Verordening tegemoetkoming kosten voorschoolse voorzieningen

Geldend van 01-01-2014 t/m heden

Intitulé

Verordening tegemoetkoming kostenvoorschoolse voorzieningen

De raad van de gemeente Texel:

Gelezen het advies van burgemeester en wethouders;

gehoord de raadscommissie;

besluit vast te stellen de Verordening tegemoetkoming kostenvoorschoolse voorzieningen.

Verordening tegemoetkoming kostenvoorschoolse voorzieningen

Voor peuterplaatsen en vve-peuterplaatsen

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

1.In deze verordening wordt verstaan onder:

Het college

Het college van burgemeester en wethouders

Wet Oke

Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (2010)

Wko

Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (2004)

Peuteropvang

Educatieve opvang voor kinderen van 2 en 3 jaar gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool

VVE

Voor- en vroegschoolse educatie. Opvang voor kinderen van 2 en 3 jaar waarin op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling

VVE-programma

Een erkend programma voor voorschoolse educatie gericht op vier ontwikkelingsdomeinen, dat is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut

Doelgroepkinderen

Kinderen die in aanmerking komen voor een VVE-peuterplaats en VVE-programma, op indicatie van een door het college aan te wijzen instantie

Ouder(s)/verzorger(s)

De bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de adoptief- of pleegouder van een kind dat opgevangen wordt in een peuterplaats of VVE-peuterplaats

Voorschoolse voorziening

Peuterspeelzalen en kinderdagverblijven, die ingeschreven staan in het Landelijke Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP) die werkzaam zijn in de gemeente Texel

Houder (aanbieder van voorschoolse voorziening)

Degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort en die met die onderneming een voorschoolse voorziening exploiteert

Tegemoetkoming kosten peuterplaats

Een financiële bijdrage van de gemeente aan de ouder(s)/verzorger(s) in de kosten van een peuterplaats bij een voorschoolse voorziening

Tegemoetkoming kosten VVE-peuterplaats

Een financiële bijdrage van de gemeente aan de ouder(s)/verzorger(s) in de kosten van een VVE-peuterplaats bij een voorschoolse voorziening

VVE-vergoeding

Een vergoeding aan de instelling voor een ingevulde VVE-peuterplaats

Ouderbijdrage

Financiële vergoeding die de ouder(s)/verzorger(s) moeten betalen bij afname van een peuterplaats of een VVE-peuterplaats of kinderopvang

Ouderbijdragentabel

Een door de gemeente opgesteld overzicht van de financiële bijdrage die ouders/verzorgers, wanneer deze geen recht hebben op de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst, zelf moeten betalen voor een peuter- of VVE-peuterplaats. Deze eigen bijdrage wordt afgestemd op het gezamenlijk belastbaar verzamelinkomen van het gezin

Kinderopvang

Het bedrijfsmatig of anders verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint

Kinderdagverblijf

Opvang voor kinderen van 0 tot 4 jaar

Kinderopvangtoeslag

De tegemoetkoming van de Belastingdienst aan ouders bedoeld als gedeeltelijke bijdrage in de kosten voor in het LRKP geregistreerde kinderopvang

Peuterplaats

Peuteropvang van 2 dagdelen van 3,5 uur per week gedurende 40 weken per jaar

VVE-peuterplaats

Peuteropvang van 12 uur verdeeld over 3 of 4 dagdelen per week gedurende 40 weken per jaar

LRKP

Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen. Register waarin kinderopvangvoorzieningen en peuterspeelzalen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen

Toezichthouder

De door het college aangewezen directeur van de GGD belast met het houden van toezicht op de kwaliteit van kinderopvang en peuterspeelzalen

IB60 inkomensverklaring

Een officiële verklaring van de Belastingdienst met daarop de inkomensgegevens van een bepaald belastingjaar

Bsn-nummer

Het burgerservicenummer is een uniek persoonsnummer dat iedereen krijgt die ingeschreven staat in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA)

2.De in de verordening gehanteerde begrippen en begripsbepalingen hebben dezelfde betekenis als bedoeld in de wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie, de Algemene wet bestuursrecht en in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, tenzij daarvan uitdrukkelijk in deze verordening wordt afgeweken.

