Regeling vervallen per 27-06-2013

Verordening inzake de behandeling van bezwaar- en beroepschriften

Geldend van 03-06-2003 t/m 26-06-2013

Intitulé

Verordening inzake de behandeling van bezwaar- en beroepschriften

De raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Steenwijk;

ieder voor zoveel het hun bevoegdheden betreft;

gezien het voorstel van 9 januari 2001;

gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

besluiten vast te stellen de volgende

Verordening inzake de behandeling van bezwaar- en beroepschriften

hoofdstuk 1 begripsbepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a

    beroepsorgaan: gemeentelijk bestuursorgaan dat dient te beslissen op een beroepschrift;

  • b

    verwerend orgaan: bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;

  • c

    commissie: vaste commissie van advies voor de bezwaar- en beroepschriften;

  • d

    wet: wet van 4 juni 1992 (Stb. 1992, 315) houdende algemene regels van bestuursrecht (Algemene wet bestuursrecht).

hoofdstuk 2 behandeling van de bezwaar- en beroepschriften

Paragraaf 1 De commissie

Artikel 2 Inleidende bepaling

  • 1 Er is een commissie ter voorbereiding van de beslissing op gemaakte bezwaren en ingestelde administratieve beroepen als bedoeld in artikel 1:5 van de wet.

  • 2 De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaar- en beroepschriften die zijn ingediend tegen besluiten op grond van:

    • a

      gemeentelijke belastingverordeningen

    • b

      de Wet waardering onroerende zaken

Artikel 3 Samenstelling van de commissie

  • 1 De commissie bestaat uit een voorzitter en een genoegzaam aantal vice-voorzitters en leden, die worden benoemd, geschorst en ontslagen door burgemeester en wethouders.

  • 2 De voorzitter, vice-voorzitter(s) en de leden van de commissie kunnen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van een gemeentelijk bestuursorgaan.

  • 3 De commissie splitst zich in elk geval op in een Algemene kamer, een Sociale kamer en een Personele kamer, die belast worden met de behandeling van bezwaar- of beroepschriften.

  • 4 Elke kamer bestaat uit drie leden, te weten een (vice-)voorzitter en twee leden.

  • 5 Eén lid van de Personele kamer en zijn plaatsvervanger worden benoemd op voordracht van de organisaties van overheidspersoneel die zijn vertegenwoordigd in de commissie als bedoeld in artikel 12.1, tweede lid, van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten

  • 6 Met betrekking tot de werkwijze van de kamers is het bepaalde in deze verordening zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 Secretaris

  • 1 De secretaris van de commissie en haar kamers is een door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar.

  • 2 Burgemeester en wethouders wijzen tevens een of meer plaatsvervangers van de secretaris aan.

Artikel 5 Zittingsduur

  • 1 De (vice-)voorzitter en de leden van de commissie treden af op de dag van het aftreden van de gemeenteraad.

  • 2 De (vice-)voorzitter en de leden van de commissie kunnen op ieder moment ontslag nemen.

  • 3 De aftredende (vice-)voorzitter en de aftredende leden van de commissie blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.

Paragraaf 2 Procedure

Artikel 6 Ingediend bezwaar- of beroepschrift

  • 1 Op het ingediende bezwaar- of beroepschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.

  • 2 Het bezwaar- of beroepschrift met de daarbij overgelegde stukken wordt zo spoedig mogelijk in handen van de commissie gesteld.

  • 3 Bij het bericht van ontvangst als bedoeld in artikel 6:14 van de wet wordt vermeld dat een commissie over het bezwaar of beroep zal adviseren.

Artikel 7 Uitoefening bevoegdheden

De bevoegdheden ingevolge de artikelen

  • -

    2:1, tweede lid;

  • -

    6:6, voor wat betreft het de indiener stellen van een termijn waarbinnen het verzuim in de zin van niet voldoen aan de vereisten als gesteld in artikel 6:5 van de wet, kan worden hersteld;

  • -

    6:17, voor zover het betreft de verzending van stukken tijdens de behandeling door de commissie;

  • -

    7:4, tweede lid;

  • -

    7:6, vierde lid;

  • -

    7:18, tweede en zesde lid, en

  • -

    7:20, vierde lid, van de wet worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de (vice-)voorzitter van de commissie.

Artikel 8 Vooronderzoek

  • 1 De (vice-)voorzitter van de commissie is in verband met de voorbereiding van de behandeling van het bezwaar- of beroepschrift bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te doen inwinnen.

  • 2 De (vice-)voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en dezen zo nodig uitnodigen daartoe in de zitting te verschijnen.

    Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van burgemeester en wethouders vereist.

Artikel 9 Hoorzitting

  • 1 De (vice-)voorzitter van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin de belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te doen horen.

  • 2 De (vice-)voorzitter beslist over de toepassing van de artikelen 7:3 en 7:17 van de wet.

  • 3 Indien de (vice-)voorzitter op grond van de in het tweede lid genoemde artikelen besluit van het horen af te zien doet hij daarvan mededeling aan:

    • a

      de belanghebbenden;

    • b

      het verwerend orgaan en,

    • c

      in geval van behandeling van een beroepschrift, het beroepsorgaan.

