Verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken (Inspraakverordening)

Geldend van 30-06-2006 t/m heden

Intitulé

Verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken

De raad van de gemeente Steenwijkerland;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 mei 2006, nummer 2006/47;

gelet op artikel 150 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende Verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    inspraak: het betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid;

  • b.

    inspraakprocedure: de wijze waarop de inspraak gestalte wordt gegeven;

  • c.

    beleidsvoornemen: het voornemen van een bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid.

Artikel 2 Onderwerp van inspraak

  • 1. Ieder bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid.

  • 2. Inspraak wordt altijd verleend indien de wet daartoe verplicht.

  • 3. Geen inspraak wordt verleend:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving, waarbij het bestuursorgaan geen of zeer beperkte beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is, dat inspraak niet kan worden afgewacht.

Artikel 3 Inspraakgerechtigden

Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.

Artikel 4 Inspraakprocedure

  • 1. Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het bestuursorgaan kan voor een of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure vaststellen.

Artikel 5 Eindverslag

  • 1. Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

  • 2. Het eindverslag bevat in ieder geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

    • b.

      een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

    • c.

      een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

  • 3. Het bestuursorgaan legt het eindverslag gedurende zes weken ter inzage.

  • 4. Voorafgaand aan de terinzagelegging geeft het bestuursorgaan in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen en via de gemeentelijke website kennis van de terinzagelegging van het eindverslag. In de kennisgeving wordt vermeld waar en wanneer het eindverslag ter inzage ligt.

  • 5. Een afschrift van het eindverslag wordt toegezonden aan degenen die een zienswijze naar voren hebben gebracht of dezen worden persoonlijk op de hoogte gesteld waar en wanneer het eindverslag ter inzage ligt.

Artikel 6 Intrekking verordening

De Inspraakverordening Steenwijk 2001, vastgesteld bij raadsbesluit van 23 januari 2001, wordt ingetrokken.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Inspraakverordening Steenwijkerland.

Ondertekening

De raad voornoemd,
de griffier,
de voorzitter,

Bijlage 1

Artikel 150 Gemeentewet (oud):

  • 1.

    De raad stelt een verordening vast, waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken.

  • 2.

    In deze verordening worden ten minste geregeld:

    • a.

      de wijze waarop van de beleidsvoornemens waarop inspraak zal worden verleend, openbaar wordt kennis gegeven;

    • b.

      de wijze waarop ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen in staat worden gesteld hun mening omtrent de onder a. bedoelde beleidsvoornemens kenbaar te maken;

    • c.

      de rapportering over de onder b. bedoelde inspraak en over de uitkomsten daarvan;

    • d.

      de wijze waarop ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen in de gelegenheid worden gesteld hun beklag te doen over de uitvoering van de verordening.

Artikel 150 Gemeentewet (nieuw):

  • 1.

    De raad stelt een verordening vast, waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde inspraak wordt verleend door toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover in de verordening niet anders is bepaald.

Bijlage 2

Tekst artikelen 3:11 t/m 3:17 van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht

Artikel 3:11

  • 1.

    Het bestuursorgaan legt het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage.

  • 2.

    Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur is van overeenkomstige toepassing. Indien op grond daarvan bepaalde stukken niet ter inzage worden gelegd, wordt daarvan mededeling gedaan.

  • 3.

    Tegen vergoeding van ten hoogste de kosten verstrekt het bestuursorgaan afschrift van de ter inzage gelegde stukken.

  • 4.

    De stukken liggen ter inzage gedurende de in artikel 3:16, eerste lid, bedoelde termijn.

Artikel 3:12

  • 1.

    Voorafgaand aan de terinzagelegging geeft het bestuursorgaan in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp. Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke inhoud.

  • 2.

    Indien het een besluit van een tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan betreft, wordt de kennisgeving in ieder geval in de Staatscourant geplaatst, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

  • 3.

    In de kennisgeving wordt vermeld:

    • a.

      waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen;

    • b.

      wie in de gelegenheid worden gesteld om zienswijzen naar voren te brengen;

    • c.

      op welke wijze dit kan geschieden;

    • d.

      indien toepassing is gegeven aan artikel 3:18, tweede lid: de termijn waarbinnen het besluit zal worden genomen.

Artikel 3:13

  • 1.

    Indien het besluit tot een of meer belanghebbenden zal zijn gericht, zendt het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging het ontwerp toe aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.

  • 2.

    Artikel 3:12, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3:14

  • 1.

    Het bestuursorgaan vult de ter inzage gelegde stukken aan met nieuwe relevante stukken en gegevens.

  • 2.