§ 2. Bepalingen van de vergoeding

Artikel 2 Doel en toepassingsbereik

  • 1. Deze verordening voorziet in het verstrekken van tegemoetkomingen in de kosten van gebruikmaking van peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen.

  • 2. Het verstrekken van een vergoeding krachtens deze verordening heeft betrekking op het beleidsterrein voorschoolse voorzieningen en voor- en vroegschoolse educatie.

  • 3. Deze verordening heeft tot doel het financieel toegankelijk maken van voorschoolse voorzieningen voor peuters op Texel.

Artikel 3 Vereisten aanvrager vergoeding

Aanvragen kunnen worden ingediend door een aanbieder van een voorschoolse voorziening, die staat ingeschreven in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP) en voldoet aan de vereisten uit de wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie en de hieruit voortvloeiende regelgeving.

Artikel 4 Te vergoeden activiteiten

  • a. Er wordt een vergoeding verstrekt voor een peuterplaats of een VVE-peuterplaats aan ouders/verzorgers die niet in aanmerking komen voor de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst.

  • b. Er wordt een VVE-vergoeding verstrekt aan een voorschoolse voorziening voor een ingevulde VVE-peuterplaats bedoeld om tegemoet te komen in de extra kosten die de instelling maakt voor een VVE aanbod.

Artikel 5 Weigeringsgronden

Er wordt geen vergoeding verstrekt indien:

  • a.

    de opvanglocatie, waar de ouder(s)/verzorger(s) het kind een peuter- of VVE-arrangement laten volgen, niet geregistreerd is in het LRKP;

  • b.

    de ouder(s)/verzorger(s) en/of de opvanglocatie niet gevestigd is (zijn) in de gemeente Texel;

  • c.

    het kind dat gebruik maakt van een VVE-peuterplaats geen VVE indicatie heeft; of

  • d.

    in het geval van een peuterplaats het door de gemeenteraad vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

Artikel 6 Hoogte van de vergoeding

  • a. De hoogte van de vergoeding voor een peuterplaats is afhankelijk van de soort opvang (VVE of regulier), de mate waarin ouder(s) recht hebben op een eventuele kinderopvangtoeslag van de belastingdienst en de hoogte van het verzamelinkomen van de ouder(s)/verzorger(s).

  • b. De hoogte van een VVE-vergoeding aan de instelling wordt jaarlijks vastgesteld door het college zoals geregeld in artikel 8.7 van deze verordening.

Artikel 7 Voorwaarden vergoeding peuterplaats en VVE-peuterplaats

In aanvulling op de voorwaarden uit de wet worden aan de vergoeding voor peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen de volgende voorwaarden gesteld:

  • a.

    De houder zorgt ervoor dat de beroepskrachten voorschoolse educatie, die werkzaam zijn in de VVE-groep, beschikken over een certificaat van een met goed gevolg afgelegd erkend VVE-programma.

  • b.

    De houder legt in het pedagogisch plan vast op welke wijze het VVE-programma door de hiervoor gecertificeerde beroepskrachten wordt uitgevoerd, hoe de vier onderscheiden ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, sociaal-emotionele ontwikkeling en motoriek zijn ingericht en met welke frequentie kinderen aan het taalintensieve aanbod kunnen deelnemen.

  • c.

    De houder registreert per dagdeel de aanwezigheid van de kinderen in een aanwezigheidsregistratiesysteem.

  • d.

    De houder legt de vorderingen van de kinderen op VVE-peuterplaatsen vast in een erkend kindvolgsysteem, zoals opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut.

  • e.

    De houder legt in een protocol vast hoe hij zorgt voor de overdracht van de VVE geïndiceerde peuter naar de basisschool. Bij de overdracht is er persoonlijk contact tussen de beroepskracht en de leerkracht, met als doel de school te informeren over de ontwikkeling en de leefsituatie van het kind, de pedagogische en didactische aansluiting en de zorgbehoefte van het kind.

  • f.

