Regeling vervallen per 01-05-2013

Maatregelenverordening Ioaw/ Ioaz gemeente Tholen

Geldend van 01-01-2010 t/m 30-04-2013

Intitulé

Maatregelenverordening Ioaw/ Ioaz gemeente Tholen

De raad van de gemeente Tholen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 november 2010,

gelet op artikel 147, eerste lid Gemeentewet;

gelet op de artikelen 35, eerste lid, onderdeel b en 20, tweede lid Ioaw;

gelet op de artikelen 35, eerste lid, onderdeel b en 20, tweede lid Ioaz.

b e s l u i t :

besluit vast te stellen de volgende verordening: 'Maatregelenverordening Ioaw/ Ioaz gemeente Tholen'

Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen

Artikel 1 - Begripsomschrijving

  • 1. Voor zover in deze verordening niet anders gedefinieerd, hebben de begrippen dezelfde betekenis als in de loaw, loaz en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      loaw: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • b.

      loaz: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • c.

      De loaw/loaz: de loaw alsmede de loaz, beiden voor zover zij op belanghebbende van toepassing zijn;

    • d.

      Uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 5, eerste lid loaw/loaz;

    • e.

      Uitkeringsnorm: de op belanghebbende van toepassing zijnde netto grondslag, bedoeld in artikel 5, vierde lid loaw/loaz;

    • f.

      Maatregel: het verlagen van de uitkeringsnorm op grond van artikel 20, tweede lid loaw en artikel 20, eerste lid loaz alsmede het blijvend of tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van een uitkering op grond van artikel 20, eerste lid loaw en artikel 20, tweede lid loaz;

    • g.

      Inkomen: inkomen als bedoeld in artikel 8 loaw/loaz;

    • h.

      Benadelingbedrag: bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van een inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend als uitkering op grond van de loaw/loaz;

    • i.

      Belanghebbende: hij die recht heeft op een uitkering op grond van de loaw, voor zover hij is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking, alsmede hij die recht heeft op een uitkering op grond van de loaz;

    • j.

      het college van burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Tholen

Artikel 2 - Het opleggen van een maatregel

  • 1. Als de belanghebbende naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders een verplichting als bedoeld in artikel 13 loaw/loaz of een op grond van hoofdstuk III loaw/loaz aan de uitkering verbonden verplichting - anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c loaz - schendt, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd. Daarnaast wordt tevens een maatregel opgelegd indien belanghebbende onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de loaw/loaz zich jegens het college van burgemeester en wethouders zeer ernstig misdraagt.

  • 2. Het eerste lid is gelijkelijk van toepassing op de belanghebbende die een uitkering ontvangt op grond van de loaw, wanneer hij de op basis van artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op hem rustende verplichtingen schendt.

Artikel 3 - Berekeningsgrondslag

De maatregel wordt toegepast op de uitkeringsnorm.

Artikel 4 - Hoogte en duur van de maatregel

  • 1. Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

  • 2. Tenzij in de verordening anders is bepaald bedraagt de duur van de maatregel een maand.

  • 3. De duur van de maatregel als bedoeld in het tweede lid of de hoogte ervan wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen een bepaalde periode na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen als bedoeld in artikel 7, tweede lid.

Artikel 5 - Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd of geweigerd, het bedrag waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd of geweigerd, en indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 6 - Horen van belanghebbende

  • 1. Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2. Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:

    • a.

      de vereiste spoed zich daartegen verzet;

    • b.

      de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan; of

    • c.

      de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college van burgemeester en wethouders of een door hem ingeschakelde derde, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 13 van loaw/loaz.

    • d.

      het college van burgemeester en wethouders het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en of de omstandigheden van belanghebbende.

Artikel 7 - Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    • b.

      de gedraging meer dan 18 maanden vóór constatering van die gedraging door het college van burgemeester en wethouders heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte een uitkering is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van 60 maanden nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3. Indien het college van burgemeester en wethouders afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 8 - Ingangsdatum en tijdvak

  • 1. De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerstvolgende kalendermaand, volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende uitkeringsnorm.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de uitkering nog niet is uitbetaald.

