Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Stein 2013

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Stein 2013

De Raad der gemeente Stein;

gezien het voorstel inzake aanpassen verordeningen Wwb in verband

wetswijzigingen 2013

(Gem. blad Afd. A 2013, no.9);

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 februari 2013, met overneming van de daarin vermelde motieven;

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel i, van de Wet werk en bijstand;

overwegende dat het noodzakelijk is de uitoefening van de bevoegdheid tot verrekening als bedoeld in artikel 60b van de Wet werk en bijstand bij verordening te regelen;

besluit:

vast te stellen de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Stein 2013.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    beslagvrije voet: beslagvrije voet als bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

  • b.

    recidiveboete: bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de Wet werk en bijstand;

  • c.

    verrekenen: verrekening als bedoeld in artikel 60, vierde lid, van de Wet werk en bijstand.

Hoofdstuk 2 beslagvrije voet bij verrekening wegens recidive

Artikel 2. Verrekenen zonder inachtneming beslagvrije voet

Het college verrekent de recidiveboete zonder inachtneming van de beslagvrije voet gedurende een tijdvak van drie maanden vanaf het moment van de dagtekening waarop de bestuurlijke boete is opgelegd.

Artikel 3. Verrekenen met inachtneming beslagvrije voet

In afwijking van de artikel 2 kan het college de recidiveboete met inachtneming van de beslagvrije voet verrekenen indien:

  • a.

    aannemelijk is dat verrekening op de wijze, bedoeld in de artikel 2 zou leiden tot huisuitzetting van belanghebbende en diens gezin; of

  • b.

    anderszins sprake is van dringende redenen.

Artikel 4. Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

De artikelen 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing op de verrekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de Wet werk en bijstand, indien en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening van de recidiveboete.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 5. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2013.

Artikel 6. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Stein 2013”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 27 maart 2013.
De Raad voornoemd,
de Griffier, de Voorzitter,

Toelichting

Algemeen

Op 1 januari 2013 is de "Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving" in werking getreden. Met de wet krijgt het college van burgemeester en wethouders (hierna college) de plicht om een bestuurlijke boete op te leggen indien sprake is van schending van de inlichtingenplicht. De eerdere bevoegdheid om een maatregel in deze situatie op te leggen is daarmee verdwenen. De hoogte van de boete is daarbij in beginsel gelijk aan het bedrag dat belanghebbende te veel aan bijstand heeft ontvangen.

Een bestuurlijke boete is een bestraffende sanctie, inhoudende een onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom. De hoogte van de boete is geregeld in artikel 18a Wwb respectievelijk lid 1 en 5. De boete bedraagt wettelijk maximaal 100% van het benadelingsbedrag. Is sprake van het bij herhaling schenden van de inlichtingenplicht (recidive), dan wordt deze recidiveboete in beginsel verhoogd tot maximaal 150% van het teveel ontvangen bedrag. Naast deze verhoging krijgt het college daarbij ook de bevoegdheid om in de eerste drie maanden na oplegging van de boete de bijstand volledig te verrekenen met de openstaande boetevordering. In eerste instantie had de wetgever voorzien in een plicht tot volledige verrekening van de boete. Bij amendement is deze verplichting echter omgezet in een bevoegdheid, zodat gemeenten de mogelijkheid hebben om daar waar volledige verrekening onwenselijke effecten heeft (denk daarbij aan hogere maatschappelijke kosten vanwege uithuisplaatsing) de verrekening aan te passen, dan wel bij de verrekening de beslagvrije voet te respecteren oftewel beschermen. De Wet werk en bijstand verplicht de gemeenteraad in dit kader bij verordening nadere regels te stellen met betrekking tot het gebruik van deze bevoegdheid. Daar waar terugvordering en invordering niet door de wetgever is verplicht, blijft sprake van een bevoegdheid van het college. Nadere beleidsregels hieromtrent heeft het college vastgesteld in de ‘Beleidsregels Terugvorderingen Wwb, Ioaw, Ioaz gemeente Stein 2013’.

