Regeling vervallen per 01-01-2022

Beleidsregels Wet inburgering Stichtse Vecht

Geldend van 04-01-2013 t/m 31-12-2021 met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2012

Intitulé

Beleidsregels Wet inburgering Stichtse Vecht

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht;

gelet op de bepalingen in de Wet inburgering;

gelet op Verordening Wet inburgering gemeente Stichtse Vecht;

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t

vast te stellen de volgende:

Beleidsregels Wet inburgering Stichtse Vecht

Artikel 1 Boetes

1.1. Algemeen

Een bestuurlijke boete kan op drie momenten worden opgelegd:

  • 1.

    bij de intake van de inburgeringsplichtige, de oproep en het onderzoek;

  • 2.

    bij de uitvoering van de aangeboden inburgeringsvoorziening;

  • 3.

    bij overschrijding van de termijn voor het afleggen van het examen.

1.2. Onderzoek door de consulent

Het onderzoek kent zes elementen:

  • -

    Het rapport over de overtreding,

  • -

    Het boete-onderzoek,

  • -

    Het horen van betrokkene,

  • -

    Het ontwerp-boetebesluit,

  • -

    De zienswijze van de overtreder,

  • -

    Het definitieve boetebesluit.

1.3 Rapport

  • 1.

    De consulent maakt binnen de termijn van vier weken een rapport op van de overtreding.

  • 2.

    Dit rapport bevat tenminste de naam van de overtreder, de overtreding, en het overtreden voorschrift.

  • 3.

    Binnen 13 weken na dagtekening van het rapport moet het definitieve boetebesluit genomen zijn.

1.4 Boete-onderzoek

De consulent moet zich in het boete-onderzoek de volgende vragen stellen:

  • -

    Is dezelfde overtreding al eerder beboet? Zo ja, geen boete.

  • -

    Is er sprake van recidive? Zie artikel 12 van de verordening.

  • -

    Is de overtreding verwijtbaar? Zo nee, dan kan geen boete worden opgelegd.

  • -

    Bestaat voor de overtreding een rechtvaardigingsgrond? Zo ja, geen boete.

  • -

    Is voor de overtreding een maatregel op de uitkering (ook van het UWV) opgelegd? Zo ja, geen boete.

1.5 Horen van betrokkene

  • 1.

    Als in het boete-onderzoek het gedrag boetewaardig wordt bevonden, wordt de betrokkene gehoord.

  • 2.

    Bij deze hoorzitting heeft de overtreder zwijgrecht en is hij niet verplicht tot antwoorden.

  • 3.

    Genoemde gesprekken worden gevoerd door een ambtenaar, die niet bij het proces betrokken is.

1.6 Vaststelling hoogte boete

  • 1.

    Als een boete van toepassing is, wordt bepaald aan de hand van de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid wat de hoogte van de boete moet zijn.

  • 2.

    Er wordt rekening gehouden met de draagkracht en de persoonlijke omstandigheden van de overtreder.

1.7 Ontwerp boetebesluit en zienswijze, definitief boete besluit

  • 1.

    De kwaliteitsmedewerker, zoals voorgeschreven in de AWB, stelt een ontwerp boetebeschikking op en de overtreder wordt in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze hierop naar voren te brengen. 2. Na afweging van alle naar voren gekomen informatie wordt het definitieve boetebesluit binnen genoemde 13 weken genomen en aan de overtreder bekendgemaakt.

  • 3.

    De ambtenaar die namens het college de boete oplegt, mag niet dezelfde zijn, die het rapport heeft opgesteld.

  • 4.

    Bij het instellen van bezwaar of beroep door betrokkene wordt de vervaltermijn van de bevoegdheid tot het opleggen van een boete opgeschort tot onherroepelijk is beslist op bezwaar of beroep.

1.8 Inning van de boete.

  • 1.

    Als de overtreder een uitkering ontvangt, kan inning van de boete middels verrekening met die uitkering worden uitgevoerd (artikel 44 Wi).

