Museumbeleid Gemeente Terneuzen 2009 - 2012

Geldend van 18-12-2008 t/m heden

Intitulé

Museumbeleid Gemeente Terneuzen 2009 - 2012

Inleiding

Met het vaststellen van de Cultuurnota 2006 – 2009 op 23 februari 2006 heeft de raad het college de opdracht gegeven om in de voorliggende beleidsperiode nieuw museumbeleid te ontwikkelen (beleidsvoorstel 13 uit de cultuurnota). De gemeente Terneuzen telt in totaal negen musea die in soort, organisatievorm en grootte sterk van elkaar verschillen. Met een groot aantal van deze musea heeft de gemeente Terneuzen een subsidierelatie, met een aantal andere niet. Tot op heden beschikte de gemeente Terneuzen niet over een museumbeleid en waren de subsidiebijdragen van de musea gebaseerd op het beleid van de voormalige gemeenten Axel, Sas van Gent en Terneuzen.

Samen met de musea en de heemkundige verenigingen in de gemeente is (na de vaststelling van de ‘startnotitie museumbeleid gemeente Terneuzen’) in januari 2007 een start gemaakt met het formuleren van het museumbeleid. Ook gedurende het verdere proces van de totstandkoming van het beleid zijn deze instellingen betrokken. Dit regelmatige overleg alleen al heeft geleid tot zeer positieve reacties vanuit de musea. De musea blijken vaak, hoe verschillend ze ook zijn, soortgelijke problemen te hebben en soortgelijke kansen te zien. Ook de betrokkenheid van de gemeente bij het museaal beleid wordt door de instellingen gewaardeerd.

Ondanks het feit dat de gemeente Terneuzen de grootste gemeente van Zeeland is, met een schat aan cultureel erfgoed en interessante collecties, bleven de investeringen in de musea aanzienlijk achter op veel andere Zeeuwse gemeenten. Met de ontwikkeling van het nieuwe museumbeleid heeft de gemeente Terneuzen echter hoge ambities gesteld ten aanzien van de ontwikkeling van het museumbestel.

Uit de quickscan, uitgevoerd door de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) ter voorbereiding op het nieuwe museumbeleid, bleek dat een aantal musea te kampen heeft met ernstige klimatologische problemen, onvoldoende ruimte en een verouderde museuminrichting. Ook blijken veel musea behoefte te hebben aan kennisuitbreiding op het gebied van educatiemethoden, presentatietechnieken, veiligheid in musea etc. Tegelijkertijd worden de musea in de gemeente Terneuzen in veel gevallen met een minimum aan middelen, maar door zeer enthousiaste vrijwilligers in stand gehouden.

Bovengenoemde constateringen rechtvaardigen een meer eigentijds museumbeleid gericht op de brede kwaliteitsontwikkeling van de musea.

In de voorliggende nota museumbeleid wordt, na een korte inleiding op de verschillende musea en de beschrijving van de doelstellingen van het beleid, ingegaan op de uitwerking van een zestal speerpunten die centraal staan bij de invulling van het museumbeleid.

Deze speerpunten komen voort uit de in november 2007 door de raad vastgestelde ‘Kaderstelling museumbeleid gemeente Terneuzen’. Eén van de uitdagingen voor de komende jaren is, in lijn met het provinciale en landelijke beleid, te komen tot een kwaliteitsverbetering van het museumbestel door een beter collectiebeleid, professionalisering, profilering en positionering.

Een andere belangrijke uitdaging is te komen tot een eigentijdse en kwalitatief goede huisvesting van drie belangrijke musea in de gemeente Terneuzen: Streekmuseum Het Land van Axel, het Industrieel Museum Sas van Gent en Schoolmuseum Schooltijd in Terneuzen.

Hoofdstuk 1: achtergronden

De in mei 2007 opgeleverde quickscan museumbeleid van de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) geeft de stand van zaken van het Terneuzens museumbestel op het gebied van onder andere de collecties, het beheer en de promotieuitingen van de verschillende musea. Tevens is in deze quickscan nadrukkelijk gekeken naar de verschillende ontwikkelingsmogelijkheden van de musea en hoe deze zich verhouden tot omliggende gemeenten. De quickscan biedt daarmee belangrijke aandachtspunten voor de invulling van het museumbeleid.

Uit de quickscan museumbeleid blijkt dat de gemeente Terneuzen negen musea herbergt, waarvan zeven met een streekgebonden collectie. De musea ontvangen gezamenlijk jaarlijks 10.500 bezoekers (waarvan 1.400 scholieren) en beheren gemiddeld 2.000 voorwerpen per museum. Het gaat hierbij om de volgende musea:

  • 1.

    Streekmuseum Het Land van Axel: een historisch, gemeentelijk streekmuseum gevestigd te Axel.

  • 2.

    Het Industrieel Museum Sas van Gent: een gemeentelijke collectie over de (voormalige) industrie in de Terneuzense Kanaalzone gevestigd te Sas van Gent, beheerd door de Heemkundige Kring Sas van Gent.

  • 3.

    Museum Oud Westdorpe: een particuliere pararcheologische en historische collectie, hoofdzakelijk gebaseerd op de kern Westdorpe, beheerd door de Stichting Oud Westdorpe.

  • 4.

    Witte’s museum voor fotografie en radio: een uitgebreide particuliere collectie over de geschiedenis van de fotografie en radio gevestigd te Axel.

  • 5.

    Oorlogsmuseum Gdynia: een particuliere collectie over de tweede wereldoorlog gevestigd te Axel.

  • 6.

    Minox museum: een zeer complete particuliere collectie ‘Minox’ camera’s en toebehoren gevestigd te Zaamslag.

  • 7.

    Schelpenmuseum: uitgebreide particuliere zeebiologische verzameling en een omvangrijke collectie bodemvondsten van Zaamslag. Het museum is gevestigd te Zaamslag.

  • 8.

    Museum ’t Vlasschuurken:Een particulier museum over de geschiedenis van de vlasteelt gevestigd te Koewacht.

  • 9.

    Schoolmuseum ‘Schooltijd’: een uitgebreide collectie van Stichting Schoolmuseum ‘Schooltijd’ over de geschiedenis van het (basis)onderwijs. Het museum is gevestigd in Terneuzen.

De thema’s van de collecties van de Terneuzense musea zijn veelal regionaal historisch, archeologisch, geologisch en technisch van aard. Kunst en andere hedendaagse thema’s ontbreken geheel in de museumcollecties. Daarmee komt het aanbod aan musea voor een groot deel overeen met andere gemeenten in Zeeland.

Over het algemeen blijkt dat de musea in de gemeente Terneuzen beschikken over interessante en soms ook unieke collecties (zoals die van het Industrieel Museum Sas van Gent en het Minox museum). Tevens blijkt dat de betrokken vrijwilligers of beheerders zeer gemotiveerd zijn en inhoudelijk goed op de hoogte van het onderwerp van hun museum zijn.

De huisvesting van de meeste musea is echter problematisch en zorgelijk (te klein, of aan een ingrijpende opknapbeurt toe). Dit geldt sterk voor Streekmuseum Het Land van Axel, het Industrieel Museum Sas van Gent, Museum Schooltijd en Museum Oud Westdorpe.