Artikel 9 - Samenloop van gedragingen

  • 1. Indien sprake is van één gedraging die schending oplevert van meerdere in de loaw/loaz genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Indien voor schending van die verplichtingen maatregelen van verschillende hoogten gelden, wordt de hoogste maatregel opgelegd.

  • 2. Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de loaw/loaz genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op artikel 4, eerste lid, niet verantwoord is.

Hoofdstuk 2 - Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid en/of niet nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 10 - Indeling in categorieën

Gedragingen van de belanghebbende waardoor de verplichtingen op grond van artikel 37 van de loaw/loaz, anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c loaw/loaz en/of de verplichtingen op grond van artikel 13 Ioaw/Ioaz, niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Categorieën:

  • A.

    Categorie 1: het niet dan wel onvoldoende voldoen aan de aan de uitkering verbonden verplichtingen en voorwaarden, dan wel het niet dan wel onvoldoende verlenen van gevraagde medewerking aan de uitvoering van de wet die nodig is voor een adequate en juiste wetstoepassing en een efficiënte gemeentelijke uitvoering. Daaronder wordt in ieder geval verstaan:

  • 1.

    niet ingeschreven staan of blijven bij het UWV-Werkbedrijf;

  • 2.

    het niet onverwijld uit eigen beweging tijdig of binnen de door of namens het college of het UWV-Werkbedrijf daartoe gestelde termijn verstrekken van informatie die van belang is of kan zijn voor de verlening van bijstand of de voortzetting hiervan;

  • 3.

    het niet of niet tijdig voldoen aan een oproep om, in verband met de inschakeling in de arbeid of (sociale) activering of ter informatieverstrekking op een aangegeven plaats en tijdstip te verschijnen in verband met de uitoefening van de wet;

  • 4.

    het niet op verzoek tonen van een identiteitsbewijs;

  • 5.

    het niet of niet tijdig melden van een (voorgenomen) vakantie;

  • 6.

    het langer dan is toegestaan met vakantie gaan;

  • 7.

    het niet of niet tijdig melden van het verrichten van vrijwilligerswerk of wijzigingen daarin.

  • B.

    Categorie 2: niet of onvoldoende meewerken aan (de voorbereiding op) de arbeidsinschakeling en (sociale) activering - waaronder begrepen onderzoek naar de mogelijkheden daartoe - of deze belemmeren, dan wel niet of onvoldoende meewerken aan het bewerkstelligen van mogelijke verlaging van de te verstrekken bijstand. Daaronder wordt in ieder geval verstaan:

    • 1.

      het niet of in onvoldoende mate meewerken aan onderzoek naar mogelijkheden met betrekking tot scholing, (sociale) activering en/of arbeidsinschakeling;

    • 2.

      een aangeboden trajectplan niet ondertekenen of niet of niet tijdig retourneren;

    • 3.

      het niet of onvoldoende trachten arbeid in dienstbetrekking te verkrijgen;

    • 4.

      gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren;

    • 5.

      het niet of onvoldoende meewerken aan noodzakelijke scholing of opleiding;

    • 6.

      het niet voldoen aan verplichtingen, niet zijnde de arbeidsverplichtingen;

    • 7.

      het als zelfstandige verwijtbaar niet komen tot een doelmatige bedrijfsvoering of beroepsuitoefening dan wel het niet voeren van een behoorlijke administratie.

Artikel 11 - De hoogte en duur van de maatregel

  • 1. Onverminderd artikel 4, eerste lid, wordt de maatregel vastgesteld:

    Categorie

    eerste maal

    bij recidive

    recidiveperiode

    categorie 1

    0% en waarschuwing

    10% 1 maand

    12 maanden

    categorie 2

    20% 1 maand

    40% 1 maand

    24 maanden

  • 2. In afwijking van categorie 2 in het eerste lid, legt het college van burgemeester en wethouders, indien belanghebbende een uitkering ontvangt op grond van de loaw en de belemmerende gedragingen, bedoeld in artikel 10, onderdeel B, onder 4, dusdanige vormen aannemen dat gesproken moet worden van het door eigen toedoen niet verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid, blijvend een maatregel op ter hoogte van het door eigen toedoen niet verkregen netto inkomen uit deze arbeid.

