Reglement van orde gemeenteraad

Geldend van 22-04-2021 t/m heden

Intitulé

Reglement van orde gemeenteraad

De raad van de gemeente Terneuzen;

gelezen het voorstel van het Presidium d.d. 7 september 2006;

gelet op artikel 16 Gemeentewet

Besluit vast te stellen de navolgende verordening:

"Reglement van Orde voor de vergaderingen en werkzaamheden van de gemeenteraad van Terneuzen 2006".

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;

  • b.

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerp-verordening of ontwerp-beslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • c.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • d.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • e.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • f.

    initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel.

Artikel 2 De voorzitter en diens plaatsvervanger.

  • 1. De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van het reglement van orde;

    • d.

      hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

  • 2. De Raad wijst uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter aan.

Artikel 3 De griffier

  • 1. De griffier is in elke vergadering van de Raad aanwezig.

  • 2. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door zijn plaatsvervanger.

  • 3. Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 4 De secretaris

De agendacommissie kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.

Artikel 5 Het Presidium

  • 1.

    De Raad heeft een Presidium.

  • 2.

    Het Presidium bestaat uit de voorzitter en de fractievoorzitters. De griffier of diens plaatsvervanger is in elke vergadering van het Presidium aanwezig.

  • 3.

    De voorzitter kan voorstellen de secretaris uit te nodigen voor het Presidium.

  • 4.

    Elke fractievoorzitter wijst uit zijn fractie een raadslid aan, dat hem bij zijn afwezigheid in het Presidium vervangt

5 Het Presidium heeft, naast de taken opgenomen in de artikelen 9, 16, 42 en 43 van deze verordening, als taak aanbevelingen te doen aan de Raad inzake de organisatie van de werkzaamheden van de Raad en van zijn commissies.

Artikel 5a Klankbordgroep

  • 1. Het Presidium benoemt uit zijn midden een Klankbordgroep.

  • 2. De Klankbordgroep bestaat uit de fractievoorzitters van de twee grootste coalitiepartijen, alsmede de fractievoorzitter van de grootste oppositiepartij.

  • 3. De Klankbordgroep fungeert als klankbord voor de griffier.

Artikel 6 Agendacommissie

  • 1. Er is een Agendacommissie.

  • 2. De Agendacommissie bestaat uit de voorzitter van de raad, de plaatsvervangend-raadsvoorzitter, alsmede de voorzitters van de raadscommissies als bedoeld in artikel 5 van de ‘Verordening op de raadscommissie Terneuzen 2006’. De griffier of diens plaatsvervanger is in elke vergadering van de Agendacommissie aanwezig.

  • 3. De raadsvoorzitter treedt op als voorzitter van de Agendacommissie. Bij diens afwezigheid treedt de plaatsvervangend-raadsvoorzitter op als voorzitter van de Agendacommissie.

  • 4. De Agendacommissie is belast met:

    • a

      de vaststelling van de conceptagenda voor de vergaderingen van de raadscommissies als bedoeld in artikel 2 van de ‘Verordening op de raadscommissie Terneuzen 2006’;

    • b

      de vaststelling van de voorlopige agenda voor de vergaderingen van de Raad;

    • c

      het beheer van de termijnagenda;

    • d

      het vaststellen van een maandelijks schema van bijeenkomsten en vergaderingen;

  • 5. Elk lid van de Agendacommissie heeft één stem.

  • 6. De Agendacommissie kan op voorstel van de voorzitter besluiten om vergaderingen schriftelijk of middels e-mail af te doen. Wanneer tenminste twee leden de voorzitter te kennen geven, dat zij niet kunnen instemmen met een schriftelijke vergadering, zal de Agendacommissie alsnog in vergadering bijeenkomen.

Artikel 6a Werkgroep Bestuurlijke Vernieuwing

  • 1. Er is een werkgroep Bestuurlijke Vernieuwing.

  • 2. De werkgroep Bestuurlijke Vernieuwing bestaat uit vier leden welke door de Raad uit zijn midden worden aangewezen. De griffier of diens plaatsvervanger is in elke vergadering van de werkgroep aanwezig.

  • 3. De voorzitter wordt door de leden uit hun midden gekozen.

  • 4. De werkgroep is belast met het initiëren en begeleiden van initiatieven terzake van bestuurlijke vernieuwing.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; BENOEMING WETHOUDERS; fracties

Artikel 7 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

  • 1. Bij elke benoeming van nieuwe raadsleden stelt de Raad een commissie in uit zijn midden bestaande uit drie leden. De Commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en het proces-verbaal van het (centraal)stembureau.

  • 2. De Commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven schriftelijk verslag uit aan de Raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de Raad op om in de eerste vergadering van de Raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 4. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de Raad op voor de raadsvergadering waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5. Bij de benoeming van een wethouder wordt overeenkomstig het eerste lid een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig het tweede lid.

Artikel 8 Fractie

  • 1.

    De leden van de Raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2.

    Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de Raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3.

    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

    aIndien:

    • 1

      één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

    • 2

      twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

    • 3

      één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

bMet de onder a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de Raad na de mededeling daarvan.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 9 Vergaderfrequentie

  • 1. De Raad stelt jaarlijks voorafgaand aan het kalenderjaar een vergaderschema vast.

  • 2. De raadsvergaderingen worden gehouden in het stadhuis te Terneuzen.

  • 3. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg met het Presidium.

Artikel 10 Oproep

  • 1. De voorzitter zendt ten minste acht dagen voor een vergadering de leden van de Raad een voorlopige agenda, en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2. De voorlopige agenda wordt vastgesteld door de Agendacommissie.

Artikel 11 Agenda

  • 1. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 2. Bij aanvang van de vergadering stelt de Raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de Raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 3. Wanneer de Raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie, of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 4. Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de Raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 12 Het college

De wethouders worden uitgenodigd om in de vergadering aanwezig te zijn middels toezending van de vergaderstukken en kunnen op verzoek van de Raad aan de beraadslaging deelnemen.

Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

  • 3. Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage.

  • 4. De voorlopige agenda alsmede de daarbij behorende stukken, voorzover digitaal beschikbaar, worden op de gemeentelijke website geplaatst.

Artikel 14 Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt door aankondiging in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op de voor afkondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze en door plaatsing op de gemeentelijke website ter openbare kennis gebracht.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 15 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 16 Zitplaatsen

  • 1. De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg met het Presidium bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg met het Presidium.

  • 3. De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, secretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 17 Opening vergadering; quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de Gemeentewet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

Artikel 18 Primus bij hoofdelijke stemming

Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen deelt de voorzitter mede, bij welk lid van de raad, de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.

Artikel 19 Notulen

  • 1. De griffier draagt zorg voor het bijhouden van een presentielijst en de notulen.

  • 2. De ontwerp-notulen van de voorgaande vergadering worden, zo mogelijk, aan de leden van de raad toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep. De ontwerp-notulen worden gelijktijdig aan de overige personen die het woord hebben gevoerd toegezonden.

  • 3. De leden, de voorzitter, de wethouders, de griffier en de secretaris hebben het recht tijdens de vergadering, een voorstel tot verandering aan de Raad te doen, indien de notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Denotulen moeten inhouden:

    • a

      de namen van de voorzitter, de griffier, de secretaris, de wethouders en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren en overige personen die het woord hebben gevoerd;

    • b

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c

      een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen van de aanwezigen die het woord voerden;

    • d

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig artikel 28 Gemeentewet van stemming hebben onthouden;

    • e

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    • f

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 25 door de Raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 4. De notulen worden in de eerstvolgende vergadering vastgesteld, waarna dit door de voorzitter en de griffier wordt ondertekend.

Artikel 19A Spreektijd

  • 1.

    De agendacommissie bepaalt voor iedere vergadering vooraf de totale spreektijd die voor alle fracties tezamen beschikbaar is. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat 70% van de totale tijd die de betreffende vergadering naar verwachting van de agendacommissie in beslag zal nemen, beschikbaar is als spreektijd van alle fracties tezamen.

  • 2.

    De ex lid 1 vastgestelde totale spreektijd voor alle fracties, gelijkelijk over de fracties wordt verdeeld.

  • 3.

    De ex lid 2 per fractie bepaalde spreektijd wordt vermeld bij de ex artikel 10 lid 1 verzonden voorlopige agenda.

  • 4.

    Indien ex artikel 11 lid 1 een aanvullende agenda wordt opgesteld, bepaalt de agendacommissie opnieuw de totale spreektijd die voor alle fracties tezamen beschikbaar is. Deze totale beschikbare spreektijd wordt aan de hand van het bepaalde in lid 1 en lid 2 van dit artikel over de fracties verdeeld. De op deze wijze bepaalde spreektijd wordt vermeld bij de ex artikel 11 lid 1 verzonden aanvullende agenda.

  • 5.

    De verschilleden fracties verdelen de hen toebedeelde spreektijd naar eigen inzicht over de verschillende onderwerpen van de agenda en over de leden van hun fractie.

  • 6.

    De voorzitter en de griffier zien er op toe dat een fractie de haar toebedeelde spreektijd niet overschrijdt.

  • 7.

    Het geven van toelichting op een door een lid ingediende motie of voorstel wordt niet tot de spreektijd van de fractie van dat lid gerekend.

Artikel 20 Ingekomen stukken

  • 1. Bij de Raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de Raad, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de raad toegezonden en ter inzage gelegd.

  • 2. Na de vaststelling van de notulen stelt de Raad op voorstel van de Agendacommissie de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 21 Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de Raad anders beslist.

  • 2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op:

    • a

      de rapporteur van een commissie;

    • b

      het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat (sub)amendement, die motie of dat voorstel.

  • 5. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 22 Spreektijd

Een lid van de raad kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden en de overige aanwezigen.

