Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening participatie schoolgaande kinderen Wet werk en bijstand

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening participatie schoolgaande kinderen Wet werk en bijstand

De raad van de gemeente Teylingen ;

gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke sociale dienst (ISD) Bollenstreek d.d. 19 maart 2012

gelet op de gemeenschappelijke regeling van de ISD Hillegom, Lisse ,Noordwijk Noordwijkerhout en Teylingen,

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel g, van de Wet werk en bijstand;

overwegende, dat het van wezenlijk belang wordt geacht dat kinderen zich door maatschappelijke participatie kunnen ontplooien en ontwikkelen en daarin niet belemmerd worden door de financiële positie van de ouder(s), dat gemeenten daaraan dienen bij te dragen door het voeren van beleid, gericht op inkomensondersteuning van ouders met schoolgaande kinderen;

BESLUIT:

vast te stellen de

Verordening participatie schoolgaande kinderen Wet werk en bijstand

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en in de Algemene wet bestuursrecht.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Wet werk en bijstand;

  • b.

    dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de ISD Hillegom, Lisse, Noordwijk Noordwijkerhout, en Teylingen (hierna: ISD Bollenstreek),

  • c.

    maatschappelijke participatie: het deelnemen aan activiteiten met een sportief, educatief, sociaal dan wel cultureel karakter door schoolgaande kinderen van ouders met een laag inkomen.

  • d.

    voorziening: een vorm van financiële ondersteuning, gericht op de maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen van ouders met een laag inkomen, ter bevordering van maatschappelijke participatie;

  • e.

    schoolgaand kind: ten laste komende kind van een ouder met een laag inkomen, dat onderwijs of beroepsopleiding volgt niet zijnde een student,

  • e.

    laag inkomen: een inkomen tot 110 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1.

    De gemeenteraad beschouwt het als zijn taak om de maatschappelijke participatie te bevorderen en het aantal schoolgaande kinderen dat belemmeringen ondervindt in die participatie door de financiële positie van hun ouders, terug te dringen.

  • 2.

    Deze verordening stelt regels over de wijze waarop de in het eerste lid genoemde taak door het dagelijks bestuur wordt uitgevoerd, met inbegrip van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip maatschappelijke participatie.

Paragraaf 2. Beleid met betrekking tot maatschappelijke participatie

Artikel 3 Verantwoordelijkheid dagelijks bestuur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur biedt een voorziening aan, die gericht is op maatschappelijke participatie.

  • 2.

    Deze voorziening heeft het rechtskarakter van categoriale bijzondere bijstand, bedoeld in artikel 35, vijfde lid, van de wet.

Artikel 4. De voorziening

  • 1.

    De voorziening bestaat uit een financiële tegemoetkoming voor de maatschappelijke participatie van in lid 3 genoemde doelgroep

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming is bedoeld voor deelname aan educatieve, sociaal culturele of sportieve activiteiten die buiten de sfeer van het gezin of het familieverband plaatsvinden.

  • 3.

    De doelgroep van de voorziening zijn minderjarige thuiswonende schoolgaande kinderen vanaf de leeftijd van 4 jaar.

  • Het gezin/huishouden waartoe zij behoren heeft een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet.

  • 4.

    De financiële tegemoetkoming ten behoeve van de maatschappelijke participatie bedraagt € 200 per kind per kalender jaar.

  • 5.

    De in lid 4 genoemde bedragen kunnen jaarlijks door de gemeenteraden worden gewijzigd.

Artikel 5. Verantwoording dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur doet eenmaal per jaar verslag aan de gemeenteraad over de doeltreffendheid en de resultaten van de voorziening Dit verslag kan onderdeel uitmaken van het programmaverslag als bedoeld in de Gemeenschappelijke Regeling ISD Bollenstreek.

Paragraaf 3. Slotbepalingen

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2012.