Hoewel, binnen de vaak beperkte mogelijkheden die de musea hebben, zorgvuldig met de collecties wordt omgesprongen, is de deskundigheid (collectiebeheer en –behoud, museumeducatie, presentatie, etc.) voornamelijk in de praktijk opgebouwd. Alleen in Streekmuseum Het Land van Axel is die praktijkkennis verdiept door middel van cursussen. Het streekmuseum is dan ook het enige museum in de gemeente Terneuzen dat opgenomen is in het Nederlands Museumregister. Dit museum onderscheidt zich tevens door haar bestuursvorm. Het museum maakt namelijk als enige in bestuurlijke zin onderdeel uit van de gemeentelijke organisatie. De gemeente Terneuzen is daarmee direct verantwoordelijk voor het beheer van dit museum.

Daarnaast is de gemeente Terneuzen eigenaar van de collectie van het Industrieel Museum in Sas van Gent. De Heemkundige Kring sas van Gent beheert deze collectie.

De overige musea zijn hoofdzakelijk particulier van aard (zoals het Minox museum, Witte’s museum voor fotografie en radio, het Schelpenmuseum en museum ’t Vlasschuurken), andere musea zijn ondergebracht in een stichting (het Schoolmuseum, Oorlogsmuseum Gdynia en museum Oud Westdorpe).

Het Industrieel Museum Sas van Gent, Witte’s museum voor fotografie en radio, museum ’t Vlasschuurken, het Schoolmuseum en museum Oud Westdorpe hebben een subsidierelatie met de gemeente Terneuzen. Het Schelpenmuseum, Oorlogsmuseum Gdynia en het Minox museum hebben geen subsidierelatie met de gemeente Terneuzen. Streekmuseum Het Land van Axel is een gemeentelijke verantwoordelijkheid en is zodanig opgenomen in de gemeentebegroting.

Voor een uitgebreide beschrijving van de Terneuzense musea wordt verwezen naar de quickscan museumbeleid gemeente Terneuzen.

Hoofdstuk 2: doelstellingen en uitgangspunten

Zoals uit de quickscan museumbeleid is gebleken investeert de gemeente Terneuzen jaarlijks ongeveer € 45.000,00 in de musea. Een groot deel van dit budget komt ten goede van het gemeentelijk Streekmuseum Het Land van Axel. Als grootste gemeente van Zeeland zit de gemeente Terneuzen aan de onderkant van de financiële kaders voor museumbeleid in de provincie Zeeland.

Het is zeker lovenswaardig te noemen wat de vrijwilligers van de verschillende musea met minimale middelen hebben weten te bereiken. Erkenning en stimulans daarvan is essentieel voor een succesvol beleid. Daarnaast heeft de gemeente Terneuzen met de vaststelling van de Cultuurnota 2006 – 2009 en de Startnotitie museumbeleid gemeente Terneuzen de ambitie uitgesproken om op verschillende gebieden in het gemeentelijk museumbeleid kwaliteitsverbetering door te voeren. Deze kwaliteitsverbetering is alleen mogelijk als de gemeente Terneuzen in de musea investeert. Het financiële kader bepaalt daarbij uiteindelijk wat mogelijk is.

2.1 Doelstellingen museumbeleid

Met het museumbeleid van de gemeente Terneuzen worden de onderstaande doelstellingen nagestreefd.

  • 1.

    Te komen tot een integraal gemeentelijk beleid, met en voor de verschillende Terneuzense musea, van waaruit bestaande en nieuwe initiatieven afgewogen en ontwikkeld kunnen worden.

  • 2.

    Te komen tot de kwaliteitsontwikkeling van het Terneuzense museumbestel door de ontwikkeling van uitvoeringsplannen waarbij in de geldende beleidsperiode (2009 – 2012):

    • a.

      een structureel overleg tussen de musea wordt georganiseerd van waaruit, op basis van samenwerking, projecten worden gerealiseerd gericht op de kwaliteitsverbetering van de musea;

    • b.

      in samenwerking met de Terneuzense musea een museumconcept voor de gemeente Terneuzen wordt ontwikkeld met daarin nadrukkelijke aandacht voor de toekomstige (kwalitatieve) ontwikkeling van het museumbeleid;

    • c.

      een eigentijdse gezamenlijke promotie van de Terneuzense musea wordt opgezet;

    • d.

      eigentijdse oplossingen geboden worden voor de bestaande vraagstukken met betrekking tot de huisvesting van Streekmuseum Het Land van Axel, Het Industrieel Museum Sas van Gent en het Schoolmuseum.

2.2 Randvoorwaarden en uitgangspunten kwaliteitsontwikkeling

Stap-voor-stap

Uit de vele gesprekken met en de analyses van de verschillende musea blijkt dat de kwalitatieve ontwikkeling van het museale veld stap-voor-stap opgepakt zal moeten worden.

Een belangrijke bevinding uit de quickscan is namelijk dat de identiteit en de uitstraling van de musea nog sterk verbonden zijn aan de identiteit van de verschillende kernen: de musea hebben de identiteitswijziging naar een nieuwe gemeente Terneuzen nog niet ondergaan. Hoewel de geschiedenis en identiteit van de verschillende kernen zeker een plaats moet krijgen in het museumbeleid is deze constatering van groot belang voor de verdere formulering van het museumbeleid op het gebied van samenwerking. De musea moeten niet alleen aan elkaar wennen, maar tevens aan een nieuwe relatie met de gemeente Terneuzen. Een belangrijke voorwaarde voor succesvol museumbeleid is dan ook dat de samenwerking tussen de musea vooral door henzelf gedragen moet worden.

Het evenwicht tussen zelfstandigheid en gemeentelijke steun en samenwerking is tevens een delicate zaak. Gezien de sterke lokale verbondenheid en de daaraan verbonden tomeloze inzet van de vele vrijwilligers is het van groot belang het museumbeleid niet in te richten rondom centralisering van de musea, maar rondom erfgoed in de gehele gemeente. De benadering vanuit positionering, prioritering en profilering vanuit het provinciaal museumbeleid lijken daarbij heel bruikbaar en begrijpelijk als legitimering van het gemeentelijk beleid.

Beschikbare middelen, capaciteit en draagvlak

De daadwerkelijke kwaliteitsontwikkeling is tevens sterk afhankelijk van de beschikbare financiële middelen, de capaciteit van en het draagvlak onder de museumbeheerders. Alle musea worden beheerd door vrijwilligers en kennen daarmee beperkingen wat betreft capaciteit en kennis.

Tegelijkertijd dient in de kwaliteitsontwikkeling van de musea zoveel mogelijk uitgegaan te worden van de uitgangspunten van het provinciale museumbeleid. Vanwege deze beperkingen en uitgangspunten zullen de ambitieniveaus met betrekking tot de kwaliteitsontwikkeling per museum verschillen.