Hoofdstuk 3 - Het door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid, alsmede het nalaten algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden

Artikel 12 - Door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid

  • 1. Onverminderd artikel 4, eerste lid, legt het college van burgemeester en wethouders, met in achtneming van artikel 20, vierde lid loaw/loaz, blijvend een maatregel op indien de belanghebbende door eigen toedoen een inkomen uit of in verband met arbeid is verloren en:

    • a.

      aan de beëindiging van zijn dienstbetrekking een dringende reden ten grondslag ligt in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; dan wel

    • b.

      de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van de belanghebbende zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem zou kunnen worden gevergd.

  • 2. De hoogte van de maatregel is gelijk aan het door dit gedrag verloren netto inkomen.

Artikel 13 - Niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid

  • 1. Onverminderd artikel 4, eerste lid, legt het college van burgemeester en wethouders blijvend een maatregel op indien de belanghebbende een uitkering ontvangt op basis van de loaw en hij weigert hem aangeboden algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden.

  • 2. De hoogte van de maatregel is gelijk aan het door eigen toedoen niet verkregen netto inkomen uit deze arbeid.

Hoofdstuk 4 - Niet nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 14 - Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de uitkering

  • 1. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 3 loaw/loaz heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering, wordt de maatregel afgestemd op de hoogte van het benadelingbedrag.

  • 2. Onverminderd artikel 4, eerste lid, wordt de maatregel op de volgende wijze vastgesteld bij een benadelingbedrag:

    • a.

      bij een benadelingbedrag tot € 1000,-: 10% van de uitkeringsnorm;

    • b.

      bij een benadelingbedrag van € 1000,- tot € 2000,-: 20% van de uitkeringsnorm;

    • c.

      bij een benadelingbedrag van € 2000,- tot € 4000,-: 40% van de uitkeringsnorm;

    • d.

      bij een benadelingbedrag van € 4000,- of meer: 100% van de uitkeringsnorm.

  • 3. Van een maatregel wordt afgezien zodra:

    • a.

      ter zake van de gedraging strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen;

    • b.

      het recht tot strafvervolging is vervallen, doordat het Openbaar Ministerie een schikking met de belanghebbende heeft getroffen.

Hoofdstuk 5 - Overige gedragingen die leiden tot een maatregel

Artikel 15 - Zeer ernstige misdragingen

  • 1. Indien belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegen medewerkers werkzaam bij de Gemeente Tholen, het UWV werkbedrijf en re-integratiebedrijven, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de loaw/loaz, verlaagt het college van burgemeester en wethouders, onverminderd artikel 4, eerste lid, de uitkeringsnorm met een maximum van 30% gedurende 3 maanden.

  • 2. Van het opleggen van de maatregel bedoeld in het eerste lid kan, indien sprake is van verbaal geweld, worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het verbale geweld plaatsvindt binnen een periode van 24 maanden te rekenen vanaf de datum daarop eerder aan belanghebbende een schriftelijke waarschuwing in verband met ernstige misdragingen is gegeven.

  • 3. In afwijking van artikel 4, derde lid bedraagt de maatregel 100% van de uitkeringsnorm gedurende drie maanden, indien binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel als bedoeld in het eerste lid, is opgelegd, sprake is van eenzelfde als verwijtbaar aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om af te zien van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, als bedoeld in artikel 7, tweede lid.

Hoofdstuk 6 - Slotbepalingen

Artikel 16 - De inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2010.

Artikel 17 - Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: 'Maatregelenverordening loaw/loaz gemeente Tholen'.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Tholen in de in de openbare vergadering van 27 januari 2011.
, voorzitter
, griffier

Artikelsgewijze toelichting Maatregelenverordening IOAW/IOAZ gemeente Tholen

Artikel 1

Dit artikel bevat de verschillende begripsomschrijvingen. Een aantal omschrijvingen verdient enige extra aandacht.

