Regeling vervallen per 01-07-2012

Besluit maatschappelijke ondersteuning Steenwijkerland

Geldend van 01-01-2012 t/m 30-06-2012

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning Steenwijkerland 2008

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijkerland,

gelet op het bepaalde in de Wet maatschappelijke ondersteuning, het Besluit maatschappelijke ondersteuning en de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Steenwijkerland, besluit vast te stellen het volgende:

Besluit maatschappelijke ondersteuning Steenwijkerland

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    inkomen:

    het inkomen als bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    eigen bijdrage:

    een bijdrage die bij de verlening van een voorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget voor rekening van de aanvrager blijft;

  • c.

    forfaitaire vergoeding:

    een bijdrage ineens die los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt;

  • d.

    gemaximeerde vergoeding:

    een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt;

  • e.

    normbedrag:

    een forfaitaire of een gemaximeerde vergoeding;

  • f.

    overige begrippen

    Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, verordening en de Abw;

  • g.

    verordening:

    verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Steenwijkerland

Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 2 Regels rond verstrekking

  • 1. Verstrekking van een individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2. Geen persoonsgebonden budget wordt verstrekt indien op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden:

    • a.

      het ernstige vermoeden bestaat dat de persoon ten behoeve van wie het persoonsgebonden budget is bedoeld problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget en er geen mogelijkheid tot een zaakwaarnemer is;

    • b.

      het ernstige vermoeden bestaat dat de persoon ten behoeve van wie het persoonsgebonden budget is bedoeld niet kan voldoen aan lopende financiële verplichtingen dan wel er sprake is van onder bewind- of curatele stelling;

    • c.

      bij een eerder toegekend persoonsgebonden budget, de aanvrager het budget niet heeft besteed aan de voorziening waarvoor dit budget was toegekend;

    • d.

      indien in de persoon gelegen bezwaren hiertoe aanleiding geven;

    • e.

      indien doelmatigheidsoverwegingen hiertoe aanleiding geven;

  • 4. Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als een persoonsgebonden budget.

  • 5. Het persoonsgebonden budget kan achteraf worden teruggevorderd bij gebleken misbruik of onverantwoord gebruik van het toegekende persoonsgebonden budget.

Hoofdstuk 3 Woonvoorzieningen

Artikel 3 Hoogte financiële tegemoetkoming in de kosten van woonvoorzieningen

  • 1. De hoogte van de door burgemeester en wethouders te verlenen financiële tegemoetkoming bedraagt:

    • a.

      voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 11, onder a, juncto artikel 16 van de verordening (verhuis- en herinrichting), een forfaitaire vergoeding van € 2.782,00.

    • b.

      voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 11 onder b van de verordening (bouwkundige of woontechnische woonvoorziening), 100 procent (100%) van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

    • c.

      voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 11 onder c van de verordening (woonvoorziening niet-bouwkundige en woontechnische aard), 100 procent (100 %) van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

    • d.

      voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 14, lid 2 van de verordening(bezoekbaar maken van een woonruimte) een maximumbedrag van € 2.782,00.

    • e.

      voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 20 van de verordening, 100 procent (100 %) van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

  • 2. De hoogte van de door burgemeester en wethouders te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van:

    • a.

      onderhoud en keuring van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 11 onder d, juncto artikel 24 van de verordening zal het bedrag als bedoeld in Bijlage II niet te boven gaan;

    • b.

      reparatie van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 11 onder d, juncto artikel 24 van de verordening, bedraagt 100 % van de kosten van de reparatie.

  • 3. De hoogte van een door het college van burgemeester en wethouders te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 11, onder e, juncto artikel 25 van de verordening (tijdelijke huisvesting), bedraagt:

    • a.

      de werkelijke kosten van de kale huur (minus huurtoeslag) als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte of het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte (dubbele woonlasten);

    • b.

      de werkelijke kosten als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte

  • 4. De hoogte van een door het college van burgemeester en wethouders te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van een voorziening als bedoeld in artikel 11, onder f, juncto artikel 26 van de verordening (huurderving) bedraagt maximaal het bedrag van de laatstgenoten kale huur.