    Artikel 3:11, tweede tot en met vierde lid, is van toepassing.

Artikel 3:15

  • 1.

    Belanghebbenden kunnen bij het bestuursorgaan naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen.

  • 2.

    Bij wettelijk voorschrift of door het bestuursorgaan kan worden bepaald dat ook aan anderen de gelegenheid moet worden geboden hun zienswijze naar voren te brengen.

  • 3.

    Indien het een besluit op aanvraag betreft, stelt het bestuursorgaan de aanvrager zo nodig in de gelegenheid te reageren op de naar voren gebrachte zienswijzen.

  • 4.

    Indien het een besluit tot wijziging of intrekking van een besluit betreft, stelt het bestuursorgaan degene tot wie het te wijzigen of in te trekken besluit is gericht zo nodig in de gelegenheid te reageren op de naar voren gebrachte zienswijzen.

Artikel 3:16

  • 1.

    De termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen en het uitbrengen van adviezen als bedoeld in afdeling 3.3, bedraagt zes weken, tenzij bij wettelijk voorschrift een langere termijn is bepaald.

  • 2.

    De termijn vangt aan met ingang van de dag waarop het ontwerp ter inzage is gelegd.

  • 3.

    Op schriftelijk naar voren gebrachte zienswijzen zijn de artikelen 6:9 en 6:10 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3:17

Van hetgeen overeenkomstig artikel 3:15 mondeling naar voren is gebracht, wordt een verslag gemaakt.

Toelichting Inspraakverordening

Algemene toelichting

Aanleiding

Artikel 150 van de Gemeentewet verplicht de gemeenteraad tot het vaststellen van een inspraakverordening. Aan deze wettelijke verplichting is in onze gemeente uitvoering gegeven door vaststelling van de Inspraakverordening Steenwijk 2001.

Als gevolg van recente wetswijzigingen dient deze verordening thans geactualiseerd te worden. De wetswijzigingen betreffen de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur, de opname van het klachtrecht in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de invoering van de Wet en Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure.

Met de inwerkingtreding van de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure wordt artikel 150 van de Gemeentewet gewijzigd (zie bijlage 1) en is afdeling 3.4 van de Awb grondig herzien (zie bijlage 2).

Door inwerkingtreding van de Aanpassingwet uniforme openbare voorbereidingsprocedure is onder meer de inspraakverplichting, die in artikel 6a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) was opgenomen en van toepassing was op de voorbereiding van ruimtelijke plannen en de vrijstellingsbepaling van artikel 19, eerste lid, van de WRO, vervallen. De reden van deze wijziging is dat op de voorbereiding van dergelijke plannen nu de uniforme openbare voorbereidings-procedure van de Awb van toepassing is en aldus een doublure, namelijk inspraak op grond van artikel 6a van de WRO èn ‘inspraak’ via de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van de Awb, wordt voorkomen.

Inspraak

Inspraak is een formeel vastgelegde en in een aantal gevallen wettelijk verplichte vorm van burgerparticipatie. Uit de parlementaire behandeling van artikel 150 van de Gemeentewet blijkt dat inspraak, in de zin van dit artikel, moet worden verleend op het moment dat een beleids-voornemen voldoende is uitgekristalliseerd. Inspraak vindt derhalve plaats in het laatste deel van de voorbereidingsfase van het gemeentelijk beleid.

Door gelegenheid tot inspraak te geven, wordt aan inwoners en andere belanghebbenden expliciet de mogelijkheid geboden om hun mening over een beleidsvoornemen kenbaar te maken. Voor het bestuursorgaan biedt inspraak de gelegenheid om het voornemen toe te lichten en de inspraak-reacties mee te wegen bij de besluitvorming over het betreffende voornemen. Aldus kan inspraak bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van en het vergroten van maatschappelijk draagvlak voor het beleidsvoornemen.

Andere vormen van burgerparticipatie

Inspraak heeft betrekking op voldoende uitgekristalliseerde, concrete beleidsplannen. Daarmee kan inspraak worden onderscheiden van interactieve beleidsvorming. Bij interactieve beleids-vorming betrekt het bestuursorgaan in een zo vroeg mogelijk stadium burgers, maatschappelijke organisaties, bedrijven en andere overheden bij het beleid om zo in een open en evenwichtige wisselwerking of samenwerking tot beleid te komen. Hierbij weet het bestuursorgaan nog niet of wil het bestuursorgaan nog niet bepalen hoe het beleidsprobleem opgelost zal worden. Interactieve beleidsvorming vindt derhalve in een eerder stadium van de voorbereidingfase plaats en betreft dientengevolge geen relatief uitgewerkte plannen.

