Subsidieverordening Impuls Wonen Gemeente Terneuzen

Geldend van 16-07-2014 t/m heden

Intitulé

Subsidieverordening Impuls Wonen Gemeente Terneuzen

Subsidieverordening Impuls Wonen Gemeente Terneuzen

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    particuliere woning: een woning in eigendom van een particulier, planologisch bestemd voor woondoeleinden, met een lagere WOZ-waarde dan €140.000 en gebouwd voor 1970;

  • b.

    particuliere woningvoorraad: het geheel van particuliere woningen in de gemeente Terneuzen, planologisch bestemd voor woondoeleinden;

  • c.

    bedrijf: een perceel met opstallen in de gemeente Terneuzen, planologisch bestemd voor bedrijven;

  • d.

    open ruimte: een perceel in de gemeente Terneuzen planologisch bestemd voor woondoeleinden, maar waarop geen woning staat;

  • e.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen.

Artikel 2 Grondslag en werkingssfeer

  • 1. Op grond van deze verordening kan het college subsidie verlenen voor het slopen van particuliere woningen, het verbeteren van de woonkwaliteit, het verbeteren van de woonomgeving en/of de openbare ruimte en combinaties van hiervoor genoemde onderdelen.

  • 2. De subsidie wordt toegekend aan natuurlijke of rechtspersonen, met uitzondering van woningcorporaties en rechtspersonen die voor hun activiteiten door de gemeente gesubsidieerd worden.

  • 3. De subsidie geldt voor locaties binnen de contouren van de bebouwde kom van de kernen van de gemeente Terneuzen. Deze contouren zijn vastgesteld door de Provincie Zeeland en weergegeven op http://zldags.zeeland.nl/geo/(Ruimtelijke ordening).

  • 4. De gemeenteraad stelt het subsidieplafond voor de verstrekking van subsidies jaarlijks vast bij de behandeling van de gemeentebegroting.

  • 5. Het college is bevoegd te beslissen omtrent de vaststelling van de subsidiabele kosten en de subsidieverlening.

Hoofdstuk 2 De aanvraag

Artikel 3. Indienen van een aanvraag

  • 1. De aanvraag om subsidie wordt bij het college ingediend op het daartoe beschikbaar gestelde formulier.

  • 2. Naast de in het eerste lid genoemde formulier en de daarin gevraagde gegevens, dient de aanvraag te bevatten:

    • a.

      een gespecificeerde begroting van de kosten, onderbouwd met offertes;

    • b.

      een plan van aanpak van de werkzaamheden, en

    • c.

      een plan van aanpak voor invulling van vrijkomende ruimten door sloop van particuliere woningen, sanering van bedrijven, invulling van leegstaande panden en open ruimten;

    • d.

      de toestemming van het college wanneer subsidie wordt gevraagd op grond van artikel 6, lid 2, onderdeel a en b;

    • e.

      een investeringsoverzicht wanneer subsidie wordt gevraagd op grond van artikel 6, lid 2, onderdeel a en b

  • 3. Een aanvraag kan worden ingediend vanaf 1 januari van het jaar waarin de subsidie wordt verstrekt.

  • 4. Het college kan bepalen dat naast de in het tweede lid genoemde bescheiden andere bescheiden worden overgelegd, dan wel stukken die specifiek betrekking hebben op de stadsvernieuwingsactiviteit.

Hoofdstuk 3 Subsidieverlening

Artikel 4. Beoordeling van een aanvraag

  • 1. Aanvragen om subsidie worden in volgorde van binnenkomst behandeld met in achtneming van artikel 2, lid 4 en artikel 3, lid 3 van deze verordening.

  • 2. Aanvragen om subsidie waarover in verband met het overschrijden van het subsidieplafond niet positief kan worden beschikt, worden door het college voor dat betreffende jaar afgewezen.

  • 3. Aanvragen als bedoeld in lid 2 hoeven niet opnieuw te worden ingediend. Deze worden het eerstvolgend jaar waarop door de gemeenteraad een subsidieplafond is vastgesteld, op de oorspronkelijk ingediende volgorde als eerste in behandeling genomen.

  • 4. Met uitvoering van de werkzaamheden mag niet worden gestart voordat op de aanvraag om subsidie door het college is beslist. Op verzoek van de eigenaar kan desgewenst, vooruitlopend op de te nemen beslissing omtrent subsidieverlening door het college, met de werkzaamheden worden gestart nadat de subsidiabele kosten zijn vastgesteld.

