Verordening Naamgeving en Nummering (Adressen)

Geldend van 26-04-2017 t/m heden

Intitulé

Verordening Naamgeving en Nummering (Adressen)

De raad van de gemeente Steenwijkerland;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 24-1-2017, nummer 2017/18;

gelet op de artikelen 108, 149 en 156 van de Gemeentewet en artikel 6 van de Wet basisregistraties adressen;

gezien het gevoerde overleg met de Straatnaamcommissie;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende verordening Naamgeving en Nummering (Adressen)

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    adres: door het bevoegde gemeentelijke orgaan aan een object toegekende benaming, bestaande uit een combinatie van de naam van een openbare ruimte, een nummeraanduiding en de naam van een woonplaats;

  • b.

    afgebakend terrein: een terrein, waarop zich geen bouwwerken bevinden en dat afzonderlijk wordt gebruikt en dat betreedbaar en afsluitbaar is.

  • c.

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond en bedoeld is om ter plaatse te functioneren;

  • d.

    c omplex: een afgebakend samengesteld geheel van onroerende zaken, zoals een appartementencomplex, industriecomplex, ziekenhuiscomplex, complex van vakantiehuisjes enzovoort;

  • e.

    commissie: de straatnaamcommissie;

  • f.

    l igplaats: een door het college als zodanig aangewezen plaats in het water, al dan niet aangevuld met een op de oever aanwezig terrein of een gedeelte daarvan, die bestemd is voor het permanent afmeren van een vaartuig dat geschikt is voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden;

  • g.

    gebouw: elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  • h.

    gemeente: gemeente Steenwijkerland;

  • i.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijkerland;

  • j.

    nummer: een nummer bestaande uit een of meer Arabische cijfers, al dan niet met toevoeging van een letter of een cijfercombinatie;

  • k.

    nummeraanduiding: door het college als zodanig toegekende aanduiding van een object dat bestaat uit een nummer;

  • l.

    object: een (gemeentelijk) bouwwerk, gebouw, complex, afgebakend terrein, verblijfsobject, ligplaats of standplaats;

  • m.

    openbare ruimte: door het college als zodanig aangewezen en van een naam voorziene buitenruimte die binnen één woonplaats is gelegen. Hieronder worden in ieder geval begrepen alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, pleinen, plaatsen, plantsoenen, wijken, buurten, viaducten, knooppunten en alle wateren die, al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn, alsmede daarin begrepen alle bouw- en kunstwerken in de buitenruimte die deel van uitmaken van een woonplaats;

  • n.

    rechthebbende: ieder, die krachtens eigendom of een beperkt zakelijk recht zodanig beschikking heeft over een onroerende zaak, dat hij naar burgerlijk recht bevoegd is met betrekking tot die zaak te handelen als in de verordening is voorgeschreven, zomede de beheerder;

  • o.

    s tandplaats: door het college als zodanig aangewezen terrein of gedeelte daarvan dat bestemd is voor het permanent plaatsen van een niet direct en niet duurzaam met de aarde verbonden en voor woon-, bedrijfsmatige, of recreatieve doeleinden geschikte ruimte;

  • p.

    uitvoeringsvoorschriften: nadere bepalingen van technische en administratieve aard inzake naamgeving en nummeraanduidingen;

  • q.

    verblijfsobject: binnen één of meer gebouw(en) c.q. complex(en) gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige, of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik, die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is;

  • r.

    woonplaats: door het college als zodanig aangewezen en van een naam voorzien gedeelte van het grondgebied van de gemeente.

HOOFDSTUK 2 Naamgeving en begrenzing van woonplaatsen, toekennen van namen van openbare ruimte en het nummeren van objecten

Artikel 2 Naamgeving

  • 1. Het college stelt de grens en de naam van de woonplaats(en) vast en kan desgewenst de woonplaats(en), al dan niet op basis van bouwblokken, in wijken en buurten verdelen en aanduiden met namen, zo nodig met letters en nummers.

  • 2. Het college kent per woonplaats namen toe aan delen van de openbare ruimte en zo nodig aan objecten.

  • 3. Het college kan, al dan niet op verzoek, binnen het grondgebied van de gemeente aan de openbare ruimte of aan een object of een te onderscheiden deel daarvan een naam toekennen.

  • 4. Het college kan aan de openbare ruimte of aan een object een toegekende naam intrekken of wijzigen. Dat kan in ieder geval in de onderstaande gevallen:

    • a.

      er een naam is vastgesteld voor een toekomstige (bestemmings)planlocatie die wegens omstandigheden op een andere manier worden ingericht of geen doorgang vindt;

    • b.

      dit van belang is voor de essentiële functie in het maatschappelijk verkeer.

Artikel 3 Nummeraanduiding van objecten

  • 1. Het college stelt de afbakening van objecten vast.

  • 2. Het college kan, al dan niet op verzoek van een rechthebbende, binnen het grondgebied van de gemeente aan een object of aan een te onderscheiden deel daarvan een (extra) nummer toekennen.

  • 3. Het college kan, al dan niet op verzoek van een rechthebbende, een aan een object toegekend (extra) nummer intrekken of wijzigen. Dat kan in ieder geval in de onderstaande gevallen:

    • a.

      indien er een nummer is vastgesteld voor een toekomstige (bestemmings)planlocatie die wegens omstandigheden op een andere manier worden ingericht of geen doorgang vindt;

    • b.

      bij volledige sloop van een object;

    • c.

      indien dit van belang is voor de essentiële functie in het maatschappelijk verkeer;

    • d.

      bij splitsing van een object.

