Regeling vervallen per 01-01-2018

Beleidsregels terugvordering, verhaal en bestuurlijke boete 2014

Geldend van 30-11-2013 t/m 31-12-2017

Intitulé

Beleidsregels terugvordering, verhaal en bestuurlijke boete 2014

Voorwoord

De beleidsregels zijn voor het laatst geactualiseerd naar aanleiding van de wijziging van de Wet werk en bijstand (WWB) en de samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren (WIJ) per 1 januari 2012. De ervaringen uit de praktijk en de latere wetswijzigingen maken aanpassing gewenst.

Deze beleidsregels gelden voor alle regelingen binnen de sociale zekerheid waarbij wij bevoegd zijn tot terugvordering en verhaal of daarbij beleidsvrijheid hebben. De omschrijving van het toepassingsgebied is bewust algemeen gehouden, zodat de beleidsregels ook gelden bij de samenvoeging van bestaande wetten of de invoering van nieuwe wetten.

Op 1 januari 2013 is de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving in werking getreden. Die wet regelt de sanctie die volgt op schending van de inlichtingenplicht: een waarschuwing of een bestuurlijke boete. De beleidsregels over de invulling van de gemeentelijke beleidsruimte op het gebied van de sancties zijn toegevoegd.

BELEIDSREGEL TERUGVORDERING

1. Uitgangspunten

  • 1.

    Wij maken gebruik van de bevoegdheid tot herziening en terugvordering in de gevallen waarin wetten en regelingen voorzien;

  • 2.

    Bij dringende redenen zien wij af van herziening en terugvordering.

2. Dringende redenen

Als er sprake is van een bevoegdheid tot herziening en terugvordering, gaan wij na of er dringende redenen zijn om hiervan af te zien. De uitspraken van de Centrale Raad van Beroep zijn leidend.

De Centrale Raad van Beroep heeft in constante jurisprudentie bepaald dat een gemeente in beleid mag vastleggen dat in alle gevallen tot herziening en terugvordering wordt overgegaan.

3. Drempelbedrag

Wij maken geen gebruik van de mogelijkheid om een drempelbedrag (ondergrens) vast te stellen en vorderen alle gelden voor levensonderhoud terug.

4. Bijzondere bijstand

Wij vorderen ook bijzondere bijstand (bijvoorbeeld maatschappelijke participatie of de toeslag op de aflossing van een lening van een kredietbank) terug als blijkt dat er in het geheel geen recht bestaat op gelden voor levensonderhoud.

5. Fout gemeente

Als een vordering ontstaat (mede) als gevolg van nalatigheid van de gemeente, bepalen de omstandigheden of wij overgaan tot terugvordering. Van belang is

  • ·

    de tijd tussen de verstrekking van gelden en het moment dat we de fout constateren;

  • ·

    het aantal ongebruikte toetsmomenten waarbij de fout duidelijk had moeten worden;

  • ·

    of de cliënt redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de rechten en verplichtingen.

Uit jurisprudentie blijkt dat terugvordering van gelden voor levensonderhoud mogelijk is over een periode van zes maanden na de ontvangst van informatie die aanleiding had moeten zijn om een onderzoek in te stellen, het zogenoemde ‘signaal’. Als wij na zes maanden nog te veel gelden voor levensonderhoud verstrekken, vervalt het recht op terugvordering.

6. Eerste aanschrijving

De beschikking tot terugvordering vermeldt altijd het totaalbedrag aan ten onrechte ontvangen gelden voor levensonderhoud en de datum waarvoor de vordering moet zijn betaald. Als de vordering niet voor de gestelde datum is voldaan, hangt het af van de situatie welke stappen er volgen.

7. Verrekening

Als een debiteur gelden voor levensonderhoud ontvangt, benutten wij de mogelijkheid tot verrekening met toepassing van de beslagvrije voet (artikel 6:127 BW). Wij verrekenen ook het vakantiegeld

  • ·

    als er sprake is van een verwijtbare vordering

  • ·

    als er geen sprake is van een verwijtbare vordering, maar er beslag ligt van een derde

  • ·

    bij beëindiging van de verstrekking van gelden voor levensonderhoud

Verrekening van het vakantiegeld is niet aan de orde als in de beschikking tot terugvordering een uiterste betaaldatum staat die ligt ná de reguliere betaling van het vakantiegeld in juni. Dit is van belang bij voortdurende verlening van gelden voor levensonderhoud.

beleidsregel terugvordering –1/4 –

8. Aflossing na einde bijstand

Zodra de verlening van gelden voor levensonderhoud stopt, geldt voor resterende vorderingen een standaard aflossing van € 50,00 per maand. Als een debiteur deze aflossing niet voldoet, volgt aanschrijving voor de achterstallige termijnen of de volledige vordering.