Artikel 10 Uitnodiging zitting

  • 1 De (vice-)voorzitter deelt de belanghebbenden en het verwerend orgaan ten minste twee weken voor de zitting schriftelijk mee, dat zij in de gelegenheid worden gesteld zich te doen horen tijdens de zitting.

  • 2 Binnen drie dagen na de in het eerste lid bedoelde mededeling kunnen de belanghebbenden of het verwerend orgaan, onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.

  • 3 De beslissing van de (vice-)voorzitter op een verzoek als bedoeld in het tweede lid wordt zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval twee weken voor het tijdstip van de zitting aan de belanghebbenden, het verwerend orgaan en in het geval van behandeling van een beroepschrift, aan het beroepsorgaan meegedeeld.

  • 4 De (vice-)voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen als genoemd in het eerste, tweede en derde lid.

Artikel 11 Quorum

Voor het houden van een zitting is vereist, dat de meerderheid van het aantal leden, waaronder in ieder geval de (vice-)voorzitter, dan wel zijn plaatsvervanger, aanwezig is.

Artikel 12 Niet-deelneming aan de behandeling

De (vice-)voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaar- of beroepschrift, indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.

Artikel 13 Openbaarheid zitting

  • 1 De zitting van de commissie is openbaar.

  • 2 De deuren worden gesloten indien de (vice-)voorzitter van de commissie of een van de aanwezige leden het nodig oordeelt of indien een belanghebbende daartoe een verzoek doet.

  • 3 Indien de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats met gesloten deuren.

Artikel 14 Schriftelijke verslaglegging

  • 1 Het verslag als bedoeld in de artikelen 7:7 en 7:21 van de wet vermeldt de namen van de aanwezigen, met daarbij een vermelding van hun hoedanigheid.

  • 2 Het verslag houdt een korte vermelding in van hetgeen over en weer is gezegd en overigens ter zitting is voorgevallen.

  • 3 Indien de zitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding.

  • 4 Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag worden gehecht.

  • 5 Het verslag wordt ondertekend door de (vice-)voorzitter en de secretaris van de commissie.

Artikel 15 Nader onderzoek

  • 1 Indien na afloop van de zitting maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de (vice-)voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de commissie dit onderzoek houden.

  • 2 De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden toegezonden.

  • 3 De leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de in het eerste lid bedoelde nadere informatie aan de (vice-)voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De (vice-)voorzitter beslist omtrent een dergelijk verzoek.

  • 4 Op een nieuwe hoorzitting, als bedoeld in het derde lid, zijn de bepalingen in deze verordening, die betrekking hebben op de hoorzitting zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16 Raadkamer en advies

  • 1 De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.

  • 2

    • a

      De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

    • b

      Indien bij een stemming de stemmen staken dan beslist de stem van de (vice-)voorzitter.

    • c

      Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt, indien die minderheid dat verlangt.

  • 3 Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaar- of beroepschrift.

  • 4 Het advies wordt door de (vice-)voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.

Artikel 17 Uitbrengen advies

  • 1 Het advies wordt, onder medezending van het verslag als bedoeld in artikel 14 en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie, tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaar- of beroepschrift dient te beslissen.

  • 2 Indien naar het oordeel van de (vice-)voorzitter van de commissie de termijn van tien weken, als bedoeld in artikel 7:10, eerste lid, of artikel 7:24, tweede lid, van de wet, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies door de commissie en het nemen van een beslissing verzoekt hij het in het eerste lid bedoelde bestuursorgaan tijdig de beslissing te verdagen.

  • 3 Van een besluit tot verdaging ontvangen de commissie, de belanghebbenden en in het geval van behandeling van een beroepschrift het verwerend orgaan, een afschrift.

hoofdstuk 3 slotbepalingen

Artikel 18 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze verordening treedt terstond na bekendmaking in werking*.

Te zelfder tijd vervallen

‘de Verordening behandeling bezwaar- en beroepschriften 1994’ (van Steenwijk)

‘de Verordening behandeling bezwaar- en beroepschriften Brederwiede’

‘de Verordening behandeling bezwaar- en beroepschriften IJsselham’.

* Voor de inwerkingtreding van de verschillende artikelen of het vervallen daarvan, wordt verwezen naar de in de kop van deze verordening genoemde Gemeentebladen.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als:

Verordening behandeling bezwaar- en beroepschriften 2001.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 23 januari 2001.
De secretaris
De voorzitter

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In dit artikel zijn slechts die begripsbepalingen opgenomen die niet in de Algemene wet bestuursrecht voorkomen. Zo ontbreekt een omschrijving van het begrip bestuursorgaan hoewel dat op meerdere plaatsen in de verordening voorkomt.

Verschillende bestuursorganen kunnen in het licht van de toepassing van deze verordening worden onderscheiden:

  • -

    Het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, in de verordening aangeduid als verwerend orgaan. Dit kan betreffen de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester, een commissie waaraan via delegatie bepaalde bevoegdheden van de hiervoor genoemde bestuursorganen zijn overgedragen en tenslotte de ambtenaar aan wie uitvoeringsbevoegdheden van het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester zijn overgedragen.