Artikel 5. Beslistermijn

Het college beslist omtrent een volledige aanvraag binnen acht weken.

Artikel 6 Subsidiabele stadsvernieuwingsactiviteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor een activiteit die tot doel heeft:

  • 1.

    het verminderen van de particuliere woningvoorraad en verbeteren van de woonkwaliteit, door middel van:

    • a.

      het slopen van één of meerdere woningen uit de particuliere woningvoorraad;

    • b.

      het samenvoegen van twee woningen, waarbij één van de woningen tot de particuliere woningvoorraad behoort

    • c.

      het slopen van minimaal twee particuliere woningen en het terugbouwen van een aantal particuliere woningen dat minder is dan het te slopen aantal;

    • d.

      het slopen van minimaal 1 particuliere woning en het terugbouwen van hetzelfde aantal woningen;

  • 2.

    het verbeteren van de woonomgeving en/of openbare ruimte, door middel van:

    • a.

      het saneren van een bedrijf, waaraan medewerking wordt verleend op grond van artikel 4 van het “Toetsingskader voor nieuwe woningbouwinitiatieven”;

    • b.

      het oplossen van een ruimtelijk probleem, waaraan medewerking wordt verleend op grond van artikel 6 van het “Toetsingskader voor nieuwe woningbouwinitiatieven”;

    • c.

      het invullen van open ruimten, permanent of tijdelijk, waarbij een eventuele woonbestemming in het bestemmingsplan wordt wegbestemd en het beheer in principe bij de aanvrager blijft.

Artikel 7 Subsidiabele kosten en subsidiebijdrage

  • 1. Berekening van de subsidie vindt plaats op basis van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidiabele kosten bedragen voor activiteiten genoemd in artikel 6, lid 1:

    • a.

      onderdeel 1.a: 100% van de sloopkosten met een maximum van €10.000,00 per woning;

    • b.

      onderdeel 1.b: 100% van de kosten met een maximum van €15.000,00;

    • c.

      onderdeel 1.c: 75% van de sloopkosten met een maximum van €7.500,00 per woning;

    • d.

      onderdeel 1.d: 50% van de sloopkosten met een maximum van €5.000,00 per woning;

    • e.

      onderdeel 2.a: 50% van het investeringstekort met een maximum van €25.000,00;

    • f.

      onderdeel 2.b: 50% van het investeringstekort met een maximum van €25.000,00;

    • g.

      onderdeel 2.c: 100% van de kosten met een maximum van €5.000,00 per locatie.

  • 3. Indien voor activiteiten genoemd in artikel 6 via andere regelingen een bijdrage wordt ontvangen, dan vindt verrekening plaats in die zin dat de subsidiabele kosten genoemd in artikel 7 worden verminderd met de te ontvangen bijdrage uit andere regelingen.

Artikel 8 Weigering subsidieverlening

De subsidieaanvraag wordt geweigerd indien:

  • 1.

    Met de uitvoering van de werkzaamheden is begonnen voordat op een aanvraag om subsidie door het college is beslist;

  • 2.

    Niet aan de voorwaarden voor subsidieverlening als bedoeld in artikel 4 wordt voldaan;

Artikel 9 Subsidieverplichtingen

  • 1. De subsidie wordt verleend onder de verplichting dat:

    • a.

      binnen 6 maanden na het besluit tot verlening van de subsidie met de werkzaamheden wordt begonnen;

    • b.

      de start van de werkzaamheden ten minste één week van te voren schriftelijk bij het college wordt gemeld.

    • c.

      de schriftelijke gereedmelding van de werkzaamheden bij het college moet uiterlijk twee jaar na subsidieverlening zijn ingediend.

  • 2. Het college kan aan de subsidieverlening nog andere verplichtingen en voorwaarden verbinden dan hierboven vermeld.

Hoofdstuk 4 Betaling van de subsidie

Artikel 10 Bevoorschotting en uitbetaling

  • 1. Uitbetaling geschiedt uitsluitend op een door de aanvrager opgegeven bankrekeningnummer.

