Beleidsregels terugvordering, invordering en verhaal 2016

Geldend van 26-11-2016 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels terugvordering, invordering en verhaal 2016

Het college van burgemeester en wethouders van Texel:

Gelet op

  • ·

    Algemene wet bestuursrecht artikel 4:81

  • ·

    Participatiewet, artikelen 48, 58, 59, 60, 60a, 60b, 60c en 61

  • ·

    Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), artikel 17, vierde lid, artikel 25, tweede lid en artikelen 26 t/m 31

  • ·

    Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) artikel 17, derde lid, artikel 25, tweede lid en artikelen 26 t/m 31

  • ·

    Burgerlijk Wetboek, artikel 6:127

  • ·

    Wet inburgering

Overwegende

  • ·

    Dat het college op grond van artikel 58, eerste lid, van de Participatiewet, artikel 25, eerste lid, van de IOAW en artikel 25, eerste lid, van de IOAZ verplicht is de kosten van bijstand terug te vorderen zover het de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichtingen zoals opgenomen in artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet, artikel 13, eerste lid, van de IOAW, artikel 13, eerste lid, van de IOAZ of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

  • ·

    Dat het college ook kosten van bijstand kan terugvorderen om andere redenen.

  • ·

    Dat het college op grond van artikel 61 van de Participatiewet de kosten van bijstand in bepaalde gevallen naar de regels zoals opgenomen in de wet kan verhalen.

  • ·

    Dat het wenselijk is vast te leggen welke kosten van bijstand teruggevorderd dan wel verhaald worden en de wijze waarop de gemeente terug- en invordert en verhaalt.

Besluit

Vast te stellen de:

Beleidsregels terugvordering, invordering en verhaal 2016

Hoofdstuk 1. Terugvordering

Artikel 1 Afzien van terugvordering

Van terugvordering wordt geheel of gedeeltelijk afgezien indien er sprake is van dringende redenen. Deze redenen kunnen alleen betrekking hebben op de gevolgen van de terugvordering voor de belanghebbende.

Het gaat hier om zeer bijzondere omstandigheden, waarbij terugvordering leidt tot onaanvaardbare financiële of sociale consequenties voor de belanghebbende.

Artikel 2 Brutering van de vordering

  • 1. Indien een vordering is ontstaan door het niet voldoen aan de inlichtingenverplichting, wordt de ten onrechte verstrekte bijstand altijd bruto teruggevorderd. Ook wordt de bijstand verhoogd met de afgedragen loonheffing als er sprake is van achteraf ontvangen middelen of bijstand welke in de vorm van een belaste lening is verstrekt (bijstand in de vorm van een geldlening bij aanspraak op vermogen).

  • 2. Tenzij het een vordering betreft conform het eerste lid, wordt van brutering afgezien indien:

    • a.

      het ontstaan van de vordering de belanghebbende niet is aan te rekenen;

    • b.

      de vordering is ontstaan in de periode november en/of december van een afgesloten boekjaar.

Artikel 3 Kwijtschelding bij schuldregeling

  • 1. Het college kan op verzoek van de belanghebbende tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde bijstand overgaan als:

    • a.

      redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, en

    • b.

      redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldenregeling met betrekking tot alle schulden niet tot stand komt zonder de medewerking van de gemeente Texel, en

    • c.

      de vordering van de gemeente Texel ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van schuldeisers van gelijke rang, waarbij rekening wordt gehouden met de wettelijke preferentie van de gemeentelijke vordering(en).

  • 2. Het vorenstaande is niet van toepassing bij:

    • a.

      de terugvordering van verwijtbare vorderingen waarvoor een boete is opgelegd of waarvoor aangifte is gedaan van sociale zekerheidsfraude;

    • b.

      vorderingen die door een pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt voor zover zij niet op deze goederen verhaald kunnen worden.

  • 3. Het besluit tot geheel of gedeeltelijk kwijtschelden van de vordering treedt niet eerder in werking voordat de schuldenregeling daadwerkelijk tot stand is gekomen.