  • -

    Het bestuursorgaan dat dient te beslissen op het ingediende bezwaar- of beroepschrift. Wanneer het gaat om de behandeling van bezwaarschriften zijn het verwerend orgaan en het onderhavige bestuursorgaan één. Dit volgt uit het karakter van de bezwaarschriftenprocedure als heroverwegingsprocedure door het orgaan dat het oorspronkelijke en bestreden besluit heeft genomen. Het bestuursorgaan dat dient te beschikken op een ingediend beroepschrift wordt in de verordening aangeduid als beroepsorgaan.

De verwijzing naar de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is zo uitgebreid geformuleerd om een zo eenduidig mogelijk vertrekpunt te hebben, n.l. de tekst zoals deze in het Staatsblad 1992, nr. 315 was opgenomen. In dit verband zij ook verwezen naar aanwijzing 92 van de op 1 januari 1993 in werking getreden Aanwijzingen voor de regelgeving waarin wordt bepaald dat indien een regeling verwijst naar normen die zijn vervat in een andere Nederlandse publiekrechtelijke regeling, die verwijzing mede nadien in werking getreden wijzigingen van die regeling omvat, tenzij uitdrukkelijk anders is vermeld.

Artikel 2 Inleidende bepaling

Deze commissie wordt via deze inleidende bepaling als zodanig geïntroduceerd.

Het eerste lid van dit artikel verwijst naar artikel 1:5 van de Awb waarin is omschreven wat onder het maken van bezwaar en het instellen van administratief beroep dient te worden verstaan.

Uiteraard is het tweede lid een facultatieve bepaling. Voor te stellen valt dat van de hier geboden mogelijkheid gebruik wordt gemaakt ten aanzien van die bezwaar- en beroepschriften die betrekking hebben op een zo specifieke materie of ten aanzien van onderwerpen waarover grote aantallen bezwaar- of beroepschriften te verwachten zijn dat het wenselijk is daarvoor een andere methodiek van horen en adviseren te hanteren (bijv. ten aanzien van belastingzaken en besluiten op grond van de Wet waardering onroerende zaken).

Artikel 3 Samenstelling van de commissie

Gelet op het grote aantal te behandelen bezwaarschriften en het onderscheid in onderwerp is het wenselijk de commissie op te splitsen in kamers. In de verordening is dit vastgelegd. In verband daarmee is het gewenst, dat de commissie bestaat uit een voorzitter, één of meer vice-voorzitters en een genoegzaam aantal leden. Er is gekozen voor een Algemene kamer en een Sociale kamer. De woorden ‘in elk geval’ in het derde lid, maken het mogelijk op enig moment meer kamers in te instellen.

In zitting bijeen bestaat een kamer uit een (vice-)voorzitter en twee leden. De benoeming van een genoegzaam aantal leden maakt het mogelijk per zitting leden in te roosteren. Alle leden hebben op die wijze met grote regelmaat zitting. Dit bevordert de betrokkenheid van de leden. Hiermee is de noodzaak van benoeming van plaatsvervangende leden vervallen.

Artikel 4 Secretaris

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 5 Zittingsduur

Het is mogelijk voor een ander moment van aftreden te kiezen dan bedoeld in het eerste lid. De bepaling van het derde lid is van orde. Een ontslagnemend lid kan niet gedwongen worden ook feitelijk de functie te blijven vervullen.

Artikel 6 Ingediend bezwaar- of beroepschrift

Met betrekking tot de indiening van bezwaar- en beroepschriften is deze verordening eenvoudig gehouden. De reden hiervoor is dat in de Awb uitgebreid aandacht wordt geschonken aan de wijze van het maken van bezwaar en het instellen van administratief beroep en de daarmee samenhangende ontvankelijkheidsvragen.

In de Awb komen de volgende onderwerpen aan de orde.

  • -

    Vereisten te stellen aan het bezwaar- of beroepschrift (artikel 6:5).

  • -

    De indieningstermijn (artikel 6:7 tot en met artikel 6:12):

    • *

      de indieningstermijn bedraagt zes weken (artikel 6:7);

    • *

      de indieningstermijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt (artikel 6:8);

    • *

      de verzendtheorie is van toepassing (artikel 6:9);

    • *

      regeling ten aanzien van de ontvankelijkheid van te vroeg of te laat ingediende bezwaar- en beroepschriften (artikelen 6:10 en 6:11);

    • *

      bezwaar en beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet aan een termijn gebonden (artikel 6:12).

  • -

    De procedure na ontvangst van een bezwaar- of beroepschrift (artikel 6:14 tot en met artikel 6:15):

    • *

      schriftelijk bevestigen van de ontvangst door het orgaan waar het bezwaar- of beroepschrift is ingediend en van de indiening van een beroepschrift kennis geven aan het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen (artikel 6:14);

    • *

      doorzendplicht (artikel 6:15).