  • 2. In het belang van de voortgang van de werkzaamheden kan op schriftelijk verzoek een voorschot van ten hoogste 60% van de subsidieverlening beschikbaar worden gesteld. Uitbetaling gebeurt uiterlijk binnen vier weken na het besluit tot vaststelling van het subsidiabele bedrag.

  • 3. De subsidie, of het restant na bevoorschotting, wordt pas uitgekeerd nadat de subsidie definitief is vastgesteld.

Hoofdstuk 5 Subsidievaststelling

Artikel 11. Definitieve vaststelling van de subsidie

  • 1. De definitieve vaststelling van de subsidie vindt plaats nadat:

    • a.

      de werkzaamheden op grond waarvan de subsidie is verleend schriftelijk gereed zijn gemeld onder overlegging van de daarop betrekking hebbende afrekening met betalingsbewijzen;

    • b.

      de onder lid 1, sub a genoemde werkzaamheden door het college zijn gecontroleerd en akkoord bevonden.

  • 2. Indien tijdens controle van de werkzaamheden blijkt dat niet overeenkomstig de verleningsbeschikking is gehandeld dan wel van de verleningsbeschikking is afgeweken, kan dit leiden tot verlaging of intrekking van de subsidie.

  • 3. Indien de overgelegde bescheiden niet voldoen, wordt de aanvrager door het college gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld de ontbrekende gegevens te completeren.

  • 4. Op basis van de bevindingen stelt het college de definitieve subsidietoekenning binnen 1 maand na controle en akkoordverklaring vast.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 12 Toezicht

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college aangewezen personen.

  • 2. Aan de toezichthouders bedoeld in lid 1 komen slechts de bevoegdheden toe als genoemd in hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 13 Hardheidsclausule

Het college kan in het belang van de stadsvernieuwing en in gevallen waarin deze verordening niet voorziet, afwijken van het bepaalde in deze subsidieverordening.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking de dag na publicatie.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Subsidieverordening Impuls Wonen Gemeente Terneuzen.

Toelichting bij de Subsidieverordening Impuls Wonen Gemeente Terneuzen

Algemeen

In 2012 hebben de Zeeuws-Vlaamse gemeenten zich, via een adhesieverklaring, bereid verklaard om steun en betrokkenheid te bieden bij de operationalisering van het convenant “Koersvast voor Zeeland”. Dit convenant is gesloten tussen het Rijk en de Provincie Zeeland.

Voortvloeiend uit dit convenant is het opstellen van een MKBA (Maatschappeljike Kosten Baten Analyse), met als voorwaarde dat de regio Zeeuws-Vlaanderen een regionale woonvisie opstelt. De uitgangspunten voor dit laatste document zijn vastgelegd in het Handvest Wonen. Dit Handvest en de resultaten van de MKBA zijn de basis voor de regionale woonvisie.

In de regionale woonvisie staat in hoofdstuk 4.3 een uitvoeringsparagraaf. Aan de hand hiervan is een Uitvoeringsprogramma Wonen opgesteld. Een onderdeel van dit Uitvoeringsprogramma is de Subsidieverordening Impuls Wonen Gemeente Terneuzen.

Het doel van deze verordening is door de ingrepen die worden genoemd een aantal zaken te bewerkstelligen. Nadruk ligt hierbij op het uit de markt nemen (slopen) van verpauperde woningen, stimuleren van passende nieuwbouw en het bieden van omgevingskwaliteit.

Dit wordt gedaan door sec sloop van woningen, maar ook samenvoegen van woningen. Uiteindelijk leveren beide zaken een bijdrage aan de vermindering van de particuliere woningvoorraad. Daar waar nieuwbouw wordt gerealiseerd levert dit een bijdrage aan de woonkwaliteit en omgevingskwaliteit. Het invullen van leegstaande panden voorkomt verloedering en verpaupering en levert onder meer een bijdrage aan de woonomgeving en openbare ruimte, evenals het saneren van bedrijfslocaties en invullen van open ruimten.

Voor de naamgeving van deze verordening is aangesloten bij de provinciale subsidieregeling Provinciale Impuls Wonen. Bij beide regelingen gaat het om subsidiemogelijkheden voor ingrepen in de particuliere woningvoorraad, dus woningen. Ook de woonkwaliteit, woonomgeving en/of openbare ruimte krijgen via deze regeling een impuls. Vandaar dat Impuls Wonen de lading dekt en ook voor de gemeentelijke variant is gekozen.