HOOFDSTUK 3 Straatnaamcommissie

Artikel 4 Taak

De commissie brengt gevraagd en ongevraagd schriftelijk advies uit aan het college over het binnen het grondgebied van de gemeente:

  • a.

    verdelen van woonplaats(en), al dan niet op basis van bouwblokken, in wijken en buurten en aanduiden met namen, zo nodig met letters;

  • b.

    toekennen van een naam aan de openbare ruimte, of aan een gemeentelijk bouwwerk of gebouw of een te onderscheiden deel daarvan.

Artikel 5 Samenstelling

  • 1. De commissie bestaat uit een vertegenwoordiging van de gemeente per rayon.

  • 2. De leden van de commissie worden (her)benoemd, geschorst en ontslagen door het college.

  • 3. Het college kan op advies van de commissie, dat bij meerderheid van stemmen is uitgebracht, gedurende de zittingsduur van een lid van de commissie dit lid schorsen en/of ontslaan.

  • 4. De commissie benoemt uit haar midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter.

Artikel 6 Secretaris

  • 1. Het college wijst een secretaris en een plaatsvervangend secretaris aan de commissie toe.

  • 2. De (plaatsvervangend) secretaris is geen lid van de commissie.

  • 3. De (plaatsvervangend) secretaris dient de commissie van advies.

Artikel 7 Zittingsduur

  • 1. De (plaatsvervangend) voorzitter en de overige leden van de commissie worden benoemd voor een termijn van vijf jaar. Het is mogelijk één keer voor 5 jaar herbenoemd te worden.

  • 2. De (plaatsvervangend) voorzitter en de overige leden van de commissie kunnen op elk moment ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan het college.

  • 3. De aftredende of ontslag nemende (plaatsvervangend) voorzitter of de overige leden van de commissie blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien, tenzij er geen opvolging nodig is.

  • 4. Het gestelde in lid 1 is niet van toepassing op de (plaatsvervangend) voorzitter en de overige leden die vóór het kalenderjaar 2015 reeds lid waren van de commissie. Voor deze leden zal de commissie een rooster van aftreden voorstellen aan het college.

Artikel 8 Werkwijze

  • 1. De commissie komt bijeen wanneer de (plaatsvervangend) voorzitter of de (plaatsvervangend) secretaris dit nodig acht of op verzoek van het college.

  • 2. De agenda en vergaderstukken worden ca. twee weken voor de vergadering toegezonden.

  • 3. Vergaderingen vinden geen doorgang indien niet ten minste de helft van het aantal leden, waaronder de (plaatsvervangend) voorzitter aanwezig is. In dat geval wordt er binnen één week een nieuwe vergadering belegd. In deze vergadering kunnen adviezen worden uitgebracht ongeacht het aantal aanwezige leden.

  • 4. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies. De (plaatsvervangend) secretaris heeft hierin een adviserende rol.

  • 5. Indien de stemmen staken, beslist de (plaatsvervangend) voorzitter.

  • 6. De (plaatsvervangend) voorzitter kan, al dan niet op verzoek van de commissie, een deskundige benaderen voor advisering bij het uitvoeren van de taak van de commissie als bedoeld in artikel 4.

  • 7. Het advies van de commissie aan het college bevat, voor zover relevant, de afzonderlijke standpunten van de leden van de commissie.

  • 8. Voor het advies van de commissie aan het college wordt voorgelegd vraagt de (plaatsvervangend) secretaris het plaatselijk belang en/of de historische vereniging (indien aanwezig), van het rayon waar het advies van de commissie betrekking op heeft, om binnen een redelijke termijn een advies over de voorgestelde naamgeving voor het object en/of de openbare ruimte te geven.

Artikel 9 Uitgangspunten bepalen naamgeving

  • 1. Er wordt zo vroeg mogelijk, zodra het tracé (en het uitvoeringstijdstip) bekend zijn, met de procedure voor naamgeving voor een object en/of de openbare ruimte begonnen.

  • 2. De commissie zal zo spoedig mogelijk het college adviseren over een naamgeving voor een object en/of de openbare ruimte.

  • 3. Bij naamgeving voor objecten en/of de openbare ruimte wordt met het volgende rekening gehouden:

    • a.

      levende personen worden niet vernoemd, tenzij zij in de eerste lijn lid zijn van het Koninklijk Huis;

    • b.

      straten worden in samenhang per groep benoemd;

    • c.

      doorlopende straten krijgen dezelfde naam, ook wanneer de straat in meerdere woonplaatsen is gelegen, ongeacht onderbreking door een andere weg, waterweg of spoorlijn;

    • d.

      het eerste gedeelte van de benaming kan een indicatie van de ligging in de openbare ruimte aangeven en het tweede gedeelte van de benaming kan het karakter van de openbare ruimte aangeven;

    • e.

      bij voorkeur korte naamgeving;

    • f.

      namen die verwarring kunnen geven met reeds in de gemeente bestaande namen worden vermeden;

    • g.

      namen die spellingsproblemen kunnen geven, worden zoveel mogelijk vermeden;

    • h.

      namen voor fietspaden eindigen in ieder geval op pad;

    • i.

      de woorden “de” en “het” worden zoveel mogelijk vermeden.

  • 4. Het college en de Straatnaamcommissie zijn bevoegd andere uitgangspunten voor het bepalen van naamgeving te hanteren dan genoemd in het derde lid, indien hiervoor een gegronde reden is.