Niettemin zullen vooral met de musea waar aanzienlijk in wordt geïnvesteerd middels de nieuwe accommodaties prestatieafspraken gemaakt moeten worden ten aanzien van de kwaliteitsontwikkeling. Hierbij valt te denken aan concrete afspraken in het kader van de subsidiëring van een museum met betrekking tot openingstijden, wijze van promotie, de werving en opleiding van vrijwilligers, etc.

Thema’s: cultuur, techniek en historie centraal

Met de vaststelling van de ‘Kaderstelling museumbeleid gemeente Terneuzen’ is ten aanzien van de toekomstige positionering en profilering van het museumbestel, de uitwerking van het museumconcept en de uitwerking van het museumbeleid besloten om drie thema’s centraal te stellen: cultuur, historie en techniek. De cultuurgeschiedenis van de streek (zowel in de stad als op het platteland) en de geschiedenis van de nijverheid in de Scheldemonding en Kanaalzone zijn namelijk elementen die uitstekend naast elkaar kunnen bestaan in verschillende musea voor de hele regio. Daarnaast biedt deze indeling een goede basis om prioriteiten in het beleid te stellen.

Tenslotte dient het beleid niet gericht te zijn op nieuwe musea, maar veeleer op versterking van reeds aanwezige musea of, met het oog op profilering, op omvorming van enkele musea tot themamusea.

Hoofdstuk 3: Speerpunten van beleid

Op basis van de doelstellingen, randvoorwaarden en uitgangspunten is in overleg met de Terneuzense musea een zestal speerpunten voor het nieuwe museumbeleid door de raad vastgesteld. In hoofdstuk 4 worden deze speerpunten nader uitgewerkt.

Speerpunten Museumbeleid 2009 – 2012

Speerpunt 1:

Formulering van een oplossing en het onderzoeken van de haalbaarheid van deze oplossing voor de huisvestingproblematiek van Streekmuseum Het Land van Axel. Uitgangspunt hierbij is het kunnen behouden van de status van geregistreerd museum door het doorzetten van de benodigde kwaliteitsverbetering.

Speerpunt 2:

Besluitvorming ten aanzien van de mogelijke verplaatsing van het Industrieel Museum Sas van Gent en de stoomturbine van Heros naar het terrein van Cargill.

Speerpunt 3:

Formulering van een oplossing en het onderzoeken van de haalbaarheid van deze oplossing voor de huisvestingproblematiek van het Schoolmuseum.

Speerpunt 4:

Stimuleren van een gestructureerd overleg tussen de Terneuzense musea voor het initiëren van gezamenlijke projecten op het gebied van kwaliteitsverbetering, educatie, promotie en de uitwerking van het museumconcept van de gemeente Terneuzen.

Speerpunt 5:

Stimulering van musea tot deelname aan cursussen en bijeenkomsten op het gebied van educatie, veiligheid, collectiebeheer en kwaliteitsverbetering.

Speerpunt 6:

Ontwikkeling van een subsidieinstrumentarium dat gebruik maakt van prestatieafspraken ten aanzien van de kwalitatieve ontwikkeling van de musea. Tevens worden hierin de mogelijkheden van het invoeren van kleine (structurele) subsidies en projectsubsidies onderzocht.

Hoofdstuk 4: uitwerking speerpunten

4.1 Speerpunt 1, 2 en 3: haalbaarheidsonderzoeken museumlocaties

Bij de vaststelling van de ‘Kaderstelling museumbeleid gemeente Terneuzen’ in november 2007 heeft de raad opdracht gegeven onderzoek te doen naar de oplossing van de huisvestingproblematieken van 3 musea: het gemeentelijk Streekmuseum het Land van Axel, het Industrieel Museum Sas van Gent en het Schoolmuseum Schooltijd uit Terneuzen. Hiervoor zijn 3 haalbaarheidsonderzoeken opgeleverd.

Het Land van Axel en het Schoolmuseum hebben te kampen met ernstige problemen op het gebied van de klimatologische omstandigheden waardoor delen van de collectie bedreigd worden. Bij alle 3 de musea is er tevens sprake van een te krappe huisvesting. Daarnaast passen bovenstaande musea perfect binnen de uitgangspunten van het Terneuzens museumconcept en de (te realiseren) gezamenlijke promotie van de musea: cultuur (Schoolmuseum), historie (Het Land van Axel) en techniek (Industrieel Museum). Met deze thematisering wordt aangesloten bij het uitgangspunt van het provinciaal museumbeleid waarin een duidelijke positionering van de musea ten opzichte van andere regio’s/ gemeenten nagestreefd wordt. Vooral de planvorming rondom het Industrieel Museum Sas van Gent vindt op provinciaal vlak (het is het enige industrieel museum in Zeeland) veel aansluiting.

De potentie van deze musea rechtvaardigen zodoende een hoger ambitieniveau ten opzichte van de andere musea en rechtvaardigen tevens de investeringen in nieuwe huisvesting.

Daar staat tegenover dat met deze musea meer nadrukkelijke prestatieafspraken gemaakt zullen worden ten aanzien de kwaliteitsontwikkeling.

Overigens kampen meerdere musea met huisvestingsproblemen. Ook in museum Oud Westdorpe is de huisvesting een probleem. Het SCEZ heeft voorgesteld om vervangende huisvesting in het dorp zelf te vinden en daarbij (met het oog op draagvlak in de eigen kern) de verantwoordelijkheid bij de lokale bevolking te leggen. Ook heeft het museum onlangs, met inbreng van gemeentelijke middelen, een verbouwing ondergaan om de grootste gebreken in de huisvesting tijdelijk op te lossen.

Pas nadat een oplossing is gerealiseerd ten aanzien van de huisvestingproblematiek van het Industrieel Museum, Het Land van Axel en het Schoolmuseum zullen echter (waar mogelijk en zinvol) oplossingen gezocht worden voor de huisvestingproblematiek van andere musea.

Voor de complete uiteenzetting van de uitkomsten van de haalbaarheidsonderzoeken naar nieuwe huisvesting voor Het Land van Axel, Schooltijd en het Industrieel Museum wordt verwezen naar de onderzoeken zelf. In onderstaande subparagrafen zullen de belangrijkste bevindingen en conclusies en aanbevelingen van deze onderzoeken besproken worden.

4.1.1 Huisvesting Streekmuseum Het Land van Axel

Ter voorbereiding op de uitwerking van speerpunt 1 is een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd naar de realisatie van nieuwe huisvesting voor Streekmuseum Het Land van Axel. Uitgangspunt hierbij is het kunnen behouden van de status van geregistreerd museum door het doorzetten van de benodigde kwaliteitsverbetering.

Gelet op de groei die het museum reeds heeft doorgemaakt, de capaciteit van het vrijwilligersbestand en het feit dat het museum reeds geregistreerd is ligt de ambitie ten aanzien van de kwaliteitsontwikkeling van het streekmuseum hoger dan bij de andere musea in de gemeente Terneuzen. Zodoende wordt voorgesteld te komen tot de realisatie van een eigentijds ‘Streekhistorisch museum midden Zeeuwsch-Vlaanderen’ (werknaam) dat zich presenteert als historisch streekmuseum van de gemeente Terneuzen. Het museum is daarmee het representatieve centrum op het terrein van landschaps- en bewoningsgeschiedenis in Zeeuwsch-Vlaanderen en de gemeente Terneuzen in het bijzonder. Bij de opstelling van het plan van eisen en de ruimtelijke verkenning is met dit ambitieniveau rekening gehouden.