De aflossing bedraagt € 25,00 per maand als de debiteur een lening van een kredietbank moet aflossen, waarvoor wij borg staan. Wij gaan dan terughoudend om met gerechtelijke incasso: het heeft geen zin beslag te leggen op het inkomen als dit tot gevolg heeft dat de debiteur de betalingsverplichting ten opzichte van de kredietbank niet kan nakomen. Dan spreekt de kredietbank ons aan op de borgstelling, zodat wij bijzondere bijstand moeten verlenen voor de resterende schuld bij de kredietbank.

9. Betaling in Termijnen

Als wij overgaan tot terugvordering, schrijven wij de debiteur aan voor de totale vordering. Als een debiteur stelt de vordering niet in één keer te kunnen voldoen, is het mogelijk een betalingsregeling te treffen. Het initiatief hiervoor ligt bij de debiteur. In de meeste gevallen gaan wij akkoord met een aflossing van € 50,00 per maand, op voorwaarde dat debiteur die stipt voldoet.

Als de debiteur meent dat een aflossing van € 50,00 niet mogelijk is, moet de debiteur dit toelichten. Als de situatie daar aanleiding toe geeft,berekenen we de aflossingscapaciteit. De aflossingscapaciteit is het resultaat van de vergelijking van inkomsten met uitgaven waarvan bewijsstukken zijn overgelegd. In ieder geval is het niet wenselijk dat een debiteur aflost op andere schulden en niet op onze vorderingen. Wij maken een uitzondering voor huur- en energieschulden, om te voorkomen dat wij later een aanvraag ontvangen voor een bijdrage uit het noodfonds. Een vereiste is dan wel dat de debiteur het bestaan van de schulden (en aflossing) aantoont.

10. Uitstel van betaling

Wij verlenen uitstel van betaling

  • ·

    bij het ontbreken van aflossingscapaciteit

  • ·

    als er sprake is van een preferent beslag op het inkomen

  • ·

    tijdens studie met hieraan gekoppelde studiefinanciering

  • ·

    tijdens de verstrekking van gelden voor levensonderhoud voor zelfstandige arbeid (in de vorm van een renteloze geldlening)

Verzoeken van kredietbanken, schuldhulpverleners en bewindvoerders om in de intake- ofbehandelfase van een aanvraag schuldhulpverlening de incasso op te schorten wijzen wij af als wij incasseren door verrekening of beslag. Wij beëindigen de incasso bij de ontvangst van het bericht dat alle schuldeisers akkoord gaan met het aangeboden bedrag.

Als een debiteur uitstel vraagt in verband met de aflossing van andere, niet preferente, schulden komt in de brief te staan dat wij dit betrekken bij een eventueel later te ontvangen verzoek om finale kwijting van een vordering.

Als blijkt dat de schuldhulpverlenende instantie of bewindvoerder de termijn voor het indienen van een voorstel ongebruikt laat verstrijken, hervatten wij de incasso.

11. Kwijtschelding/finale kwijting

Wij mogen van rechtswege niet meewerken aan schuldsanering als er sprake is van fraude waarbij een bestuurlijke boete is opgelegd. Dit geldt voor bijstand verstrekt na 1 januari 2013. Voor de bijstand die is verstrekt vóór 1 januari 2013 geldt dat wij onze beleidslijn – fraude mag niet lonen – handhaven. Kwijtschelding is ook niet aan de orde als er voor de vordering(en) beslag is gelegd, als de incasso aan een derde is overgedragen of als er sprake is van een preferent beslag waardoor ontvangsten uitblijven.

beleidsregel terugvordering – 2/4 –

12. Finale Kwijting

Wij wijzen een verzoek tot finale kwijting, meestal ingediend door een kredietbank, af

  • ·

    als uit de stukken overduidelijk blijkt dat het ontstaan van de schulden of de toename ervan debiteur te verwijten valt. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als de debiteur het bestedingspatroon niet heeft aangepast aan dalende inkomsten of als te lang is gewacht met het zoeken van hulp bij het ordenen van de financiën;

  • ·

    als de aanvrager eerder een WSNP-traject met schone lei heeft doorlopen en daarna wederom schulden heeft gemaakt;

  • ·

    als de aanvrager voordien uitstel van betaling heeft gevraagd en gekregen in verband met de aflossing van andere, niet preferente schulden.