Onder c. de loaw/loaz: gekozen is voor een definitie die gelijktijdig naar beide wetten verwijst nu een groot deel van de bepalingen in beide wetten identiek is qua nummering en inhoud en aldus voorkomen wordt dat steeds specifiek naar elke afzonderlijke wet verwezen moet worden.

Onder e. uitkeringsnorm: de WWB werkt met verlagingen op de netto bijstand. Om een identiek systeem in de loaw en loaz te creëren is het wenselijk om een begrip te introduceren dat verwijst naar een netto norm.

Onder f. maatregel: in afwijking van de WWB wordt ook het blijvend of tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van de uitkering binnen deze verordening als maatregel aangemerkt. Dit houdt verband met de extra mogelijkheden binnen de loaw en loaz op dit vlak.

Onder g. inkomen: qua inkomensbegrip wordt aangesloten bij het inkomensbegrip binnen de loaw en loaz. Dit wijkt af van het binnen de WWB gehanteerde inkomensbegrip.

Onder i. belanghebbende: daar de in artikel 20, tweede lid loaw opgenomen bevoegdheden tot het opleggen van een maatregel, blijkens dat artikel, daar enkel gelden voor de persoon die is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking, is ook het begrip belanghebbende in die zin ingeperkt.

Artikel 2

Dit artikel bundelt het bepaalde in artikel 20, eerste lid loaz en artikel 20, tweede lid IOAW.

Artikel 3

Zoals reeds aangegeven wordt de maatregel toegepast op de netto norm.

Artikel 4

Dit artikel bepaalt de algemene duur van een maatregel op 1 maand. Door de duur van de maatregel in de algemene bepalingen op te nemen, wordt voorkomen dat overal waar een maatregel wordt genoemd steeds weer moet worden aangegeven dat deze voor 1 maand wordt opgelegd. Het derde lid maakt hier een algemene uitzondering op, door bij recidive de duur daarvan te verdubbelen. In plaats van de duur kan bij recidive ook de hoogte van de maatregel verdubbeld worden. Een en ander zal met name afhangen van de financiële omstandigheden waarin belanghebbende verkeert. Zo zal bij een gezin met kinderen, anders dan bij een alleenstaande, de "straf" eerder gezocht worden in de duur van de maatregel dan in de verdubbeling van de hoogte.

Artikel 5

Onder meer op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft dit artikel aan dat de beschikking tot het opleggen van een maatregel tenminste dient te bevatten:

  • de reden van de maatregel;

  • de periode waarover de maatregel plaatsvindt;

  • het percentage en het bedrag waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd of geweigerd;

  • als afgeweken wordt van de standaard maatregel wordt dit gemotiveerd in het besluit.

Artikel 6

Op grond van afdeling 4.1.2. van de Awb is in een aantal gevallen het horen van de belanghebbende verplicht bij het voorbereiden van beschikkingen. Deze hoorplicht geldt echter niet bij de voorbereiding van beschikkingen die betrekking hebben op een financiële aanspraak (artikel 4:12). Niettemin wordt uit oogpunt van een zorgvuldige voorbereiding in dit artikel het horen van de belanghebbende voordat een verlaging wordt opgelegd in beginsel voorgeschreven. Het tweede lid bevat een aantal uitzonderingen op deze hoorplicht. De onderdelen a. en b. staan ook genoemd in artikel 4:11 van de Awb.