Inhoudelijk komt de gemeentelijke regeling op een aantal onderdelen ook overeen met de provinciale regeling. Het gaat om het slopen van particuliere woningen, het samenvoegen, slopen en terugbouwen van woningen en het herinvullen van leegstaande panden. Ook ingrepen in de openbare ruimte komt in beide regelingen aan bod. Dit past in het gemeentelijk beleid dat onder meer in de regionale woonvisie is vastgelegd. Naast de herinvulling van leegstaande panden is bedrijfssanering een onderdeel uit het gemeentelijk ruimtelijk beleid via het “Toetsingskader voor nieuwe woningbouwinitiatieven”. Bedrijfssanering komt echter niet voor in de Provinciale regeling, evenals het onderdeel open ruimten.

Beide regelingen kunnen naast elkaar functioneren, waarbij in de gemeentelijke verordening is opgenomen dat wanneer subsidie via een andere regeling voor dezelfde activiteit verkregen wordt, dit in mindering op de gemeentelijke subsidie wordt gebracht. Hiermee wordt niet meer gesubsidieerd dan dat kosten wordt gemaakt.

Deze verordening vindt zijn wettelijke basis in artikel 149 Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel worden begrippen nader omschreven.

a.gekozen is voor een gelijke WOZ-waarde en leeftijd van de woning als in de “Verordening Stimuleringslening Duurzame Particuliere Woningverbetering 1 en 2”, omdat in dit segment een overschot aan woningen dreigt te ontstaan. Daarbij zijn deze woningen meer dan 40 jaar oud met mogelijke problematiek van dien.

Artikel 2 Grondslag en werkingssfeer

  • 1.

    In grote lijnen wordt aangegeven waar subsidie voor gekregen kan worden.

  • 2.

    Subsidie aan corporaties wordt uitgesloten. Zij opereren op de huurmarkt, deze verordening heeft tot doel ingrepen te doen in de particuliere sector, dus de koopwoningmarkt. Rechtspersonen worden toegestaan een aanvraag in te dienen, met name voor de onderdelen genoemd in artikel 2.1, lid 2, onderdelen a en b, maar ook voor de overige onderdelen wordt dit niet uitgesloten.

Ook worden rechtspersonen die door de gemeente worden gesubsidieerd uitgesloten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan Stichting Upgrade i.o.

4.Algemeen uitgangspunt is dat budget voor subsidieverlening jaarlijks vanaf 1 januari van het betreffende jaar beschikbaar is. Dit wordt vastgelegd bij het vaststellen van de begroting voor dat betreffende jaar.

Voor het eerste jaar zal een afwijkende regeling gelden, die separaat door het college en raad wordt vastgesteld, omdat de verordening gedurende het lopende begrotingsjaar in werking zal treden.

Hoofdstuk 2 De aanvraag

Artikel 3. Indienen van een aanvraag

  • 1. het aanvraagformulier wordt digitaal beschikbaar gesteld via de website, maar is op verzoek in papieren vorm te verkrijgen. Digitaal indienen van de aanvraag is derhalve geen vereiste.

  • 2. Er worden gegevens gevraagd voor de beoordeling van de aanvraag. In artikel 8 wordt de hoogte van de subsidiabele kosten bepaald aan de hand van sloopkosten, investeringsplan e.d. Hiertoe wordt in dit artikel en via het aanvraagformulier om informatie gevraagd. Het vragen van een plan van aanpak is om te waarborgen dat de kwaliteit van de woonomgeving intact blijft en om te voorkomen dat open gaten in bebouwing vallen, waar vervolgens verloedering van de omgeving kan plaatsvinden. Omdat dit niet wenselijk wordt geacht, wordt van een initiatiefnemer verwacht dat er een totaalbeeld van de lokatie wordt voorgelegd.

  • 3. Dit zal met ingang van 2015 gelden, voor het jaar 2014 geldt dat aanvragen kunnen worden ingediend met ingang van de datum van inwerkingtreden van de verordening.

Hoofdstuk 3 Subsidieverlening

Artikel 4. Beoordeling van een aanvraag

  • 1. Het principe ‘wie het eerst komt, die het eerst maalt’ is van toepassing op de subsidieverlening. Aanvragen worden beoordeeld op volgorde van binnenkomst.