13. Afkoopsom

Afkoop van een vordering is mogelijk als het aangeboden bedrag hoger is dan het totaal van de aflossingen die wij in de toekomst kunnen ontvangen. De beoordeling van een voorstel tot afkoop gebeurt op dossierniveau, het is niet praktisch hiervoor algemene regels en criteria vast te stellen. Afkoop is ook mogelijk als wij al zijn overgegaan tot gerechtelijke incasso, maar dan komen de gemaakte kosten voor rekening van debiteur.

14. Ambtshalve definitief buiten invordering stellen

Bij fraudevorderingen waarbij de bijstand is verstrekt vóór 1 januari 2013 handhaven wij de regel dat ambtshalve en definitief buiten invordering stellen mogelijk is als gedurende vijf jaar geen aflossingen zijn ontvangen en de kans op ontvangsten in de toekomst gering is. De meest voorkomende reden is het verblijf van de debiteur in het buitenland. De periode van vijf jaar start bij de laatste ontvangst of, als er geen aflossingen zijn ontvangen, op de dag van verzending van de brief die de titel is voor gerechtelijke incasso. Overschrijding van deze termijn is mogelijk als er een kans is om later alsnog tot incasso te kunnen komen, bijvoorbeeld bij toekenning van AOW.

Bij fraudevorderingen waarbij de bijstand is verstrekt na 1 januari 2013 geldt sinds 1 januari 2013 van rechtswege een verplichte termijn van incasso van tien jaar. Een besluit buiten invordering stelling betreft alle vorderingen die op een debiteur open staan: alle vorderingen tegelijk, in één besluit.

15. Overbruggingsuitkering Abw 1996

In april 1996 is de datum van de betaling van periodieke uitkeringen verschoven: van voorafbetaling is overgeschakeld in achterafbetaling. Cliënten konden een lening krijgen ter overbrugging van de periode tussen de dag van de betaling van de uitkering op basis van voorafbetaling en de nieuwe betaaldatum op basis van de achterafbetaling.

De debiteur moet de overbruggingsuitkering Abw 1996 aflossen bij beëindiging van de verstrekking van gelden voor levensonderhoud. In de praktijk betekent dit vaak dat de lening pas opeisbaar is bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. In veel gevallen blijkt dat er dan geen aflossingscapaciteit is. Om te voorkomen dat deze leningen tot in lengte van dagen open blijven staan, is vastgelegd dat wij deze lening buiten invordering stellen als de debiteur AOW ontvangt en er geen aflossingscapaciteit is. Het is namelijk niet aannemelijk dat het inkomen na pensionering zodanig toeneemt dat wij op enig moment wel een aflossing kunnen vragen.

Het inkomen en de uitgaven – niet het hebben van andere schulden – zijn doorslaggevend: wij maken immers gebruik van onze wettelijke preferentie. Het kan niet de bedoeling zijn dat een debiteur wel aflost op schulden bij derden en niet op onze vordering.

16. Heronderzoek aflossingscapaciteit

Bij de invoering van de bevoegdheid tot terugvordering is de verplichting vervallen om periodiek te onderzoeken of een debiteur misschien een hoger bedrag per maand kon aflossen. Destijds hebben wij er voor gekozen geen heronderzoeken naar de aflossingscapaciteit in te stellen: zolang een debiteur zijn of haar betalingsverplichting nakomt, is er geen reden om de incasso te wijzigen. Als een debiteur niet betaalt en niet reageert op brieven, kan dit leiden tot beslag op het inkomen.

beleidsregel terugvordering – 3/4 –

Een onderzoek naar de aflossingscapaciteit kan twee gevolgen hebben, namelijk verhoging of verlaging van de aflossingsverplichting. Het is zeer de vraag of het periodiek nagaan van de aflossingscapaciteit per saldo wel leidt tot hogere ontvangsten. Aannemelijk is dat dergelijke onderzoeken bij de burger tot onbegrip leiden als die de betalingsverplichting goed nakomt. Op grond hiervan zien wij af van het periodiek instellen van onderzoeken naar de aflossingscapaciteit.

