Regeling vervallen per 01-11-2014

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Terneuzen.

Geldend van 01-01-2007 t/m 31-10-2014

Intitulé

Verordening ex artikel 212 Gemeentewet(Financiële verordening gemeente Terneuzen)

De raad van de gemeente Terneuzen;

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 5 september 2006;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

Besluit vast te stellen de navolgende verordening:

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Terneuzen.

Hoofdstuk I. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.administratie

het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie tenbehoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) deorganisatie van de gemeente Terneuzen en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

b.administratieve organisatie

het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorgingten behoeve van de verantwoordelijke leiding;

c.financieel beheer

het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Terneuzen;

d.rechtmatigheid

het in overeenstemming zijn met de begroting en de van toepassing zijnde wettelijkeregelingen, waaronder gemeentelijke verordeningen;

e.doelmatigheid

het realiseren van een beoogd resultaat met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen, respectievelijk met een gegeven beschikbaarheid van middelen een zo groot mogelijk resultaat bereiken;

f.doeltreffendheid

de mate waarin de beoogde resultaten daadwerkelijk worden behaald.

Hoofdstuk II Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

1.De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor dekomende raadsperiode vast.

2.De raad stelt op voorstel van het college per programma relevante indicatoren vast voorhet meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie vangoederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijk beleid.

Artikel 3. Planning- en controlcyclus

Voor aanvang van een begrotingsjaar biedt het college de planning aan van de behandelingvan de documenten uit de planning- en controlcyclus. Het aangeboden overzicht bevat in elkgeval de data voor het aanbieden door het college en het behandelen door de raad van dejaarstukken, de perspectievennota, de tussentijdse rapportages en de begroting met de

meerjarenraming.

Artikel 4. Kaders ontwerp-begroting

Het college biedt jaarlijks aan de raad een perspectievennota aan waarin zijn opgenomen voorstellen voor het beleid en de financiële kaders van de ontwerpbegroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota vóór 15 juli vast.

Artikel 5. Inrichting begroting en jaarstukken

1.Bij de begroting wordt een overzicht gegeven waaruit blijkt uit welke beleidsthema s de respectievelijke programma s zijn opgebouwd en welke producten uit de productenraming bij elk van deze beleidsthema s hoort.

2.Onderdeel van de begroting vormt het investeringsprogramma voor het onderhavigebegrotingsjaar en de drie daarop volgende jaren.

3.Bij de jaarschijf van het onderhavige begrotingsjaar in het investeringsprogramma geefthet college per investering aan of dit al dan niet een vervangingsinvestering betreft.

4.In de jaarstukken legt het college verantwoording af over de uitvoering van de programma s. Hierbij wordt ook informatie verstrekt over de realisatie van investeringenen de besteding van daarvoor beschikbaar gestelde kredieten.

Artikel 6. Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen

1.De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma en het overzicht algemene dekkingsmiddelen.

2.Met het vaststellen van de begroting wordt het college geautoriseerd tot het realiseren van de in het investeringsprogramma voor het onderhavige begrotingsjaar opgenomen investeringen.

3.De raad kan bepalen dat voor investeringen groter dan 300.000,00 de uitvoering nieteerder ter hand genomen mag worden dan nadat de raad hiertoe op basis van nadereinformatie een besluit heeft genomen.

4.Indien het college voorziet dat een geautoriseerd budget of investeringskrediet dreigt teworden overschreden, wordt dit door het college in de eerstvolgende raadsvergadering aande raad gemeld. Deze melding geschiedt in de vorm van een voorstel voor wijziging vanhet budget of het investeringskrediet of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

5.Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijnopgenomen, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de raad voor.

6.Een voorstel tot autorisatie van een investeringskrediet kan achterwege blijven als deinvestering minder bedraagt dan 300.000,00 en als deze past binnen het beleid en het budget van het desbetreffende programma.