Voor de realisatie van het Streekhistorisch museum wordt een investering voorzien van € 6.200.000,00. Hierbij is uitgegaan van realisatie van het museum op de locatie ‘pand Antheunis’ aan de Markt 2 te Axel. Ten aanzien van de financiering kunnen verschillende inkomsten gegenereerd worden uit (bijvoorbeeld) de verkoop van de huidige locatie aan de Noordstraat en fondsenwerving.

Geconcludeerd mag worden dat, indien de gemeente Terneuzen bereid is deze investering te doen, voldaan kan worden aan het oplossen van de huisvestingproblematiek en daarmee tevens voorziet in een gepaste en realistische kwaliteitsontwikkeling van het museum. Ook levert de realisatie van een eigentijds streekhistorisch museum een belangrijke bijdrage aan de toeristische aantrekkingskracht van de gemeente Terneuzen en heeft ze een belangrijke taakstelling richting andere doelgroepen zoals scholen (educatieprogramma’s), oudheidkundige verenigingen en archieven (naslag, vergaderingen, lezingen), overige musea (verwijsfunctie en samenwerking) en de gemeentelijke organisatie.

Hoewel er weinig tot geen beperkingen zijn ten aanzien van de realisatie van het museum dient terdege rekening gehouden te worden met de verdere uitbreiding en ontwikkeling van het vrijwilligersbestand. De kwalitatieve en inhoudelijke ontwikkeling van het museum tot een streekhistorisch museum van niveau valt of staat namelijk met dit vrijwilligersbestand. Geadviseerd wordt hier nader onderzoek naar te doen en de afspraken ten aanzien van de ontwikkeling en uitbreiding van het vrijwilligersbestand vast te leggen. Ook zijn in het betreffende haalbaarheidsonderzoek enkele risico’s vermeld. Daarnaast is het aanbevelenswaardig een (collectie)beleidsplan te realiseren waarin aandacht is voor de wijze waarop het voorgestane groeiscenario op het gebied van de kwaliteitsontwikkeling van het museum gerealiseerd kan worden. Belangrijk hierin zijn onder de meer de benodigdheden om te komen tot een representatieve collectie voor midden Zeeuwsch-Vlaanderen en een collectie gericht op het heden, professionele promotie- en presentatiemiddelen en de ontwikkeling van cultuureducatieve activiteiten.

4.1.2 Huisvesting Industrieel Museum Sas van Gent

Speerpunt 2 betreft het onderzoek naar de oplossing van de huisvestingproblematiek voor het Industrieel Museum Sas van Gent in combinatie met de verplaatsing van de stoomgedreven generator die ten tijde van het onderzoek op het fabrieksterrein van HEROS is gevestigd. Het onderzoek behandelt de mogelijke verhuizing van dit museum en de generator naar het terrein van de voormalige suikerloodsen van Cargill. Voor de mogelijke aankoop van deze locatie is een separaat onderzoek opgeleverd.

De Werkgroep Industrieel Museum Sas van Gent, verantwoordelijk voor de uitvoering van het onderzoek, concludeert dat de verplaatsing van het Industrieel Museum en de stoomgedreven generator naar de oude suikerloodsen op het terrein van Cargill zeker haalbaar geacht mag worden. Hierbij is een gefaseerde realisatie en een realistisch museumconcept wel van belang. In eerste instantie wordt uitgegaan van de verplaatsing van het bestaande museum en de generator naar de nieuwe huisvesting bij Cargill. Hoewel hier tevens enkele kostenposten voor de inrichting zijn voorzien, zal de locatie nadrukkelijk verder ingericht moeten worden door middel van de samenwerking met het bedrijfsleven, onderwijs en collega-instellingen. De taak om op deze wijze te komen tot een volwaardig museum ligt bij de op te richten stichting Industrieel Museum Sas van Gent.

Ondanks de gefaseerde realisatie heeft het museum de potentie om geleidelijk aan een grotere ambitie en een breder concept na te streven. De thematiek van het museum sluit namelijk goed aan bij het bedrijfsleven in de kanaalzone, onderwijsinstellingen zoals het ROC en is daarnaast het enige industrieel museum in de provincie Zeeland. Daarmee zouden er voldoende kansen aanwezig moeten zijn op aanvullende financiering en de mogelijkheid om het museum in de toekomst verder te voorzien van nieuwe functies en ambities. Ook de samenwerking met het MIAT museum in Gent behoren tot de mogelijkheden.

Een breed draagvlak onder de aanwezige bedrijven draagt tevens bij aan de continuïteit van het museum en biedt meer mogelijkheden om te komen tot de kwaliteitsontwikkeling van het museum, zoals voorgesteld in voorliggend museumbeleid.

De totale investering ten aanzien van de verplaatsing van het Industrieel Museum en de stoomgedreven generator bedraagt (verspreid over 3 jaar) € 582.000,00. Dit is exclusief de verwervingskosten van de locatie (deze zijn weergegeven in het haalbaarheidsonderzoek voor de verwerving van het terrein van de voormalige suikerloodsen van Cargill). Dit bedrag moet gezien worden als een basisinvestering die noodzakelijk is om in de komende jaren, met de hulp van het bedrijfsleven te komen tot een volwaardig Industrieel Museum.

Hoewel de realisatie van het museum haalbaar geacht mag worden dient met een aantal zaken in de uitwerking rekening gehouden te worden. Het daadwerkelijke welslagen van het museum zal hier sterk vanaf hangen. Hierbij moet gedacht worden aan een gerichte werving van de collectie en de vergaring van aanvullende financiële middelen.

Een van de belangrijkste conclusies is dat tevens gekomen zal moeten worden tot een daadkrachtige, zelfstandige organisatie met voldoende kennis en continuïteit. Gelet op het feit dat het museum (vooralsnog) als vrijwilligersorganisatie zal functioneren is een goede inrichting van deze organisatie van wezenlijk belang bij het aantrekken van sponsoren, het verzamelen van de collectie en de exploitatie van het museum. Ook de gemeentelijke organisatie zal hier (gelet op de zwaarte van de werkzaamheden en de verantwoordelijkheden) een belangrijke rol in moeten spelen.

4.1.3 Huisvesting Schoolmuseum

Het Schoolmuseum in Terneuzen is op het moment van schrijven gehuisvest in een te krappe en klimatologisch gezien onverantwoorde locatie in de oude binnenstad van Terneuzen. Op basis van een inventarisatie van de beschikbare gemeentelijke panden is opdracht gegeven het rijksmonument Nieuwstraat 2 - 4 nader te onderzoeken als mogelijke nieuwe locatie voor het Schoolmuseum.