17. Verrekening versus lening kredietbank

Toekenning van bijzondere bijstand voor de aflossing van een lening van een kredietbank leidt tot opschorting van de verrekening voor eigen vorderingen aan leenbijstand. Als een derde beslag legt, vervalt deze opschorting en verrekenen we alsnog de maandelijkse ruimte en het jaarlijkse vakantiegeld.

18. Rente

Om praktische redenen zien wij af van de mogelijkheid die de Algemene wet bestuursrecht biedt om rente in rekening te brengen.

19. Kosten

Om praktische redenen zien wij af van de mogelijkheid die de Algemene wet bestuursrecht biedt om bij het verzenden van een aanmaning kosten in rekening te brengen.

20 Loonheffing

In meerdere wetten en regelingen op het gebied van de sociale zekerheid is vastgelegd dat gemeenten vorderingen aan ten onrechte ontvangen gelden voor levensonderhoud mogen verhogen met de loon-heffing die aan de Belastingdienst is afgedragen. Wij maken van deze bevoegdheid gebruik.

Volgens de Centrale Raad van Beroep is het niet toegestaan loonheffing in rekening te brengen als het ontstaan van de vordering belanghebbende niet te verwijten valt of de belanghebbende de netto bijstand niet in hetzelfde dienstjaar kon terugbetalen. Voorbeelden: nabetaling voorliggende voorziening, erfenis.

21. Andere beleidsterreinen

De beleidsregels gelden ook voor terugvordering op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Wet Kinderopvang.

2. BELEIDSREGEL VERHAAL

1. Uitgangspunten

  • 1.

    Wij maken gebruik van de bevoegdheid tot verhaal van gelden bestemd voor levensonderhoud op wettelijk onderhoudsplichtigen in de gevallen waarin wetten en regelingen voorzien, behalve als de cliënt een jong-meerderjarige is;

  • 2.

    Bij dringende redenen zien wij af van verhaal;

  • 3.

    De cliënt is verantwoordelijk voor de incasso van alimentatie, dit door inschakeling van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) of een deurwaarder.

2. Jong-meerderjarigen

In principe zijn ouders onderhoudsplichtig totdat het kind de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt. De praktijk heeft uitgewezen dat het wenselijk noch zinvol is ouders aan te spreken op hun onderhoudsplicht ten opzichte van hun zelfstandig wonende kinderen. In dergelijke gevallen overheerst bij de ouders de emotie en leiden onderzoeken tot grote spanningen tussen de ouders en de kinderen. Bovendien bleken de inkomsten uit verhaal gering te zijn.

3. Dringende redenen

Omdat er sprake is van een bevoegdheid tot verhaal, gaan wij na of er dringende redenen zijn om tijdelijk of definitief af te zien van verhaal. De jurisprudentie is hierbij richtinggevend. Als de cliënt in een opvanghuis verblijft (bijv. De Lage Flancken), zien wij zonder verder onderzoek tijdelijk af van verhaal van bijstand. Dan starten wij een onderzoek zodra de cliënt binnen onze gemeente zelfstandig gaat wonen. Als er nog voor het zelfstandig gaan wonen alimentatie is toegewezen, is het mogelijk namens de cliënt over te gaan tot incasso als blijkt dat de onderhoudsplichtige zijn verplichtingen niet nakomt.

4. Overname incasso

De hoofdregel is dat de cliënt zelf verantwoordelijk is voor de incasso van alimentatie. De cliënt kan hiervoor een deurwaarder of het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) inschakelen.

Wij wijken van de hoofdregel af als voorzienbaar is dat wij op eenvoudige wijze tot incasso kunnen komen door beslag te leggen op het inkomen van de onderhoudsplichtige.

Wij houden op twee manieren rekening met alimentatie:

  • ·

    Als de cliënt de alimentatie daadwerkelijk ontvangt, korten wij die op de norm;

  • ·

    Als de cliënt de alimentatie niet ontvangt, ontstaat een vordering op de cliënt ter hoogte van de maandelijkse alimentatie. De cliënt lost deze vordering af zodra die over de alimentatie beschikt.

5. Drempelbedrag

Om praktische redenen zien wij af van verhaal van bijstand als bij aanvang van de verhaalsprocedure duidelijk is dat de bijdrage lager is dan € 50,00 per maand of € 600,00 op jaarbasis.