7.Het college kan zonder voorafgaande toestemming van de raad beschikken over de postonvoorzien zoals die is opgenomen in de programmabegroting van het lopende jaar onderde volgende voorwaarden:

  • a.

    per individueel collegebesluit mag maximaal 25.000,00 ten laste van de post onvoorzien worden besteed;

  • b.

    de beschikkingen in de loop van het jaar samen mogen als totaal het bij de

oorspronkelijke begroting vastgestelde bedrag van de post onvoorzien zonder voorafgaande toestemming van de raad niet te boven gaan;

c.beschikking over de post onvoorzien vindt uitsluitend plaats nadat en voor zoverzorgvuldig is vastgesteld dat binnen de vastgestelde raming van het begrotingsprogrammawaarop de desbetreffende lasten betrekking hebben hiervoor geen middelen beschikbaar zijn;

d.de beschikking over onvoorzien mag uitsluitend betrekking hebben op uitgaven dieonuitstelbaar of onvermijdbaar zijn, dan wel moet aantoonbaar vaststaan dat het in het kader van een doelmatige en doeltreffende uitvoering van de begroting wenselijk is deuitgave te verrichten;

e.het college doet zonder voorafgaande toestemming van de raad ten laste van de postonvoorzien geen uitgaven waarvan bekend is of verondersteld mag worden dat daaromtrent belangrijke politieke gevoeligheid bestaat;

f.via de tussentijdse rapportages en de jaarstukken legt het college verantwoording af aan de raad over de bestedingen ten laste van de post onvoorzien. Ten minste eenmaalper twee maanden wordt aan de raad een overzicht verstrekt waaruit blijkt welkelasten in het lopende begrotingsjaar ten laste van de post onvoorzien zijn gebracht enwat het resterende saldo van de post onvoorzien is.

8.Het college is gemachtigd om zonder voorafgaande toestemming van de raad tot eenbedrag van 50.000,00 te beschikken over bestemmingsreserves binnen de door de raad vastgestelde specifieke kaders voor de desbetreffende reserve. Via de tussentijdse

rapportages en de jaarverslaggeving legt het college aan de raad hierover verantwoordingaf.

9.Het college draagt er zorg voor dat de lasten van de programma s zoals geautoriseerd inde (gewijzigde) begroting met niet meer dan 3% worden overschreden. Dit onder hetvoorbehoud dat elders binnen de begroting voor de overschrijding dekking kan wordengevonden.

Artikel 7. Tussentijdse rapportage

1.Het college informeert de raad door middel van minimaal twee tussentijdse rapportagesover de realisatie van de begroting.

2.De inrichting van de tussentijdse rapportages sluit aan bij de programma-indeling van debegroting.

  • 3.

    De rapportages gaan in op de uitwerking van het voorgenomen beleid.

  • 4.

    In de rapportages wordt in ieder geval aandacht besteed aan relevante ontwikkelingen vande financiële positie.

5.Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit nadat deraad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college tebrengen, voorzover het betreft niet bij begroting vastgestelde afzonderlijke verplichtingeninzake:

a.aankoop en verkoop van onroerende goederen waarvan de getaxeerde waarde in heteconomisch verkeer groter is dan 100.000,00, voorzover het niet betreft transactiesbinnen het kader van een door de raad vastgesteld grondexploitatieplan en transactiesbinnen de door de raad vastgestelde specifieke kaders bij de uitvoering van bijzondereprojecten;

  • b.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan

    • 100.

      000,00.

Hoofdstuk III Financieel beleid

Artikel 8. Waardering en afschrijving vaste activa

1.Voor nieuwe of vervangingsinvesteringen worden de in het tweede tot en met vijfde lidaangegeven waarderings- en afschrijvingsmethode toegepast.

2.Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatiegebracht.

  • 3.

    De materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in maximaal:

    • a.

      40 jaar: nieuwbouw woonruimten en schoolgebouwen;

    • b.

      40 jaar: kantoren en bedrijfsgebouwen;

    • c.

      60 jaar: rioleringen;

    • d.

      25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop woonruimten, kantoren, bedrijfsgebouwenen schoolgebouwen;

  • e.

    20 jaar: motorvaartuigen;

  • f.

    15 jaar: technische installaties in bedrijfsgebouwen;

  • g.

    10 jaar: veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen; telefooninstallaties; kantoormeubilair;schoolmeubilair; aanleg tijdelijke terreinwerken; tijdelijke woonruimten enbedrijfsgebouwen;

h.15 jaar: naar gangbare ervaringsnormen of voorgeschreven normen over degebruiksduur, bij investeringsprogramma te bepalen termijn: voertuigen, machines,gereedschappen en overig materiaal;

i.5 jaar: automatiseringsapparatuur.

Investeringen in gronden en terreinen worden geactiveerd zonder dat hierop afschrijvingplaatsvindt.