  • 4. Het besluit tot het geheel of gedeeltelijk kwijtschelden van de vordering wordt ingetrokken als:

    • a.

      de schuldenregeling niet binnen twaalf maanden na het nemen van het besluit tot stand is gekomen;

    • b.

      de belanghebbende niet of niet voldoende meewerkt aan de schuldenregeling;

    • c.

      de belanghebbende onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van de juiste gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Hoofdstuk 2. Invordering

Artikel 4 Kwijtschelding van (verdere) invordering

  • 1. Het college kan afzien van verdere invordering van ten onrechte genoten bijstand af indien de belanghebbende:

    • a.

      gedurende 3 jaar (36 maanden) op zijn geldlening of niet verwijtbare vordering heeft afgelost of gedurende 10 jaar (120 maanden) op zijn verwijtbare vordering heeft afgelost;

    • b.

      gedurende 3 jaar (bij geldlening of niet verwijtbare vordering) of gedurende 10 jaar (bij verwijtbare vordering) niet volledig aan de aflossingsverplichting heeft voldaan, maar de achterstallige aflossingen over deze periode alsnog ineens voldoet;

    • c.

      gedurende 10 jaar geen betalingen heeft verricht en het niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment nog gaat verrichten;

    • d.

      een bedrag van ten minste 50% van de restsom ineens voldoet, indien er geen sprake is van een verwijtbare vordering.

  • 2. Het vorenstaande is niet van toepassing bij vorderingen die door een pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt (vestiging pandrecht of krediethypotheek) voor zover de vordering niet op die goederen verhaald kunnen worden.

Artikel 5 Kwijtschelding na verrekening vakantietoeslag

Het college ziet af van verdere invordering indien na het nemen van een terugvorderingsbesluit na beëindiging van de bijstand, nadat het tegoed aan vakantiegeld is verrekend, het resterende bedrag niet meer is dan € 50,- en er ten laste van de belanghebbende geen andere vorderingen openstaan (kruimelbedrag).

Artikel 6 Verrekening bijstand

  • 1. Wanneer de belanghebbende van de gemeente Texel een uitkering op grond van de Participatiewet, IOAW of IOAZ ontvangt wordt de vordering of geldlening in maandelijkse termijnen met deze uitkering verrekend.

  • 2. Als de belanghebbende een uitkering ontvangt van een andere gemeente of van een andere instantie zoals genoemd in artikel 60a van de Participatiewet wordt de vordering of geldlening in maandelijkse termijnen met deze bijstand verrekend (pseudo-verrekening).

  • 3. Bij invordering van een niet verwijtbare vordering of geldlening bedraagt het in te houden bedrag 6% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag.

  • 4. Bij terugvordering van een verwijtbare vordering bedraagt het in te houden bedrag 10% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag, maar niet meer dan het bedrag dat ingevolge het bepaalde in artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering voor beslag in aanmerking zou komen.

  • 5. Als de uitkering van de gemeente Texel op enig moment wordt beëindigd, wordt aan de belanghebbende verzocht om de verschuldigde aflossingen zelf te blijven voldoen. Het is zo nodig mogelijk om een onderzoek in te stellen naar de aflossingscapaciteit van de belanghebbende (draagkrachtonderzoek) en, indien nodig, wordt het aflossingsbedrag gewijzigd vastgesteld.

Artikel 7 Vaststellen aflossingscapaciteit

  • 1. Als de belanghebbende geen bijstand ontvangt en verzoekt om een aflossingsregeling, kan hiermee worden ingestemd als de vordering in 36 maanden afgelost kan zijn en het aflossingsbedrag minimaal € 50,- per maand bedraagt.

  • 2. Als de vordering niet in 12 maandelijkse termijnen kan worden afgelost, wordt een onderzoek ingesteld naar de draagkracht van de belanghebbende waarbij de financiële en persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende in acht genomen worden.

