Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Texel 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Intitulé

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Texel 2015

De raad van de gemeente Texel:

gelezen het advies van burgemeester en wethouders van 9 september 2014;

gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid, van de Participatiewet;

gehoord de raadscommissie;

Besluit

vast te stellen de

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Texel 2015

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

  • 1. Recidiveboete: bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de Participatiewet.

  • 2. Bezit: waarde van de bezittingen waarover belanghebbende of diens gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, met uitzondering van:

    • a.

      het in de woning met bijbehorend erf gebonden vermogen, bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Participatiewet;

    • b.

      een positief saldo op bank- en spaarrekening dat gelijk is aan de toepasselijke bijstandsnorm over 1 maand.

  • 3. Verrekenen: verrekening als bedoeld in artikel 60, vierde lid, van de Participatiewet.

  • 4. Bijstandsnorm: de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Artikel 2. Ingangsdatum van verrekenen

  • 1. De verrekening van de boete met de uitkering geschiedt met ingang van de eerste dag van de kalendermaand waarover nog geen betaling heeft plaatsgevonden.

  • 2. Het besluit waarmee de boete wordt opgelegd moet ten minste een week voor de datum waarop de uitkering gebruikelijk betaald wordt, zijn verzonden.

Artikel 3. Vrijlating van inkomsten

Tijdens de periode van verrekening worden de middelen als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdelen n en r, van de Participatiewet tot de middelen gerekend.

Hoofdstuk 2. Verrekenen

Artikel 4. Verrekenen bij voldoende bezit

  • 1. Indien het bezit van een belanghebbende ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt, verrekent het college de recidiveboete volledig met de bijstandsnorm.

  • 2. Indien belanghebbende desgevraagd geen gegevens verstrekt over zijn bezit, wordt de recidiveboete eveneens in drie maanden volledig verrekend met de bijstandsnorm.

Artikel 5. Verrekenen bij onvoldoende bezit

  • 1. Indien het bezit van een belanghebbende niet ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt of lager is dan de recidiveboete, verrekent het college de recidiveboete volledig met de bijstandsnorm totdat een bedrag gelijk aan het bedrag van het bezit verrekend is.

  • 2. Aansluitend op verrekening als bedoeld in het eerste lid, verrekent het college de recidiveboete in de daarop volgende maanden met 20% van de bijstandsnorm. 

  • 3. Indien belanghebbende geen bezit heeft, verrekent het college de boete met 20% van de bijstandsnorm.

  • 4. Indien de recidiveboete lager is dan € 340,00 verrekent het college de boete met 20% van de bijstandsnorm.

Artikel 6. Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

De bepalingen van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing op de verrekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid van de Participatiewet, indien en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening van de recidiveboete.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 7. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, vanwege dringende redenen met dien verstande dat er in ieder geval 10% van de bijstandsnorm zal moeten worden verrekend.

Artikel 8. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Texel 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22 oktober 2014.
De griffier, De voorzitter,

Toelichting

Algemeen

Op 1 januari 2013 is de “Wet aanscherping Handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving” in werking getreden. Voor de Participatiewet (tot 1 januari 2015 Wet werk en bijstand) betekent dit dat bestuurlijke boetes kunnen worden opgelegd bij schending van de inlichtingenplicht op grond van artikel 17, eerste lid van de Participatiewet of artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Het college van burgemeester en wethouders (verder het college) is verplicht een opgelegde bestuurlijke boete met de lopende uitkering te verrekenen. In beginsel moet bij deze verrekening de bescherming van de beslagvrije voet in acht genomen worden. Echter, wanneer er sprake is van recidive, kan het college besluiten gedurende maximaal drie maanden de boete te verrekenen zonder inachtneming van de beslagvrije voet (artikel 60b Participatiewet).

Op grond van artikel 18a, vijfde lid, van de Participatiewet is er sprake van recidive wanneer binnen 5 jaar na het opleggen van een bestuurlijke boete of strafrechtelijke sanctie opnieuw niet voldaan wordt aan de verplichtingen van artikel 17, eerste lid van de Participatiewet of artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen. Wanneer er een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd, is het bovengenoemde tijdvak geen 5 maar 10 jaar (artikel 18a, zesde lid Participatiewet).

De Participatiewet verplicht de gemeenteraad in een verordening nadere regels te stellen over de bevoegdheid de beslagvrije voet tijdelijk buiten werking te stellen bij verrekening van de recidiveboete.

In deze verordening zijn de betreffende nadere regels vastgesteld.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijving

Lid 2 De verordening kent een definitie van het begrip bezit. Het gaat daarbij om (de waarde van) alle bezittingen waarover een belanghebbende of diens gezinsleden beschikken of redelijkerwijs kunnen beschikken. Bezittingen kunnen zowel bestaan uit geld als op geld waardeerbare goederen.