Pseudoverrekening

In het kader van pseudoverrekening kunnen gemeenten te maken krijgen met verzoeken van andere gemeenten om een door hen opgelegde recidiveboete te verrekenen. Het college dat de boete heeft opgelegd zal in dat geval aangeven in hoeverre het de beslagvrije voet in acht wil nemen (volgens de regels van zijn gemeentelijke verordening). De gemeente die de uitkering verstrekt, moet in beginsel gehoor geven aan dit verzoek. Mocht de beslagvrije voet niet gerespecteerd worden, dan kan de belanghebbende het college waarvan hij uitkering ontvangt, verzoeken de beslagvrije voet toch in acht te nemen. In artikel 60b, tweede lid, van de Wwb is geregeld dat het college die de uitkering verstrekt, de bevoegdheid heeft aan dit verzoek van belanghebbende tegemoet te komen. Het ligt voor de hand dat het college bij de beslissing op dat verzoek handelt analoog aan de regels die in de eigen gemeentelijke verordening zijn vastgelegd.

Positionering boeteambtenaar

De procedure rond het opleggen van een boete is geregeld in Titel 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het opleggen van een boete geschiedt door een boeteambtenaar. Dit is een speciaal bevoegde medewerker die belast is met het onderzoek, de beoordeling en het voeren van de boetegesprekken. Er geldt een verplichte functiescheiding tussen de medewerker die de boete oplegt en degene die het vooronderzoek verricht. Gedragingen waarvoor een bestuurlijke boete van maximaal € 340,- kan worden opgelegd, kunnen via klantmanagers onderling worden afgehandeld (lichte procedure artikel 5:40 Awb). Voor boetes van een hoger bedrag wordt de sociale recherche als boeteambtenaar aangewezen.

Artikelsgewijs

Artikel 1 - Begrippen

In deze bepaling zijn een aantal begrippen nader omschreven. De meeste behoeven geen nadere toelichting.

Verrekenen

De Wwb kent een ruimer begrip van verrekenen dan het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Voor de duidelijkheid is daarom een aparte begripsbepaling opgenomen in de verordening.

Artikel 2 - Verrekenen zonder inachtneming beslagvrije voet

Uitgangspunt van deze verordening is dat volledige verrekening met de beslagvrije voet plaatsvindt voor de maximale termijn van drie maanden.

Artikel 3 - Verrekenen met inachtneming beslagvrije voet

Hoewel het hier gaat om een herhaaldelijke schending van de inlichtingenplicht, zijn er situaties denkbaar waarin volledige verrekening met de beslagvrije voet niet aanvaardbaar wordt geacht. Die situaties komen aan de orde in dit artikel. Het gaat daarbij altijd om individuele omstandigheden waaraan het college zal moeten toetsen. In onderdeel a is geregeld dat het college kan besluiten in afwijking van artikel 2 toch de beslagvrije voet te respecteren wanneer volledige verrekening waarschijnlijk leidt tot huisuitzetting van belanghebbende (en diens gezin). Voorkomen moet worden dat een belanghebbende door de volledige verrekening op straat komt te staan, nu dit de problematiek alleen maar verergert, met alle maatschappelijke kosten van dien.

Een dreigende huisuitzetting wordt in deze verordening gezien als een dringende reden om van verrekening met de beslagvrije voet af te zien. Dat volgt uit het woord 'anderszins' in onderdeel b. Ook bij aanwezigheid van andere dringende redenen dan een dreigende huisuitzetting, kan het college rekening houden met de bescherming van de beslagvrije voet. Van dringende redenen is niet snel sprake. Het gaat slechts om incidentele gevallen, waarbij de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende en diens gezinsleden verkeren op geen enkele andere wijze te verhelpen zijn. Het enkele feit dat het belanghebbende door de verrekening aan middelen ontbreekt om in het bestaan te voorzien, is op zich onvoldoende voorwaarde om te kunnen spreken van dringende redenen.

Artikel 4 - Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

In artikel 60b, derde lid Wwb is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen met de beslagvrije voet ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes voor zover op het moment van verrekening van de recidiveboete, die eerdere boetes nog niet zijn betaald. Mocht het college die eerdere, nog openstaande boetes gaan verrekenen, dan regelt artikel 4 dat de bepalingen in deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 5 - Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 6 - Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.