  • 3. Tenminste eenmaal per jaar wordt een onderzoek ingesteld naar eventuele wijzigingen in de financiële en persoonlijke situatie van de belanghebbende.

  • 4. Wanneer de belanghebbende niet meewerkt aan een onderzoek naar zijn draagkracht, wordt het aflossingsbedrag ambtshalve, met inachtneming van de wettelijke grenzen, vastgesteld.

  • 5. Het aflossingsbedrag, zoals medegedeeld in het besluit tot invordering of zoals dat met de belanghebbende op grond van een minnelijke regeling is overeengekomen, geldt als een opgelegde betalingsverplichting.

Artikel 8 Uitstel van de aflossingsverplichting

Als de belanghebbende gedurende een bepaalde periode niet in staat is om aan zijn aflossingsverplichting te voldoen, kan, na een schriftelijk verzoek van de belanghebbende, de aflossingsverplichting gedurende deze periode opgeschort worden.

Artikel 9 Afgifte dwangbevel

Bij verzuim van betaling of het niet naleven van de aflossingsregeling, ontvangt de belanghebbende éénmaal een herinnering en wordt vervolgens éénmaal schriftelijk aangemaand. Als de belanghebbende dan nog niet aan de betalingsverplichting voldoet, wordt een dwangbevel afgegeven.

Artikel 10 Overdragen invordering

De deurwaarder die door de gemeente Texel wordt verzocht om de invordering over te nemen kan de invordering van de gemeente overnemen als blijkt dat de belanghebbende niet bereid is de vordering op minnelijke wijze te voldoen en er geen vereenvoudigd beslag op het inkomen mogelijk is.

Artikel 11 Kosten van aanmaning en invordering

  • 1. Er worden geen kosten in rekening gebracht voor het verzenden van een aanmaning.

  • 2. Voor het versturen van een dwangbevel worden kosten in rekening gebracht.

  • 3. Als de invordering wordt overgedragen aan de deurwaarder, komen de kosten van deze deurwaarder volledig voor rekening van de belanghebbende.

Artikel 12 Rente

Er wordt geen rente bij de belanghebbende in rekening gebracht als deze verzuimt tot betaling van het verschuldigde over te gaan, met uitzondering van het gestelde onder artikel 11, derde lid, van deze beleidsregel.

Artikel 13 Overlijden van de belanghebbende

Als de belanghebbende overlijdt wordt het restant van de vordering buiten invordering gesteld, tenzij deze verhaald kan worden op de nalatenschap of een pand of hypotheekrecht kan worden uitgewonnen.

Hoofdstuk 3. Krediethypotheek

Artikel 14 Voorwaarden krediethypotheek

Aan de geldlening worden, tezamen met de gebruikelijke bedingen opgenomen in de hypotheekakte, de onder artikel 15 tot en met artikel 21 genoemde voorwaarden verbonden. Indien de hypotheekakte aflossingsvoorwaarden bevat worden deze nageleefd.

Artikel 15 Aflossingsvoorwaarden krediethypotheek

  • 1. Aflossing van de geldlening, gebaseerd op artikel 34, tweede lid, onder d en artikel 50 van de Participatiewet, vindt plaats gedurende ten hoogste tien jaar. De aflossing vangt aan op het moment van beëindiging van de bijstandverlening en vindt maandelijks plaats.

  • 2. Het maandbedrag van de aflossing wordt vastgesteld op grond van een draagkrachtberekening voor de krediethypotheek gebaseerd op bijlage I.

  • 3. Het maandbedrag van de aflossing wordt telkens voor een periode van één jaar vastgesteld. Bij een inkomen dat niet uitgaat boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt geen aflossing gevergd.

  • 4. Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, stelt het college, zo nodig tussentijds, het maandbedrag van de aflossing op een lager dan wel hoger bedrag vast.

  • 5. Bij de beoordeling van de omstandigheden als bedoeld in het vierde lid wordt rekening gehouden met noodzakelijke, voor eigen rekening van de belanghebbende komende, bijzondere bestaanskosten. Deze worden in mindering gebracht op het inkomen.

