Nadere regels intrekking omgevingsvergunning Steenwijkerland 2018

Geldend van 10-04-2018 t/m heden

Intitulé

Nadere regels intrekking omgevingsvergunning Steenwijkerland 2018

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • 1.

    omgevingsvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 en 2.2, lid 1 onder b van de Wabo alsmede een vergunning die op grond van de artikelen 1.2, 1.2a, 1.3 en 1.4 van de overgangsrechtelijke bepalingen van de Invoeringswet Wabo gelijkgesteld wordt met een omgevingsvergunning;

  • 2.

    bevoegd gezag: college van burgemeester en wethouders;

  • 3.

    intrekken: het geheel of gedeeltelijk intrekken van een omgevingsvergunning;

  • 4.

    gecombineerde omgevingsvergunning: een omgevingsvergunning voor meerdere activiteiten met voor zowel een activiteit genoemd in lid 1 als in lid 2 van artikel 4 van deze nadere regels.

Artikel 2 Intrekkingsgronden

Op grond van de onderstaande gronden kan een omgevingsvergunning worden ingetrokken:

  • 1.

    gewijzigde planologische en stedenbouwkundige inzichten;

  • 2.

    het niet meer voldoen aan de nieuwste eisen op het gebied van het Bouwbesluit;

  • 3.

    als de feitelijke- en planologische situatie voor problemen bij taxaties in het kader van de WOZ zorgt;

  • 4.

    als nieuwe ruimtelijke en/of economische ontwikkelingen worden belemmerd door het ongewenst in beslag nemen van planologische of fysieke ruimte door vergunde plannen die nog niet (volledig) zijn uitgevoerd of om te voorkomen dat vergunde plannen, die nog niet zijn (volledig) uitgevoerd, oneindig blijven bestaan;

  • 5.

    als nieuwe ontwikkelingen worden belemmerd door het ongewenst in beslag nemen van milieuruimte door een bedrijf.

Artikel 3 Informeringprocedure

  • 1. De informeringprocedure wordt gestart als 26 weken zijn verstreken nadat de omgevingsvergunning genoemd in artikel 4 lid 1 van deze nadere regels onherroepelijk is geworden en binnen deze termijn niet is begonnen met de werkzaamheden. Er wordt een vragenlijst naar de vergunninghouder of diens rechtsopvolger toegestuurd waarop onder andere ingevuld kan worden wat de datum van aanvang van de werkzaamheden is.

  • 2. De informeringprocedure wordt gestart als 2 jaren zijn verstreken nadat de omgevingsvergunning genoemd in artikel 4 lid 2 van deze nadere regels onherroepelijk is geworden en binnen deze termijn niet is begonnen met de werkzaamheden, dan wel het gebruik. Er wordt een vragenlijst naar de vergunninghouder of diens rechtsopvolger toegestuurd waarop onder andere ingevuld kan worden wat de datum van aanvang van de werkzaamheden, dan wel het gebruik is.

  • 3. In afwijking van lid 1 wordt de informeringprocedure gestart als 2 jaren zijn verstreken nadat een gecombineerde omgevingsvergunning onherroepelijk is geworden en binnen deze termijn niet is begonnen met de werkzaamheden, dan wel het gebruik. Er wordt een vragenlijst naar de vergunninghouder of diens rechtsopvolger toegestuurd waarop onder andere ingevuld kan worden wat de datum van aanvang van de werkzaamheden, dan wel het gebruik is.

  • 4. De vergunninghouder of diens rechtsopvolger dient de ingevulde vragenlijst binnen twee weken na dagtekening van de brief naar het bevoegd gezag terug te sturen.

Artikel 4 Intrekkingprocedure

  • 1. De intrekkingprocedure wordt gestart als 1 jaar is verstreken nadat een omgevingsvergunning onherroepelijk is geworden en binnen deze termijn niet is begonnen met de werkzaamheden. Het gaat hier om de omgevingsvergunning:

    • a.

      voor de activiteit bouwen (artikel 2.1, lid 1 onder a);

    • b.

      voor het uitvoeren van werkzaamheden (artikel 2.1, lid 1 onder b); of

    • c.

      voor sloopwerkzaamheden (artikel 2.1, lid 1 onder g).

  • 2. De intrekkingprocedure wordt gestart als 3 jaren zijn verstreken nadat een omgevingsvergunning onherroepelijk is geworden en binnen deze termijn niet is begonnen met de werkzaamheden dan wel het gebruik. Het gaat hier om de omgevingsvergunning

    • a.

      voor het vellen van houtopstanden (artikel 2.2, lid 1 onder g);

    • b.

      voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan (artikel 2.1, lid 1 onder c);

    • c.

      voor het oprichten, in werking hebben of veranderen van de werking van de inrichting (artikel 2.1, lid 1 onder e); of

    • d.

      voor het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een beschermd monument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een beschermd monument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht. Indien de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder of diens rechtsopvolger zodanig zijn gewijzigd dat het belang van de monumentenzorg zwaarder moet wegen (artikel 2.1 lid 1 onder f) of op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening (artikel 2.2 lid 1 sub b).