  • 2.

    De mogelijkheid is daarbij aanwezig om een spreiding in de inning toe te passen. Deze spreiding wordt toegepast tot de beslagvrije voet, tenzij er sprake is van schending van de inlichtingenplicht in combinatie met recidive; in dat geval is de Wet aanscherping handhaving sociale zekerheidswetten van toepassing.

Artikel 2 Inning eigen bijdrage

  • 1. Wanneer de betrokkene een inburgeringsvoorziening aangeboden krijgt, geldt een eigen bijdrage van € 270. Regel is dat deze eigen bijdrage direct wordt voldaan. Wel bestaat de mogelijkheid van een gespreide aflossing in maximaal zes (6) termijnen.

  • 2. Valt de vordering samen met andere vorderingen, bijvoorbeeld voor leenbijstand woninginrichting, dan kan niet zonder meer worden gesteld dat de eigen bijdrage direct wordt voldaan, al of niet middels gespreide betaling.

Artikel 3 Aantoonbare inburgering en ontheffing

De inburgeringsplichtige die ontheffing aanvraagt met een beroep op artikel 2.8a van het Besluit inburgering komt voor ontheffing in aanmerking wanneer:

  • a.

    Objectief kan worden vastgesteld, dat de mondelinge beheersing van de Nederlandse taal voldoende is, en;

  • b.

    De inburgeringsplichtige de volgende documenten overlegt:

    • ·

      Een arbeidscontract met een duur van minimaal drie jaar met daarbij gevoegd een verklaring van de werkgever, waarin de aanvangs- en einddatum van het arbeidscontract en het niveau van de Nederlandse taal vermeld staan, en/of;

    • ·

      Bewijzen van bestuurs- of vrijwilligersfuncties of bewijzen van publieke optredens, waaruit blijkt dat aanvrager beschikt over goede beheersing van de Nederlandse taal in woord en geschrift en/of;

    • ·

      Bewijzen van opleidingen of cursussen en behaalde diploma’s, die weliswaar geen vrijstellingsgrond opleveren, maar waaruit wel blijkt dat betrokkene in voldoende mate ingeburgerd is.

Artikel 4 Citeertitel; inwerkingtreding; intrekking oude regelgeving

  • ·

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels Wet inburgering Stichtse Vecht.

  • ·

    Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag volgend op de dag van de bekendmaking en werkt terug tot 1 oktober 2012.

  • ·

    Met de inwerkingtreding van deze beleidsregels worden de Uitvoeringsregel eigen bijdrage inburgeringstraject ad € 270 (Maarssen, datum onbekend), Besluit Vaststelling van de procedures voor het opleggen van bestuurlijke boetes in het kader van de inburgeringsplicht (Maarssen d.d. 13 november 2007) en Beleidsregel Verlenen van ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van artikel 2.8a van het Besluit Inburgering (Maarssen d.d. 21 december 2010) gelijktijdig ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 18 december 2012.

De secretaris, De burgemeester

TOELICHTING

In de Verordening Wet inburgering Stichtse Vecht wordt aangegeven, dat het college de procedure voor het opleggen van een bestuurlijke boete in een uitvoeringsbesluit vastlegt.

Het wettelijk kader voor de bestuurlijke boetes is te vinden in hoofdstuk 6 paragraaf 2 van de

Wet inburgering. Deze paragraaf vervalt echter per 1 januari 2013, waarna overgangsrecht geldt op grond van artikel X lid 2 van de Wet tot wijziging van de Wet inburgering van 13 september 2012.

De beleidsregels gelden alleen voor inburgeringsplichtigen wier inburgeringstermijn is vastgesteld vóór 1 januari 2013; voor inburgeringsplichtigen wier inburgeringstermijn na die datum is vastgesteld, heeft de gemeente geen taken meer.