HOOFDSTUK 4 Plaatsen van naam- en nummerborden

Artikel 10 Namen en nummers aanbrengen

  • 1. Aan een object of op een openbare ruimte dat een nummer heeft gekregen moet het nummer op een doeltreffende wijze zijn aangebracht.

  • 2. De door het college aan delen van de openbare ruimte of een object toegekende naam wordt zichtbaar en in voldoende aantallen ter plaatse aangebracht.

  • 3. Het is een ieder, die daartoe niet bevoegd is, verboden aan zijn object of openbare ruimte nummers en/of namen toe te kennen door deze op zichtbare wijze aan te brengen.

Artikel 11 Gedoogplicht naam- en nummerborden

  • 1. Indien het college het nodig oordeelt dat borden met een wijk- of buurtaanduiding, borden met straatnamen, nummer-verzamelborden en verwijsaanduidingen aan een bouwwerk, paal, of terreinafscheiding worden aangebracht, is de rechthebbende verplicht toe te laten dat de hier bedoelde borden vanwege of op verzoek en overeenkomstig de aanwijzingen van het college worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

  • 2. De rechthebbende dient er zorg voor te dragen dat de in het eerste lid genoemde borden vanaf de openbare ruimte duidelijk leesbaar blijven.

Artikel 12 Verplichting aanbrengen nummeraanduiding

  • 1. Tenzij door het college anders is besloten, is de rechthebbende van een object verplicht het nummer, zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, aan te brengen op een wijze zoals in artikel 13 is bepaald.

  • 2. De rechthebbende is verplicht het in het eerste lid genoemde nummer binnen vier weken na kennisgeving van het besluit van het college aan te brengen.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in lid 2 moet, indien een object nog niet is voltooid, het nummer binnen vier weken na de voltooiing van dat object worden aangebracht.

  • 4. Het college kan de in het tweede en derde lid genoemde termijn verlengen.

Artikel 13 Nummerborden aanbrengen

  • 1. De rechthebbende dient zelf zorg te dragen voor het aanschaffen en aanbrengen van het toegekende nummer of voor het verwijderen van het nummer dat is ingetrokken.

  • 2. De nummeraanduiding dient op een achtergrond van een contrasterende kleur te worden aangebracht en is minimaal 5 en maximaal 25 cm hoog.

  • 3. De vormgeving van het nummer mag de leesbaarheid niet aantasten.

  • 4. De rechthebbende dient er zorg voor te dragen dat het nummer vanaf de openbare ruimte duidelijk leesbaar is en blijft.

  • 5. Indien het gestelde in lid 4 niet mogelijk is, dient tevens aan de openbare ruimte de nummering vermeld te worden.

Artikel 14 Uitvoeringsvoorschriften

Het college is bevoegd nadere uitvoeringsvoorschriften te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.

HOOFDSTUK 5 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 15 Strafbepaling

  • 1. Overtreding van artikel 10, derde lid, of het niet voldoen aan de bepalingen in de artikelen 11 en 12, eerste en tweede lid, wordt bestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2. De opsporing van de in het eerste lid strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door het college met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 16 Intrekken oude regels

Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening worden de onderstaande oude regels ingetrokken:

  • a.

    alle eerdere gemeentelijke regels en voorschriften voor het benoemen van delen van de openbare ruimte en het nummeren van de daaraan liggende objecten;

  • b.

    reglement commissie straatnaamgeving 2006;

  • c.

    de uitgangspunten voor de straatnaamgeving, die op 12 september 2002 door het college zijn vastgesteld.

Artikel 17 Overgangsbepaling

  • 1. Namen en nummers, die op grond van de in artikel 12 genoemde regels en voorschriften aan objecten of de openbare ruimte zijn toegekend, blijven na het in werking treden van deze verordening bestaan.

  • 2. Het college kan in afwijking van het eerste lid besluiten dat de op grond van de in het eerste lid genoemde regels en voorschriften aangebrachte namen en nummers binnen een door hen te bepalen termijn moeten worden vervangen door namen en nummers die voldoen aan de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening Naamgeving en Nummering (adressen)’.

De raad voornoemd,

de griffier, A. ten Hoff

de voorzitter, J.H. Bats

TOELICHTING OP DE VERORDENING NAAMGEVING EN NUMMERING (ADRESSEN)

1. Algemeen

Straatnamen en nummers (adressen) vervullen een essentiële functie in het maatschappelijk verkeer. Niet alleen voor dienstverlenende instanties als politie, brandweer, posterijen en ambulancebedrijven, maar ook voor bijvoorbeeld de makelaardij, de advocatuur, het notariaat en het bedrijfsleven. Zij kunnen veelal hun werkzaamheden niet uitvoeren zonder goed sluitende informatie over adressen. Ook de burger heeft belang bij goede adressering van zijn woonverblijf of bedrijf. Hij wenst immers ‘vindbaar’ te zijn.

Adressen vervullen binnen het openbaar bestuur eveneens een wezenlijke functie. Enerzijds is een groot deel van de overheidsregistraties immers geordend (toegankelijk) op alfanumerieke volgorde van adressen. Anderzijds zijn adressen van wezenlijke betekenis voor het koppelen van geautomatiseerde bestanden en voor het maken van selecties uit deze bestanden. Het benoemen van delen van de openbare ruimte (onder andere straatnamen) en het toekennen van nummers aan vastgoedobjecten is een taak van de gemeente en dient derhalve met de nodige zorg te worden omgeven.