  • 3. In afwijking van lid 1 wordt de intrekkingprocedure gestart als 3 jaren zijn verstreken nadat een gecombineerde omgevingsvergunning onherroepelijk is geworden en binnen deze termijn niet is begonnen met de werkzaamheden, dan wel het gebruik.

  • 4. Indien de vergunninghouder of diens rechtsopvolger in zijn zienswijze als bedoeld in artikel 5 van deze nadere regels aannemelijk kan maken dat op korte termijn maar uiterlijk binnen 26 weken, na het verstrijken van de zienswijze termijn, zal worden gestart met de werkzaamheden, dan wel het gebruik, wordt de termijn, dat de omgevingsvergunning niet wordt ingetrokken, eenmalig met maximaal 26 weken verlengd.

  • 5. Als de vergunninghouder of diens rechtsopvolger in zijn zienswijze niet aannemelijk heeft gemaakt dat op korte termijn maar uiterlijk binnen 26 weken na het verstrijken van de zienswijze termijn wordt gestart, dan trekt het bevoegd gezag de verleende omgevingsvergunning in.

Artikel 5 Zienswijze

Een zienswijze waarin aannemelijk wordt gemaakt dat binnen 26 weken wordt gestart met de werkzaamheden, dan wel het gebruik, houdt in dat:

  • de vergunninghouder of diens rechtsopvolger met concrete documenten (geaccepteerde offerte van een bouwondernemer, facturen van bestelde bouwmaterialen en/of hiermee gelijk te stellen documenten) zijn intentie tot het starten met de werkzaamheden kan aantonen.

Artikel 6 Intrekking na verlenging

  • 1. Als gebruik is gemaakt van de in artikel 4, lid 4 van deze nadere regels genoemde mogelijkheid tot opschorting van de intrekking en na het verstrijken van de bedoelde termijn niet begonnen is met de werkzaamheden, dan wel het gebruik, dan trekt het bevoegd gezag de verleende omgevingsvergunning in.

  • 2. Als gebruik is gemaakt van de in artikel 4, lid 4 van deze nadere regels genoemde mogelijkheid tot opschorting van de intrekking en na het verstrijken van de bedoelde termijn wél begonnen is met de werkzaamheden, dan wel het gebruik maar de werkzaamheden, dan wel het gebruik langer dan 26 weken stil komen te liggen trekt het bevoegd gezag de verleende omgevingsvergunning in.

Artikel 7 Stilliggende werkzaamheden

Indien een vergunninghouder of diens rechtsopvolger na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning wèl start met de werkzaamheden, dan wel het gebruik, maar de werkzaamheden, dan wel het gebruik vervolgens 26 weken stil liggen, is het bevoegd gezag bevoegd om met in acht neming van de in artikel 3, lid 2 en 3 van deze nadere regels genoemde termijnen de omgevingsvergunning na deze termijn geheel of gedeeltelijk in te trekken.

Artikel 8 Geheel of gedeeltelijke verwoesting van een inrichting

Indien de vergunninghouder of opvolger niet binnen één jaar na verwoesting van de inrichting een aanvraag om omgevingsvergunning indient, trekt het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor de activiteit als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder e in.

Artikel 9 Hardheidsclausule

Indien toepassing van deze nadere regels zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard kan het bevoegd gezag afwijken van de bepalingen in deze nadere regels.

Artikel 10 Overgangsrecht

De Nadere regels intrekking omgevingsvergunning van 2012 blijven in de onderstaande situaties van toepassing op:

  • a.

    omgevingsvergunningen waarvoor de intrekkingsprocedure voor de inwerkingtreding van de Nadere regels intrekking omgevingsvergunning 2018 is opgestart;

  • b.

    omgevingsvergunningen die op grond van deze nadere regels zijn ingetrokken.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Gelijktijdig met de intrekking van de Nadere regels intrekking omgevingsvergunning Steenwijkerland 2012 treden de Nadere regels omgevingsvergunning van 2018 in werking. Dit gebeurt op de dag na bekendmaking.

Artikel 12 Citeertitel

Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als ’Nadere regels intrekking omgevingsvergunning Steenwijkerland 2018’.

Ondertekening

Burgemeester en wethouders van Steenwijkerland,

de secretaris,

Judith de Groot

de burgemeester,

Rob Bats