6. Ingangsdatum onderhoudsbijdrage

Een onderhoudsbijdrage gaat in op de dag na de dag van verzending van de brief over het onderzoek naar de onderhoudsplicht. Vanaf die dag kan de onderhoudsplichtige gelden reserveren voor het geval we een bijdrage opleggen.

De onderhoudsbijdrage vervalt op het moment dat de onderhoudsplichtige alimentatie verschuldigd is.

Als is besloten aan te sluiten op het later gewezen alimentatievonnis, nemen wij het alimentatiebedrag over vanaf de dag na de verzending van de brief over het onderzoek naar de onderhoudsplicht.

7. Ambtshalve onderhoudsbijdrage

We stellen de bijdrage ambtshalve vast als de onderhoudsplichtige geen bewijsstukken verstrekt van de inkomsten en uitgaven. De onderhoudsbijdrage is gelijk aan de verstrekte gelden voor levensonderhoud inclusief afgedragen loonheffing en premie Zorgverzekeringswet (werkgeversdeel).

8. Geen verhaal op onderhoudsplichtigen en het buitenland

Zolang verhaal een gemeentelijke bevoegdheid is, zien wij af van verhaal op onderhoudsplichtigen die in het buitenland wonen. Dan is incasso van onderhoudsbijdragen niet mogelijk of alleen tegen zeer hoge kosten.

9. Onderhoudsplicht versus WSNP

Verhaal is niet mogelijk tijdens de looptijd van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP).

10. heronderzoek draagkracht

We handhaven de frequentie van het instellen van heronderzoeken naar de draagkracht: één onderzoek naar de draagkracht per drie jaar. Afwijking is mogelijk op grond van bijzondere omstandigheden. Als de onderhoudsplichtige in een WSNP-traject zit, stellen wij een onderzoek in na afloop van de WSNP. Als het LBIO zorg draagt voor de incasso van alimentatie, zien wij af van het instellen van een onderzoek naar de draagkracht.

11. Verhaal in rechte

Incasso van een vordering aan onderhoudsbijdrage is pas mogelijk na bekrachtiging door de rechtbank. De onderhoudsplichtige kan binnen drie maanden in beroep bij het Gerechtshof. We starten de incasso zodra duidelijk is dat de onderhoudsplichtige niet in beroep is gegaan.

12. Geen verhaal in rechte

Om praktische redenen starten we geen verzoekschriftprocedure als de onderhoudsplichtige op het moment dat we hierover een besluit moeten nemen geen adres in Nederland heeft.

13. Ambtshalve definitief buiten invordering stellen

Voor alle verhaalsvorderingen geldt dat het ambtshalve definitief buiten invordering stellen mogelijk is als gedurende vijf jaar geen aflossingen zijn ontvangen en de kans op ontvangsten in de toekomst gering is.

BELEIDSREGEL BESTUURLIJKE BOETE

1. Waarschuwing

In de volgende gevallen is een waarschuwing van toepassing:

  • 1.

    Te laat inleveren van het maandelijkse inlichtingenformulier (ROF);

  • 2.

    Niet alle informatie verstrekken die nodig is om een aanvraag om bijstand voor levensonderhoud in behandeling te kunnen nemen (buitenbehandelingstelling);

  • 3.

    Onjuiste voorstelling van zaken geven om op die manier in aanmerking te komen voor bijstand voor levensonderhoud;

  • 4.

    Schending van de inlichtingenplicht die niet heeft geleid tot ten onrechte verstrekte bijstand, waarbij geen sprake is van een herhaalde overtreding binnen een periode van twee jaar.

2. Bestuurlijke boete

In de volgende gevallen is een bestuurlijke boete van toepassing:

  • 1.

    Binnen een periode van twee jaar twee keer het maandelijkse inlichtingenformulier (ROF) te laat inleveren;

  • 2.

    Binnen een periode van twee jaar twee keer een overtreding begaan in dezelfde categorie waarvoor de eerste keer een waarschuwing is gegeven;

  • 3.

    Schending van de inlichtingenplicht als gevolg waarvan ten onrechte bijstand is verstrekt;

  • 4.

    Herhaalde schending van de inlichtingenplicht in een periode van twee jaar, waarbij voor de eerste overtreding een waarschuwing is opgelegd.

3. Verrekening bestuurlijke boete bij recidive

De verrekening van de bestuurlijke boete bij recidive met een bijstandsuitkering is vastgelegd in de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive (raadsbesluit van 13 december 2012).