  • 6. Indien belanghebbende tijdens de aflossingsperiode van tien jaar schuldig nalatig is in het voldoen van de vastgestelde aflossing, is het nog niet afgeloste deel van de geldlening terstond opeisbaar en is daarover tevens de wettelijke rente verschuldigd.

Artikel 16 Rente vordering

  • 1. De belanghebbende is de wettelijke rente verschuldigd over de aflossingstermijn vanaf het moment dat hij nalatig is gebleken de termijn te betalen.

  • 2. Indien door toepassing van artikel 15, vierde lid of vijfde lid, na afloop van de aflossingsperiode van tien jaar een deel van de geldlening nog niet is afgelost, is vanaf dat moment maandelijks rente verschuldigd over het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • 3. De rente bedoeld onder het eerste lid is de wettelijke rente. Indien de belanghebbende naar het oordeel van het college de rente geheel of gedeeltelijk kan betalen, doch niet kan aflossen, wordt een betaling eerst tot ten hoogste het bedrag van de verschuldigde maandrente aangemerkt als aflossing en wordt de rente die daardoor niet wordt betaald bijgeschreven bij het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • 4. Indien de belanghebbende naar het oordeel van het college geen rente kan betalen, wordt de verschuldigde rente bijgeschreven bij het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • 5. Over een bijgeschreven rentevordering is geen rente verschuldigd.

Artikel 17 Aflossing van de krediethypotheek ineens

Aflossing van de geldlening vindt ineens plaats als:

  • 1.

    de woning wordt verkocht, of

  • 2.

    de belanghebbende overlijdt en de woning vererft, of

  • 3.

    de belanghebbende de overwaarde te gelde wil maken door bijvoorbeeld het oversluiten van de hypotheek of het afsluiten van een nieuwe hypotheek.

Artikel 18 Aflossing hypotheek bij vererving en verkoop woning

  • 1. Bij verkoop of bij vererving van de woning, en indien het een echtpaar betreft bij vererving na overlijden van de langstlevende echtgenoot, wordt het nog niet afgeloste deel van de geldlening, alsmede de op grond van artikel 16, derde en vierde lid, bijgeschreven rente, direct opeisbaar.

  • 2. Bij verkoop van de woning kan het college wegens bijzondere omstandigheden van medische of sociale aard van de belanghebbende dan wel wegens werkaanvaarding elders door de belanghebbende, besluiten tot het verlenen van een nieuwe geldlening eveneens onder verband van hypotheek voor de aankoop van een andere woning, tot ten hoogste het bedrag van de afgeloste geldlening, onder de voorwaarde dat de belanghebbende het na aflossing vrijgekomen vermogen met inbegrip van het in het derde lid bedoelde bedrag volledig inzet voor de aankoop van de andere woning.

  • 3. Bij verkoop van de woning tegen een prijs overeenkomstig de waarde in het economisch verkeer bij vrije oplevering komt, voor zover de opbrengst daartoe toereikend is, aan de belanghebbende in ieder geval het bedrag toe dat op grond van artikel 34, tweede lid, onder d en artikel 50 van de Participatiewet bij de vaststelling van de geldlening op de waarde van de woning in mindering is gebracht.

  • 4. Indien bij verkoop van de woning op basis van de waarde in het economisch verkeer bij vrije oplevering het voor de afrekening beschikbare bedrag lager is dan het resterende bedrag van de geldlening en van de rentevordering, wordt het verschil kwijtgescholden.

Artikel 19 Toepassing laatst gevestigde hypotheek bij niet-duurzame onderbreking bijstandverlening

Indien binnen een periode van twee jaar na beëindiging van de bijstandverlening onder verband van hypotheek wederom recht op bijstand bestaat, wordt deze verleend met toepassing van de laatst gevestigde hypotheek

Artikel 20 Bijlage

Bijlage I (vaststelling hoogte aflossingsruimte krediethypotheek) maakt onverkort onderdeel uit van deze beleidsregel.