  • 5. Voor woonvoorzieningen is geen eigen bijdrage verschuldigd.

Artikel 4 Vaststelling persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor woningaanpassingen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2. Het persoonsgebonden budget voor roerende woonvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de kostprijs, exclusief inkoopvoordeel, van de goedkoopst-adequate voorziening, inclusief onderhoud en reparatie.

  • 3. Een woningaanpassing in de vorm van een traplift wordt in beginsel alleen in natura of als een financiële tegemoetkoming verstrekt.

Artikel 5 Verantwoording persoonsgebonden budget

De budgethouder dient ten behoeve van de verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget binnen zes weken na de realisatie van de woonvoorziening, op verzoek van het college gegevens en/of facturen te overleggen, waaruit blijkt, dat conform het programma van eisen een adequate voorziening is gerealiseerd.

Hoofdstuk 4 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 6 Hoogte financiële tegemoetkomingen in de kosten van vervoersvoorzieningen

  • 1. De hoogte van een door het college van burgemeester en wethouders te verlenen financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 30, lid 2, sub e, f en i van de verordening (aanpassing eigen auto, aanschaf of gebruik van een ander verplaatsingsmiddel en aanpassing van onder 30, lid 1 genoemde voorzieningen) bedraagt 100 procent (100%) van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten van de te verstrekken voorzieningen.

  • 2. De hoogte van een door het college van burgemeester en wethouders te verlenen financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 30, lid 2, sub a, b en c van de verordening (gebruik van het collectief vraag afhankelijk vervoer (Regio Taxi), (eigen)auto, taxi, of rolstoeltaxi) is gelijk aan de werkelijk gemaakte vervoerskosten tot een maximumbedrag van:

    • a.

      de tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van het collectief vraag afhankelijk vervoer (Regio Taxi), een (eigen) auto en/of een taxi wordt vastgesteld op basis van de individuele vervoersbehoefte van de gehandicapte tot een maximum normbedrag van € 519,00 per jaar;

    • b.

      de tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een rolstoeltaxi wordt vastgesteld op basis van de individuele vervoersbehoefte van de gehandicapte tot een maximum normbedrag van € 1.503,00 per jaar;

  • 3. De vergoeding bij gebruikmaking van een (eigen) auto bedraagt € 0,29 per door de gehandicapte afgelegde kilometer tot maximaal de onder het vorige lid genoemde jaarvergoeding.

  • 4. De individuele vervoersbehoefte wordt vastgesteld aan de hand van een door de gehandicapte per kwartaal aan het college van burgemeester en wethouders te verstrekken opgave van het aantal door hem/haar afgelegde kilometers en/of betalingsbewijzen van de gemaakte vervoerskosten met het collectief vraagafhankelijk vervoer en/of (rolstoel)taxi.

  • 5. De financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten voor personen verblijvende in een verzorgingstehuis of een gelijkwaardige huisvesting, wordt vastgesteld op basis van de individuele vervoersbehoefte tot een maximum van 70% van het gemaximeerde normbedrag.

  • 6. De financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten voor gehandicapten aan wie een andere vervoersvoorziening voor de korte afstand of een persoonsgebonden budget voor de aanschaf hiervan is of wordt toegekend naast de financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten, wordt vastgesteld op basis van de individuele vervoersbehoefte tot een maximum van 50% van het gemaximeerde normbedrag.

  • 7. De financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten voor kinderen tot 12 jaar, wordt vastgesteld op basis van de individuele vervoersbehoefte tot een maximum van 50% van het gemaximeerde normbedrag.

  • 8. De door het college van burgemeester en wethouders te verlenen financiële tegemoetkoming voor een fiets met hulpmotor als bedoeld onder artikel 30, onder 1, sub c van de verordening is een forfaitaire bijdrage in de kosten van aanschaf van € 300.