Artikel 7

Als er geen verwijt gemaakt kan worden, blijft de maatregel achterwege. In dat geval is het ook niet nodig om een beschikking te sturen omdat er geen sprake is van een verwijtbare gedraging. Een andere reden om af te zien van een maatregel is dat de gedraging te lang geleden heeft plaatsgevonden (verjaring). Omwille van de effectiviteit ("lik op stuk") is het nodig dat de maatregel spoedig nadat de gedraging heeft plaatsgehad, wordt opgelegd. Om deze reden is geregeld dat het college van burgemeester en wethouders geen maatregel oplegt voor gedragingen die langer dan 18 maanden geleden hebben plaatsgevonden. Er is gekozen voor een termijn van 18 maanden omdat het tot nu toe zo was dat voor bepaalde groepen klanten een heronderzoeksverplichting bestond van om de 18 maanden. Voor gedragingen die een schending van de informatieplicht in houden en als gevolg waarvan ten onrechte een uitkering is verstrekt of tot een te hoog bedrag geldt in de verordening een verjaringstermijn van 60 maanden. Een (langere) termijn ligt voor de hand gelet op de ernst van de gedraging (fraude) en gelet op het feit dat de gemeente vaak tijd nodig zal hebben om, de omvang van de fraude (het benadelingsbedrag) vast te stellen. Als er wel een verwijt gemaakt kan worden maar dringende redenen nopen tot het niet opleggen van een maatregel wordt belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 8

Het verlagen van de uitkering kan in beginsel op twee manieren:

1. met terugwerkende kracht door middel van een herziening van de uitkering

2. door middel van verlaging van het uitkeringsgedrag in de eerstvolgende maanden

Het verlagen van de uitkering die in de nabije toekomst wordt verstrekt, is de gemakkelijkste methode. De Gemeente Tholen hoeft in dat geval niet over te gaan tot herziening van de uitkering en het teveel betaalde bedrag aan uitkering terug te vorderen. Om die reden is in dit artikel vastgelegd dat de maatregel wordt opgelegd in de maand volgende op het bekendmaken van de maatregel. Dit is anders als de uitkering nog niet betaald is. In dat geval wordt de uitkering verlaagd in de nog te betalen maand. In dat geval moet de uitkering wel worden herzien en teruggevorderd. De verlaging wordt toegepast op de norm in de maand waarin de verlaging plaatsvindt.

Artikel 9

Soms doen zich gelijktijdig meerdere verwijtbare gedragingen voor. In dat geval geldt In beginsel een cumulatie van maatregelen. Hier kan ten gunste van belanghebbende van worden afgeweken indien bijvoorbeeld de mate van verwijtbaarheid dat met zich meebrengt.

Artikel 10

Ten opzichte van de WWB Maatregelenverordening zijn in deze bepaling geen gedragingen opgenomen die verband houden met het niet aanvaarden dan wel het door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid. Dit houdt verband met het feit dat juist bij deze gedragingen de loaw en loaz de mogelijkheid biedt tot tijdelijke of blijvende (gedeeltelijke) weigering van de uitkering. De sanctie bij deze vorm van gedragingen is daarom in een apart hoofdstuk opgenomen.

Artikel 11

In het tweede lid is uitwerking gegeven aan de binnen de loaw geboden mogelijkheid om ook bij het door eigen toedoen niet verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid de uitkering (gedeeltelijk) te weigeren. Hier is ervoor gekozen om op de uitkering dan blijvend een maatregel te leggen ter hoogte van het door eigen toedoen niet verkregen netto inkomen uit deze arbeid. Alsdan kan de belanghebbende in wezen per direct aankloppen voor een aanvulling in het kader van de WWB. Binnen het kader van de WWB zal dan moeten worden beoordeeld of belanghebbende recht heeft op WWB (in afwijking van de loaw en loaz kent de WWB een beperkte vermogensvrijlating en een ruimer

inkomensbegrip) en in hoeverre het maatregelwaardige gedrag ook binnen de WWB tot een verlaging zou hebben geleid.

Artikel 12 en 13

In deze bepalingen zijn de mogelijkheden die de loaw en loaz biedt om de uitkering (tijdelijk en/of blijvend geheel of gedeeltelijk) te weigeren volledig uitgewerkt. Dringende redenen in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn ontslagredenen zoals misleiding van de werkgever enz.

Artikel 14 en 15

Deze bepalingen komen overeen met de bepalingen binnen de WWB maatregelenverordening.

Artikel 16

Deze bepaling spreekt voor zich.

Artikel 17

Deze bepaling spreekt voor zich.