    De houder legt bij inschrijving van het kind op een VVE-peuterplaats met de ouders vast:

    • ·

      dat zij om redenen van continuïteit hun kind ten minste één jaar ononderbroken deel laten nemen;

    • ·

      dat zij deelnemen aan de ouderactiviteiten, zoals die omschreven zijn in het pedagogische plan van de organisatie;

    • ·

      dat zij instemmen met overdracht van gegevens over hun kind aan de door hen gekozen basisschool.

  • g.

    De houder hanteert dezelfde tarieven voor peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen gefinancierd door gemeente en door kinderopvangtoeslag.

Artikel 8 Bevoegdheden college

  • 1. Het college beslist op aanvragen voor vergoeding, dit met inachtneming van het bepaalde in de wet en deze verordening.

  • 2. Het college kan jaarlijks een financieel plafond vaststellen voor de vergoeding van peuterplaatsen. Voor VVE-peuterplaatsen bestaat geen financieel plafond.

  • 3. Het college kan jaarlijks de normtarieven voor peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen vaststellen, evenals de ouderbijdragentabel die door de houder toegepast moet worden.

  • 4. Het college kan aanvullende kwaliteitseisen stellen in de vorm van voorwaarden en verplichtingen inzake de uitvoering van peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen en deze vastleggen in nadere regelgeving.

  • 5. Het college kan een toezichthouder aanwijzen voor de controle op de in deze verordening en in de nadere regels gestelde eisen aan de uitvoering en de kwaliteit van peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen.

  • 6. Het college kan de vergoeding lager vaststellen dan wel intrekken indien niet is voldaan aan de uitvoerings- en kwaliteitseisen voor peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen zoals vermeld in deze verordening. Hiertoe stelt het college een afwegingsmodel vast.

  • 7. Het college heeft de bevoegdheid om jaarlijks de tarieven vast te stellen waarop de gemeentelijke vergoeding van peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen is gebaseerd.

  • 8. Het college stelt jaarlijks de VVE-bijdrage vast die instellingen ontvangen voor een ingevulde VVE-peuterplaats.

§ 3. Procedurele bepalingen

Artikel 9 Aanvraag vergoeding

  • 1. Een aanvraag voor vergoeding van peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen kan door de houder worden ingediend.

  • 2. Een aanvraag voor een VVE-bijdrage kan door de houder worden ingediend in combinatie met de aanvraag genoemd in artikel 9.1.

  • 3. De aanvraag bevat de naam en het adres van de houder, de locatie waar de opvang plaatsvindt, de wijze waarop de opvang is vermeld in het LRKP met het bijbehorende registratienummer en daarnaast het bankrekeningnummer van de organisatie.

  • 4. Bij de aanvraag voor vergoeding wordt een begroting gevoegd waaruit blijkt:

    • a.

      de periode waarvoor vergoeding wordt aangevraagd;

    • b.

      het bedrag van de aanvraag, totaal en verdeeld over het aantal peuterplaatsen en de soort opvang (peuter- of VVE) waarvoor vergoeding wordt gevraagd, met in de toelichting de opbouw en motivering van de aantallen en bedragen;

    • c.

      het aantal peuterplaatsen dat wordt bezet door peuters van ouders met een fiscale regeling;

    • d.

      de openstelling, aantal groepen en bezetting voor elke locatie.

  • 5. De houder beschikt over onderliggende gegevens en kan deze indien gewenst, binnen een redelijke termijn beschikbaar stellen aan de gemeente. Het gaat daarbij onder meer om:

    • e.

      een door de ouder(s) ondertekende aanvraag met daarin de naam en adres en bsn-nummer van de ouder(s);

    • f.

      indien van toepassing: de naam en het bsn-nummer van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder, het adres van de partner. De aanvraag is dan ook mede ondertekend door de partner;

    • g.

      naam en bsn-nummer en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • h.

      inkomensgegevens van de ouder(s) en, indien van toepassing IB60-verklaring of een kopie van de definitieve aangifte van de inkomstenbelasting van het voorgaande jaar.