Hoofstuk 4 Verhaal

Artikel 21 Verhaalsituaties

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot het verhalen van kosten van bijstand:

  • a.

    tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek I van het Burgerlijk Wetboek, als bij het ontbreken van een gezinsverband de (ex-)echtgenoot, (ex-)geregistreerde partner of de ouder van een minderjarig kind zijn onderhoudsplicht niet of niet behoorlijk nakomt;

  • b.

    tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek I van het Burgerlijk Wetboek, als de onderhoudsplichtige zijn onderhoudsplicht niet of niet behoorlijk nakomt jegens zijn meerderjarige kind aan wie bijzondere bijstand is verleend;

  • c.

    als de bijstandsontvanger een schenking heeft gedaan op de ontvanger van die schenking, tenzij de noodzaak van bijstandsverlening ten tijde van de schenking redelijkerwijs niet was te voorzien;

  • d.

    als ten onrechte bijstand is verleend en voor het overlijden van de ontvanger van bijstand nog geen terugvordering heeft plaatsgevonden of bijstand is verleend in de vorm van geldlening of als gevolg van borgtocht op de nalatenschap van de overledene.

Artikel 22 Hoogte verhaalsbijdrage

De verhaalsbijdrage wordt bij aanvang van het recht op uitkering van de uitkeringsgerechtigde ambtshalve vastgesteld. Bij de berekening van het verhaalsbedrag in verband met de onderhoudsplicht wordt uitgegaan van de richtlijnen van de landelijke werkgroep TREMA.

Artikel 23 Herzien van verhaal van bijstand

  • 1. Het college herziet de opgelegde onderhoudsbijdrage geheel of ten dele, op grond van een herzieningsverzoek van de onderhoudsplichtige en als gevolg van diens gewijzigde omstandigheden.

  • 2. Het college herziet de opgelegde onderhoudsbijdrage geheel of ten dele als uit een heronderzoek blijkt dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden.

  • 3. Als tijdens de herberekening blijkt dat het verschil met de eerder opgelegde verhaalsbijdrage minder is dan € 25,- per maand, blijft de eerder opgelegde verhaalsbijdrage ongewijzigd van kracht.

Artikel 24 (tijdelijk) afzien van verhaal

Het college ziet af van het opleggen van een verhaalsbijdrage indien:

  • a.

    uit de TREMA-berekening blijkt dat de mogelijke verhaalsbijdrage lager is dan € 25,-;

  • b.

    het op te leggen verhaalsbedrag, al dan niet in aanvulling op een reeds bestaande alimentatieverplichting, lager is dan het genoemde bedrag in de Richtlijn kinderalimentatie van de werkgroep TREMA;

  • c.

    het totaal te verhalen bedrag wegens schenking of nalatenschap lager is dan € 300,-;

  • d.

    op grond van de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of van degene die de bijstand ontvangt of heeft ontvangen, dringende redenen aanwezig zijn;

  • e.

    de onderhoudsplichtige geen draagkracht heeft tijdens de duur dat hij is toegelaten tot het gerechtelijk traject van schuldsanering in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP).

Artikel 25 Onderzoek naar draagkracht

  • 1. Het college verricht onderzoek naar de draagkracht voor het voldoen van een verhaalsbijdrage:

    • a.

      tenminste één keer per 12 maanden wanneer het adres van de onderhoudsplichtige onbekend is;

    • b.

      tenminste één keer per 18 maanden bij een nihil stelling van de verhaalsbijdrage;

    • c.

      36 maanden na vaststelling van de verhaalsbijdrage in een reguliere situatie.

  • 2. Indien gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding geven, wordt als gevolg van dit onderzoek de betalingsverplichting gewijzigd vastgesteld. Er wordt niet overgegaan tot het gewijzigd vaststellen van een betalingsverplichting indien de draagkracht niet meer blijkt te zijn vermeerderd ten opzichte van het vorige onderzoek dan met € 25,- per maand.