Verder moet inspraak ook onderscheiden worden van de uniforme openbare voorbereidings-procedure, zoals die in afdeling 3.4 van de Awb is opgenomen. Deze procedure ziet namelijk niet op beleidsvoornemens, maar op concrete ontwerpbesluiten, die vaak naar aanleiding van een (vergunning-)aanvraag zijn opgesteld.

Overigens is in deze inspraakverordening, overeenkomstig het bepaalde in (het nieuwe) artikel 150 van de Gemeentewet, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure in beginsel wel van overeenkomstige toepassing verklaart op de inspraakprocedure, om aldus eenheid in regelgeving te bevorderen.

Het feit dat burgerparticipatie op meerdere wijzen vorm kan worden gegeven, maakt dat de in deze verordening geregelde inspraak een keuze is.

Indien bijvoorbeeld het beleidsvoornemen tot stand is gekomen door middel van (een variant van) interactieve beleidsvorming of wanneer de uniforme openbare voorbereidingsprocedure wettelijk gevolgd moet worden, zal de toegevoegde waarde van (ook nog) een inspraakprocedure in de meeste gevallen beperkt zijn en enkel tot vertraging in de besluitvorming leiden.

Dit neemt echter niet weg dat het bijvoorbeeld bij grootschalige herinrichtingsplannen of ingrijpende bestemmingsplannen wenselijk kan zijn om, voorafgaand aan de verplichte uniforme openbare voorbereidingsprocedure, in het kader van een zorgvuldige belangeninventarisatie en

-afweging, de inspraakprocedure toe te passen.

Ook andere participatievormen, zoals het spreekrecht bij raads- en commissievergaderingen, kunnen uit het oogpunt van bijvoorbeeld doelmatigheid de voorkeur verdienen boven de inspraakmogelijkheid.

Om aan het bovenstaande recht te doen, is in artikel 2, eerste lid, van deze verordening bepaald dat ieder bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit òf inspraak wordt verleend. Dit vraagt van het bestuursorgaan wel dat reeds aan het begin van het proces helder wordt aangegeven op welke wijze en op welke momenten gelegenheid tot participatie zal worden geboden.

Deregulering

Er is gekozen voor een sobere regeling, waarbij rekening is gehouden met het deregulerings-streven. Door het van toepassing verklaren van de procedureregeling van afdeling 3.4 van de Awb en het weghalen van overbodige bepalingen als het beklagrecht en de onnodige paragraaf-indeling, is deze verordening ten opzichte van de Inspraakverordening Steenwijk 2001 verder gedereguleerd. Hierdoor resteert een bondige verordening van slechts acht artikelen. Bovendien maakt deze globale raamregeling het mogelijk om recht te doen aan de aard, schaal en reikwijdte van het beleidsvoornemen waarop inspraak plaatsvindt. Een gedetailleerde, en daardoor rigide, wijze van regelgeving dient immers noch de belangen van de insprekers noch die van het bestuursorgaan.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In onderdeel c is het begrip beleidsvoornemen gedefinieerd als: het voornemen van het bestuurs-orgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het gaat derhalve niet om de vaststelling van concrete besluiten of (andere) concrete handelingen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd.

Artikel 2 Onderwerp van inspraak

Het eerste lid bepaalt dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit òf inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid.

Het begrip bestuursorgaan is omschreven in artikel 1:1, eerste lid, van de Awb en omvat in elk geval de raad, het college en de burgemeester.

Anders dan in de Inspraakverordening Steenwijk 2001 is niet meer aangegeven op welke beleids-voornemens in ieder geval inspraak wordt verleend. Omdat ieder bestuursorgaan zelf kan bepalen of inspraak wordt verleend, ontstaat voor het bestuurorgaan de vrijheid om burgerparticipatie ook op een andere wijze dan via inspraak invulling te geven, bijvoorbeeld door middel van een vorm van interactieve beleidsvorming of via het spreekrecht bij commissie- en raadsvergaderingen.

Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de Awb, waartegen bezwaar en beroep openstaat.

Het tweede lid stelt dat inspraak altijd wordt verleend wanneer een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. In de verordening is niet aangegeven welke wettelijke voorschriften het hier betreft. De reden hiervan is dat dan bij iedere nieuwe wettelijke verplichting ook de verordening moet worden aangepast. Verder zou de opsomming zo uitgebreid worden, dat afbreuk wordt gedaan aan de overzichtelijkheid. Wettelijke verplichtingen tot het bieden van inspraak bestaan op dit moment onder meer bij de voorbereiding van het gemeentelijke milieubeleidsplan (artikel 4.17, derde lid, van de Wet milieubeheer), de voorbereiding van besluiten tot uitsluiting van gebieden of categorieën bouwwerken van welstandstoetsing (artikel 12, vierde lid, van de Woningwet) en de voorbereiding van de verordening die betrekking heeft op de cliëntenparticipatie bij de uitvoering van de Wet voorzieningen gehandicapten (artikel 1a, eerste lid, van de Wet voorzieningen gehandicapten).