    • i.

      de wijze waarop de ouderbijdragentabel is toegepast;

    • j.

      een plaatsingsovereenkomst van de voorschoolse voorziening die de opvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: de naam en het adres van de instelling, de soort opvang, het aantal uren opvang per kind, de kostprijs per uur, de aanvangsdatum en (verwachte) einddatum van de opvang;

    • k.

      indien het gaat om een VVE-peuterplaats, een bewijs van indicatiestelling voor VVE van het Consultatiebureau JGZ (Jeugdgezondheidszorg) van de GGD Hollands Noorden met daarin een opgave van de geldigheidsduur.

  • 6. In aanvulling op lid 3 en 4 kan het college overige gegevens opvragen die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag.

  • 7. Het college kan bepalen dat aanvraag voor vergoeding geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

Artikel 10 Verlening van de vergoeding

  • 1. Het college besluit over de aanvraag voor peuterplaatsen, VVE-peuterplaatsen en VVE-bijdragen binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2. Het college kan dit besluit met ten hoogste zes weken verdagen. Het college stelt de houder hiervan schriftelijk in kennis.

  • 3. De beschikking van de vergoeding voor peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen bevat in ieder geval:

    • l.

      de soort opvang waarvoor de vergoeding wordt gegeven;

    • m.

      de periode en het aantal peuterplaatsen waarvoor de vergoeding wordt gegeven;

    • n.

      de vergoeding en het normtarief per peuterplaats en/of VVE-peuterplaats;

    • o.

      de voorwaarden en verplichtingen waaraan de aanvrager moet voldoen;

    • p.

      de wijze waarop de vergoeding wordt betaald;

    • q.

      de wijze waarop de vergoeding wordt vastgesteld.

  • 4. De beschikking houdende vaststelling van de VVE-bijdrage aan de instelling bevat de in het vorige lid bedoelde gegevens, met uitzondering van die genoemd in lid a.

Artikel 11 Vaststelling van de vergoeding

  • 1. De vaststelling van de vergoeding voor peuterplaatsen en/of VVE-peuterplaatsen vindt plaats op grond van het aantal bezette peuterplaatsen en het door de Belastingdienst vastgestelde gemiddelde gezinsinkomen van de ouder(s) wiens/wier kind een peuterplaats heeft bezet.

  • 2. De vaststelling van de vergoeding voor VVE-bijdragen vindt plaats op grond van het aantal bezette VVE-peuterplaatsen.

  • 3. De houder dient binnen acht weken na afloop van het kalenderjaar waarvoor is verleend een aanvraag tot vaststelling in bij het college en verstrekt hierbij een overzicht van het feitelijke aantal bezette peuterplaatsen en/of VVE-peuterplaatsen over het voorbije kalenderjaar, de wijze waarop de ouderbijdragentabel voor peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen is toegepast en de overige gegevens die het college nodig heeft om de vergoeding vast te stellen.

  • 4. Het college stelt de vergoeding vast binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag en de gegevens zoals bedoeld in het tweede lid. Het college kan dit besluit met ten hoogste zes weken verdagen. Het college stelt de houder hiervan schriftelijk in kennis (zie Artikel 10).

  • 5. Het college kan voor de vaststelling van de vergoeding een protocol opstellen en de genoemde data of termijnen hierop aanpassen.

  • 6. De beschikking vermeldt het bedrag van de vergoeding en de wijze waarop verrekening van betaalde voorschotten plaatsvindt.

Artikel 12 Overgangsrecht

1.In afwijking van artikel 5 onder a geldt dat peuters die voor ingangsdatum van deze verordening al deelnemen aan een VVE-traject op een voorschoolse voorziening het lopende VVE-traject mogen afmaken tot het moment dat de indicatiestelling eindigt (uiterlijk totdat de peuter naar de basisschool gaat).

Artikel 13 Plafond in begroting

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een plafond vaststellen voor de peuterplaatsvergoedingen. De wijze van verdeling van de peuterplaatsvergoedingen geschiedt op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

  • 2. Een vergoeding ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt niet verleend.

Artikel 14 Gevallen waarin deze verordening niet voorziet

Het college is bevoegd nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening, in gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

Artikel 15 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van deze verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 16 Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking op 1 januari 2014.

Artikel 17 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: verordening tegemoetkoming kosten voorschoolse voorzieningen.

Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21 mei 2014,

De griffier, De voorzitter,

Toelichting op de Verordening tegemoetkoming kosten voorschoolse voorzieningen

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

De begripsbepalingen in de artikelen 1.1 en 1.1a en 2.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitsregels peuterspeelzalen zijn van toepassing op deze verordening. Begrippen die niet in deze artikelen zijn gedefinieerd zijn omschreven en opgenomen in art 1.

§ 2. Bepalingen van de vergoeding

Artikel 3 Vereisten aanvrager vergoeding

De houder van een voorschoolse voorziening kan bij de gemeente een vergoeding aanvragen als tegemoetkoming in de kosten voor een peuterplaats of VVE-peuterplaats gedurende een bepaalde periode. De houder moet ervoor zorgen dat (de inrichting van) de locatie en de opvang voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen en dat de locatie geregistreerd staat in het LRKP. De opvanglocatie waar VVE plaats vindt moet ook voldoen ook aan de vereisten uit het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voor- en vroegschoolse educatie.

Ouders kunnen hun kind aanmelden bij de opvangorganisatie. Het is dan aan de houder om de gegevens van de ouder(s)/verzorger(s) op te vragen (zie artikel 9 lid 4 over de aanvraag van de vergoeding) en te beoordelen of de betreffende ouder aanspraak kan maken op een vergoeding voor kinderopvangtoeslag.

Aan de hand van de bij de ouder(s)/verzorger(s) opgevraagde gegevens en de ouderbijdragentabel (indien van toepassing) bepaalt de houder in hoeverre de ouder(s)/verzorger(s) gebruik kan/kunnen maken van een gemeentelijke vergoeding.

Artikel 4 Te vergoeden activiteiten

De vergoeding is bedoeld als tegemoetkoming in de kosten van peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen om de toegankelijkheid voor alle peuters op Texel te borgen. Doel daarvan is de peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen betaalbaar te houden voor de ouder(s)/ verzorger(s) van het kind dat daarvan gebruik maakt.

Artikel 7 Voorwaarden vergoeding peuterplaats en VVE-peuterplaats

De houders van een voorschoolse voorziening zijn verplicht de locatie te laten registreren in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen. De opvang dient te voldoen aan de eisen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de hieruit voortvloeiende regelgeving.

Artikel 8 Bevoegdheden college

Het college heeft de bevoegdheid om in aanvulling op deze verordening nadere regels te stellen aan onder meer de uitvoering en kwaliteit van peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen.

§ 3. Procedurele bepalingen

Artikel 9 Aanvraag vergoeding

Een aanvraag voor een vergoeding moet worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders. Deze aanvraag dient te voldoen aan de eisen zoals genoemd in dit artikel.

De vergoeding wordt voor de duur van een kalenderjaar verstrekt aan de houder die de vergoeding heeft aangevraagd, met daarbij de door de gemeente gevraagde onderbouwing. De VVE-bijdrage is een jaarlijkse vergoeding die de instelling ontvangt voor de extra kosten van een ingevulde VVE-plaats.

Het Consultatiebureau JGZ (Jeugdgezondheidszorg) van de GGD Hollands Noorden begeleidt alle kinderen op Texel bij hun groei, gezondheid en opvoeding. De consultatiebureauarts is degene die de behoefte aan VVE bij het kind, op basis van door de gemeente vastgestelde criteria, kan herkennen en middels indicatiestelling vastlegt. Deze indicatiestelling vormt de grondslag voor de tegemoetkoming in de kosten voor VVE van de gemeente. Het kan dan gaan om een geldigheidsduur voor een beperkte termijn, maar ook om een geldigheidsduur voor onbepaalde tijd. In het indicatieadvies zal hierover een uitspraak moeten worden gedaan.

Artikelen 10 en 11 Verlening en vaststelling van de vergoeding

De beschikking is een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Dit betekent dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld.

Artikel 13 Plafond in de begroting

De gemeenteraad stelt jaarlijks in de begroting een plafond vast voor peuterplaatsen. Als het plafond bereikt is, worden er geen aanvragen meer toegekend. Het financieel plafond betreft niet de VVE-peuterplaatsen aangezien dat een gemeentelijke verplichting betreft vanuit de wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (2010).