Activa met economisch nut en een verkrijgingprijs van minder dan

5.000,00 worden nietgeactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen;

4.Onder activa met een meerjarig maatschappelijk nut, zoals bedoeld in artikel 35 van hetBesluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, worden verstaaninvesteringen in aanleg, reconstructies, verbetering en aanpassing van: (inrichting) wegen,waterwegen, civiele kunstwerken, groen en kunstwerken.

5.Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden,onder aftrek van bijdragen van derden en bestemmingsreserves, lineair afgeschreven inmaximaal:

a.30 jaar: aanleg, reconstructies, verbetering en aanpassing van wegen, rotondes,parkeerterreinen en waterbouwkundige werken, alles met inbegrip van wegdek,bermen, talud en wegmeubilair;

  • b.

    30 jaar:herbestratingen en vernieuwing wegfundering;

  • c.

    25 jaar: openbare verlichting en verkeerslichtinstallaties.

Artikel 9. Kostprijsberekening

1.Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten wordt eensysteem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast dedirecte kosten alleen die indirecte kosten betrokken die samenhangen met de door degemeente verleende diensten.

2.Bij de directe en indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen vanvoorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallastenvan de in gebruik zijnde activa en kostenverhogende effecten ingevolge de Wet ophet BTW-compensatiefonds. De kapitaallasten omvatten de afschrijvingen alsmede detoegerekende rente volgens een omslagmethode waarin de rente van zowel eigen als vreemd vermogen is betrokken.

Artikel 10. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

1.Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijketarieven voor belastingen, rechten en leges.

2.Het college verstrekt jaarlijks informatie aan de raad over de gehanteerde kaders voor devaststelling en aanpassing van tarieven van gemeentelijke diensten en leveringen,voorzover niet vallende onder het eerste lid.

Artikel 11. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtolligegelden om de programma s binnen de door de raad vastgestelde kaders van debegroting uit te voeren;

b.het beheersen van de risico s verbonden aan de financieringsfunctie zoals rente-,koers- en kredietrisico s;

c.het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoenderendement op uitzettingen;

d.het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren vande geldstromen en financiële posities.

2.Het college neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen inacht:

a.het uitzetten van overtollige geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij financiële

instellingen met minimaal een AA-rating afgegeven door ten minste één

gezaghebbende rating agency, of bij instellingen voor wier waardepapieren eensolvabiliteitseis geldt van 0%;

b.overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, danwel in producten waarbij de hoofdsom ten minste aan het eind van de looptijd in tactis;

  • c.

    derivaten worden uitsluitend gebruikt voor het beperken van financiële risico s;

  • d.

    voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden

ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

e.overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of hetverlenen van garanties luiden in euro.

3.Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan vanfinanciële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indienmogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang vandergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiëleparticipaties.

Hoofdstuk IV. Financieel beheer en interne controle

Artikel 12. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeentelijke organisatie;

  • b.

    het verstrekken van informatie over de financiële stand van zaken;

  • c.

    het verschaffen van informatie ten behoeve van het budgetbeheer en voor het maken van

kostencalculaties;

d.het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijkeproductie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

e.het bevorderen en afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheiden de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, debegroting en relevante wet- en regelgeving;

f.de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleendeinformatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en dedoeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, debegroting en relevante wet- en regelgeving;

g.het verstrekken van de vereiste informatie aan het Rijk, de provincie en de Europese Unie,alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggenaan gemeenten.

Artikel 13. Interne controle

Ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de batenen lasten en de balansmutaties zorgt het college voor de jaarlijkse interne toetsing van degetrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen.

Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Artikel 14. Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijkgebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk V Financiële organisatie

Artikel 15. Financiële organisatie

Het college zorgt voor:

a.een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodataan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekteinformatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

b.de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten lastevan de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • c.

    regels voor inkoop en aanbesteding van werken, leveringen en diensten;

  • d.

    de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorendeinformatievoorziening van de financieringsfunctie.

Hoofdstuk VI Slotbepalingen

Artikel 16. Inwerkingtreding

1.Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2007. De planning- encontroldocumenten voldoen vanaf het begrotingsjaar 2007 aan de bepalingen van dezeverordening.

2.Deze verordening treedt in de plaats van de Financiële verordening gemeente Terneuzenvastgesteld door de raad op 16 december 2004.

Artikel 17. Citeertitel

Deze verordening wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam Financiële

verordening gemeente Terneuzen .

Ondertekening

Besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad d.d. 5 oktober 2006.
griffier, mr. A.W. de Feijter
voorzitter, J.A.H. Lonink