  • 2. en 3. Indien een aanvraag wordt afgewezen, hoeft deze niet opnieuw te worden ingediend in het volgende jaar. Hiertoe wordt een overzicht bijgehouden welke aanvragen vanwege overschrijden van het subsidieplafond niet meer in aanmerking komen voor subsidie. Deze worden in het volgende jaar als eerste behandeld, op datum van binnenkomst in het voorgaande jaar waarin de aanvraag werd afgewezen.

  • 4. In voorkomende gevallen kan het wenselijk zijn met de uitvoering van een plan te starten voordat subsidie is verleend. Beoordeling is door het college, nadat overeenstemming is bereikt over de subsidiabele kosten.

Artikel 5. Beslistermijn

Het uitgangspunt is om zo spoedig mogelijk een ingediende aanvraag te beoordelen op volledigheid. Indien de aanvraag, eventueel na aanvulling, volledig is, zal het college zo spoedig mogelijk beslissen over de aanvraag. In ieder geval binnen de genoemde termijn. In uitzonderlijke gevallen kan het college gemotiveerd van de geldende termijn afwijken, overeenkomstig hetgeen in de Algemene wet bestuursrecht daarover is opgenomen.

Artikel 6 Subsidiabele stadsvernieuwingsactiviteiten

De activiteiten worden genoemd waaraan het college bereid is een bijdrage te verstrekken in de vorm van een subsidie. De activiteiten zijn onderverdeeld in activiteiten op het gebied van

Lid 1. het verminderen van de particuliere woningvoorraad en het verbeteren van de woonkwaliteit

Lid 2. het verbeteren van de woonomgeving en/of openbare ruimte

In lid 1 wordt een viertal mogelijkheden gegeven waarvoor subsidie kan worden verkregen. Het slopen van woningen is van belang voor het verminderen van de particuliere woningvoorraad. Deze voorraad kan kwalitatief niet aan de wensen van de huidige tijd voldoen, maar ook kwantitatief zal een overschot ontstaan in dit segment.

Het terugbouwen van woningen is een kwalitatieve opwaardering van de voorraad, maar ook voor de gebruiker van de woning een kwaliteitsimpuls. Met name als het gaat om het bouwen van woningen met een volledig programma op de begane grond. Dit is evenwel niet opgenomen als zodanig in de regels als eis, vanwege het beperkende karakter.

In lid 2 worden drie mogelijkheden genoemd waarvoor subsidie kan worden verkregen.

  • a.

    het saneren van een bedrijf, waarbij woningen worden teruggebouwd. Dit kan een opwaardering voor de woonomgeving en openbare ruimte betekenen wanneer het gaat om het saneren van een bedrijf in een woonomgeving. Dit is dan ook één van de voorwaarden voor medewerking. Verder wordt hier de link gelegd met het “Toetsingskader voor nieuwe woningbouwinitiatieven”, wat door het college is vastgesteld als ruimtelijk beleidskader voor initiatieven waaraan medewerking wordt verleend voor het bouwen van woningen. Hieraan moet worden voldaan voordat een eventuele subsidie verleend wordt.

  • b.

    het oplossen van een ruimtelijk probleem waarbij leegstand / verpaupering van bestaande panden de aanleiding is voor het toevoegen van woningen. Ook het omzetten van een bestaand gebouw naar de bestemming woondoeleinden kan hieronder worden verstaan. Het gaat met name om gebouwen met niet woonbestemmingen die niet meer in gebruik zijn voor het doel waarvoor ze bestemd zijn en waarvoor geen passende invulling gevonden kan worden. Denk aan kerken, kantoorgebouwen, schoolgebouwen en dergelijke.

  • c.

    met het invullen van open ruimten gaat het om ruimten die voor woningbouw zijn bestemd, maar waaraan om redenen geen invulling kan worden gegeven. Indien zich initiatieven voordoen die een opwaardering van de woonkwaliteit en/of openbare ruimte tot gevolg hebben kan een bijdrage worden verstrekt. Indien een woonbestemming op de ruimte rust, zal overeenstemming moeten zijn om deze in het bestemmingsplan te verwijderen. Hierdoor wordt een gunstige invloed op de particuliere woningvoorraad gerealiseerd. Het beheer van deze gronden blijft bij de aanvrager, tenzij in uitzonderlijke gevallen het college anders beslist.