Wettelijke grondslag

Op 1 juli 2009 is de Wet Basisregistaties Adressen en Gebouwen (hierna: Wet BAG), in werking getreden. Deze wet omvat ondermeer regels betreffende de methodische registratie van adresgegevens. Met de invoering van de Wet BAG is de gemeente de plicht opgelegd om ten behoeve van de basisregistratie adressen bepaalde, expliciet in de Wet BAG genoemde zaken, van een naam, nummer of begrenzing te voorzien. Voor zover het deze zaken betreft is er sprake van medebewind als bedoeld in artikel 108, tweede lid, van de Gemeentewet. Hoeveel vrijheid de gemeente nog heeft om zelf een regeling rond naamgeving en nummering te treffen wordt aangegeven in artikel 121 Gemeentewet. Dit artikel stelt, dat de gemeentelijke regeling niet in strijd mag zijn met wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale verordeningen. Deze bevoegdheidsafbakening betekent, dat de gemeente een aanvullingsbevoegdheid heeft op de hogere regelgeving. De gemeente heeft ter voorbereiding daarvan wel rekening te houden met twee grenzen. Een benedengrens (niet treden in de bijzondere belangen van de ingezetenen) en een bovengrens (regels mogen niet in strijd zijn met hogere regelgeving).

Al met al staat het de gemeente dus vrij om, met het oog op een goede uitvoering van het medebewind, de wijze van naamgeving en nummering in het kader van de Wet BAG nader te regelen. Het gaat hier om het zogeheten ‘vrije medebewind’, omdat in de Wet BAG geen regels worden gegeven voor het meer creatieve proces dat aan de eerder genoemde methodische registratie vooraf gaat; onder andere het bedenken en toekennen van namen aan woonplaatsen en aan delen van de openbare ruimte en de methode van toekennen van nummeren aan objecten.

Het is de gemeente, in het kader van regeling en bestuur van de eigen huishouding, toegestaan om in de verordening inzake naamgeving en nummering bepalingen op te nemen over zaken waarin de Wet BAG in het geheel niet voorziet. Daaronder vallen bijvoorbeeld zaken als de afbakening en aanduiding van wijken, buurten en bouwblokken, alsmede het nummeren van afgebakende en afsluitbare terreinen en de naamgeving van gemeentelijke bouwwerken. De verordening naamgeving en nummering heeft daardoor een dubbele grondslag nodig. Met betrekking tot de beslissingen, als bedoeld in artikel 6 van de Wet BAG, is er sprake van regeling van bestuur in medebewind, waarvoor artikel 108, tweede lid, en artikel 149 van de Gemeentewet de grondslag biedt. Voor de overige beslissingen betreft het regeling en bestuur op grond van artikel 108, eerste lid en artikel 149 van de Gemeentewet. De twee grondslagen voor deze verordening worden dan ook in de aanhef van de verordening genoemd.

Op het punt van de taaktoedeling bepaalt de Wet BAG, dat de in artikel 6 van die wet genoemde beslissingen door de gemeenteraad moeten worden genomen, waarmee wordt aangesloten op de voorheen bestaande taaktoedeling op basis van artikel 108, eerste lid en hoofdstuk IX van de Gemeentewet. Het is zodoende – mede ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet - de raad die, naast het autonome deel, ook het onderwerpelijke medebewindsdeel in een regeling kan uitwerken. In de verordening zelf kan delegatie van beslissingen aan het college worden geregeld op grond van de algemene delegatiebevoegdheid van artikel 156, eerste lid, van de Gemeente. Dit is in deze verordening ook het geval.

Algemene wet bestuursrecht

Het toekennen van een naam of nummer (adressen) op grond van de verordening is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het besluit zal aan de formele en materiële eisen van de Awb moeten voldoen. Op grond van de Awb is het mogelijk tegen een beschikking een bezwaarschrift in te dienen bij het besluitende bestuursorgaan. Tevens staat de mogelijkheid open om een beroepschrift in te dienen bij de sector bestuursrecht van de arrondissementsrechtbank.

Met name ten aanzien van naamgeving kan de vraag rijzen of er wel sprake is van een besluit. Deze vraag kan bevestigend worden beantwoord indien het besluit zich richt op bepaalde, concreet aanwijsbare objecten en het besluit gebaseerd is op een publiekrechtelijke regeling die een gedoogplicht inhoudt voor de rechthebbende op onroerende zaken in verband met het op deze objecten aanbrengen van naamborden.

Indien het besluit om een naamaanduiding niet gericht is tot bepaalde belanghebbenden is sprake van een besluit van algemene strekking. Tegen een besluit van algemene strekking staat geen bezwaar en beroep open (artikel 8:2 Awb). Uit jurisprudentie blijkt dat ook tegen de weigering van het nemen van een besluit van algemene strekking geen bezwaar en beroep open staat.

Ook wijziging of intrekking van een naam of nummer of het afwijzen van een verzoek daartoe valt binnen de reikwijdte van de Awb. Indien een aanvraag voor een naamgeving of een nummering moet worden afgewezen of een besluit tot naamgeving of nummering belanghebbenden zou treffen, moet worden bezien of artikel 4:7 dan wel 4:8 van de Awb van toepassing is. Deze artikelen houden de verplichting in de aanvrager of belanghebbende te horen voordat het besluit wordt genomen.

2. Artikelsgewijze toelichting

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel staan de begripsbepalingen omschreven. Zo is een nummer gedefinieerd als een nummer bestaande uit één of meer Arabische cijfers, al dan niet met toevoeging van een letter of een cijfercombinatie. Het is ongebruikelijk in het nummer Romeinse cijfers op te nemen. Desondanks laat het ‘Logisch ontwerp GBA’ deze mogelijkheid open.