Samenvattend kan geconcludeerd worden dat het pand Nieuwstraat 2 – 4 ruim voldoende mogelijkheden biedt om het Schoolmuseum te huisvesten en zodoende voor de bestaande huisvestingsproblematiek een passende oplossing kan bieden. Daarnaast sluit de thematiek van het Schoolmuseum ook conceptueel goed aan bij de eigenheid van het pand als bijzonder rijksmonument en kan het pand met deze invulling zijn eigenheid ook behouden.

Niettemin zullen er enkele vrijstellingsprocedures gelopen moeten worden om de daadwerkelijke realisatie mogelijk te maken. Ook dient ten aanzien van de aanpassingen van het pand rekening gehouden te worden met de adviezen van de rijkscommissie.

Indien de gemeente Terneuzen overgaat tot verhuizing van het museum naar de locatie Nieuwstraat zullen er met het museum nadere afspraken gemaakt moeten worden om de vanuit het museumbeleid voorgestane kwaliteitsontwikkeling daadwerkelijk mogelijk te maken. Dit is vooral van belang aangezien het museum op de locatie Nieuwstraat te maken krijgt met nieuwe doelgroepen waarop het concept van het museum zich zal moeten aanpassen. Het ambitieniveau van deze kwaliteitsontwikkeling hangt echter nauw samen met de beperkte capaciteit van het vrijwilligersbestand. Daarom dient dit ambitieniveau stap-voor-stap en realistisch ingestoken te worden en dient er tevens ingezet te worden op de verdere ontwikkeling en uitbreiding van het vrijwilligersbestand. Samengevat zal de kwaliteitsontwikkeling van het Schoolmuseum zich in de komende jaren vooral moeten richten op:

  • ·

    de verbetering van de bewaaromstandigheden door middel van een betere huisvesting;

  • ·

    modernisering van de presentatiemethoden en inrichting van het museum;

  • ·

    aanpassing van de collectiepresentatie op nieuwe doelgroepen;

  • ·

    verbetering van de promotie en PR van het museum;

  • ·

    uitbreiding en opleiding van het vrijwilligersbestand;

  • ·

    een betere zichtbaarheid van het museum in de omgeving.

Voor de verhuizing van het Schoolmuseum en enkele basisaanpassingen aan het pand Nieuwstraat 2 - 4 voor huisvesting van meerdere culturele functies wordt een investering voorzien van € 318.000,00. Dit bedrag is gebaseerd op eerste verkennende kostenramingen en kunnen zodoende bij de uitwerking van de plannen nog wijzigen.

4.2 Speerpunt 4: overleg Terneuzense musea

Speerpunt 4:

Stimuleren van een gestructureerd overleg tussen de Terneuzense musea voor het initiëren van gezamenlijke projecten op het gebied van kwaliteitsverbetering, educatie, promotie en de uitwerking van het museumconcept van de gemeente Terneuzen.

Eerder werd geconstateerd dat de samenwerking en kennisuitwisseling tussen de Terneuzense musea zich nog in een pril stadium bevindt. Ook de relatie met de gemeente Terneuzen is voor veel musea nieuw. Mede daarom zal de uitvoering van het nieuwe museumbeleid stap-voor-stap uitgevoerd moeten worden. Het organiseren van een structureel overleg tussen de gemeente en de verschillende musea (zoals reeds in de voorbereiding naar het nieuwe museumbeleid gehanteerd wordt) blijkt hierbij een succesvol hulpmiddel.

Vanzelfsprekend kunnen bij dit overleg en deze samenwerking andersoortige instellingen (zoals archieven) of musea uit andere gemeenten betrokken worden. Gelet op het prille stadium waarin het overleg zich bevindt wordt hier echter vooralsnog geen prioriteit aan gegeven.

4.2.1 Doel overleg Terneuzense musea

Gedurende de ontwikkeling van het museumbeleid zijn verschillende bijeenkomsten met de betrokken musea georganiseerd. De musea hebben deze bijeenkomsten als zeer nuttig ervaren en hebben aangegeven deze bijeenkomsten ook bij de verdere uitwerking van het beleid te willen voortzetten.

Naast het feit dat veel musea elkaar nog niet goed kennen en alleen al de kennismaking en informatie-uitwisseling zeer nuttig blijkt, hebben de musea ook veel gezamenlijke doelen en problemen die door middel van samenwerking bereikt en opgelost zouden kunnen worden. Het betreft hier bijvoorbeeld zaken op het gebied van de ontwikkeling van eigentijdse promotie-uitingen, het realiseren van goede bewaaromstandigheden of de ontwikkeling van educatieve activiteiten. Zodoende kan een gestructureerd gezamenlijk overleg, van waaruit concrete activiteiten ontwikkeld worden, bijdragen aan de kwaliteitsontwikkeling van de Terneuzense musea.

Er wordt voorgesteld vanaf 2009 een gestructureerd overleg in te stellen tussen de Terneuzense musea. Het doel van het overleg Terneuzense musea is drieledig.Kennismaking en informatie-uitwisseling tussen de verschillende Terneuzense musea.Het stimuleren van samenwerking tussen de Terneuzense musea onderling en met andere instellingen (bijvoorbeeld heemkundige verenigingen en archieven).Bijdragen aan de kwaliteitsverbetering van de Terneuzense musea door de ontwikkeling van concrete gezamenlijke projecten en activiteiten op het gebied van (bijvoorbeeld) promotie, educatie en de uitwerking van het Terneuzens museumconcept.

4.2.2 Uit te voeren activiteiten

Voor de periode 2009 – 2012 wordt voorgesteld vanuit het overleg Terneuzense musea in ieder geval invulling te geven aan onderstaande activiteiten.

  • 1.

    Het realiseren van een eigentijdse gezamenlijke promotie van de verschillende Terneuzense musea. Hierbij kan gedacht aan de ontwikkeling van een gezamenlijke folder en/ of website, het aanbrengen van een uniform beeldmerk bij de entrees van de musea (zodat deze beter herkenbaar worden) of de ontwikkeling van gezamenlijke advertenties. Een ander zal in overleg met de musea nader uitgewerkt moeten worden.

  • 2.

    De ontwikkeling van een museumconcept voor de gemeente Terneuzen inclusief uitvoeringsplanning. In dit museumconcept, alsook in de gezamenlijke promotie van de Terneuzense musea, staan de drie thema’s cultuur, historie en techniek centraal.

Om de samenwerking tussen de Terneuzense musea te stimuleren en bij te dragen aan de kwaliteitsontwikkeling van de musea wordt voorgesteld een jaarlijks budget van € 10.000,00 beschikbaar te stellen voor gezamenlijke initiatieven van de musea.

De activiteiten waarvoor een bijdrage van de gemeente Terneuzen gewenst is worden voorbereid in het overleg Terneuzense musea en voorzien van een inhoudsbeschrijving, planning, begroting en taakverdeling ter besluitvorming voorgelegd aan het college.

Hierbij worden de volgende criteria gehanteerd:

  • ·

    de initiatieven dienen bij te dragen aan de kwaliteitsontwikkeling van de Terneuzense musea;

  • ·

    de initiatieven dienen ondersteund te worden door alle in het overleg deelnemende musea;

  • ·

    minimaal 5 of de helft van de aan het overleg deelnemende musea dienen deel te nemen in het initiatief.

