nog) onzeker is.

Onderdeel a

Als voor een project een milieueffectrapportage moet worden uitgevoerd, neemt de complexiteit van dat project toe. Zolang deze rapportage niet is afgerond, is ook niet duidelijk welke locatie- of inrichtingsvariant de voorkeur heeft. Een gecoördineerd besluitvormingstraject waarbij is vereist dat alle besluiten in ontwerp in één keer beschikbaar zijn, ligt dan niet voor de hand.

Onderdeel b

In de eerste plaats maakt de noodzaak tot het opstellen van een exploitatieplan de procedure ingewikkelder. Het feit dat er een exploitatieplan nodig is, betekent dat er met partijen (nog) geen overeenstemming is over de financiering, wat geen goede basis is voor een gecoördineerde voorbereiding. Er is dan tijd nodig om in een dergelijk geval te proberen om alsnog met partijen overeenkomsten te sluiten, wat niet past bij de voortvarendheid waarmee via de coördinatieregeling uitvoering kan worden voorbereid.

Onderdeel c

Bij mogelijke planschade moet de aanvrager zich bereid verklaren de kosten daarvan voor zijn rekening te willen nemen. Als de aanvrager dat niet wil, dan zou het financiële risico van het vaststellen van het bestemmingsplan bij de gemeente komen te liggen. Het gemeentebestuur is in beginsel niet bereid tot een dergelijk risico. Daarom is gecoördineerde besluitvorming in zo’n geval dan ook niet wenselijk.

Onderdeel d

Om de uitvoering van de coördinatieregeling niet te ingewikkeld te maken, is het tenslotte ook de bedoeling dat alleen besluiten worden gecoördineerd die (zelfstandig) door gemeentelijke overheid kunnen worden genomen. Indien deze besluiten (mede) afhankelijk zijn van besluitvorming van andere overheden, via de rechtsfiguur van de verklaring van geen bedenkingen, is een gecoördineerde aanpak vanwege de complexe uitvoeringssituatie geen optie.

Artikel 5

In artikel 5 zijn de procedurele bepalingen van de coördinatieregeling opgenomen. De belangrijkste coördinatievoorschriften zijn opgenomen in de Wro zelf (artikel 3.31 en 3.32). Artikel 5 van de verordening bevat in dit opzicht een aantal aanvullende regels. Het gaat om een regels met betrekking tot de wijze van indienen en hoe moet worden gehandeld indien aanvraag niet volledig is. Tevens is voorzien in een regeling voor het beëindigen van de coördinatie.

In dit artikel is ten eerste opgenomen dat er met de aanvrager overleg plaatsvindt over de vraag welke besluiten gecoördineerd worden voorbereid en welke stukken daarvoor zullen aangeleverd en wanneer (dit laat de reguliere wettelijke indieningsvereisten uiteraard onverlet).

Artikel 3:24, eerste en tweede lid en artikel 3:25 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn van overeenkomstige toepassing op de gecoördineerde voorbereiding van de besluiten. Dat betekent dat de aanvrager de besluiten zoveel mogelijk gelijktijdig aanvraagt met dien verstande dat de laatste aanvraag niet later dan zes weken na ontvangst van de eerste aanvraag wordt ingediend. De beslistermijn voor het nemen van besluiten vangt vervolgens aan met ingang van de dag waarop de laatste aanvraag is ingediend.

Als een aanvraag voor een van de te coördineren besluiten niet volledig is of zelfs helemaal ontbreekt, wordt de aanvrager eerst in de gelegenheid gesteld om de aanvraag alsnog compleet te maken of in te dienen. Gebeurt dat niet, dan kunnen burgemeester en wethouder besluiten om af te zien van een gecoördineerde aanpak. De (al) ingediende besluiten zullen alsdan via de gebruikelijke procedures apart van elkaar worden afgehandeld.

Mocht een aanvrager er bij nader inzien wensen dat de besluiten of een deel daarvan voor zijn project toch niet gecoördineerd worden voorbereid, dan kan hij burgemeester en wethouders verzoeken om de coördinatie (gedeeltelijk) te beëindigen. Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken over een dergelijk verzoek.

Ook burgemeester en wethouders hebben de mogelijkheid om de gecoördineerde voorbereiding geheel of gedeeltelijk te staken indien zij van oordeel zijn dat de behandeling van één of meer van de aanvragen zich verzet tegen de voortzetting van de gecoördineerde behandeling. Het zal daarbij dan meestal gaan om een aanvraag waarvan achteraf blijkt dat die dusdanig complex is dat daarvoor een aparte behandeling is aangewezen.

Om onbedoelde en ongewenste termijnoverschrijdingen te voorkomen is in artikel 5 tenslotte geregeld dat indien met betrekking tot een aanvraag de gecoördineerde behandeling om welke reden wordt beëindigd, voor de toepassing van die aanvraag geldende wettelijke termijnen het tijdstip van beëindiging van de gecoördineerde behandeling gelijk wordt gesteld met het tijdstip van de ontvangst van de aanvraag.

Artikel 6

In dit artikel is de inwerkingtreding van de coördinatieverordening en de naamgeving van de verordening geregeld. Ook is in dit artikel een overgangsbepaling opgenomen die er toe strekt dat procedures waarvoor door de gemeenteraad al eerder een apart coördinatiebesluit als bedoeld in artikel 3.30 Wro is genomen, buiten het toepassingsbereik van deze verordening vallen.