  • 9. De vergoeding van de kosten van de door het college te verlenen voorzieningen in natura als bedoeld in artikel 29, onder b van de verordening is een volledige tegemoetkoming in de bruikleenkosten van de te verstrekken voorziening in natura. De onderhouds- en reparatiekosten zijn hierbij inbegrepen.

  • 10. Voor een vervoersvoorziening is geen eigen bijdrage verschuldigd.

Artikel 7 Vaststelling persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 30 eerste lid en tweede lid, onder e t/m i van de verordening wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de kostprijs, exclusief inkoopvoordeel, van de goedkoopst-adequate voorziening, inclusief onderhoud en reparatie.

  • 2. Het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld na indicatiestelling en verstrekt voor een periode van 5 jaar.

  • 3. De uitbetaling van het persoonsgebonden budget vindt plaats na het overleggen van een pro forma-nota, waaruit blijkt dat een adequate voorziening is besteld, conform het programma van eisen.

  • 4. Een vergoeding in de kosten van gebruik van een eigen auto, taxi, rolstoeltaxi en/of collectiefsysteem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer, als bedoeld in artikel 30, lid 2, onder a, b, c en d van de verordening wordt uitsluitend als een financiële tegemoetkoming verstrekt.

Artikel 8 Verantwoording persoonsgebonden budget

De budgethouder dient ten behoeve van de verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget binnen zes weken na de realisatie van de vervoersvoorziening, op verzoek van het college gegevens en/of facturen te overleggen, waaruit blijkt, dat conform het programma van eisen een adequate voorziening is aangeschaft.

Hoofdstuk 5 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 9 Rolstoelvoorziening in natura

De vergoeding van een door het college in bruikleen te verstrekken rolstoel is een volledige tegemoetkoming in de bruikleenkosten. De onderhouds- en reparatiekosten zijn hierbij inbegrepen.

Artikel 10 Vaststelling persoonsgebonden budget voor rolstoelvoorzieningen

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor rolstoelvoorzieningen als bedoeld in artikel 34 onder a en b van de verordening wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de kostprijs, exclusief inkoopvoordeel, van de goedkoopst-adequate voorziening, inclusief onderhoud en reparatie.

  • 2. Het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld na indicatiestelling en verstrekt voor een periode van 5 jaar.

  • 3. De uitbetaling van het persoonsgebonden budget vindt plaats na het overleggen van een pro forma-nota, waaruit blijkt dat een adequate voorziening is besteld, conform het programma van eisen.

  • 4. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor individuele aanpassingen wordt vastgesteld op basis van de werkelijke kosten in overleg met de gemeente.

  • 5. Voor rolstoelvoorzieningen is geen eigen bijdrage verschuldigd.

Artikel 11 Verantwoording persoonsgebonden budget

De budgethouder dient ten behoeve van de verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget binnen zes weken na de realisatie van de rolstoelvoorziening, op verzoek van het college gegevens en/of facturen te overleggen, waaruit blijkt, dat conform het programma van eisen een adequate voorziening is aangeschaft.

Hoofdstuk 6 Hulp bij het huishouden.

Artikel 12 Keuze hulp bij het huishouden in natura

Bij hulp bij het huishouden in natura kiest de aanvrager één van de door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieders en gaat hiermee een zorgovereenkomst aan.

Artikel 13 Omvang van het persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden.

De vaststelling van een persoonsgebonden budget vindt ten aanzien van hulp in de huishouding als volgt plaats:

Er wordt een bedrag beschikbaar gesteld dat per klasse per jaar bedraagt:

Klasse 1:

€ 924,00

Klasse 2:

€ 2.773,00

Klasse 3:

€ 5.085,00

Klasse 4:

€ 7.859,00

Klasse 5:

€ 10.633,00

Klasse 6:

€ 13.405,00

Als het aantal geïndiceerde uren of dagdelen hoger is dan de bovengrens van de bovenste klasse, dan wordt het tarief van de hoogste klasse verhoogd met het volgende bedrag: Klasse 1 vermenigvuldigd met het aantal uren of dagdelen waarmee de bovengrens van de hoogste klasse wordt overschreden.