4.2.3 Organisatie

Het overleg Terneuzense musea wordt voorgezeten door de gemeente Terneuzen. De vergaderfrequentie wordt door het overleg zelf bepaald. Er wordt echter gerekend op een minimale frequentie van 3 bijeenkomsten per jaar.

Naast de reguliere vergaderingen wordt 1 maal per jaar een vergadering georganiseerd met alle vrijwilligers van de musea uit de gemeente Terneuzen. Hierin wordt de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering van het museumbeleid meegedeeld en wordt zodoende de betrokkenheid van de vrijwilligers bij het nieuwe museumbeleid nagestreefd.

4.3 Speerpunt 5: stimulering deelname cursussen en trainingen

Speerpunt 5: 

Stimulering van musea tot deelname aan cursussen en bijeenkomsten op het gebied van educatie, veiligheid, collectiebeheer en kwaliteitsverbetering.

Naast de projecten die uit het overleg Terneuzense musea voortkomen kan de kwaliteitsontwikkeling van de musea gestimuleerd worden door het opleiden van de vrijwilligers op het gebied van promotie, educatie, collectiebeheer etc. Dit kan door middel van het aanbieden van trainingen en cursussen aan de verschillende musea. Hierbij wordt nadrukkelijk de samenwerking met de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland gezocht.

4.3.1Bestaand aanbod

Een van de taken van Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland is het museumconsulentschap. Dit museumconsulentschap is onder meer bedoeld voor de deskundigheidsbevordering van de Zeeuwse musea. Zo worden op dit moment Zeeuws-breed trainingen uitgezet op het gebied van cultuureducatie middels het REP (Regionaal Erfgoed Platform). Vanuit dit platform wordt ingezet op de ontwikkeling van goed cultuureducatief aanbod door de musea. Ook een aantal Terneuzense musea neemt hier actief aan deel.

Hoewel een en ander nog in ontwikkeling is wordt op het gebied van cultuureducatie dus al een trainingsaanbod gerealiseerd. Daarnaast is de ontwikkeling van een goed cultuureducatie aanbod een omvangrijke en organisatorisch ingewikkelde zaak. Deelname aan het REP initiatief wordt vanuit het nieuwe museumbeleid zeker aangejaagd, maar met het oog op de stap-voor-stap aanpak van de kwaliteitsverbetering wordt voorgesteld aan de ontwikkeling van een cultuureducatief aanbod door de musea vooralsnog geen prioriteit te verlenen. Overigens betekent dit niet dat er geen aanbod is. Veel musea ontvangen reeds klassen uit het basis en voortgezet onderwijs en doen presentaties op scholen. Tevens zullen bij de musea waar prestatiesubsidies van toepassing zijn (zie paragraaf 4.6.2) wel afspraken gemaakt worden over de ontwikkeling van cultuureducatief aanbod.

Ten slotte dient opgemerkt te worden dat er momenteel vanuit het project ‘Erfgoed Inzichtelijk’ veel cursussen georganiseerd worden op het gebied van collectiebeheer en –registratie. Ook op het gebied van veiligheid zijn veel musea en archieven het afgelopen jaar in vier workshops getraind in het kader van de ‘Netwerkaanpak Veiligheidszorg’.

4.3.2 Cursusaanbod SCEZ

Hoewel het SCEZ reeds op een aantal gebieden in cursus- en trainingsaanbod voorziet, zijn er nog veel andere gebieden waarop de Terneuzense musea zich kwalitatief kunnen ontwikkelen. Het scholingsaanbod van SCEZ is hiervoor uitermate geschikt en richt zich op deskundigheid in collectietaken, publiekstaken en bedrijfsvoering. Hierbij kan gedacht worden aan cursussen op het gebied van beheer en behoud, het schrijven van een collectieplan en museumbeleidplan, rondleiden, klantvriendelijkheid, museumwinkels en fondsenwerving.

In Zeeland worden vooral in-company trainingen en workshops aangeboden. Deze kunnen ‘op maat’ geleverd worden voor meerdere musea.

De trainingen combineren theorie en praktijk. De theorie is namelijk vaak een ideaalsituatie. Deze dient vertaald te worden naar de praktijk en mogelijkheden van de musea. Ook is het mogelijk een basistraining te combineren met een bepaald thema (bijvoorbeeld veiligheid).

4.3.3 Opzet cursussen en trainingen Terneuzense musea

Voorgesteld wordt het cursus- en trainingsprogramma van de Terneuzense musea te splitsen in trainingen en cursussen voor musea waarvoor de gemeente Terneuzen nieuwe huisvesting realiseert en de overige, (vaak particuliere) musea. De musea waarvoor nieuwe huisvesting wordt gerealiseerd en/ of waarvoor een prestatiesubsidie wordt toegekend kennen namelijk een groter ambitieniveau ten aanzien van de kwaliteitsontwikkeling en dienen ook op specifieke onderwerpen nadere training te krijgen. Over de trainingen en cursussen die door deze musea gevolgd moeten worden, worden bij de uitwerking van de prestatiesubsidies nadere afspraken gemaakt. Het spreekt voor zich dat deze cursussen en trainingen voort moeten komen uit de in de haalbaarheidsonderzoeken geformuleerde aanbevelingen voor kwaliteitsontwikkeling.

Het trainingsaanbod voor de overige musea wordt jaarlijks geselecteerd vanuit het overleg Terneuzense musea. Hierbij wordt uitgegaan van gezamenlijke deelname van de musea, echter op vrijwillige basis. Het maximum aantal deelnemers is afhankelijk van de aard van de training en het aantal deelnemende musea.

Gelet op de voorgestelde stap-voor-stap ontwikkeling van de musea en de overige projecten die vanuit het overleg Terneuzense musea gerealiseerd moeten worden wordt voorgesteld jaarlijks minimaal één gezamenlijke in-company training voor deze musea aan te bieden. Indien er voldoende plaats beschikbaar is kunnen ook de musea waarvoor nieuwe locaties worden toegewezen deelnemen aan de training. De keuze en opzet voor de jaarlijkse training wordt ter besluitvorming voorgelegd aan het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen.

Voorgesteld wordt in de eerste jaren vooral gebruik te maken van de basiscursussen aangezien deze vaak een breed spectrum aan onderwerpen bevatten. Hierbij kan gedacht worden aan zaken als het inrichten van vitrines, de wijze van verlichting, tekst schrijven etc.

Op basis van bovengenoemde uitgangspunten bedragen de jaarlijkse kosten voor het realiseren van de in-company trainingen voor het overleg Terneuzense musea € 5.000,00.

De kosten van de cursussen van musea met een prestatiesubsidie worden bij de uitwerking van de prestatieafspraken voor deze musea nader uitgewerkt.