Met betrekking tot de ontvangstbevestiging wordt nog opgemerkt dat naast verzending per post ook uitreiking van een ontvangstbewijs in aanmerking komt. Het ontvangstbewijs kan samenvallen met de mededeling aan de indiener dat deze in de gelegenheid wordt gesteld te worden gehoord, mits de mededeling spoedig na de ontvangst van het bezwaarschrift wordt afgegeven.

Het verdient aanbeveling om, naast aantekening van de datum van ontvangst op het bezwaar- of beroepschrift, de envelop waarin het is verzonden te bewaren; dit gezien het belang van de datum van de poststempel en ter voorkoming van onnodige geschillen omtrent de ontvankelijkheid (zie artikel 6:9 Awb).

Het aantekenen van de datum van ontvangst wordt in artikel 6:15 Awb uitdrukkelijk voorgeschreven indien het bezwaar- of beroepschrift wordt ingediend bij een onbevoegd bestuursorgaan of bij een onbevoegde administratieve rechter. Dit heeft betekenis voor de vraag of het geschrift tijdig bij de bevoegde instantie is ingediend. Ingevolge het derde lid van artikel 6:15 Awb dient namelijk de bevoegde instantie het doorgezonden geschrift in de drie in dat lid vermelde gevallen als tijdig ingediend te beschouwen indien de indiening bij de onbevoegde instantie tijdig is geschied. Wanneer het derde lid geen toepassing vindt is de ontvangst bij het bevoegde orgaan beslissend. Er zal dan meestal sprake zijn van verwijtbaar handelen aan de kant van de indiener die daarvoor zelf het risico loopt (zie schema).

O : indiening (poststempel)

* : ontvangst door onbevoegd orgaan

X : ontvangst door bevoegd orgaan

procedure

einde termijn

gevolg

1.

O---------X

ontvankelijk

2.

O---X

ontvankelijk

3.

O---*----X

ontvankelijk

4.

O----*--X

niet ontvankelijk tenzij:

a verwijtbaar aan onbevoegd

orgaan (trage doorzending);

b art. 6:15, lid 3, van toepassing

5.

O—*—X

niet ontvankelijk tenzij art. 6:15, lid 3, van toepassing

Wellicht ten overvloede wordt hier opgemerkt dat het in het algemeen niet zo kan zijn dat de hier bedoelde doorzending, binnen de gemeentelijke organisatie tussen de verschillende gemeentelijke bestuursorganen, veel tijd in beslag neemt.

Te stellen valt dat een bezwaarschrift dat aan het verkeerde bestuursorgaan is gericht, ten gevolge van een verwijtbaar onjuiste adressering niet te laat bij het bevoegde orgaan terecht kan komen indien het onbevoegde bestuursorgaan tot hetzelfde openbare lichaam behoort als het bevoegde.

Met het tweede lid van dit artikel wordt de daadwerkelijke behandeling van een ingediend bezwaar- of beroepschrift door de commissie gestart. In verband met de voor de afhandeling geldende termijn verdient het aanbeveling aan het hier gestelde (‘zo spoedig mogelijk’) ook daadwerkelijk te voldoen.

Het bepaalde in het derde lid komt voor wat betreft de behandeling van bezwaarschriften overeen met artikel 7:13, tweede lid, Awb. De regeling inzake het administratief beroep in afdeling 7.3 Awb kent een dergelijk voorschrift niet. Ook hier verdient het evenwel aanbeveling een dergelijke mededeling bij de ontvangstbevestiging op te nemen. Deze mededeling is namelijk van belang omdat indien een onderhavige commissie wordt ingeschakeld de beslistermijn van zes weken wordt verlengd tot tien weken met een verdagingsmogelijkheid van vier weken. Wellicht ten overvloede zij hier opgemerkt dat het aanbeveling verdient indieners al in een zo vroeg mogelijk stadium op de hoogte te brengen van de te volgen procedure.

Artikel 7 Uitoefening bevoegdheden

Ingevolge artikel 7:13 Awb beslist de commissie over o.a. de toepassing van artikel 7:4, zesde lid, en 7:5, tweede lid. Dit uitdrukkelijke voorschrift maakt het niet mogelijk dat deze bevoegdheid door de voorzitter (of een ander lid) van de commissie wordt uitgeoefend. De hiervoor aangehaalde bepalingen zijn in dit artikel dan ook niet genoemd.

De in dit artikel aangehaalde artikel(led)en van de Awb luiden als volgt.

Artikel 2:1, tweede lid

Een bestuursorgaan kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.

Toelichting:

Deze bepaling is facultatief geformuleerd; de voorzitter is dan ook vrij al dan niet van deze bevoegdheid gebruik te maken.

Artikel 6:6

Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, kan dit niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

Toelichting:

De termijn waarbinnen het verzuim dient te worden hersteld wordt vastgesteld door de voorzitter. Er is vanaf gezien in de verordening een vaste termijn daarvoor op te nemen omdat het niet goed mogelijk is in algemene zin voor alle gevallen aan te geven hoe lang deze termijn zou moeten zijn. Uitgangspunt is wel dat er sprake moet zijn van een redelijke termijn (in de meeste gevallen zal met een termijn van twee weken na het einde de bezwaren-/beroepstermijn kunnen worden volstaan). Enerzijds moet de indiener een reële mogelijkheid worden geboden het geconstateerde verzuim te herstellen, anderzijds moet het niet zo zijn dat door een langere termijn de procedure wordt vertraagd.

