Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren

Geldend van 31-03-2004 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren

De raad van de gemeente Steenwijk;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 3 december 2002, nummer 2002/192;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994;

b e s l u i t :

vast te stellen de

“VERORDENING OP HET GEBRUIK VAN PARKEERPLAATSEN EN DE VERLENING VAN VERGUNNINGEN VOOR HET PARKEREN

Afdeling 1 Definities en begripsomschrijvingen

Artikel A

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

  • b

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • c

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • d

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • e

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeerders en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • f

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorend bij parkeerapparatuur;

  • g

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die

    • 1.

      is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of

    • 2.

      gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • h

    vergunning: een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

  • i

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

Afdeling II Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel B

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen besluiten weggedeelten aan te wijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

  • 2 Burgemeester en wethouders kunnen besluiten de tijdstippen vast te stellen waarop het parkeren alleen aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel C

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen op aanvraag voor de duur van maximaal één jaar een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2 Een vergunning kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een mototvoertuig (voertuig) wanneer deze

    • a

      woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, dan wel

    • b

      een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en aantoont dat het in het belang van diens beroep- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig (voertuig) te parkeren.

  • 3 De eigenaar of houder van een motorvoertuig (voertuig) die voldoet aan beide in het tweede lid gestelde voorwaarden wordt, voor wat betreft de eerste aangevraagde vergunning, geacht te beantwoorden aan de onder a genoemde voorwaarde.

  • 4 Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan eigenaren of houders van motorvoertuigen (voertuigen) die niet voldoen aan één van de in het tweede lid genoemde voorwaarden.

  • 5 Aan de vergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.

  • 6 Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel D

Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken of wijzigen:

  • a

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b

    wanneer de vergunningbouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

  • c

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • e

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • f

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • g

    om redenen van openbaar belang.

Afdeling III Verbodsbepalingen

Artikel E

  • 1 Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig (voertuig) te plaatsen of te laten staan:

    • a

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b

      op een belanghebbendenplaats.

  • 2 Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel F

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

Artikel G

  • 1 Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig (voertuig) te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a

      zonder vergunning;

    • b

      zonder dat het motorvoertuig (voertuig) duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

    • c

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

  • 2 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling IV Strafbepaling

Artikel H

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de eerste categorie.

Afdeling V Overgangs- en slotbepalingen

Artikel I

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de heren H.C. de Boer en P. Bruinenberg, inspecteurs openbare ruimte, en J.H. Alta, toezichthouder milieu, alsmede de heren W.Z.C. Goldstein en T.A. Kloosterman, parkeercontroleurs.

  • 2 Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door burgemeester en wethouders aangewezen personen.

Artikel J

Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Parkeerverordening Steenwijkerland’.

Artikel L

Deze verordening treedt in werking*)

Artikel K

De werking van deze verordening is, tot een jaar na de in werkingtreding, beperkt tot het gebied dat op de bijbehorende kaart is aangegeven.

Ondertekening

De raad voornoemd,
de secretaris
de voorzitter

Toelichting op de parkeerverordening Steenwijkerland.

Artikel A

Motorvoertuig

In de verordening is er van uitgegaan dat er door middel van de Verordening parkeerbelastingen Steenwijkerland 2003 alleen rechten worden geheven voor motorvoertuigen.

Artikel B

Vergunningen voor het parkeren op parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen worden uitgegeven op basis van de Parkeerverordening. Het aanwijzen van de plaatsen waar met een dergelijke vergunning geparkeerd kan worden, wordt bij of krachtens deze verordening geregeld. Los daarvan staat het heffen van rechten voor het uitgeven van de vergunning. Uit praktische overwegingen is de aanwijzingsbevoegdheid bij burgemeester en wethouders neergelegd.

Artikel C

Omdat in deze verordening wordt gesproken over motorvoertuigen, kan aan eigenaren en houders van onder meer vrachtauto’s, autobussen en motorfietsen een vergunning worden verleend. Er zijn omstandigheden denkbaar dat het redelijk is een vergunning voor andere motorvoertuigen dan personenauto’s te verlenen. Wellicht ten overvloede moet er nog op gewezen worden dat bij een eventuele vergunningverlening voor “grote” motorvoertuigen rekening moet worden gehouden met de verboden die in de parkeerexcessenverordening (of Apv) zijn opgenomen.