4.4 Speerpunt 6: subsidiebeleid

Speerpunt 6:

Ontwikkeling van een subsidieinstrumentarium dat gebruik maakt van prestatieafspraken ten aanzien van de kwalitatieve ontwikkeling van de musea. Tevens worden hierin de mogelijkheden van het invoeren van kleine (structurele) subsidies en projectsubsidies

Op alle onderstaande subsidieposten voor musea is de actuele subsidieverordening van de gemeente Terneuzen van toepassing. Bij de ontwikkeling van het subsidiebeleid voor de musea is nadrukkelijk rekening gehouden met de aanbevelingen uit de quickscan museumbeleid en de ervaringen die tijdens de ontwikkeling van het museumbeleid zijn opgedaan. Om de specifieke subsidiebehoeften van de musea te achterhalen zijn de musea gevraagd een subsidieaanvraag in te dienen. Op het Schelpenmuseum na hebben alle musea een subsidieaanvraag ingediend. Het Schelpenmuseum heeft aangegeven geen subsidierelatie met de gemeente Terneuzen aan te willen gaan. Voor de musea waarvoor nieuwe huisvesting wordt gezocht, wordt de hoogte van de subsidie pas bepaald bij nadere uitwerking van de prestatieafspraken.

4.5 Incidentele subsidies

Gedurende de afgelopen jaren hebben zich enkele incidenten bij musea voorgedaan waarbij de staat van de collectie of zelfs het voorbestaan van het museum bedreigd wordt.

Dit soort problemen zijn vaak van bouwkundige aard (bijvoorbeeld ernstige lekkages of veiligheidsproblemen), maar zijn niet van die omvang dat er aanzienlijke investeringen in panden of verhuizingen gedaan moeten worden. Niettemin gaat het hier vaak om bedragen die niet (alleen) door de musea opgebracht kunnen worden. Met een incidentele subsidie kan de gemeente Terneuzen een bijdrage leveren aan het oplossen van dit soort problemen en de collecties beschermen. Er wordt dan ook voorgesteld een budget in te stellen voor incidentele subsidies.

Randvoorwaarden incidentele subsidies musea

Een incidentele subsidie kan aangevraagd worden ter bekostiging van voorvallen die het voortbestaan van het museum en/ of de staat van de collectie van het museum ernstig bedreigen. Een incidentele subsidie kan niet aangevraagd worden voor:

  • ·

    uitbreidingen van een museumgebouw of collectie;

  • ·

    de aanschaf van apparatuur of inventaris.

De bijdrage van de gemeente Terneuzen in het oplossen van het voorval waarvoor de subsidie bestemd is bedraagt maximaal 75% van de kosten met een maximum van € 5.000,00. Een museum kan verder maximaal één maal in de vier jaar een incidentele subsidie aanvragen. Het jaarlijks benodigde budget voor incidentele subsidies wordt voorzien op € 7.500,00.

4.6 Structurele subsidies

Momenteel heeft de gemeente Terneuzen een subsidierelatie met:

  • ·

    het Schoolmuseum in Terneuzen (jaarlijks € 3.270,00);

  • ·

    museum ’t Vlasschuurken (jaarlijks € 2.088,00);

  • ·

    museum Oud Westdorpe (jaarlijks € 420,00);

  • ·

    Witte’s museum voor fotografie en radio (jaarlijks € 1.588,00);

  • ·

    het Industrieel Museum (jaarlijks € 1.000,00).

Het gaat hier om zeer verschillende musea wat betreft organisatievorm (gemeentelijk, particulier en stichtingen), openingstijden, activiteiten en publieksbereik. Daarnaast verschillen de subsidiebedragen in enkele gevallen aanzienlijk van elkaar. Dit vanwege de verschillende vormen van subsidiebeleid die de voormalige gemeenten Sas van Gent, Axel en Terneuzen hanteerden. Daarnaast heeft de gemeente Terneuzen de verantwoordelijkheid over de exploitatie van het gemeentelijk streekmuseum Het Land van Axel. Hiervoor wordt jaarlijks een bedrag van ongeveer € 40.000,00 begroot.

De musea waar de gemeente Terneuzen momenteel geen subsidierelatie mee heeft zijn het Minox museum, oorlogsmuseum Gdynia en het Schelpenmuseum. Het betreft hier particuliere musea die, wat betreft huisvesting (in of grenzend aan de woonruimte) bezoekersaantallen en openingstijden (beperkt open of op afspraak) op elkaar lijken.

Op basis van de ingediende subsidieaanvragen en de doelstellingen van het nieuwe museumbeleid adviseren wij u de structurele subsidies voor musea in te delen zoals weergegeven in onderstaande subparagrafen.

4.6.1 Subsidie musea

Er wordt voorgesteld een subsidiebudget in te stellen voor de (hoofdzakelijk) kleinere en particuliere musea in de gemeente Terneuzen (het Oorlogsmuseum Gdynia, het Minox museum in Zaamslag, Museum Oud Westdorpe, Witte’s museum en museum ‘t Vlasschuurken). Vanwege de beperkte organisatiekracht, financiële en materiële mogelijkheden van deze musea kunnen aan deze musea slechts beperkte eisen worden gesteld wat betreft de kwalitatieve ontwikkeling vanuit het nieuwe museumbeleid. Niettemin dragen deze musea bij aan de plurifomiteit van het museumbestel en de toeristische aantrekkingskracht van de gemeente. Daarmee dienen deze musea gestimuleerd te worden om deel te nemen in het overleg Terneuzense musea, kunnen zij samenwerken op het gebied van bijvoorbeeld gezamenlijke promotie en draagt een verzelfstandigde organisatievorm bij aan de professionaliteit van het museum. De kwaliteits- ontwikkeling zal zeker bij deze musea stap-voor-stap opgepakt moeten worden en de subsidievoorwaarden voor deze musea zullen beperkt zijn. De subsidies kunnen zodoende gezien worden als een bijdrage in de exploitatie van het museum. Het doel van de subsidie is dan ook een bijdrage te leveren aan het voortbestaan van het museum.

Randvoorwaarden structurele subsidie musea

Een structurele subsidie voor een (particulier) museum bedraagt 50% van de totale exploitatiekosten van het museum met een maximum van € 5.000,00, afgerond op honderdtallen. Er wordt niet gesubsidieerd in de kosten van huisvesting (bijvoorbeeld onderhoud van gebouwen, afschrijvingen op panden en privé bezittingen), uitbreiding van of afschrijving op de collectie, apparatuur of inventaris.

De subsidie wordt toegekend onder de volgende voorwaarden:

  • ·

    het museum dient actief deel te nemen in het overleg Terneuzense musea;

  • ·

    het museum dient een permanente collectie te onderhouden en deze op gezette openingstijden tentoon te stellen aan een breed publiek in een daarvoor specifiek ingerichte permanente ruimte;

  • ·

    het museum dient een actieve en eigentijdse promotie te voeren.

Lidmaatschap van de Vereniging Zeeuwse Musea, deelname aan de provinciale collectie-registratie, educatieve activiteiten, een verzelfstandigde rechtsvorm en andere zaken die bijdragen aan de kwaliteitsontwikkeling van het museum zijn tevens belangrijke zaken in het museumbeleid, maar worden niet als voorwaarde beschouwd voor subsidie beschouwd.

Om de vier jaar worden subsidies op actualiteit geëvalueerd.