Er wordt op gewezen dat een zorgvuldige formulering van de brief waarin gewezen wordt op het verzuim en de termijn wordt gesteld waarbinnen het verzuim moet worden hersteld noodzakelijk is. Duidelijk zal moeten worden aangegeven welke consequentie verbonden is aan het niet voldoen aan deze verplichting. Dit volgt ook uit de facultatieve wijze waarop artikel 6:6 is geformuleerd voor wat betreft het gevolg van het in verzuim zijn: het bezwaar- of beroepschrift ‘kan’ niet-ontvankelijk worden verklaard. De uiteindelijke beslissing ligt dus bij het bestuursorgaan/beroepsorgaan.

Overigens zal niet zonder meer geconcludeerd mogen worden dat er in een dergelijke situatie sprake is van een kennelijk niet-ontvankelijk bezwaar- of beroepschrift waardoor - ingevolge artikel 7:3 Awb voor wat betreft een bezwaarschrift dan wel artikel 7:17 Awb voor wat betreft een beroepschrift - van het horen kan worden afgezien.

Ten slotte wordt hier gewezen op de artikelen 7:10 en 7:24 van de Awb waarin voorschriften zijn opgenomen ter zake van de termijn waarbinnen op een ingediend bezwaar- of beroepschrift dient te worden beslist. De beslistermijn wordt namelijk opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 Awb te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Artikel 6:17

Indien iemand zich laat vertegenwoordigen, zendt het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar of beroep te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in ieder geval aan de gemachtigde.

Toelichting:

Deze bepaling spreekt voor zich. Voor zover het de behandeling door de commissie betreft ligt deze taak bij de voorzitter.

Artikel 7:4, tweede lid

  • 2

    Het bestuursorgaan legt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage.

Artikel 7:18, tweede en zesde lid

  • 2

    Het beroepsorgaan legt het beroepschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage.

  • 6

    Het beroepsorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het tweede lid (....) achterwege laten, voor zover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden. Van de toepassing van deze bepaling wordt mededeling gedaan.

Artikel 7:6, vierde lid/7:20, vierde lid

  • 4

    Het bestuursorgaan/beroepsorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het derde lid achterwege laten, voor zover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden (…).

    Het derde lid van dit artikel luidt:

  • 3

    Wanneer belanghebbenden afzonderlijk zijn gehoord, wordt ieder van hen op de hoogte gesteld van het verhandelde tijdens het horen buiten zijn aanwezigheid.

Artikel 8 Vooronderzoek

Het spreekt voor zich dat de voorzitter van de commissie er zorg voor dient te dragen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaar- of beroepschrift genoegzaam voor te bereiden. Dat geldt zowel intern bij de gemeente - hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen - alsook extern. Zo moet het mogelijk zijn om met de klager in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijv. hem bij kennelijke niet-ontvankelijkheid in overweging te geven het bezwaar- of beroepschrift in te trekken.

De activiteiten van de commissie of van haar voorzitter bij de voorbereiding van de te behandelen zaken kunnen kosten met zich meebrengen.

Daarbij vallen te onderscheiden gewone en bijzondere kosten. Bij gewone kosten valt te denken aan bijv. de vergoedingen voor de leden.

Het inschakelen van externe deskundigen zal bijzondere kosten met zich meebrengen.

Deze kosten komen ten laste van de gemeentebegroting. Normaal gesproken is er in de begroting voorzien in de normale kosten van een commissie. Dat kan anders liggen als het om bijzondere kosten gaat.

Aangezien burgemeester en wethouders belast zijn met de uitvoering van de begroting, ligt het voor de hand dat bijzondere kosten niet gemaakt worden voordat dat college de gelegenheid heeft gehad zulks te toetsen aan een begrotingspost. Om deze reden is in deze bepaling voor de kosten voor getuigen en/of deskundigen een machtiging vooraf geïntroduceerd. Uiteraard mag het niet zo zijn dat burgemeester en wethouders middels een dergelijke toetsing het werk van de commissie frustreren en haar onafhankelijke positie daardoor aantasten.

In dit verband verdient ook artikel 3:7 Awb aandacht. Daarin wordt bepaald dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, aan de adviseur, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking stelt die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak.

Uit de hier gebezigde formulering volgt dat het ter beoordeling van het bestuursorgaan blijft welke gegevens dat zullen zijn. Uit de aard van het advies van de commissie vloeit evenwel voort dat dit alle op de zaak betrekking hebbende gegevens zullen zijn. De commissie zal immers geen afgewogen oordeel kunnen uitbrengen in geval gegevens worden achtergehouden.

Artikel 9 Hoorzitting

Voor wat betreft het bepaalde in het eerste lid zie de toelichting op artikel 10 van deze verordening.