HOOFDSTUK 2 Naamgeving en begrenzing van woonplaatsen, toekennen van namen van openbare ruimte en het nummeren van objecten

Artikel 2 Naamgeving

In de verordening komt derhalve het benoemen van de wijken en buurten terug hetgeen tot de bevoegdheid van het college kan worden gerekend.

In veel gemeenten wordt de wijk- en buurtindeling verfijnd tot bouwblokken. Een indeling naar bouwblok is van belang voor de verwerving van onroerende zaken, voor het bouwblokonderzoek, het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen, het opstellen van voorbereidingsbesluiten, voor stratentabellen en voor statistisch onderzoek, maar ook voor de vuilophaaldienst, inentingsdistricten, gebiedsindeling van sociale instellingen et cetera. Er bestaan geen voorschriften voor de aanduiding van bouwblokken. Dit betekent dat gemeenten die de wijk- en buurtindeling willen verfijnen tot bouwblokken, naar eigen inzicht nummers kunnen hanteren bij het aanduiden van de bouwblokken.

In het tweede lid is het benoemen van de openbare ruimte geregeld. De openbare ruimte omvat meer dan alleen straten, plantsoenen en wegen. Zo worden bijvoorbeeld ook waterlopen, sierwateren, bruggen, viaducten, metrostations, dijken, meren en plassen veelal van een naam voorzien.

Het benoemen van de openbare ruimte is een facultatieve bevoegdheid van het college. Dit benoemt de openbare ruimte indien dat naar zijn oordeel nodig is.

Het college kan ambtshalve en op verzoek een naamaanduiding toekennen (lid 3). Ambtshalve is bijvoorbeeld het geval als voor een nieuwbouwproject straatnamen dienen worden bedacht. De Straatnaamcommissie van de gemeente heeft bij het toekennen van een naamaanduiding een adviserende rol.

Ook is het mogelijk dat het college ambtshalve een naam intrekt of wijzigt (lid 4). Dit kan in ieder geval als één van genoemde gevallen in de verordening zich voor doet. Het wijzigen of intrekken van een naam kan bijvoorbeeld als voor een nieuwbouwlocatie straatnamen zijn vastgesteld en deze nieuwbouwlocatie niet (volledig) door gaat. Dan kunnen de straatnamen die komen te vervallen worden ingetrokken. Bij belang voor de essentiële functie in het maatschappelijk verkeer kan gedacht worden aan het verbeteren van de vindbaarheid van een adres door dienstverlenende instanties. Bijvoorbeeld omdat iemand een straat/pad noemt zoals het in de volksmond heet in plaats van de officiële straatnaam. Het is ook mogelijk om een naam te wijzigen of in te trekken in gevallen die niet genoemd staan in de verordening.

(Straat)naamborden zullen overeenkomstig de wens van het college worden aangebracht. De kosten daarvan komen voor rekening van de gemeente.

Artikel 3 Nummeraanduiding van objecten

Dit artikel regelt het toekennen van nummers aan bouwwerken, gebouwen, complexen, afgebakende terreinen, verblijfsobjecten, ligplaatsen en standplaatsen door het college. Hier is niet voor de term ‘huisnummer’ gekozen omdat bij een afgebakend terrein of ligplaatsen en standplaats niet kan worden gesproken van een huisnummer.

Het toekennen van nummers aan lig- en standplaatsen raakt meer in zwang. Dit wordt mede veroorzaakt door een verzoek van het Ministerie van Financiën aan de gemeenten om ligplaatsen en standplaatsen te nummeren in verband met de uitkering uit het Gemeentefonds. Bij het toekennen van nummers aan lig- en standplaatsen wordt gebruik gemaakt van het TNT-afgiftebestand. Gemeenten wordt evenwel aangeraden aan elke lig- en standplaats een afzonderlijk nummer toe te kennen. Hierdoor kan namelijk worden voorkomen dat verschillende woonschepen of woonwagens op één afgiftepunt van de TNT hetzelfde nummer krijgen hetgeen tot gevolg heeft dat gemeenten financiële middelen uit het Gemeentefonds mislopen.

Het college kan ambtshalve een (extra) nummer toekennen (lid 1). Dit is bijvoorbeeld het geval als voor een object een omgevingsvergunning is verleend en aan het object nog geen nummeraanduiding is toegekend. Op grond van BAG moet binnen 4 werkdagen na dagtekening van de omgevingsvergunning de gegevens worden opgenomen in het adressenregister of gebouwenregister staan. Dit betekent dat er een nummer moet worden toegekend aan het object waarvoor een omgevingsvergunning is verleend.

Een rechthebbende kan bij het college een aanvraag indienen voor het toekennen van een (extra) nummer of voor het intrekken van een (extra) nummer (lid 2 en 3). Dit kan worden aangemerkt een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Op de afwikkeling van de aanvraag zijn in ieder geval de hoofdstukken 3 en 4 van de Awb van toepassing (algemene en bijzondere bepalingen over besluiten).

Ook is het mogelijk dat het college ambtshalve een (extra) nummer intrekt of wijzigt (lid 4). Dit kan in ieder geval als één van genoemde gevallen in de verordening zich voor doet (lid 5). Het wijzigen of intrekken van een nummer kan bijvoorbeeld als op een locatie uiteindelijk geen pand wordt neergezet en het in de praktijk logischer is dat de nummers zich opvolgen in plaats van dat er één nummer ontbreekt. Bij belang voor de essentiële functie in het maatschappelijk verkeer kan gedacht worden aan het verbeteren van de vindbaarheid van een adres door dienstverlenende instanties. Het is ook mogelijk om een nummer te wijzigen of in te trekken in gevallen die niet genoemd staan in de verordening, dit blijkt uit lid 3, 4 en 5.