Aanvragen voor nieuwe musea worden aanvullend beoordeeld op de mate waarin zij aansluiten bij de thema’s van het museumconcept van de gemeente Terneuzen (historie, techniek en cultuur) en de onderscheidingskracht van het museum (zijn er reeds soortgelijke musea binnen de regio).

Op basis van de ingediende subsidieaanvragen en de daarin vermelde exploitatiekosten van de musea wordt voorgesteld voor de beleidsperiode 2009 – 2002 de volgende structurele subsidies voor de musea toe te kennen:

Subsidies musea

Museum ’t Vlasschuurken

€ 3.000,00

Witte’s museum

€ 2.600,00

Museum Oud Westdorpe

€ 1.500,00

Gdynia museum

€ 1.500,00

Minox museum

€ 1.000,00

TOTAAL

€ 9.600,00

4.6.2 Prestatiesubsidie musea

Voor de musea waar de gemeente Terneuzen in investeert middels de bijdragen in nieuwe huisvesting (Schoolmuseum, streekmuseum Het Land van Axel en het Industrieel Museum Sas van Gent) worden aparte subsidieafspraken gemaakt. Van deze musea mag gezien de investeringen en (toekomstige) grotere organisatiekracht meer verwacht worden op het gebied van de brede kwaliteitsontwikkeling. Zodoende zullen er met deze musea, in het kader van hun subsidiering, concrete prestatieafspraken worden gemaakt ten aanzien van de verschillende aspecten van kwaliteitsontwikkeling. Niettemin zal ook in deze musea een en ander stap-voor-stap uitgevoerd moeten worden.

Het doel van de prestatiesubsidie voor musea is een bijdrage te leveren aan het voortbestaan van het museum en de (geleidelijke) kwaliteitsontwikkeling van het museum.

Subsidievoorwaarden structurele prestatiesubsidie

De hoogte van de subsidie wordt bepaald aan de hand van de aard en omvang van de activiteiten van het museum, de bijbehorende begroting en de te maken prestatieafspraken. Het ambitieniveau ten aanzien van de kwaliteitsontwikkeling kan zodoende per museum verschillen. Aangezien de werkelijke exploitatiekosten, andere inkomstenbronnen en prestatieafspraken van de genoemde musea pas bij nadere uitwerking van de verhuizingplannen bepaald kunnen worden, worden de subsidiebedragen en de concrete voorwaarden ook pas dan vastgesteld. Tot die tijd wordt uitgegaan van de bestaande subsidiebedragen. Om de voorgestelde kwaliteitsontwikkeling van deze musea daadwerkelijk te kunnen doorvoeren dient echter rekening gehouden te worden met aanzienlijk hogere bedragen dan de bestaande subsidies.

Bij de musea die een prestatiesubsidie ontvangen wordt in ieder geval uitgegaan van de onderstaande subsidievoorwaarden:

  • ·

    het museum dient een verzelfstandigde rechtsvorm te voeren of dit binnen een jaar na subsidieverlening te doen;

  • ·

    het museum dient een permanente collectie te onderhouden en deze op gezette openingstijden tentoon te stellen aan een breed publiek in een daarvoor specifiek ingerichte permanente ruimte;

  • ·

    het museum is ten tijde van de subsidieverstrekking of uiterlijk twee jaar na subsidieverstrekking in het bezit van een actueel beleidsplan met daarin een eigentijds museumconcept, een collectieplan (met aandacht voor eigentijds collectiebeheer en –presentatie), een promotie en communicatieplan, een veiligheidsplan en een continuïteitsplan met nadrukkelijke aandacht voor de werving en opleiding van vrijwilligers;

  • ·

    het museum ontwikkelt jaarlijks een of meerdere educatieprojecten voor het basisonderwijs (Cultuurmenu’s) en het voortgezet onderwijs;

  • ·

    het museum organiseert jaarlijks minimaal 2 wisseltentoonstellingen;

  • ·

    het museum neemt actief deel aan het overleg Terneuzense musea;

  • ·

    het museum is lid van de Vereniging Zeeuwse Musea;

  • ·

    het museum is geregistreerd in het Landelijk Museumregister of heeft deze registratie binnen 5 jaar na toekenning van de subsidie behaald;

  • ·

    het museum zorgt (op basis van het genoemde beleidsplan) voor een eigentijdse wijze van collectiebeheer en presentatie en een eigentijdse wijze van promotie;

  • ·

    het museum participeert waar mogelijk en zinvol in samenwerkingsverbanden met andere musea, onderwijs, en andere samenwerkingsverbanden;

  • ·

    het museum is minimaal in de periode april tot en met september regulier (meerdere dagen per week) geopend.

Hoofdstuk 5: planning, evaluatie en financiën

5.1 Planning en evaluatie uitvoering museumbeleid

Voor de uitvoering van de in paragraaf 2.1 vermelde doelstellingen van het museumbeleid wordt een looptijd van 4 jaar (2009 – 2012) aangehouden. Zoals vermeld dient de brede kwaliteitsontwikkeling van de musea stap-voor-stap aangepakt te worden en de doelstellingen genoemd in paragraaf 2.1 vormen slechts het begin van deze kwaliteitsontwikkeling. Ook in het te formuleren museumconcept voor de gemeente Terneuzen zal uitgegaan worden van een lange termijnvisie. Zodoende zal de uitvoering van het museumbeleid op basis van de vermelde doelstellingen na vier jaar geëvalueerd worden en worden de doelstellingen voor de navolgende periode bepaald en vastgelegd.

5.2 Financiën

Voor de uitvoering van het museumbeleid zijn voor de periode 2009 – 2012 de onderstaande budgetten voorzien (zie het overzicht op de volgende bladzijde). Hierbij zijn tevens de te verwachten kosten voor de realisatie van de nieuwe locaties voor het Schoolmuseum, Streekmuseum Het Land van Axel en het Industrieel Museum opgenomen.

Daarnaast wordt voorgesteld het bestaande werkbudget ‘musea diverse diensten’ (€ 2.500,00) binnen het product musea in de gemeentebegroting te behouden voor lopende kosten op het gebied van (onder andere) de organisatie van bijeenkomsten.

Structurele kosten

Subsidie musea

Museum ’t Vlasschuurken

€ 3.000,00

Witte’s museum

€ 2.600,00

Museum Oud Westdorpe

€ 1.500,00

Oorlogsmuseum Gdynia

€ 1.500,00

Minox museum

€ 1.000,00

Totaal

€ 9.600,00

Prestatiesubsidies musea

Streekmuseum Het Land van Axel

(onderdeel gemeentebegroting)

PM

Industrieel Museum Sas van Gent

PM

Schoolmuseum ‘Schooltijd'

PM

Totaal

PM

Budget incidentele subsidies musea

€ 7.500,00

Budget gezamenlijke initiatieven musea

€ 10.000,00

Budget trainingen en cursussen musea

€ 5.000,00

Budget musea diverse diensten

€ 2.500,00

Totaal

€ 25.000,00

TOTALE STRUCTURELE KOSTEN MUSEUMBELEID

€ 34.600,00