De in het tweede lid genoemde artikelen van de wet geven aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien. Voor wat betreft een ingediend bezwaarschrift is dat indien:

  • a

    het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is;

  • b

    het bezwaar kennelijk ongegrond is;

  • c

    de belanghebbenden hebben verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of

  • d

    aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.

Voor wat betreft een ingediend beroepschrift zijn de hiervoor onder a tot en met c aangehaalde gevallen van toepassing. Onderdeel d niet; de omstandigheid dat aan de wensen van appellant volledig tegemoet wordt gekomen rechtvaardigt in het kader van het administratief beroep geen uitzondering op de hoorplicht. Het beroepsorgaan heeft namelijk niet alleen te maken met de bezwaarde appellant en eventuele andere belanghebbenden maar ook met het bestuursorgaan dat zich in de positie van verwerende partij bevindt. Zoals uit de toelichting bij artikel 1 volgt zijn in de bezwarenprocedure het verwerende orgaan en het bestuursorgaan dat op een ingediend bezwaarschrift dient te beslissen één, in de beroepsprocedure gaat het om twee afzonderlijke bestuursorganen.

Het ligt voor de hand dat indien het verwerend orgaan aan het bezwaar van appellant volledig tegemoet denkt te kunnen komen het daarover met de voorzitter van de commissie contact opneemt. In dit verband zij ook gewezen op de artikelen 6:18 en 6:19 Awb. In artikel 6:18 gaat het over het tijdens het aanhangig zijn van bezwaar of beroep intrekken of wijzigen van het bestreden besluit. In artikel 6:19 wordt bepaald dat indien een bestuursorgaan een dergelijk intrekkings- of wijzigingsbesluit heeft genomen het bezwaar of beroep geacht wordt mede gericht te zijn tegen het nieuwe besluit tenzij dat besluit aan het bezwaar of beroep geheel tegemoet komt.

De bevoegdheid hierover te beslissen wordt middels de verordening toegekend aan de voorzitter van de commissie. Deze beslissing is dus niet aan het bestuursorgaan dat het bezwaar- of beroepschrift heeft ontvangen. Dat zou overigens ook niet mogelijk zijn gelet op artikel 7:13, vierde lid, waarin onder andere is bepaald dat de commissie, voor zover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, beslist over de toepassing van artikel 7:3.

Het bepaalde in het derde lid spreekt voor zich. Daarnaast zal in het uiteindelijk uit te brengen advies hier nogmaals op moeten worden teruggekomen. Dat is noodzakelijk omdat ingevolge de artikelen 7:12 en 7:26 Awb bij de beslissing op een bezwaar- respectievelijk beroepschrift, indien van het horen is afgezien, aangegeven moet worden op welke grond dat is geschied.

Artikel 10 Uitnodiging zitting

Ingevolge het eerste lid van deze bepaling wordt ook het verwerend orgaan uitgenodigd voor de zitting. Het is van groot belang dat dit orgaan zich ook ter zitting laat vertegenwoordigen. Daarmee kan worden voorkomen dat er, vanwege de inbreng van de klager, een eenzijdig beeld ontstaat.

Voorts is het voor de commissie van groot belang van de bestuurlijke zijde te vernemen hoe een beslissing tot stand is gekomen. Anders kan het voor de commissie moeilijk worden om ter zake een goede afweging te maken.

Het verdient aanbeveling een termijn vast te stellen die ligt tussen de oproeping en de zitting zelf. In het algemeen moet gedacht worden aan een zodanige termijn, dat de klager en de overige belanghebbenden voldoende gelegenheid krijgen om zich behoorlijk op de zitting voor te bereiden. Gekozen is voor een termijn van twee weken, mede in verband met de termijn van tien weken waarbinnen, behoudens verdaging, op het bezwaar/beroep moet zijn beslist (zie de artikelen 7:10 en 7:24 Awb) en het bepaalde in de artikelen 7:4 en 7:18 AWB (zie hierna).

Voorts is een regeling opgenomen omtrent het desgevraagd wijzigen van het tijdstip van de zitting. Uitstel hoeft overigens niet altijd te worden verleend. Betrokkene dient wel tijdig uitsluitsel over zijn verzoek om uitstel te krijgen.

Als stelregel zou gehanteerd kunnen worden dat een verzoek om uitstel zoveel mogelijk wordt gehonoreerd. Dat dient dan wel te worden beperkt tot een eenmalig uitstel, omdat anders de afwikkeling van het bezwaarschrift een te grote vertraging zou kunnen ondervinden.

De toelichting op dit artikel van deze verordening is ook de plaats om te wijzen op het bepaalde in de artikelen 7:4 en 7:8 (v.w.b. bezwaarschrift) en 7:18 en 7:22 (v.w.b. beroepschrift) van de Awb. Het verdient aanbeveling van de inhoud van deze artikelen bij de uitnodiging van de hoorzitting mededeling te doen.

Omdat de inhoud van deze artikelen voor zich spreekt is er mee volstaan de tekst ervan hier integraal op te nemen (zie ook de toelichting bij art. 7).

Artikel 7:4/7:18

  • 1

    Tot tien dagen voor het horen kunnen belanghebbenden nadere stukken indienen.