Veelal bestaat een gebouw uit verschillende zelfstandige delen. Voor een goede bereikbaarheid in het kader van de dienstverlening (postbezorging, brandbestrijding, politiehulp, ambulancediensten etc.) is het noodzakelijk deze zelfstandige delen van een afzonderlijk (huis)nummer te voorzien. Daarnaast strekt het tot duidelijkheid bij de registratie van woningen, onder andere in het kader van de uitkering uit het Gemeentefonds, als aan deze delen nummers worden toegekend.

Bij het gebruik van de bevoegdheid tot (straat)naamgeving en (huis)nummering moet het college rekening houden met de belangen van met name bewoners en bedrijven. Wijziging van de straatnaam of van het nummer treft de belangen van bewoners en bedrijven. In bepaalde gevallen kan er sprake zijn van een gemeentelijke gehoudenheid tot het regelen van de gevolgen van de wijzigingsbesluiten. Een aantal punten is hierbij van belang:

  • 1.

    Voor de gevallen waarin de gemeente gehouden kan worden geacht tot het vergoeden van de gemaakte kosten is geen algemene norm aan te geven waaruit de hoogte of de vorm van de vergoeding kan worden afgeleid.

  • 2.

    Indien de wijziging bewoners betreft en er een korte voorbereidingsperiode geldt, dan is het beschikbaar stellen van een aantal adreswijzigingskaarten in de meeste gevallen een redelijke vorm van schadeloosstelling.

  • 3.

    Bedrijven die ook bij een voorbereidingsperiode van een jaar onevenredig in hun belangen worden getroffen kunnen een aanspraak maken op vergoeding van een deel van de door hen te maken kosten. Daarbij zijn de volgende aspecten te wegen:

    • a.

      de bevoegdheid van de gemeente om tot wijziging te besluiten;

    • b.

      het maatschappelijk risico dat een bedrijf dientengevolge is toe te rekenen;

    • c.

      de lengte van de voorbereidingsperiode;

    • d.

      de specifieke aspecten van het bedrijf;

    • e.

      de voorraad naar buiten gerichte kantoorbescheiden en productonderdelen met adresvermelding;

    • f.

      de actualiteit van de onder e genoemde zaken;

    • g.

      het gemiddelde gebruik of de omzet per tijdsperiode van de onder e genoemde zaken;

    • h.

      de mogelijkheid tot bedrijfseconomische en fiscale afschrijving van de onder d genoemde zaken.

Hoofdstuk 3 Straatnaamcommissie

Gelet op het belang van goede (straat)naamgeving en gezien de ingewikkeldheid daarvan verdient het aanbeveling de (straat)naamgeving op te dragen aan een gemeentelijke commissie en wel de Straatnaamcommissie.

De bevoegdheid tot het toekennen van namen aan straten berust bij het college. Deze verordening maakt het mogelijk een Straatnaamcommissie in te stellen, die het college ten behoeve van deze taak adviseert.

De Straatnaamcommissie kan geheel op eigen initiatief namen bedenken voor straten. Op dit gebied bestaan geen voorschriften of richtlijnen van hogere overheden.

Artikel 4 Taak

De Straatnaamcommissie adviseert niet alleen over namen aan wijken en buurten. Ook het adviseren voor het toekennen van namen aan delen van de openbare ruimte en aan objecten behoort tot haar taak. Dit laatste is mede noodzakelijk met het oog op het feit dat bouwondernemingen/projectontwikkelaars nogal eens namen toekennen aan gemeentelijke bouwwerken zonder rekening te houden met de uitgangspunten die de commissie hanteert bij de toekenning van namen. Een en ander betekent dat bouwondernemingen/projectontwikkelaars in het geval zij namen willen toekennen aan bouwprojecten, contact moeten opnemen met de Straatnaamcommissie.

Artikel 5 Samenstelling

Er is voor gekozen om in de Straatnaamcommissie zo veel mogelijk een lid van elk rayon van de gemeente te laten vertegenwoordigen (lid 1). Op dit moment worden de volgende rayons gehanteerd:

  • Steenwijk – Tuk en omstreken;

  • Vollenhove – Blokzijl en omstreken;

  • Oldemarkt en omstreken;

  • Giethoorn en omstreken.

Indien er voor een bepaald rayon geen lid in de Straatnaamcommissie is vertegenwoordigd, pakken de leden gezamenlijk de taak voor dat rayon op.

Er is voor gekozen om, net als in het verleden, het college de leden van de Straatnaamcommissie te (her)benoemen, te schorsen, en te ontslaan (lid 2). De Straatnaamcommissie adviseert namelijk het college waardoor deze taak passend is voor het college.

Op advies van de Straatnaamcommissie, dat bij meerderheid van stemmen is uitgebracht, kan het college gedurende de zittingsduur van een lid van de commissie dit lid schorsen en/of ontslaan (lid 3). Op deze wijze kan een lid dat bijvoorbeeld zijn of haar taken niet voldoende uitvoert door het college worden geschorst of ontslagen, zonder dat er rekening hoeft te worden gehouden met de zittingsduur van dit lid in de commissie.

De commissie is zelf in staat om uit haar midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter te benoemen, zodat deze taak bij de commissie is neergelegd (lid 4).