Artikel 7. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening participatie schoolgaande kinderen Wet werk en bijstand ISD Bollenstreek 2012.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21 juni 2012.
De voorzitter, De griffier,
Drs. S.W.J.G. Schelberg R. van Dijk

Voetnoot

1

Kamerstukken II 2009/10, 24 515, nr. 181

Toelichting

Algemeen deel

In de motie Blanksma-Spekman c.s.[1] vraagt de Tweede Kamer de regering om gemeenten financieel af te rekenen als zij onvoldoende bijdragen aan de doelstelling om het aantal kinderen uit arme gezinnen dat om financiële redenen maatschappelijk niet meedoet, met de helft terug te dringen. Bij de uitvoering van deze motie heeft de regering echter gekozen voor een uitwerking die recht doet aan het uiteindelijke doel van de motie, namelijk het steviger stimuleren van gemeenten om daadwerkelijk werk te maken het aantal kinderen uit arme gezinnen dat maatschappelijk niet meedoet om financiële redenen terug te dringen. Daartoe voorziet dit wetsvoorstel in een verordeningsplicht voor gemeenteraden ten aanzien van artikel 35, vijfde lid, van de WWB.

Maatschappelijke participatie van kinderen is van groot belang met het oog op een zelfredzame toekomst. In dat verband is het gewenst dat inkomensondersteuning ten behoeve van die participatie rechtstreeks aan zoveel mogelijk minderjarige kinderen van de doelgroep ten goede komt. . Doordat in artikel 8 van de WWB een onderdeel is toegevoegd worden gemeenteraden verplicht regels op te nemen in een verordening over de wijze waarop meegewerkt wordt aan het bevorderen van de maatschappelijke participatie. Daarom heeft de regering er voor gekozen om de gemeenteraden voor te schrijven dat zij gehouden zijn een verordening op te stellen met betrekking tot het verlenen van categoriale bijzondere bijstand voor de kosten in verband met maatschappelijke participatie van ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen (conform artikel 35, vijfde lid, van de WWB). De gemeenteraden zijn gehouden om in ieder geval in de verordening invulling te geven aan het begrip maatschappelijke participatie. De verordening krijgt op voorhand geen structureel karakter. De effecten van de verordeningsplicht op de participatie van de betreffende doelgroep worden na twee jaar geëvalueerd. Vervolgens vindt een beoordeling plaats of het wel of niet wenselijk is om structureel te blijven verplichten om op het beleidsterrein van participatie van kinderen, regels in een verordening vast te leggen en is er een afwegingsmoment om te bezien hoe hiermee verder moet worden omgegaan.

Betekenis verordeningsplicht

Strekking van de verordeningsplicht is dat gemeenten werk maken van maatschappelijke participatie van kinderen. Daartoe zijn in de vorige kabinetsperiode extra middelen aan het gemeentefonds toegevoegd. Voor de ISD Bollenstreek (ISD gemeenten) betekent dit dat zij hun bestaande beleid voor zover het de maatschappelijke participatie van kinderen betreft rechtstreeks in de verordening kunnen opnemen en daarmee voldoen aan de verordeningsplicht tot het creëren van categoriale bijzondere bijstand voor schoolgaande kinderen.

Voor wat betreft de maatschappelijke participatie voor meerderjarigen blijft de hier bedoelde Regeling sportieve en sociaal culturele activiteiten omverkort van kracht.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Gebruikte begrippen waarvan de betekenis niet zondermeer duidelijk is worden hier omschreven. Het begrip ‘maatschappelijke participatie’ is hier omschreven, ter uitvoering van de opdracht van de wetgever, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g WWB. Er is gekozen voor een ruime betekenis. Om die reden wordt het begrip op deze plaats in zo algemeen mogelijke bewoordingen gedefinieerd, en wordt het toegespitst op ouders van schoolgaande kinderen, met een laag inkomen. Een dergelijke begripsomschrijving heeft als voordeel dat op andere plaatsen in de verordening volstaan kan worden met het begrip ‘maatschappelijke participatie’, waarmee dan gedoeld wordt op de participatie van de hier beschreven doelgroep.