In het derde lid is opgenomen wanneer in ieder geval geen inspraak wordt verleend. De genoemde gronden spreken voor zich.

Artikel 3 Inspraakgerechtigden

De omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. In de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure zijn de woorden 'in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen' vervangen door: belanghebbenden. Het begrip 'belanghebbende' is in artikel 1:2 van de Awb gedefinieerd als: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Artikel 4 Inspraakprocedure

Ter uniformering en deregulering is in het eerste lid afdeling 3.4 van de Awb op de inspraak van toepassing verklaard. Daarmee verloopt de inspraak in beginsel volgens de procedure zoals die is beschreven in de artikelen 3:11 tot en met 3:17 van de Awb. Deze artikelen zijn in bijlage 2 opgenomen.

Uit de laatste zinsnede van het (nieuwe) tweede lid van artikel 150 van de Gemeentewet blijkt dat afwijkingen van afdeling 3.4 van de Awb zijn toegestaan. In de Memorie van Toelichting bij de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure is te lezen dat in de inspraakverordening zowel geheel als gedeeltelijk van afdeling 3.4 van de Awb kan worden afgeweken. Van deze mogelijkheid wordt in deze verordening gebruik gemaakt door opname van het tweede lid van artikel 4. Anders dan in de voorgaande inspraakverordening, die alleen in bijzondere gevallen de mogelijkheid tot afwijking van de voorgeschreven procedure bood, kan het bestuursorgaan nu per beleids-voornemen een andere, beter passende inspraakprocedure vaststellen. Ook kan voor een bepaalde categorie beleidsvoornemens een afwijkende standaardprocedure worden vastgesteld. Deze dient overigens bij voorkeur in beleidsregels te worden vastgelegd. De afwijking kan betrekking hebben op bijvoorbeeld een verkorting van de in artikel 3:16 van de Awb gestelde inspraaktermijn van zes weken na de terinzagelegging van het beleidsvoornemen. Ook kan worden bepaald dat inspraak-reacties alleen schriftelijk, in plaats van ook mondeling, ingediend kunnen worden. Door het gestelde in het tweede lid kan de inspraakprocedure derhalve nauwkeurig worden afgestemd op de aard, schaal en reikwijdte van het beleidsvoornemen, waardoor maatwerk mogelijk is.

Artikel 5 Eindverslag

Volgens artikel 3:17 van de Awb moet een verslag worden gemaakt van hetgeen tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht. Omdat het gewenst is dat een eindverslag meer omvat dan enkel een verslag van de inspraakavond of de anderszins mondeling naar voren gebrachte inspraakreacties, bepaalt het tweede lid dat in het eindverslag in ieder geval een overzicht van de gevolgde procedure moet zijn opgenomen (onderdeel a) evenals een weergave van alle schriftelijk en mondeling ingebrachte inspraakreacties (onderdeel b). Uit praktische overwegingen kunnen de schriftelijke inspraakreacties aan het verslag worden gehecht. Voor wat betreft de mondelinge inspraakreacties kan worden volstaan met een zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en de vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht. Onderdeel c stelt dat het bestuursorgaan een gemotiveerde reactie op de inspraakreacties dient te geven Verder schrijft dit onderdeel als sluitstuk van inspraak voor dat het bestuursorgaan inzichtelijk maakt wat met de zienswijzen wordt gedaan.

In het derde, vierde en vijfde lid is bepaald op welke wijze het bestuursorgaan het eindverslag openbaar maakt. Naast een algemene kennisgeving van de terinzagelegging in – in beginsel – de Steenwijkerland Expres en op de gemeentelijke website, wordt het eindverslag persoonlijk toegezonden aan degenen die mondeling of schriftelijk hebben ingesproken dan wel, indien bijvoorbeeld de omvang van het eindverslag of het (grote) aantal insprekers daartoe aanleiding geeft, worden de insprekers persoonlijk – via een brief of per e-mail – op de hoogte gesteld dat, waar en wanneer het eindverslag kan worden ingezien. Het is aan te bevelen om tijdig, bijvoorbeeld tijdens de inspraakavond, duidelijkheid over de communicatie te verschaffen.

Artikel 6 Intrekking verordening

Met deze bepaling wordt de bestaande inspraakverordening ingetrokken. De datum waarop de oude verordening vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt (zie artikel 7).