Artikel 6 Secretaris

De (plaatsvervangend) secretaris wordt aangewezen door het college en is geen lid van de commissie. Van de (plaatsvervangend) secretaris wordt verwacht dat hij of zij de commissie van advies dient.

Artikel 7 Zittingsduur

De oude regels voor de Straatnaamcommissie kende geen limiet in het aantal malen dat een lid van de commissie kan worden herbenoemd. Om doorstroming te laten plaatsvinden voorziet het eerste lid van dit artikel in een zittingsduur van vijf jaar en de mogelijkheid van herbenoeming van één keer met vijf jaar.

Uiteraard bestaat er de mogelijkheid voor een lid om op elk moment ontslag te nemen. Wel is van belang dat dit schriftelijke wordt medegedeeld aan het college (lid 2).

Om te voorkomen dat er nog geen opvolging is voor een lid van de commissie dat ontslag heeft genomen, blijft het lid zijn functie vervullen totdat in zijn opvolging is voorzien. Dit geldt niet indien er geen opvolging voor dit lid nodig is (lid 3).

De Straatnaamcommissie zal aan het college voor de zittende leden, die voor 2015 al zitting hadden in de commissie, een rooster van aftreden voorstellen, zodat de continuïteit bij de commissie blijft gewaarborgd (lid 4).

Artikel 8 Werkwijze

De werkwijze van de Straatnaamcommissie, die stond beschreven in de oude regels van 2006, voldeed niet meer volledig aan de huidige werkwijze, zodat er enkele aanpassingen zijn gedaan aan de werkwijze.

De commissie wordt in ieder geval door de (plaatsvervangend) voorzitter of de (plaatsvervangend) secretaris bijeen geroepen wanneer nieuwe namen moeten worden toegekend of namen moeten worden herzien (lid 1). Hiervoor worden meerdere data doorgegeven.

Indien het niet lukt om op een gekozen datum ten minste de helft van het aantal leden waaronder de (plaatsvervangend) voorzitter aanwezig te laten zijn, wordt er binnen één week een nieuwe vergadering belegd. In deze vergadering kunnen adviezen worden uitgebracht ongeacht het aantal aanwezige leden (lid 3). Op deze wijze wordt voorkomen dat het eindeloos duurt voordat de commissie advies uitbrengt aan het college.

Het advies dat de Straatnaamcommissie uitbrengt aan het college gebeurt bij meerderheid van stemmen (lid 4). Indien de stemmen staken, beslist de (plaatsvervangende) voorzitter (lid 5).

Het commissie kan voor het uitvoeren van haar taak een deskundige benaderen (lid 6). In de praktijk wordt hier niet veel gebruik van gemaakt.

Tot slot vraagt de (plaatsvervangend) secretaris, voordat het advies aan het college wordt voorgelegd, het plaatselijk belang en/of de historische vereniging (indien er een plaatselijk belang of een historische vereniging is), van het rayon waar het advies van de commissie betrekking op heeft, om advies over de voorgestelde naamgeving voor het object en/of de openbare ruimte (lid 8). Wanneer er meerdere plaatselijke belangen of historische verenigingen in een bepaald rayon aanwezig zijn, zal in de vergadering worden gekeken aan welk plaatselijk belang en/of historische vereniging advies wordt gevraagd. Dit gebeurt om draagvlak te krijgen voor de voorgestelde naamgeving. In de bepaling is opgenomen dat het plaatselijk belang en/of de historische vereniging binnen een redelijk termijn advies dient te geven over de voorgestelde naamgeving, om te voorkomen dat dit een vertragende werking heeft op de werkwijze van de straatnaamcommissie. Daarna wordt het college geadviseerd over de voorgestelde naamgeving.

Artikel 9 Uitgangspunten bepalen naamgeving

In 2002 had het college de uitgangspunten voor het geven van straatnamen vastgesteld. Er is voor gekozen om deze uitgangspunten over te nemen in de verordening, zodat alle regels omtrent naamgeving in één verordening zijn opgenomen. Dit bevordert het overzicht op het gebied van naamgeving van objecten.

Aan de oude uitgangspunten zijn enkele nieuwe uitgangspunten toegevoegd. Hieronder worden enkele uitgangspunten nader beschreven.

Ad a:

nog levende personen worden niet vernoemd om te voorkomen dat levende personen naderhand in opspraak kunnen raken.

Ad b:

aan het benoemen van straten in samenhang per groep moet worden gedacht aan bijvoorbeeld bloemen-, componisten-, heide-, molen-, Oranje-, schilders-, spoor-, staatslieden-, veen-, veld- en vogelbuurten.

Ad d:

het achtervoegsel (-weg, -straat, -laan en –pad) kan het karakter van de openbare ruimte aangeven, terwijl het eerste gedeelte een indicatie van de ligging in de openbare ruimte kan aangeven. Denk bijvoorbeeld aan Oldemarktseweg en Tukseweg.

Ad e:

er bestaat een voorkeur voor korte namen in verband met automatische gegevensverwerking en om te voorkomen dat lange namen op een onaanvaardbare manier worden afgekort, verhaspeld of belachelijk worden gemaakt.

Ad g:

namen die spellingsproblemen geven worden geprobeerd te vermijden, om zo onder meer te voorkomen dat dienstverlenende instanties niet goed hun werk kunnen uitvoeren.

Tot slot heeft het college en de Straatnaamcommissie de mogelijkheid om de uitgangspunten uit te breiden. Hierdoor wordt voorkomen dat voor nieuwe uitgangspunten de verordening moet worden aangepast.