Daarnaast dient ten behoeve van de uitvoering in beleidsregels te worden vastgelegd hoe de inning van de eigen bijdrage plaatsvindt en welke regels er gelden voor belanghebbenden die aantoonbaar ingeburgerd zijn.

De onderdelen van de beleidsregels die nader toelichting behoeven, staan hieronder.

Artikel 1 Boetes

1.1Algemeen

Voorbeelden van boetewaardige gedragingen op de momenten genoemd in het artikel zijn het zonder tegenbericht niet verschijnen op een oproep, het niet deelnemen aan voorzieningen of voortgangsgesprekken, het verzuimen van het verstrekken van inlichtingen of het niet binnen de termijn behalen van het inburgeringsexamen. In al deze gevallen kan een boete worden opgelegd. De bedragen zijn in de verordening vastgelegd.

De Awb maakt onderscheid tussen lichtere vergrijpen, waarbij het niet verplicht is een betrokkene de gelegenheid te geven zijn zienswijze naar voren te brengen, en zwaardere vergrijpen, waarbij dat wel het geval is. Dit onderscheid dient in de rapportage naar voren te komen.

1.6 Vaststelling hoogte boete

Als leidraad voor de vaststelling van het bedrag kan het volgende gelden. Is er sprake van onzorgvuldigheid, bijvoorbeeld vergeten te komen en dus ook vergeten om contact op te nemen of zodanig te laat komen, dat een nieuwe afspraak moet worden gemaakt, dan kan een boetebedrag van 50% van het maximum worden aangehouden. Is er sprake van het niet willen meewerken aan het onderzoek, bijvoorbeeld het niet willen geven van informatie, dan dient het maximum als bedrag te worden gehanteerd. Dit maximum kan worden gematigd als er sprake is van extra kosten in het huishouden, bijvoorbeeld periodieke reiskosten in verband met ziekte of detentie van familie, of van hoge vaste lasten of schulden. Een matiging tot maximaal 50% is dan billijk. Aan de bepaling van het boetebedrag gaat daarmee altijd een individuele beoordeling vooraf.

Artikel 2 Inning eigen bijdrage

2.De eigen bijdrage is in de financieringssystematiek van de inburgering onderdeel van de financiering van de gemeente van de trajecten, die zij aanbiedt. De rijksbijdrage is hierop afgestemd. Daarom dient de eigen bijdrage prioriteit te krijgen in het aflossingstraject. De handelwijze is als volgt:

In de beschikking ten aanzien van het aanbieden van de inburgeringsvoorziening wordt opgenomen, dat de eigen bijdrage direct tot het maximale aflossingsbedrag van de uitkering wordt ingehouden voor zover het uitkeringsgerechtigden betreft. In het geval het een niet-uitkeringsgerechtigde betreft, wordt gesteld dat men gehouden is het bedrag in een keer te voldoen. Wel krijgt de betrokkene de mogelijkheid voor een gespreide betaling.

Artikel 3 Aantoonbare inburgering en ontheffing

Om in een gesprek op objectieve wijze te kunnen vaststellen of iemand taalkundig gezien voldoende is ingeburgerd, kan gebruik worden gemaakt van de volgende criteria:

  • -

    kan betrokkene zich in de Nederlandse taal duidelijk verstaanbaar maken?

  • -

    is de woordenschat van betrokkene voldoende om zich in het dagelijks leven te redden?

  • -

    beheerst betrokkene de regels van de juiste zinsbouw?

  • -

    begrijpt betrokkene de vragen die hem gesteld worden?

Voorts kan aan de hand van documenten worden beoordeeld in hoeverre iemand maatschappelijk voldoende ingeburgerd is, waaronder lidmaatschappen van culturele instellingen, abonnementen, (deel)certificaten van cursussen en opleidingen, Nederlands(e) rijbewijs/rijbewijzen, gebruik van de U-pas, gebruik van de fiets, vrijwilligerswerk, etc.

Bij de beoordeling dient altijd een individuele afweging te worden gemaakt.