Bij het begrip bezit zoals dat in deze verordening wordt gebruikt, gaat het nadrukkelijk niet om vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet. Eventueel aanwezige schulden spelen immers geen rol en worden dus ook niet op het bezit in mindering gebracht. Ook de vrijlatingen van artikel 34, tweede lid van de Participatiewet zijn hier niet van toepassing. Van een belanghebbende die een recidiveboete opgelegd heeft gekregen mag verwacht worden dat hij de bezittingen gebruikt om de boete te betalen. Een uitzondering is gemaakt voor een bedrag gelijk aan de bijstandsuitkering voor één maand. Na de periode van 3 maanden, zal belanghebbende nog middelen moeten hebben om de daarop volgende maand te overbruggen.

Het bezit wordt vastgesteld in combinatie met de boeteoplegging. In de uitnodigingsbrief voor het boetegesprek wordt belanghebbende gevraagd om gegevens mee te nemen over zijn bezit. Als hij niet op het boetegesprek komt, kunnen de gegevens toegestuurd worden.

Artikel 2. Ingangsdatum van verrekenen

Met deze werkwijze wordt bereikt dat verrekening niet plaats vindt over een periode voor de datum van het boetebesluit. Belanghebbende kan zich enigszins voorbereiden op de verrekening. In de situatie dat het bezit (voor een deel) uit goederen bestaat en deze niet direct te gelde gemaakt kunnen worden, kan de ingangsdatum voor de verrekening op een latere datum worden bepaald. Er moet echter wel rekening mee gehouden worden dat de verrekening binnen 3 maanden na afgifte van het boetebesluit is voltooid. Na 3 maanden is er immers geen bevoegdheid meer om de beslagvrije voet niet toe te passen en kan er nog slechts 10% van de uitkering worden ingehouden voor betaling van de boete.

Artikel 3. Vrijlating van inkomsten

Wanneer een deel van de inkomsten op grond van de Participatiewet wordt vrijgelaten is de aanvullende uitkering hoger. De vrijlating van inkomsten loopt door tijdens de periode van verrekening. De hogere aanvullende uitkering wordt (deels) gebruikt voor verrekening, waardoor de betaling op de boete hoger is.

Artikel 5. Verrekenen bij onvoldoende of geen bezit

Lid 1 en 2 Het kan voorkomen dat het bedrag aan bezit niet hoog genoeg is voor volledige verrekening gedurende 3 maanden. Zodra het bedrag aan bezit verrekend is, volgt - voor de resterende periode - de verrekening

met 20%.

Voor het percentage van 80% is aansluiting gezocht bij de invorderingsmogelijkheden die de Belastingdienst heeft bij notoire wanbetalers. Onder omstandigheden kan deze de beslagvrije voet (90% van de toepasselijke bijstandsnorm) verlagen met 10% op grond van artikel 19, eerste lid van de Invorderingswet 1990.

Lid 4 Bij een boete van € 340,00 wordt er geen boetegesprek gevoerd. Er is dan ook geen moment waarop de gegevens over het bezit opgevraagd kunnen worden. Het bedrag van € 340,00 kan in alle gevallen verrekend worden met 20% van de bijstandsnorm. Uit praktische overwegingen is gekozen voor deze werkwijze. Er wordt dan dus gehandeld alsof er geen bezit is.

Artikel 6. Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

In artikel 60b, derde lid van de Participatiewet is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen met de beslagvrije voet ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes voor zover op het moment van verrekening van de recidiveboete, die eerdere boetes nog niet zijn betaald. Mocht het college die eerdere, nog openstaande boetes gaan verrekenen, dan regelt artikel 5 dat de bepalingen in deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn. Dit betekent dan dat met de ontvangen gelden wel eerst de oudste nog openstaande boete wordt afgelost.

Artikel 7. Hardheidsclausule

Het ontstaan van een vordering en het als gevolg daarvan opleggen van een boete heeft voor belanghebbenden die in een WSNP-traject zitten of waarvoor schuldhulpverlening is geregeld een extra negatief effect. De WSNP of schuldhulpverlening zal niet voortgezet kunnen worden door het ontstaan van de vordering. Het ontzien van deze belanghebbenden door standaard een lagere verrekening toe te passen, heeft geen effect. Het is echter denkbaar dat de verrekening zoals bepaald in deze verordening een ongewenst effect heeft op de situatie van belanghebbende. Niet alleen in situaties met schulden, maar ook in de situatie van ziekte of andere zeer ingrijpende gebeurtenissen in het leven van belanghebbende. Met de hardheidsclausule is er de mogelijkheid om in zeer bijzondere situaties af te wijken van de regels.  Een verrekening van 10% zal echter in alle gevallen het minimum zijn.