Artikel 26 Schuldsanering en faillissement

  • 1. De vordering op de onderhoudsplichtige in verband met verhaal van bijstand wordt, tot de datum van toelating tot een schuldsanering in het kader van de WSNP, ingebracht in de schuldsanering, waarbij de gemeente zich beroept op de wettelijke bevoorrechting die aan deze vordering is toegekend.

  • 2. Een voorstel tot schuldsanering wordt alleen in overweging genomen als de schuldsanering tot stand komt door tussenkomst van een erkende schuldhulpverlenende organisatie.

  • 3. Ingeval van faillissement van de onderhoudsplichtige wordt:

    • a.

      voor de duur van het faillissement de maandelijkse verhaalsbijdrage op nihil gesteld, tenzij de faillissementsrechter de verhaalsbijdrage als een maandelijkse verplichting heeft opgenomen in de faillissementsbeschikking, en;

    • b.

      bij de curator de vordering tot de datum van de uitspraak van het faillissement ingediend als zijnde een preferente vordering.

Artikel 27 Verhaal in rechte

Het college ziet af van verhaal in rechte indien het te verhalen bedrag € 300,- op jaarbasis niet te boven gaat.

Artikel 28 Kosten

Bij het uitvaardigen van een dwangbevel worden de kosten bij de schuldenaar in rekening gebracht conform het ‘Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders’.

Hoofstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 29 Hardheidsclausule

Het college kan in individuele bijzondere situaties ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze beleidsregels, indien toepassing van deze beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 30 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregels terugvordering, invordering en verhaal Texel 2016

Artikel 31 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Vastgesteld in de vergadering van het college van

burgemeester en wethouders van Texel op 22 november 2016.

burgemeester en wethouders van Texel,

de secretaris, de burgemeester,

R.P. van Menen M.C. Uitdehaag

Bijlage 1 – Vaststelling hoogte aflossingsruimte krediethypotheek

De aflossingsruimte wordt vastgesteld aan de hand van de van toepassing zijnde inkomen inclusief vakantietoeslag. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met noodzakelijke voor eigen rekening van de belanghebbende komende bijzondere bestaanskosten. Deze worden in mindering gebracht op het inkomen. Vervolgens wordt bedrag verminderd met de bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag. De woonkostentoeslag wordt hierbij opgeteld, waarna de uitkomst wordt vermenigvuldigd met 45%.

Berekening Aflossingsruimte

Netto maandinkomen Inkomsten per maand

(netto (gezins)inkomsten (excl. vakantietoeslag)) €.......

Af: Bijstandsnorm (excl. vakantietoeslag) € .....-/-

Ziektekostenverzekering

Premie Zvw (Basis) €.......

Premie Zvw (aanvullend) €.......+

Inkomensafhankelijke bijdrage €.......

Zorgtoeslag €.......+

€.......-/-

Meerkosten ziektekosten (resultaat mag niet lager dan € 0,00) €.......

Woonlasten*

Rekenhuur €.......

Normhuur** € p.m.+

Huurtoeslag (resultaat mag niet lager zijn dan €0,00) €.........+

Bijzondere kosten (bijzondere uitgaven (die niet op andere wijze (kunnen) worden vergoed))*** €.......+

€.......+

€......-/-

€.......

Bij:

standaard aflossingsbedrag overeenkomstig van toepassing zijnde bijstandsnorm €.......+

aflossingsruimte per maand €.......

(de aflossingsruimte wordt eventueel verhoogd met het (volledige) recht op vakantietoeslag)

* De correctie woonlasten is gebonden aan een maximum, dat gelijk is aan de maximum huurtoeslag die ontvangen kan worden.

** Dit is de in de bijstandsnorm begrepen wooncomponent.

*** Bijvoorbeeld kosten langdurig medicijngebruik, voor woon-werkverkeer noodzakelijke reiskosten etc.