  • 2

    Het bestuursorgaan/beroepsorgaan legt het bezwaarschrift/beroepschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage.

  • 3

    Bij de oproeping voor het horen worden belanghebbenden gewezen op het eerste lid en wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen.

  • 4

    Belanghebbenden kunnen van deze stukken tegen vergoeding van ten hoogste de kosten afschriften verkrijgen.

  • 5

    Voor zover de belanghebbenden daarmee instemmen, kan toepassing van het tweede lid achterwege worden gelaten.

  • 6

    Het bestuursorgaan/beroepsorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het tweede lid voorts achterwege laten, voor zover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden. Van de toepassing van deze bepaling wordt mededeling gedaan.

  • 7

    Gewichtige redenen zijn in ieder geval niet aanwezig, voor zover ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur de verplichting bestaat een verzoek om informatie, vervat in deze stukken, in te willigen.

  • 8

    Indien een gewichtige reden is gelegen in de vrees voor schade aan de lichamelijke of geestelijke gezondheid van een belanghebbende, kan inzage van de desbetreffende stukken worden voorbehouden aan een gemachtigde die hetzij advocaat hetzij arts is.

Artikel 7:8/7:22

  • 1

    Op verzoek van de belanghebbende kunnen door hem meegebrachte getuigen en deskundigen worden gehoord.

  • 2

    De kosten van getuigen en deskundigen zijn voor rekening van de belanghebbende die deze heeft meegebracht.

Artikel 11 Quorum

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 12 Niet-deelneming aan de behandeling

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 13 Openbaarheid zitting

Ingevolge artikel 7:5, tweede lid, Awb besluit het bestuursorgaan, voor zover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. In artikel 7:13, vierde lid, Awb wordt deze bevoegdheid aan de daar bedoelde commissie toegekend.

Voor wat betreft de behandeling van een beroepschrift is in artikel 7:19 Awb bepaald dat het horen in het openbaar geschiedt tenzij het beroepsorgaan op verzoek van een belanghebbende of om gewichtige redenen ambtshalve anders beslist.

Verder wordt hier gewezen op artikel 85 Gemeentewet waarin onder andere is bepaald dat ten aanzien van een commissie die is belast met het voorbereiden van door de raad te nemen beslissingen op beroep- en bezwaarschriften de raad tevens de openbaarheid van de vergaderingen regelt.

In de onderhavige verordeningsbepaling is vastgelegd dat de zitting - het horen - in principe in het openbaar plaatsvindt. Uitzondering op deze regel blijft mogelijk bijvoorbeeld in geval dat bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard dan wel andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen.

De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die ingevolge artikel 16 van de verordening achter gesloten deuren plaats heeft.

Artikel 14 Schriftelijke verslaglegging

De artikelen 7:7 en 7:21 Awb vereisen zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijk vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld. Dit staat er overigens niet aan in de weg dat in de verordening een vaste procedure wordt opgenomen.

Het bepaalde in het eerste lid hoeft niet zo ver te strekken dat van al het aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Wel zal uit het verslag duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht.

Artikel 15 Nader onderzoek

Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het verwerend orgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In de artikelen 7:9 en 7:23 wordt bepaald dat, indien het in voorbedoeld geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op bezwaar of beroep te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord.

Artikel 16 Raadkamer en advies

Zie ook de toelichting bij artikel 13. De hoorzitting is in principe openbaar, de hier bedoelde beraadslaging vindt achter gesloten deuren plaats.

Het tweede lid, onder b, is opgenomen voor die gevallen waarin het vergaderquorum wel aanwezig is doch door afwezigheid van één van de leden (of als gevolg van de toepassing van artikel 12) de commissie tijdens de besluitvorming uit een even aantal personen bestaat.

Artikel 17 Uitbrengen advies

Volgens artikel 7:13, zesde lid, Awb maakt in de bezwaarschriftenprocedure het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht. De regeling inzake het administratief beroep in afdeling 7.3 Awb kent een dergelijk voorschrift niet. Ook hier verdient het evenwel aanbeveling dat het advies schriftelijk wordt uitgebracht en dat het verslag daarvan deel uitmaakt. Om die reden is het eerste lid van deze verordeningsbepaling als zodanig geformuleerd.

De beslistermijn bedraagt ingevolge de artikelen 7:10 (bezwaarschrift) en 7:24 (beroepschrift) van de Awb tien weken behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging. De onderhavige bepaling verlangt van de voorzitter van de commissie dat, ingeval hij voorziet dat de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan/beroepsorgaan verzoekt de beslissing op het bezwaar/beroep te verdagen.

Het besluit tot verdaging is een beschikking. Ingevolge de artikelen 7:14 en 7:27 Awb zijn de artikelen 3:41 tot en met 3:45 van die wet, regelende de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten, in casu niet van toepassing.

Artikel 3:40 Awb is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het is bekendgemaakt. Het ligt voor de hand in verband hiermee ook belanghebbenden en in geval van een beroepsprocedure het verwerend orgaan een afschrift van het verdagingsbesluit toe te zenden.