Artikel 23 Handhaving orde; schorsing

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij

    • a

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2. Indien een spreker, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 24 Beraadslaging

  • 1. De Raad kan op voorstel van de voorzitter of een raadslid beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de Raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 25 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1. De Raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder, de secretaris, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

  • 3. Op degene die op grond van dit artikel is toegelaten deel te nemen aan de beraadslaging zijn de bepalingen van dit reglement van toepassing.

Artikel 26 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de Raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn stemgedrag kort te motiveren.

Artikel 27 Beslissing

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de Raad anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten vindt - na een stemming over eventuele amendementen - de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

    Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 28 Algemene bepalingen over stemming

  • 1. De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 2. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de notulen vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 28 Gemeentewet van stemming te hebben onthouden.

  • 3. Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 4. De voorzitter roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 18 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 5. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming op grond van artikel 28 Gemeentewet moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 6. De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 7. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist, in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 8. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 29 Stemming over amendementen en moties

  • 1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 30 Stemming over personen

  • 1. Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter drieleden tot stembureau.

  • 2. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De Raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a

      een blanco ingevuld stembriefje;

    • b

      een ondertekend stembriefje;

    • c

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • e

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 6. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de Raad, op voorstel van de voorzitter.

  • 7. Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 31 Herstemming over personen

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 32 Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 33 Amendementen

  • 1. Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3. Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. Intrekking, door de indiener(s) van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de Raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 34 Moties

  • 1. Ieder lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2. Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 5. Intrekking, door de indiener(s), van de motie is mogelijk totdat de besluitvorming door de Raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 35 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de Raad terstond.

Artikel 36 Initiatiefvoorstel

  • 1. Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 2. De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst. Bij vaststelling van de agenda wordt het initiatiefvoorstel in stemming gebracht.

  • 3. De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de Raad oordeelt dat

    • a

      het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld;

    • b

      het voorstel eerst dient te worden behandeld in een raadscommissie;

    • c

      het voorstel voor advies naar het college dient te worden gezonden. In dit geval bepaalt de Raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 4. De Raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

  • 5. Op een spoedeisend initiatiefvoorstel, inhoudende het ontslag van een wethouder, zijn de bepalingen in dit artikel niet van toepassing. Een dergelijk voorstel kan na instemming van de Raad terstond aan de agenda toegevoegd worden.

Artikel 37 Collegevoorstel

  • 1. Een voorstel van het college aan de Raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de Raad.

  • 2. Indien de Raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de Raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 38 Interpellatie

  • 1. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college. Bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De Raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3. De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de Raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 39 Schriftelijke vragen

  • 1. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd. Vragen die niet voldoen aan het hiervoor gestelde worden per omgaande aan de indiener teruggestuurd.

  • 2. De vragen worden bij de voorzitter van de raad ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college of de burgemeester worden gebracht.

  • 3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen de in lid 3 gestelde termijn kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijke lid van het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4. De antwoorden van het college of de burgemeester worden door tussenkomst van de griffier aan de leden van de raad medegedeeld.

  • 5. De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de Raad anders beslist.

Artikel 40 Vragenuur

(vervallen)

Artikel 41 Inlichtingen

  • 1. Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe, door tussenkomst van de griffier schriftelijk ingediend bij het college of de burgemeester.

  • 2. De griffier draagt zorg voor bekendmaking van het verzoek als bedoeld in lid 1, zodanig dat de overige leden van de raad hiervan kennis kunnen nemen.

  • 3. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4. Het verzoek als bedoeld in lid 1 en het antwoord vormen een agendapunt of kunnen worden toegevoegd aan een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

Artikel 42 Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de Raad, op voorstel van het Presidium vaststelt.

Artikel 43 Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de Raad, op voorstel van de het Presidium, vaststelt.

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 44 Verslag; verantwoording

  • 1. Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht (om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken òf voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door de Raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende commissie.

  • 2. Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 39, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de Raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 38, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de Raad één van zijn leden heeft benoemd.

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

Artikel 45 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 46 Notulen

  • 1. De notulen van een besloten vergadering worden niet rondgedeeld, maar liggen uitsluitend voor de leden van de raad ter inzage.

  • 2. Deze notulen worden zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de Raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze notulen. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 47 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de Raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De Raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 48 Opheffing geheimhouding

Indien de Raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers

Artikel 49 Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 50 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervanvoorafgaand aan de vergaderingmededeling –aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 51 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 52 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 53 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit reglement treedt in werking op de dag na bekendmaking

  • 2.

    Op dat tijdstip vervalt het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Terneuzen, vastgesteld bij raadsbesluit van 27 februari 2003.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als ’Reglement van orde gemeenteraad Terneuzen 2006’.

Ondertekening

Besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad d.d. 14 december 2006.
griffier, mr. A.W. de Feijter
voorzitter, J.A.H. Lonink