Artikel 7 Subsidiabele kosten en subsidiebijdrage

2.Per onderdeel is aangegeven hoe hoog de bijdrage is die wordt verstrekt op grond van deze regeling. Bij het slopen van woningen en het wel of niet terugbouwen ervan, is onderscheid gemaakt in prioriteit door het opnemen van percentages van sloopkosten die worden gesubsidieerd.

De gevraagde bijdrage zal door een aanvrager via het aanvraagformulier moeten worden onderbouwd, door het indienen van offertes, begroting of een investeringsoverzicht.

Sloopkosten:

Onder de kosten die vergoed worden bij slopen wordt onder meer verstaan:

  • -

    het afsluiten van de nutsvoorzieningen

  • -

    slopen van de woning

  • -

    asbestsanering uit de woning

  • -

    afvoeren van sloopafval

  • -

    verwijderen van ondergrondse tank, drainage e.d.

  • -

    noodzakelijke voorzieningen aan belendende percelen / woningen.

Niet tot sloopkosten worden onder meer gerekend:

  • -

    advieskosten van derden

  • -

    kosten verbonden aan het verkrijgen van eventuele vergunningen

  • -

    kosten van het wijzigen van kadastrale grenzen.

Investeringstekort:

Het investeringstekort wordt bepaald aan de hand van een overzicht van kosten en opbrengsten van de uit te voeren plannen van de aanvrager.

Bij het saneren van een bedrijf wordt in het overzicht in ieder geval opgenomen:

  • -

    sloopkosten van de opstallen behorend bij het bedrijf en de bedrijfswoning;

  • -

    kosten van sanering van de bodem tot 50 cm onder maaiveld;

  • -

    kosten van saneren van ondergrondse opslag(tanks);

  • -

    kosten van bouwrijp maken van de grond;

  • -

    opbrengsten van de te verkopen woningen, met daarbij ook de opbrengst van de woning die bestemd is voor de eigenaar van het bedrijf.

Bij het invullen van leegstaande panden wordt in ieder geval in het overzicht opgenomen:

  • -

    aankoopbedrag van het pand;

  • -

    verbouwingskosten om het pand geschikt te maken voor wonen;

  • -

    geschatte huuropbrengst bij volledige verhuur van het pand, berekend over een volledig jaar.

    • 3.

      Het is mogelijk dat op grond van een andere regeling (bijv. Provinciale Impuls Wonen) ook een bijdrage verleend wordt voor dezelfde activiteit. Om dit te voorkomen is in deze bepaling opgenomen dat de subsidiabele kosten worden verminderd met de verkregen subsidie vanuit andere regelingen. Vervolgens kunnen de subsidiabele restkosten in aanmerking komen voor subsidie vanuit deze regeling.

Artikel 8 Weigering subsidieverlening

De weigeringsgronden voor een aanvraag zijn limitatief opgenomen.

Artikel 9 Subsidieverplichtingen

1.De activiteiten moeten binnen zes maanden starten en binnen twee jaar worden afgerond. Hiermee wordt enige druk gezet achter een plan, maar wordt voorkomen dat subsidie wordt toegekend aan plannen waarbij nog geen zicht is op uitvoering.

Hoofdstuk 4 Betaling van de subsidie

Artikel 10 Bevoorschotting en uitbetaling

De uiteindelijke subsidiebetaling vindt achteraf plaats, maar indien de aanvrager dit wenst, kan een voorschot van maximaal 60% van het subsidiebedrag vooraf beschikbaar worden gesteld. Hiertoe dienen wel de subsidiabele kosten in beeld te zijn gebracht.

Hoofdstuk 5 Subsidievaststelling

Artikel 11. Definitieve vaststelling van de subsidie

1.Namens het college vindt de controle plaats van uitgevoerde werkzaamheden. Daarna vindt subsidievaststelling plaats en wordt het subsidiebedrag uitgekeerd.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 13 Hardheidsclausule

Dit is een hardheidsclausule die het college de bevoegdheid geeft om gemotiveerd af te wijken van de bepalingen in deze verordening.

Artikel 14 Inwerkingtreding

De datum van inwerking treden wordt bepaald.

Ondertekening

Besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Terneuzen op 1 juli 2014.
Voorzitter
J.A.H. Lonink
Griffier
mr. J.H.P. de Jong