Het begrip ‘voorziening’ is in de verordening gebruikt en heeft eveneens een ruime betekenis gekregen. In wezen wordt met iedere vorm van financiële ondersteuning door het dagelijks bestuur die specifiek is bestemd voor de maatschappelijke participatie van kinderen, uitvoering gegeven aan de wens van de wetgever als verwoord in de Memorie van Toelichting op artikel 8, eerste lid, onderdeel g WWB. Een dergelijke voorziening ziet in deze verordening op de categoriale bijzondere bijstand , maar had ook andere vormen kunnen aannemen zoals een subsidie of verstrekking ‘in natura’, zolang dit maar bijdraagt aan de participatie.

‘Schoolgaand kind’ is gedefinieerd. Schoolgaande kinderen staan centraal in het beleid m.b.t. maatschappelijke participatie. Dit begrip wordt ook genoemd in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, WWB Studenten, dat wil zeggen, kinderen die vervolgonderwijs volgen na het behalen van een vmbo, havo of VWO diploma zijn uitgesloten.

Het begrip ‘laag inkomen’ is omschreven, omdat daarmee in deze verordening de doelgroep van het gemeentelijk armoedebeleid wordt aangeduid.

Artikel 2. Toepassingsbereik

In artikel 2 is verduidelijkt wat de gemeenteraad, gegeven bovengenoemde motie ‘Blanksma-Spekman’ als zijn taak aanmerkt. Die taak is enerzijds gelegen in het in algemene zin vergroten van de maatschappelijke participatie van de doelgroep (kwalitatief) en anderzijds het terugdringen van het aantal kinderen dat onvoldoende participeert (kwantitatief). In het tweede lid is aangegeven wat gegeven die taken, het doel is van deze verordening. Dat is het stellen van regels voor het bestuursorgaan dat belast is met uitvoering van deze verordening, het dagelijks bestuur Die regels zijn in het vervolg van de verordening te vinden . Het is vervolgens aan het dagelijks bestuur om die regels tot uitvoering te brengen. .

Artikel 3. Verantwoordelijkheid dagelijks bestuur

Ingevolge de gemeenschappelijke regeling ISD Bollenstreek is het dagelijks bestuur verantwoordelijk voor de uitvoering van het (categoriale bijzondere) bijstandsbeleid

En derhalve voor het in deze verordening neergelegde beleid met betrekking tot de maatschappelijke kinderparticipatie.

Artikel 4. De voorziening

In artikel 4 is het beleid ingevuld zoals dat ook al was neergelegd in de bestaande en in een beleidsnotitie neergelegde Regeling sportieve en sociaal culturele activiteiten.

Het betreft hier een vorm van categoriale bijzondere bijstand. Dit betekent dat niet behoeft te worden nagegaan of de kosten waarvoor bijstand wordt verleend daadwerkelijk noodzakelijk zijn en door het kind gemaakt zijn.

Hiermee onderscheid deze vorm van bijstand zich van de individuele bijzondere bijstand waarbij altijd moet worden vastgesteld of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd in dat individuele geval ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn en gemaakt zijn.

Oftewel: bij de uitvoering van de voorziening hoeft alleen te worden beoordeeld of het kind behoort tot de vastgestelde doelgroep/categorie zoals omschreven in dit artikel.

Artikel 5. Verantwoording dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur dient verantwoording af te leggen over het in deze door het dagelijks bestuur gevoerde beleid aan de gemeenteraden Dit kan plaatsvinden door middel van het programmaverslag.

Deze verantwoording geeft de raden de mogelijkheid om desgewenst bij te sturen en nieuwe opdrachten te geven aan het dagelijks bestuur voor de noodzakelijke invulling van ‘maatschappelijke participatie’.

Artikel 6. Inwerkingtreding

De datum van inwerkingtreding is 1 januari 2012.

Deze terugwerkende kracht levert geen problemen op omdat de

het in deze verordening neergelegde beleid al wordt uitgevoerd op grond van de meergenoemde Regeling sportieve en sociaal culturele activiteiten

Artikel 7. Citeertitel

Spreekt voor zich.