Artikel 14 Uitbetaling van een persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden.

De betaling van het toegekende persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging wordt na toekenning op basis van bevoorschotting als volgt uitbetaald:

  • 1.

    persoonsgebonden budget tot € 2.500,00 op jaarbasis in één keer;

  • 2.

    persoonsgebonden budget tussen € 2.500,00 en € 5.000,00 op jaarbasis: per half jaar;

  • 3.

    persoonsgebonden budget tussen € 5.000,00 en € 25.000,00 op jaarbasis: per kwartaal.

Artikel 15 Verantwoording persoonsgebonden budget

  • 1. Het persoonsgebonden budget dient aangewend te worden voor de bekostiging van hulp in het huishouden en daarmee noodzakelijk verbonden kosten.

  • 2. Een ieder die een persoonsgebonden budget toegekend heeft gekregen, dient achteraf over de besteding er van verantwoording te kunnen afleggen. Hiervoor dient de budgethouder op verzoek van het college te overleggen:

    • -

      een afschrift van de overeenkomst met de zorgverlener;

    • -

      bewijs van betaling aan zorgverlener.

  • 3. Het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden kent een vrij besteedbaar bedrag, waarover geen verantwoording verschuldigd is. Over 1,5% van het persoonsgebonden budget met een minimum van € 250,00 en een maximum van € 1.250,00 jaar hoeft geen verantwoording te worden afgelegd.

  • 4. Het college controleert steekproefsgewijs de besteding van de verstrekte persoonsgebonden budgetten.

Artikel 16 Eigen bijdrage

  • 1. Zowel voor huishoudelijke verzorging in natura als voor hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget is een eigen bijdrage verschuldigd.

  • 2. Vaststelling en inning van de eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden vindt plaats door het Centraal Administratie Kantoor Bijzondere Ziektekosten (CAK-BZ) conform de door de gemeente afgegeven parameters die zijn opgenomen in lid 3 en 4;

  • 3. Omvang van de eigen bijdrage bij hulp bij het huishouden:

    • a.

      voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar € 18,00 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 22.905 het bedrag van € 18,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 22.905;

    • b.

      voor de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder € 18,00 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 16.007 het bedrag van € 18,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 16.007;

    • c.

      voor de gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar € 25,80 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 28.306 het bedrag van € 25,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 28.306;

    • d.

      voor de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn € 25,80 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 22.319 het bedrag van € 25,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 22.319.

  • 4. De eigen bijdrage bedraagt maximaal de kostprijs van de voorziening met dien verstande, dat de eigen bijdrage bij een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden maximaal 60% van het toegekende persoonsgebonden budget kan bedragen.

Hoofdstuk 7 Het verkrijgen van een voorziening en het motiveren van besluiten

Artikel 17 Samenhangende afstemming.

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 46 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning indien van toepassing aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • d.

    de psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Artikel 18 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning Steenwijkerland

  • 2. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2008.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 4 december 2007,
De secretaris,
de burgemeester,

BIJLAGE I

Aantal m2 waarvoor een financiële tegemoetkoming kan worden gegeven in gevolge artikel 18 “het verwerven van grond” van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning.

Ingevolge artikel 18 is het mogelijk om een tegemoetkoming te krijgen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk zou zijn. Het aantal m2 wat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt is per vertrek (zie onderstaande tabel) gemaximaliseerd.

  • 1.a

    Aantal m² waarvoor ten hoogste een financiële tegemoetkoming kan worden verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning.

    Aantal m2 waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek

    Aantal m2 waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek

    Soort

    woonkamer

    30

    6

    keuken

    10

    4

    zit- slaapkamer

    18

    8

    eenpers.slp.kr

    10

    4

    tweepers.slp.kr.

