Regeling vervallen per 01-01-2011

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2010

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2010

Intitulé

Vaststelling Verordening parkeerbelastingen 2010

De raad van de gemeente Terneuzen;

gelezen het voorstel van Burgemeester en wethouders d.d. 3 november 2009

gelet op artikel 22 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening 2008;

Besluit:

in te trekken de Verordening parkeerbelastingen 2008;

vast te stellen de navolgende verordening;

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2010

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar vervoer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

b houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

c parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam ‘parkeerbelastingen’ worden de volgende belastingen geheven:

a een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

b een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

1 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

2 Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

  • a.

    degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

  • b.

    zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat

1e indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst

wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge

deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder

maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft

geparkeerd;

2e indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan

ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig

heeft geparkeerd.

3 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op

de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd

wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een

ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik

redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

4 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de

vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5 Wijze van heffing

1 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van

voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

2 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening

op aangifte.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld

1 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

2 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3 Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 9 Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling

1 Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting

bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het voertuig ook een wielklem worden aangebracht, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden.

2 Het college van burgemeester en wethouders wijst bij openbaar te maken besluit in

alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

3 Indien na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan het voertuig

naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

Artikel 10 Kosten

1 De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2,

onderdeel a, bedragen € 51,00;

2 De kosten van het aanbrengen en van het verwijderen van de wielklem bedragen

€ 86,50.

  • 3

    De kosten voor de overbrenging van het voertuig naar de bewaarplaats bedragen:

    • a.

      op werkdagen van 08.00 uur tot 18.00 uur € 176,80;

    • b.

      op werkdagen van 18.00 uur tot 08.00 uur € 224,60;

    • c.

      op feestdagen en in het weekend € 224,60.

  • 4

    De kosten voor het bewaren van een voertuig bedragen € 7,70 per etmaal of een gedeelte daarvan.

5 Het bedrag van de ingevolge het tweede, derde en vierde lid in rekening te brengen kosten wordt bij beschikking vastgesteld.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de parkeerbelasting.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

1 De ‘Verordening parkeerbelastingen 2008’ van 20 december 2007, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 13 november 2008, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

3 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.

4 Deze verordening wordt aangehaald als de ‘Verordening parkeerbelastingen 2010’.

Ondertekening

Besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad d.d. 17 december 2009
griffier, drs. T.A.M. Leeraert
voorzitter, J.A.H. Lonink