Eerste lid

In dit lid wordt gesproken over “kunnen … verlenen”. Hiermee wordt aangegeven dat niet elke aanvraag gehonoreerd behoeft te worden. Burgemeester en wethouders moeten de mogelijkheid hebben om een aanvraag te toetsen aan het gemeentelijk beleid. Er is dan ook sprake van een vrije beschikking. Teneinde een flexibel parkeerbeleid mogelijk te maken, zeker wanneer dit nog onvoldoende vaststaat, is een maximale duur aan de vergunning verbonden.

Tweede lid

Uit dit lid blijkt dat er twee soorten vergunningen (voor bewoners respectievelijk zakelijk belanghebbenden) kunne worden verleend. Dit onderscheid is gewenst omdat voor de verlening van deze twee soorten vergunningen verschillende criteria worden aangelegd.

Vierde lid

Hier moet worden gedacht aan het verlenen van vergunningen aan eigenaren of houders die tijdelijk een motorvoertuig in het betreffende gebied willen parkeren (bijvoorbeeld aannemers die werkzaamheden moeten uitvoeren).

Vijfde lid

Het is zeer wel denkbaar dat een vergunning slechts geldt voor bepaalde gedeelten van het tijdvak waarop het betaald parkeren van kracht is. Op deze wijze wordt een effectief (meervoudig) gebruik van de beschikbare ruimte gemaakt.

Artikel D

Eerste lid

In de aanhef van dit artikel wordt gesproken over “kunnen … intrekken”. Bedoeld is hiermee aan te geven dat het ter beoordeling van burgemeester en wethouders staat of een vergunning daadwerkelijk wordt ingetrokken wanneer een van de opgesomde omstandigheden zich voordoet. De opsomming is limitatief bedoeld. Om andere redenen kan de vergunning dan ook niet worden ingetrokken.

Artikel E

Algemeen

Dit artikel verbiedt het plaatsen van voorwerpen, niet zijnde motorvoertuigen, op parkeerapparatuur- en belanghebbendenplaatsen. Het plaatsen van dergelijke voorwerpen belemmert de normale gang van zaken op de genoemde plaatsen en doorkruist daarmee de beoogde regulering.

Derde lid

Het lijkt voor een goede gang van zaken op parkeerappatuurplaatsen niet gewenst om ontheffing te kunnen verlenen van het in het tweede lid neergelegde verbod. De mogelijkheid daartoe is daarom ook niet opgenomen.

Artikel H

Artikel 15 van de gemeentewet bepaalt dat gemeenten op overtreding van hun verordeningen een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de eerste of tweede categorie kunnen stellen.

Artikel L

Op grond van artikel 22, tweede lid, van de Tijdelijke referendumwet kan een besluit, waarover een referendum kan worden gehouden, niet eerder dan zes weken na de bekendmaking ervan in werking treden. Aangezien de raad de parkeerverordening Steenwijkerland op 17 december 2002 vaststelt, treedt deze verordening pas enkele weken na 1 januari 2003 in werking. Omdat op grond van artikel 28 van de Wet algemene regels herindeling de bestaande Parkeerverordening 1998 met ingang van 1 januari 2003 van rechtswege vervallen, ontstaat er vanaf deze datum tot de datum van inwerkingtreding een vacuüm. Omdat dit niet wenselijk is, wordt gebruik gemaakt van de in artikel 25, eerste lid, van de Tijdelijke referendumwet geboden mogelijkheid om, indien de inwerkingtreding geen uitstel kan lijden, het besluit in werking te laten treden voordat de in artikel 22, tweede lid, van deze wet genoemde termijn is verstreken.


Noot
*)

Voor de inwerkingtreding van de verschillende artikelen of het vervallen daarvan, wordt verwezen naar de in de kop van deze verordening genoemde gemeentebladen.