In de algemene toelichting is gewezen op artikel 153 Gemeentewet waarin wordt bepaald dat indien beroep op de raad openstaat de voorbereiding van de beslissing van de raad op het beroepschrift geschiedt door een door de raad te benoemen commissie die op een bepaalde wijze moet zijn samengesteld. Dit betekent dus dat een en ander rechtstreeks naar de raad gaat en dat de activiteiten van burgemeester en wethouders zich dienen te beperken tot het op de agenda van de raadsvergadering plaatsen. Dit artikel maakt daarmee een inbreuk op artikel 161 Gemeentewet waarin het college van burgemeester en wethouders wordt belast met de voorbereiding van alles waarover in de vergadering van de raad zal worden beraadslaagd en besloten. Het staat het college echter wel vrij zich ongevraagd tot de raad te wenden met een zogenoemde contra-memorie doch zij dienen het werk van de commissie ongemoeid te laten.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 18 Inwerkingtreding en citeertitel

In de artikelen 139 tot en met 144 Gemeentewet is de bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden geregeld. De bepalingen over bekendmaking en mededeling van besluiten zoals opgenomen in afdeling 3.6 Awb zijn op algemeen verbindende voorschriften niet van toepassing (zie artikel 3:1 Awb dat aangeeft dat op besluiten, inhoudende algemeen verbindende voorschriften, zijn van dat hoofdstuk slechts de afdelingen 2 tot en met 4A van toepassing, en wel voor zover de aard van de besluiten zich daartegen niet verzet.

Ingevolge artikel 142 Gemeentewet treden bekendgemaakte besluiten in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking, tenzij in deze besluiten daarvoor een ander tijdstip is aangewezen. In het eerste lid van het onderhavige artikel wordt een ander tijdstip aangewezen. Uiteraard is een andere keuze mogelijk. Een dergelijke regeling behoeft niet te worden opgenomen indien is voorzien in inwerkingtreding op de achtste dag na die van bekendmaking.

Artikel 19 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Toelichting op de Verordening tot wijziging van de Verordening behandeling bezwaar- en beroepschriften 2001 van 27 mei 2003

Artikel I

Lid A

De commissie voor de bezwaar- en beroepschriften adviseert over bezwaarschriften tegen besluiten van zowel de raad als het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester. Het aantal raadsbesluiten waartegen bezwaar open staat is echter zeer beperkt. De commissie fungeert in de praktijk dan ook voornamelijk als adviescommissie voor bezwaarschriften tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders en – in aanzienlijk mindere mate – tegen besluiten van de burgemeester. Om deze reden worden de leden van deze commissie niet meer benoemd, geschorst en ontslagen door de gemeenteraad, maar is het college van burgemeester en wethouders daartoe bevoegd.

Lid B

Een kwalitatief goed advies over bezwaren tegen besluiten over personele aangelegenheden vereist specialistische kennis van het ambtenaren- en arbeidsrecht. Om deze reden is het wenselijk om ten behoeve van de behandeling van deze bezwaarschrift een afzonderlijke kamer van de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften in te stellen. Hoewel ook zonder wijziging van het derde lid van artikel 3 een Personele kamer kan worden ingesteld, is het, mede gelet op de specifieke verwijzing in het vijfde lid naar deze kamer, wenselijk om de Personele kamer expliciet te benoemen.

Lid C

De Personele kamer kent, in vergelijking tot de andere kamers, in zoverre een afwijkende samenstelling, dat één lid (en diens plaatsvervanger) wordt benoemd op voordracht van de in de commissie voor Georganiseerd Overleg vertegenwoordigde organisaties van overheidspersoneel. Deze afwijkende samenstelling wordt gerechtvaardigd vanuit het gegeven dat het college van burgemeester en wethouders enerzijds werkgever is, maar anderzijds het bestuursorgaan is dat de leden van de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften benoemd. Door de werknemersvertegenwoordiging in de commissie voor Georganiseerd Overleg een voordracht te laten doen, wordt in ieder geval de schijn vermeden dat het college van burgemeester en wethouders zich bij de benoeming van commissieleden laat leiden door zijn rol als werkgever.

Artikel II

Op grond van artikel 22, tweede lid, van de Tijdelijke referendumwet kan een besluit, waarover een referendum kan worden gehouden, niet eerder dan zes weken na de bekendmaking ervan in werking treden. Aangezien deze verordening niet eerder dan 3 juni 2003 bekendgemaakt kan worden, kan zij door deze bepaling pas op 15 juli 2003 in werking treden. De besluiten, waarbij de uitslag van de functiewaardering wordt vastgesteld, worden echter reeds in juni 2003 verzonden. Omdat het gewenst is dat deze zaken door de Personele kamer in de nieuwe samenstelling worden behandeld, dient deze wijzigingsverordening voor die tijd in werking te zijn getreden. Om deze reden wordt gebruik gemaakt van de in artikel 25, eerste lid, van de Tijdelijke referendumwet geboden mogelijkheid om, indien de inwerkingtreding geen uitstel kan lijden, het besluit in werking te laten treden voordat de in artikel 22, tweede lid, van deze wet genoemde termijn is verstreken.