HOOFDSTUK 4 Plaatsen van naam- en nummerborden

Artikel 10 Namen en nummers aanbrengen

In het eerste lid is vastgelegd dat een object een door het college toegekend nummer ook feitelijk moet dragen. Daarmee wordt het college de mogelijkheid geboden toe te zien op de naleving van het aanbrengen van nummers aan objecten. Met het oog op de dienstverlening is het immers noodzakelijk dat de nummers, die door het college zijn toegekend, ook ter plaatse zijn terug te vinden.

(Straat)naamborden zullen overeenkomstig de wens van het college worden aangebracht. De kosten daarvan komen voor rekening van de gemeente.

Het derde lid verbiedt een ieder die daartoe niet bevoegd is (straat)namen en (huis)nummers toe te kennen aan delen van de openbare ruimte, aan de daaraan liggende objecten door deze zichtbaar ter plaatse aan te brengen.

Vooral het door de burgers aanbrengen van nummers aan hun woning is de laatste decennia hand over hand toegenomen. Bovendien heeft recent onderzoek van een grote gemeente aangetoond dat niet alleen ‘eigen nummers’ worden toegekend aan objecten, maar dat dikwijls ook nummers ontbreken, niet leesbaar zijn of zo abstract zijn vormgegeven, dat zij niet meer aan de criteria van ‘doeltreffendheid’ voldoen.

Artikel 11 Gedoogplicht naam- en nummerborden

In het kader van de dienstverlening dienen (straat)naamborden door of namens de gemeente ter plaatse goed zichtbaar te worden aangebracht. Dit is mogelijk door de (straat)naamborden te bevestigen aan gebouwgevels, aan terreinafscheidingen van derden of aan paaltjes die op andermans terrein ten behoeve van de (straat)naamgeving mogen worden geplaatst. Het artikel houdt echter ook rekening met de omstandigheid dat de borden niet door de gemeente zelf, maar door derden worden aangebracht. Om te voorkomen dat de leesbaarheid van de aangebrachte naamborden door hoog opschietend groen, zonneschermen of reclameborden wordt belemmerd, is bepaald dat de eigenaar ervoor dient te zorgen dat de bedoelde borden vanaf de openbare weg leesbaar blijven.

Artikel 12 Verplichting aanbrengen nummeraanduiding

Het aanbrengen van nummerbordjes is per gemeente verschillend geregeld. Sommige gemeenten brengen de nummers zelf aan. Het aanbrengen van de nummers wordt in bepaalde gevallen echter ook uitbesteed of overgelaten aan de aannemer, als onderdeel van het uitvoeren van een bouwwerk. Ten slotte kan het ook aan de eigenaar worden overgelaten de nummers, conform de nadere gemeentelijke voorschriften, aan te brengen.

In de verordening is gekozen voor een formulering waarbij de eigenaar het nummer dient aan te brengen, tenzij het college anders besluit. Het laatste kan bijvoorbeeld het geval zijn bij nieuwbouwprojecten, waarbij een uniform uitgevoerde nummering wenselijk wordt geacht. Het verdient aanbeveling de verantwoordelijkheid voor het aanbrengen van een nummer in de tekst van de nummerbeschikking te regelen.

In het tweede lid is bepaald dat het door het college toegekende nummer binnen een bepaalde termijn moet zijn aangebracht. Voor gevallen waarin het object nog niet is voltooid, is in het derde lid een andere termijn gesteld. Het vierde lid geeft het college de mogelijkheid de in het tweede en derde lid genoemde termijnen te verlengen.

Artikel 13 Nummerborden aanbrengen

De in dit artikel opgelegde verplichtingen zorgen ervoor dat de adressen in het algemeen maatschappelijk verkeer goed te vinden zijn. In het kader van de deregulering worden echter geen gedetailleerde voorschriften inzake het aanbrengen van het nummerbord gegeven. Vandaar dat de technische uitvoeringsvoorschriften algemeen van karakter zijn.

Artikel 14 Uitvoeringsvoorschriften

De strekking van het artikel spreekt voor zich.

HOOFDSTUK 5 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 15 Strafbepaling

Het opleggen van verplichtingen, zoals vervat in de verordening, heeft alleen zin wanneer deze ook kunnen worden afgedwongen zodra de regels worden overtreden. Het is gebruikelijk aan lichte overtredingen een geldboete van de eerste categorie te verbinden.

Artikel 16 Intrekken oude regels

Dit artikel regelt het vervallen van de oude bepalingen. De strekking van het artikel spreekt voor zich.

Artikel 17 Overgangsbepaling

Het principe van het benoemen van de openbare ruimte en het nummeren van bouwwerken, gebouwen, complexen, onbebouwde terreinen, ligplaatsen en standplaatsen dateert al uit de vorige eeuw. In de loop der tijd hebben vele voorschriften gegolden. Het is niet zinvol bij de invoering van de verordening te eisen dat alle nummers in de gemeente dienen te worden aangepast aan de nieuwe uitvoeringsvoorschriften. Nummers die onder het oude regime tot stand zijn gekomen blijven gehandhaafd. Het college heeft wel de mogelijkheid aanpassing van de nummers te eisen.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verordening.

Artikel 19 Citeertitel

Omdat de term ‘huisnummer’ in principe geen juiste term is voor het nummeren van bijvoorbeeld afgebakende terreinen of standplaatsen en ligplaatsen en de term ‘straatnaam’ geen juiste term is voor plantsoenen, wegen, e.d., is gekozen voor de nieuwe citeertitel: “Verordening Naamgeving en Nummering (Adressen)”.