Regeling vervallen per 10-05-2017

Besluit nadere regels re-integratievoorziening gemeente Stein 2013

Geldend van 14-02-2013 t/m 09-05-2017

Intitulé

Besluit nadere regels re-integratievoorziening gemeente Stein 2013

Besluit nadere regels re-integratievoorziening gemeente Stein 2013

  • A.

    Participatieplaats

    • 1.

      Het college kan een uitkeringsgerechtigde die niet direct bemiddelbaar is, een participatieplaats gericht op arbeidsinschakeling aanbieden conform artikel 10a van de wet.

    • 2.

      Het doel van de participatieplaats is het opdoen van werkervaring danwel het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

    • 3.

      De participatieplaats kan gecombineerd worden met een opleiding ter verkrijging van een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt en zal dit binnen 6 maanden na de start van de participatieplaats bekeken worden.

    • 4.

      Dit instrument kan ingezet worden wanneer door het college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op korte of (middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en een participatieplaats geïndiceerd is.

    • 5.

      Deze participatieplaats duurt maximaal 24 maanden, met de mogelijkheid tot verlenging van tweemaal één jaar.

    • 6.

      Het college plaatst de persoon alleen indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

    • 7.

      In een schriftelijke overeenkomst tussen de persoon, de werkgever en de gemeente worden tenminste vastgelegd de duur, het takenpakket en het doel van de werkstage alsmede de wijze waarop begeleiding en verzekering van de persoon plaatsvindt.

  • B.

    Sociale Activering.

    • 1.

      Het college kan aan uitkeringsgerechtigden als onderdeel van een re-integratietraject activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

    • 2.

      Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten. Dit instrument wordt ingezet als uit een onderzoek blijkt dat de uitkeringsgerechtigde op (middel)lange termijn een reëel perspectief op regulier werk heeft danwel dat dit perspectief onduidelijk is en dat inzet van het instrument wenselijk is voor de persoonlijke ontwikkeling van de uitkeringsgerechtigde.

    • 3.

      Vrijwilligerswerk wordt bij voorkeur verricht bij organisaties zonder winstoogmerk.

    • 4.

      De duur van sociale activering is onbeperkt.

    • 5.

      In een schriftelijke overeenkomst tussen de persoon, de werkgever en de gemeente worden tenminste vastgelegd de duur, de activiteiten en het doel van sociale activering alsmede de wijze waarop begeleiding plaatsvindt.

  • C.

    Flexibele loonkostensubsidie

    • 1.

      Het college kan ten behoeve van een uitkeringsgerechtigde een loonkostensubsidie aan een werkgever verstrekken om daarmee het opdoen van werkervaring of de overgang naar een reguliere functie bij betreffende werkgever voor hem/haar mogelijk te maken.

    • 2.

      De subsidie wordt voor ten hoogste twee jaar toegekend.

    • 3.

      Het college legt in een beschikking de duur en hoogte van de loonkostensubsidie vast, alsmede de overige subsidievoorwaarden waaraan de werkgever dient te voldoen.

    • 4.

      De duur en hoogte van de subsidie worden met inachtneming van het bepaalde in dit artikel door het college vastgesteld op basis van de duur van het aangeboden dienstverband en de intentie van de werkgever om tijdens deze periode te investeren in de persoonlijke ontwikkeling van de uitkeringsgerechtigde danwel bij goed functioneren een vervolgcontract aan te bieden.

    • 5.

      Een persoon wordt alleen geplaatst indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

    • 6.

      De loonkostensubsidie wordt slechts uitbetaald voor zover de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk van kracht is en naar rato van een voltijds dienstverband.

    • 7.

      Geen subsidie wordt verstrekt voor kosten waarvoor, al dan niet door de gemeente, reeds een andere subsidie wordt verstrekt.

    • 8.

      De subsidie dient te worden aangevraagd bij het college vóór de datum waarop de arbeidsovereenkomst van kracht wordt.

    • 9.

      Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de wijze van indiening van de aanvraag.

    • 10.

      De subsidie wordt na afloop van de subsidieperiode definitief vastgesteld door het college op basis van de daadwerkelijke loonkosten (salarisstroken).

    • 11.

      Op het dienstverband als bedoeld in het eerste lid is de bij de werkgever van toepassing zijnde arbeidsvoorwaardenregeling geldend.

    • 12.

      Het college kan een organisatie aanwijzen die in opdracht van, of namens de gemeente de bemiddeling en plaatsing van personen naar arbeidsplaatsen, zoals bedoeld in het eerste lid, uitvoert.

  • D.

    Scholing

    • 1.

      Het college kan een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

    • 2.

      Onder scholing wordt verstaan een kortdurende vaktechnische danwel persoonlijke cursus of training die de afstand tot de arbeidsmarkt zodanig vermindert dat directe bemiddeling naar algemeen geaccepteerde arbeid mogelijk is danwel gericht is op het behalen van een startkwalificatie.

    • 3.

      Scholing kan worden aangevraagd danwel ambtshalve toegekend worden.

    • 4.

      Het college beoordeelt de noodzaak van scholing en neemt hierover een besluit.

    • 5.

      De kosten van de goedkoopst en meest adequate scholingsmogelijkheid worden vergoed.

  • E.

    Inkomensvrijlating

    • 1.

      De uitkeringsgerechtigde die, na 1 januari 2004 arbeid in deeltijd aanvaardt, waarmee een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dan de voor hem/haar van toepassing zijnde norm, vindt vrijlating van inkomsten plaats zoals bedoeld in artikel 31, tweede lid onder o van de wet.

    • 2.

      Deze vrijlating wordt op aanvraag van de uitkeringsgerechtigde toegepast doch slechts éénmaal gedurende een aaneengesloten periode van bijstandsverlening.

    • 3.

      De inkomensvrijlating vindt niet met terugwerkende kracht plaats.

    • 4.

      Er bestaat alleen dan opnieuw recht op de inkomstenvrijlating als na afloop van een ongesanctioneerde WW-uitkering opnieuw recht op bijstand ontstaat en lid 1 weer van toepassing is.

  • F.

    Premies

    • 1.

      Het college kan in die gevallen waarin de uitkeringsgerechtigde zich uitzonderlijk heeft ingespannen om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden en daarmee onafhankelijk raakt van een bijstandsuitkering een éénmalige premie van maximaal € 250,00 toekennen. Deze premie wordt ambtshalve toegekend.

    • 2.

      Het college verstrekt een premie van € 95,- per maand tot een bedrag van maximaal € 764,- per jaar voor het uitvoeren van vrijwilligerswerk/mantelzorg voor tenminste 6 aaneengesloten maanden voor tenminste 8 uur per week.

    • 3.

      De premie onder 2 wordt toegekend als:

      • -

        de uitkeringsgerechtigde alle medewerking verleent aan een met de gemeente overeengekomen traject of andere met de klant opgelegde activeringsactiviteiten;

      • -

        de vrijwilligersactiviteiten geen ‘normale’ baan verdringen;

      • -

        de activiteiten niet concurrentievervalsend zijn, dus geen bestaande arbeidsplek innemen;

      • -

        een verklaring kan worden overlegd van de organisatie waar vrijwilligerswerk/ mantelzorg wordt verricht.

    • 4.

      De premie onder 2 wordt slechts eenmaal per 12 maanden uitbetaald.

G.Persoonsgebonden re-integratiebudgetten

Het college verstrekt geen persoonsgebonden re-integratiebudgetten.

H.Overige vergoedingen

Het college kan aan uitkeringsgerechtigden een vergoeding verstrekken voor kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling. Het gaat hierbij in ieder geval om reiskosten en kosten van kinderopvang.