    18

    4

    toiletruimte

    2

    1

    badkamer

    -Wastafelruimte

    3

    1

    -Doucheruimte

    3

    2

    -badruimte

    5

    3

    entree/gang/hal

    5

    2

    berging

    6

    4

  • 1.b

    Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt, bedraagt 20 m2.

  • c

    Het aantal m² verharding ten behoeve van de aanleg van een nieuw terras dan wel aanpassing van een bestaand terras direct bij een woonruimte, dat ten hoogste voor de financiële tegemoetkoming in aanmerking komt, bedraagt 6 m².

BIJLAGE II

Tarieven liften Wvg (prijspeil per 1-1-2006)

Maximale vergoeding van kosten van onderhoud, keuring en reparatie van liften ingevolge artikel 24 van de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning juncto artikel 3 lid 2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning Steenwijkerland.

Alleen de werkelijk gemaakte kosten (met een maximum van de in de tabel genoemde bedragen) van keuring, onderhoud en reparatie aan de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming.

  • a.

    Stoelliften (het Liftinstituut spreekt van traplift)

  • b.

    Rolstoelliften (het Liftinstituut spreekt van traplift)

  • c.

    Woonhuisliften (met kooi)

  • d.

    Staplateaulift of hefplateauliften (het Liftinstituut spreekt van een platformlift zonder schacht tot maximaal 1.80 meter hoogte)

  • e.

    Balansliften (worden niet meer gemaakt)

  • f.

    De mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

  • g.

    Elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren.

Wij geven hieronder de vergoeding van kosten weer voor keuring van soorten liften in woningen en trappenhuizen zoals ze bij de uitvoering van de Wmo te verwachten zijn. Vergoedingen voor onderhoud en reparatie worden niet meer weergegeven. Indien u daarvoor toch een maximum wilt opnemen, kunt u een prijsopgave vragen bij het de onderhoudsfirma(‘s) aan de hand van het soort reparatie dat zich volgens u voordoet, daar een maximum bij bepalen wat de gemeente zou willen verstrekken en de voorrijkosten erbij tellen (€ 40,50 per keer). Alleen de werkelijk gemaakte kosten voor de keuring van de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming; dat kunt u het beste in correspondentie naar cliënten vermelden.

In de tabel staan de kosten bij de benamingen van de liften weergegeven

zoals hierboven omschreven bij a tot en met e.

Keuring van liften

Kosten beginkeuring excl. btw

Kosten periodieke keuring excl. btw

Kosten onderhoud excl. btw inclusief voorrijkosten

Stoellift (a)

295,60

216,20 (1 keer per 4 jaar)

443,30 (1 keer per jaar)

Rolstoellift (b)

295,60

216,20 (1 keer per 4 jaar)

443,30 (1 keer per jaar)

Woonhuislift (c)

456,60

263,40 (1 keer per 1,5 jaar)

886,60 (want 2 keer per jaar)

Staplateaulift (d)

463,20

267,20 (1 keer per 4 jaar)

443,30 (1 keer per jaar)

Hefplateaulift (d)

463,20

267,20 (1 keer per 1,5 jaar)

886,60 (want 2 keer per jaar)

Balansliften (e)

76,50 per uur (1 keer per 1,5 jaar)

443,30 (1 keer per jaar)

In de bovengenoemde bedragen zijn opgenomen de kosten voor de keuring door het Liftinstituut (voorrijkosten + keuringstarieven), vermenigvuldigd met een factor 2 (er komen 2 personen) vanwege de noodzakelijke assistentie door de onderhoudsfirma.

Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:

  • -

    50% voor installaties geplaatst buiten de woning

  • -

    50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen

  • -

    50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging respectievelijk elektrisch wegklapbare raildelen.

De bovengemelde bedragen dienen jaarlijks te worden verhoogd met het prijsindexcijfer.